Skip to main content

Redactie Beroepseer

Erger dan werkloos zijn is een slechte baan hebben. Over werk en welzijn

Het aantal werklozen in Nederland is sinds september 2014 licht gedaald volgens de cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). November 2014 gaf evenwel weer een lichte stijging te zien van drieduizend mensen. In totaal zijn er nu 630.000 mensen werkloos.
In Engeland blijkt de werkloosheid niet langer te stijgen. Voor het eerst is er een daling sinds het uitbreken van de financiële crisis zes jaar geleden. Al met al is de werkgelegenheid in de eurozone in het derde kwartaal van 2014 met 0,2 procent toegenomen in vergelijking met het tweede kwartaal. In de eurozone hadden 148,2 miljoen mensen een betaalde baan in het derde kwartaal. In die periode steeg de werkgelegenheid in de gehele Europese Unie met 0,3 procent. De grootste groei was te zien in Griekenland (plus 1,7 procent). Litouwen (plus 1,5 procent) en Portugal (plus 1,4 procent) waren de andere grote groeiers. In Letland, Malta, Finland en Estland nam de werkgelegenheid juist af.

Kunnen de beleidsmakers zich nu op de borst slaan, vraagt Stephen Bevan zich af? Bevan is directeur van het Centre for Workforce Effectiveness, The Work Foundation en honorair hoogleraar aan de Universiteit van Lancaster in Engeland en is vooral geïnteresseerd in het welzijn en de mentale gezondheid van de beroepsbevolking.
Is er een klein wonder gebeurd, ondanks de rigoureuze bezuinigingen? Jammer genoeg niet. De arbeidsmarkt doet het weliswaar goed in Groot-Brittannië, maar uit onderzoek naar de kwaliteit van banen is gebleken dat er een toenemend en mogelijk ondermijnend probleem is wat betreft slechte kwaliteit, onzekerheid en tijdelijk werk dat bedreigend is voor de productiviteit, het concurrentievermogen, de maatschappelijke betrokkenheid en uiteindelijk de gezondheid van de beroepsbevolking.
Men zal zeggen dat tijdelijke banen essentieel zijn als we een flexibele arbeidsmarkt willen, maar wat weten we eigenlijk van de gevolgen van dit soort werk voor de mensen die het werk doen?

Het onderzoek van Bevan heeft zich gericht op de relatie tussen soorten tijdelijk werk van slechte psychosociale kwaliteit en de mentale gezondheid van de werkers. De resultaten dwingen ons ertoe ons af te vragen of we altijd beter af zijn met werk.

Werk en welzijn

Met psychosociale kwaliteit van het werk wordt bedoeld in hoeverre banen verantwoordelijkheidsbesef, uitdaging, gevarieerdheid en taakdiscretie*) bevorderen. De kwaliteit beïnvloedt de mate waarin werk ons psychosociaal welzijn vermeerdert of vermindert.
Er is een duidelijke relatie tussen bezig zijn met “goed werk” en mentale gezondheid. Een belangrijk inzicht in deze relatie is afkomstig van de Household, Income and Labor Dynamics in Australia (HILDA) Survey dat een grote hoeveelheid gegevens heeft verzameld die goed vergeleken kan worden met een situatie als werkloosheid. De resultaten, gepubliceerd door Peter Butterworth en collega’s van de Australian National University in Canberra, hebben weerklank gevonden in landen die zich serieus bezighouden met wat er feitelijk bedoeld wordt met “beter af zijn” als je werk hebt, los van de afgebakende economische definities die we gewoonlijk hanteren.

We beweren altijd dat werkloos zijn slecht is. Het is in ieder geval slecht voor ons inkomen. Het is ook slecht voor ons zelfvertrouwen, onze waardigheid, sociale betrokkenheid, relaties en gezondheid. Beleid dat gebaseerd is op de belofte mensen weer aan het werk te krijgen, wordt geacht rationeel en evidence-based te zijn.
In tijden van hoge werkloosheid krijgen we dan ook meestal te horen dat elke baan een goede baan is. Deze stellige bewering inspireert beleidsmakers tot het “verplicht opdoen van werkervaring” en het idee van een “verplichte tegenprestatie in ruil voor een bijstandsuitkering”, dat veel politici momenteel toejuichen.

Erger dan werkloos zijn

Werk van slechte kwaliteit moeten doen dat – misschien – saai is, of routineus, of het gevolg is van een gebrek aan arbeidsplaatsen of het ontbreken van passende vaardigheden voor een bepaald soort werk, wordt over het algemeen beschouwd als een goede manier voor werklozen om voeling te blijven houden met de arbeidsmarkt en het bijhouden van de vaardigheden.
Maar, Butterworths onderzoek spreekt dit tegen. De HILDA-gegevens tonen ondubbelzinnig aan dat de psychosociale kwaliteit van slechte banen erger is dan werkloosheid. Butterworth keek naar de gegevens en ontdekte dat:

gegevens die uitmondden in optimale banen significante verbetering van de mentale gezondheid aantoonden in vergelijking met de gezondheid van degenen die werkloos bleven. Degenen die banen van slechte kwaliteit hadden gekregen toonden een significante achteruitgang in hun mentale gezondheid vergeleken met degenen die werkloos gebleven waren.

We hebben dus een enigszins ander antwoord op onze vraag of werklozen beter af zijn met een baan. Ja, dat zijn ze, zolang ze een baan hebben van goede kwaliteit. Als ze een baan hebben van slechte kwaliteit is er een grote kans dat ze slechter af zijn, vooral wat betreft hun mentale gezondheid.

Degenen die vinden dat de aanpak om mensen weer aan het werk te krijgen een bestraffende ondertoon moet bevatten, zouden er goed aan doen zich eens af te vragen of de mantram “elke baan een goede baan” wel zo goed is als ze willen geloven. Bovendien zou men zich ook eens kunnen afvragen of de draaideur-gewoonten waarin mensen terugvallen – weer zonder werk zitten nadat er een baan voor hen gevonden was – voor een deel niet te wijten zijn aan slechte prestaties die worden veroorzaakt door de psychosociale kwaliteit van het werk zelf.

Dit alles wil niet zeggen dat we ons best niet moeten doen om mensen aan het werk te helpen. Maar het moet ons wel aan het denken zetten hoe de kwaliteit van werk onze gezondheid en onze productiviteit beïnvloedt. Zelfs in tijden van recessie kan de waarheid ongemakkelijk zijn en die is dat “welke baan dan ook” nog geen goede baan hoeft te zijn.

*) Taakdiscretie verwijst naar zelfrealisatie in het werk, de mate waarin medewerkers de kans krijgen het hun toegewezen werk zelfstandig te beoordelen en te voltooien en zelfstandig initiatieven te nemen.

Any job isn’t necessarily a good job for people out of work, door Stephen Bevan, The Conversation, 15 december 2014: https://theconversation.com

The psychosocial quality of work determines whether employment has benefits for mental health: results from a longitudinal national household panel survey, National Library of medicinehttps://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/21406384/

Household, Income and Labor Dynamics in Australia (HILDA) Survey: https://melbourneinstitute.unimelb.edu.au/hilda

Dit artikel van Stephen Beval is gepubliceerd op de site van The Conversation, een samenwerkingsverband tussen redacteuren, journalisten en academici met als doel het vrij publiceren van nieuws, commentaar, meningen en visies voor een breed publiek. Zie meer hierover op de site van The Conversation: https://theconversation.com

Er is een alternatief voor de macht van grote bedrijven en marktfundamentalisme

corporatieGrote bedrijven en lobbyisten hebben de politiek in bezit genomen. Maar het kan ook anders, schrijft George Monbiot in een nieuwe serie in het Engelse dagblad The Guardian: Taming corporate power.
Monbiot schreef bestsellers als The Age of Consent: A Manifesto for a new world order en Captive state: The corporate takeover of Britain. Zijn laatste boek heet Feral: Searching for enchantment on the frontiers of rewilding dat gaat over het weer “wild maken” van Groot-Brittannië door o.m. schapenteelt te vervangen door natuurlijke ecosystemen.

Monbiot vraagt aan zijn Britse mede-burgers of ze ook het gevoel hebben alsof hun land bezet wordt? Of waarom hun wensen als kiezers zich zelden vertalen in beleid? Waarom linkse partijen niet in staat blijken effectief oppositie te voeren tegen het marktfundamentalisme, en alternatieven aanreiken?
Waarom lijken degenen die een fatsoenlijke en rechtvaardige wereld willen, waarin menselijke wezens én alle andere levende wezens veilig kunnen leven, zo vaak te worden tegengewerkt door het politieke establishment? Als dat allemaal zo is, dan hebben we te maken met de macht van grote bedrijven die een band tussen politiek en publiek belemmeren, geldbesteding en belastingwetten scheef trekken en de invloed van de democratie beperken.

Besef hiervan helpt ons te begrijpen wat anders niet te begrijpen is: de sluipende, door de meeste mensen niet gewenste pirvatisering van gezondheidszorg en onderwijs. De privatisering die publieke diensten heeft opgezadeld met schulden. Het vervangen van ambtenaren door bedrijven die zich onderscheiden door incompetentie. Niet in staat zijn de bankensector en de belastingen te reorganiseren. De oorlog tegen de natuur. Het afbreken van bescherming tegen exploitatie. En dan niet te vergeten, de beperking van politieke keuzen in een land dat schreeuwt om alternatieven.

De altijd genegeerde kernvraag

Dat grote bedrijven en multimiljonairs politieke partijen kunnen kopen, komt door het harde, politieke financieringssysteem. Als een partij zich eenmaal aan hen heeft verplicht, is het niet moeilijk te bedenken waar de belangen liggen. Angst en gunsten regeren dan.
Ministers en ambtenaren weten dat als zij goede betrekkingen onderhouden met bedrijven, ze later verzekerd zijn van een lucratieve baan. Dave Hartnett van de Belastingdienst had enkele zeer controversiële deals met bedrijven als Vodafone en Goldman Sachs over het hoofd gezien. Dat scheelde heel veel aan belastinggeld. Hij werkt nu voor Deloitte, een van de grootste internationale organisaties op het gebied van financiële en zakelijke dienstverlening die bedrijven als Vodafone adviseert over belastingen. Toen hij nog hoofd van de Belastingdienst was, heeft hij wel achtenveertig keer een employer van Deloitte ontmoet.
Corporaties zijn ook sterker geworden door de globalisering van besluitvorming. Als mogendheden opschuiven naar globaal niveau, dan gaan multinationale bedrijven en lobbyisten het politieke gat opvullen. Als alles geglobaliseerd wordt, uitgezonderd onze instemming, worden we kwetsbaar voor besluiten die buiten het democratisch domein worden genomen.

De kernvraag van onze tijd waarmee je de bedoelingen van politieke partijen kan beoordelen is: Wat doen zij aan de macht van de grote bedrijven? Het is een vraag die altijd wordt genegeerd, zowel in de politiek als in de media.

Inperking van bedrijfsmacht. De te nemen stappen

Een van de eerste stappen die kan worden gezet is het gezondmaken van het financieringssysteem van de politiek. Dat kan gebaseerd zijn op een jaarlijkse contributie van leden van bijvoorbeeld dertig of vijftig Engelse pond. Daar kan vervolgens nog een financiering van de staat bij worden opgeteld, bijvoorbeeld door verdubbeling van de contributiebedragen van de leden. Op die manier haal je het slechte geld weg uit de politiek en kunnen politieke partijen ook weer een band opbouwen met de burgers.

Een tweede stap is het transparant maken van lobbies. Gesprekken tussen degenen die worden betaald om meningen te beïnvloeden – politieke commentatoren bijvoorbeeld – en ministers, adviseurs of ambtenaren, worden opgenomen. Een transcriptie van zo’n gesprek is toegankelijk en kan geraadpleegd kunnen worden. Lobbyïsten van grote bedrijven die zich als denktanks presenteren, worden verplicht de naam van geldschieters bekend te maken voordat ze in de media hun verhaal kunnen vertellen. Als de naam van de geldschieter relevant is voor het te presenteren onderwerp, wordt deze openlijk genoemd.

Een derde stap is dat een publieke diensten verlenende instelling zich houdt aan de wetten aangaande vrijheid van meningsuiting en informatie. Uitgezonderd zijn zaken met commerciële vertrouwelijke informatie na controle van een toezichthouder op het gebied van vrijheid van informatie en bescherming van persoonsgegevens.
Contracten met spreekverbodclausules worden onwettig verklaard, zowel in de private als publieke sector. Dezelfde uitzondering van commerciële vertrouwelijke informatie geldt ook hier.
Ministers en topambtenaren mogen geen functies bekleden in sectoren waarvoor ze eerder zelf de wetten en regels hebben gemaakt.

Afschaffen van de beperkte aansprakelijkheid

Maar, we moeten nog verder gaan, vindt Monbiot. Is het niet tijd dat we die merkwaardige gunst die we aan bedrijven hebben verleend te herzien? Die van de beperkte aansprakelijkheid? Die gunst is de oorzaak van rampen, schade en roekeloos gedrag dat heeft geleid tot de financiële crisis. Eigenaren en directeuren van bedrijven die rampen veroorzaken behoren op te draaien voor de gevolgen.
We zouden moeten bekijken hoe de internationale, ondemocatische bestuursorganen gedemocratiseerd kunnen worden. Dat zou betekenen de ontmanteling van de Wereldbank en het IMF, die bestuurd worden zonder enige vorm van democratie en die meer crises veroorzaken dan ze oplossen. We zouden ze kunnen vervangen door een soort International Clearing Union, ontworpen door de econoom John Maynard Keynes in de jaren veertig met als doel het regelen van het internationaal betalingsverkeer, het voorkomen van aanzienlijke handelstekorten en handelsoverschotten en het oplopen van gigantische internationale schulden.

In plaats van in achterkamertjes gesloten verdragen door ambtenaren en transnationaal kapitaal, zoals de op handen zijnde TIPP, de grote bilaterale handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, die de democratie, de souvereiniteit van parlementen en gelijkheid voor de wet van iedereen bedreigt, eisen we een reeks internationale regels voor eerlijke handel. Multinationals raken hun vergunning kwijt als ze de regels schenden.

Het verbreken van de boeien

verbroken keten 2Maar bovenal hebben we misschien een direct gekozen wereldparlement nodig dat andere internationale instituten ter verantwoording roept. Met andere woorden: in plaats van slechts te reageren op agenda’s van grote bedrijven, komen we met onze eigen agenda.
“Het gaat niet alleen om politici, het gaat ook om ons”, schrijft Monbiot:
“De bedrijfsmacht heeft onze verbeeldingskracht uitgewist, en heeft ons doen geloven dat er geen alternatief is voor marktfundamentalisme en dat ‘de markt’ een passende beschrijving is van een door de staat goedgekeurde bedrijfsoligarchie. We zijn ervan overtuigd geraakt dat we alleen als consument macht hebben, dat burgerschap een anachronisme is, dat de wereld veranderen óf onmogelijk is óf alleen bereikt kan worden door het kopen van een ander merk biscuit. Bedrijfsmacht leeft binnenin ons. Als we ons ertegen verzetten, betekent dat het verbreken van de boeien die onze geest hebben vastgeketend”.

Taming corporate power: the key political issue of our age, door George Monbiot, The Guardian, 8 december 2014: www.theguardian.com

Ook te lezen op de site van George Monbiot: There Is an alternative: www.monbiot.com

Over de serie Taming corporate power in The Guardian: www.theguardian.com

Hoe kan de overheid participeren in een energieke samenleving?

omslag leren door doen overheidsparticipatieHet essay Leren door doen gaat op zoek naar een antwoord op de vraag wat de rol van de overheid is in een energieke samenleving. Het gaat daarbij nog steeds over sturing door de overheid, maar in de vorm voorbij een hiërarchische overheid die boven de samenleving en de markt staat. De overheid is nooit een partij als alle anderen, maar is voor het bereiken van haar doelen wel steeds meer afhankelijk van wat anderen doen. Veel problemen – denk aan klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit en de grondstoffenproblematiek – zijn te groot en te hardnekkig om het zoeken naar oplossingen alleen bij de overheid neer te leggen. Dat vereist een andere rol van het bestuur, de ambtelijke organisatie en van individuele ambtenaren.

Voor dit essay verkenden de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) op basis van empirisch materiaal uit deelonderzoeken op het terrein van duurzame mobiliteit, organische gebiedsontwikkeling, handhaving en lokale klimaatinitiatieven de overkoepelende lessen over deze thematiek. Wat betekenen de veranderende verhoudingen in de samenleving voor overheidssturing, de overheidsorganisatie, de politiek en voor de ambtelijke professionaliteit?

Leren door doen is een vervolg op het in 2011 gepubliceerde essay De energieke samenleving, een politiek-sociologische analyse met een meer bestuurskundige verdieping op weg naar toepassing in de praktijk. Gegeven de doelen die de samenleving nastreeft, is de vraag keer op keer met welke beleidsinstrumenten die doelen gerealiseerd kunnen worden? Zoals dit essay heeft laten zien, bestaan daar vaak geen pasklare antwoorden op. In 2012 werd de energieke samenleving één van de zeven thema’s in de Strategische Kennis- en Innovatieagenda 2012-2016 van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM). Een vraag in die agenda was hoe de energieke samenleving te bedienen en te benutten in het licht van de opgaven waar de maatschappij voor gesteld staat?

Niet minder overheid, maar een andere overheid

Antwoorden op die vraag staan in Leren door doen. Uitgangspunt daarbij is dat de energieke samenleving niet vraagt om “minder overheid”, maar om een “andere overheid”. Een overheid die vaardig is in het combineren van klassieke rollen van de overheid – rechtmatig, presterend – met nieuwe rollen: netwerkend, participerend en faciliterend.
Het is zonneklaar dat de overheid anders over de organisatie van de verhouding tussen kennis, beleid en uitvoering moet gaan denken. Die drie moeten op nieuwe creatieve manieren aan elkaar worden gekoppeld. Wetenschap kan steeds vaker ontbranden aan de ervaringen van ‘practitioners’, of dat nu welwillende burgers of bedrijven zijn of mensen die actief zijn in de uitvoering of handhaving.

 Eigen leervermogen van de overheid vergroten

De energieke samenleving vraagt een energieke overheid. De overheid kan dat adjectief alleen waarmaken als zij stevig investeert in het vergroten van haar eigen leervermogen. Dit essay wijst om dat te realiseren een weg aan: een overheid die de samenleving benut en betrekt bij het zoeken naar oplossingen, die durft te experimenteren, en die nieuwe inzichten gaandeweg laat ontstaan. Maar ook een overheid die koersvast is en die tegelijkertijd bereid is om beleid te ‘fine tunen’ als de uitvoeringspraktijk laat zien waar onbedoelde fricties of ongewenste effecten optreden. Dus niet een beleid gericht op CO2-arme auto’s loslaten als dit te duur wordt, maar aanpassen zodat de gewenste veranderingen doorzetten zonder dat dit een te groot beslag doet op de overheidsmiddelen.

De nieuwe, energieke overheid

De nieuwe energieke overheid gelooft in het innovatieve vermogen van de samenleving, beloont de koplopers, durft te experimenteren, corrigeert ongewenste neveneffecten en stimuleert het leren door steeds te laten zien wat elders werkt, en waarom. In het licht van de opgaven waar de overheid voor staat, zal ze daarbij ook moeten durven uitspreken welke praktijken of technieken niet langer passen in de samenleving vanwege de negatieve gevolgen voor de samenleving. Of, in de woorden van wijlen Ad Geelhoed, beleid is soms ook het toebrengen van leed. Wanneer de overheid actief helpt bij het vinden van betaalbare alternatieven dan winnen ook grotere transities aan maatschappelijk draagvlak.

Wat kan de individuele ambtenaar of een team doen?

In Leren door doen wordt ook antwoord gegeven op de vraag wat de individuele ambtenaar kan bijdragen aan de energieke samenleving. Wat is er aan structuur, vermogen en competenties nodig om het op een ‘energieke manier’ werken in de buitenwereld mogelijk te maken? Wat kan een ambtenaar bijvoorbeeld doen om de energie en creativiteit bij burgers en bedrijven te sturen of te benutten en wat vraagt dat van die ambtenaar? Er is geen blauwdruk, het is zoeken naar ‘hoe het beste te handelen in welke situatie’.
In het slothoofdstuk krijgen ambtenaren een aantal vuistregels aangereikt die de individuele ambtenaar of een team helpen om hun rol en inzet te bepalen.

In de koers van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu staat voor de periode 2016 tot en met 2020 in ieder geval het versterken van de participerende en faciliterende overheid en het combineren van die nieuwe rol met de klassieke rollen centraal.

Klik hier voor downloaden van Leren door doen – Overheidsparticipatie in een energieke samenleving, door Martijn van der Steen, Jorren Scherpenisse, Maarten Hajer, Olav-Jan van Gerwen, Sonja Kruitwagen, 68 p., uitgave van Nederlandse School voor Openbaar Bestuur en Planbureau voor de Leefomgeving, 2014: https://beroepseer.nl

NSOB: www.nsob.nl/

PBL: www.pbl.nl

“Ik wil dat het verhaal verteld wordt”. Over lopende bandzorg in een verpleeghuis

Een verpleegkundige vroeg aan Hans Hoogerheide of ze aan hem haar verhaal mocht vertellen? Ze zou het ook fijn vinden als hij het zou opschrijven en op ZorgPortaal.nl publiceren, want… “als ik het zelf doe, gaat m’n kop eraf”:

“Ik werk al vanaf jonge leeftijd in de ouderenzorg. Inmiddels ben ik de 50 royaal gepasseerd. Ik heb in verpleeg- en verzorgingshuizen gewerkt en veel bij mensen thuis. In al die jaren heb ik mezelf voortdurend bijgeschoold. Zo heb ik een schat aan ervaring en inzicht opgebouwd, vooral op het gebied van dementie. Lichamelijk is het een zware periode geweest. De arbeidsomstandigheden waren vroeger anders dan nu. Sinds drie jaar werk ik in een verzorgingshuis, waar ik met veel plezier mijn kennis en kunde overdraag aan jongere collega’s. En dat is nodig, want er wordt nogal op routine gewerkt. Toen ik binnenkwam, waren de verzorgenden terughoudend en op hun hoede. Toen ze zagen dat ik niet te beroerd was om zelf de handen uit de mouwen te steken, was het ijs snel gebroken. Ik leerde hen vooral om goed te observeren, kritische vragen te stellen en zelf na te denken. Ik genoot van mijn werk. Lichamelijk was het goed vol te houden. En toen kwam het bericht dat het verzorgingshuis gesloten werd. Er volgde een tijd van afbouw en onzekerheid. De een na de ander ging weg of werd overgeplaatst. Zou er ook voor mij een andere baan zijn?”

Tot zover een herkenbaar verhaal. Het levenslang leren, op school en in de praktijk. De lichamelijke slijtage die bijna onverbrekelijk verbonden is met een lange loopbaan in de ouderenzorg. Het plezier om jonge mensen een stapje verder te helpen. En de geforceerde sluiting van verzorgingshuizen.

“Die andere baan is er uiteindelijk gekomen. Ik ben geplaatst op een woongroep kleinschalige zorg, overigens zonder voorafgaand overleg”.

Daar stokte haar verhaal. Ik hoorde dat het huilen haar nader stond dan het lachen.

“Sorry hoor. Vandaag en gisteren heb ik gewerkt. Ik ben helemaal gesloopt. De woongroep telt zeven bewoners met ZZP 5 en 7, die ik moet wassen en aankleden. Eigenlijk zouden ze allemaal om 10 uur klaar moeten zijn, want dan gaat de ontbijthulp weg. Als ik dan nog bezig ben met persoonlijke verzorging is er geen toezicht op de huiskamer. Maar om 10 uur klaar zijn, dat haal ik niet. Dus zit er niets anders op dan vanaf dat moment te pendelen tussen de (bad)kamers van de bewoners en de huiskamer. Ik zet koffie, schenk het in, neem zelf ook twee slokken en hup verder. Ik kleed de laatste bewoner aan, breng bewoners naar het toilet, zet de medicatie uit en begin alvast met het dekken van de tafel. Ondertussen word ik ook geacht de badkamers te dweilen, de wc’s schoon te maken en de waskarren te legen. De dagelijkse huishoudelijke hulp is wegbezuinigd. Een keer per week wordt er goed schoongemaakt. De rest is voor de verzorging.”

De verpleegkundige vertelt aan het slot: “Ik word er doodongelukkig van. Ik had een functie waar ik plezier in had en die ik fysiek goed aankon. Nu heb ik een functie die me sloopt en me ook nog eens elke dag met een onvoldaan gevoel naar huis laat gaan. Mijn leidinggevende ziet het, maar zegt en doet niets. Ook die is bang om haar mond open te doen. Mijn collega’s zijn 20 of 30 jaar jonger dan ik. Als zij mijn leeftijd hebben, zijn ze opgebrand”.

Lees het hele verhaal: Doorwerken tot je er bij neervalt? door Hans Hoogerheide, ZorgPortaal.nl,  15 december 2014: www.zorgportaal.nl (verhaal is niet meer beschikbaar op site van ZorgPortaal).

ZorgPortaal.nl is een webportaal voor zorgprofessionals en belangstellenden. Naast nieuws, vacatures en digitale portfolio’s biedt ZorgPortaal.nl o.m. gelegenheid tot discussie.

Hans Hoogerheide is – met Ad de Jongh – initiator van het project voor ouderenzorg: Wie zorgt er straks voor mij? Zie: www.wiezorgterstraksvoormij.nl (Site is opgeheven).

Zie boek Wie zorgt er straks voor mij? – Portretten van verzorgenden, Hans Hoogerheide, Ad de Jongh; gratis downloaden op site van Professioneel begeleiden, 2008: www.professioneelbegeleiden.nl

Zorgprofessionals zijn zelf de beste managers

In zijn oratie Bescheiden leiderschap op 12 december 2014 vraagt prof. Nardo van der Meer, hoogleraar Healthcare Management van de TIAS Business School aan de Universiteit van Tilburg, wat de beste manier is om de 1,3 miljoen zorgprofessionals zover te krijgen dat de grote veranderingen die eraan komen in goede banen worden geleid? Volgens hem kunnen we dat het beste overlaten aan de zorgprofessionals zelf. Zij zijn zelf de beste leidinggevenden omdat in zorginstellingen veel zogenaamde kenniswerkers werken.
Van der Meer is ook werkzaam als cardio-anesthesioloog-intensivist in het Amphia ziekenhuis in Breda en is mede-eigenaar van ambulancebedrijf VZA International.
Van der Meer in een verslag van de oratie op de site van Skipr: “Dokters leiden dokters, verpleegkundigen leiden verpleegkundigen, ingenieurs leiden ingenieurs. Dat is herkenbaar tot in de top van academische centra als bij bedrijven als Volkswagen en BWW”. Het is een citaat uit Mathieu Weggemans boek Leidinggeven aan professionals, niet doen! waarin hij betoogt dat professionals geen leiding van iemand accepteren die het vak niet kent.

De patiënt centraal

Van der Meer stelt voor om leiderschap- en managementvaardigheden op te nemen in de opleidingscurricula van zowel artsen als verpleegkundigen. Daarbij zou meer oog moeten zijn voor bescheiden leiderschap: “De leider van de zorg van de toekomst is geen rücksichtslose narcist, geen charismatisch voortrekker, geen militaristische manager. Hij of zij weet de perfecte balans te vinden tussen afzijdigheid en betrokkenheid, die mensen in hun waarde laat en het zelf laat inzien hoe het werk efficiënter kan, tegen lagere kosten, terwijl de patiënt centraal staat.”

De blik moet worden verbreed. De managers van dit moment staan voor grote uitdagingen: concentratie van zorg, digitale revolutie, verandering van betalings- en vergoedingsstructuren, kostenefficiënte reorganisaties, het loslaten van de volledige vrije keuze van artsen, shared decision making, ‘choosing wisely’ en patiënt en family centered care. Zijn advies is om naar andere landen te kijken bij actuele problemen, in plaats van naar best practices uit het verleden.

Waar zijn de Nederlandse verpleegkundig directeuren?

In een reactie onderaan het artikel citeert Peter Koopman een vraag van Chinese verpleegkundigen die onlangs in Nederland op bezoek waren: “Waar zijn de Nederlandse verpleegkundig directeuren?”
Het antwoord van de beroepsorganisatie voor verpleegkundigen en verzorgenden Nederland V&VN: “Er zijn er nog, maar niet goed in die hoedanigheid zichtbaar en in veel zorginstellingen is deze functie door de Raad van Toezicht overbodig verklaard”.
Zelfs daar waar “verplegen” de primaire opgave van de organisatie is (zie statuten en/of bekostigingstitel) ontbreekt vaak een verpleegkundige op strategisch niveau.
In de landen om ons heen en dus ook in China onbegrijpelijk, maar waar. Ik meen dat het eenvoudiger is om uit de groep van 180.000 verpleegkundigen geschikte mensen te vinden en deze bestuurlijk te scholen, dan van een economisch of juridisch of bedrijfs/bestuurskundige een verpleegkundige of verpleegkundig specialist of verplegingswetenschapper te maken.
Maar door de samenstelling van veel raden van toezicht hebben deze daarvan geen kaas gegeten en zittende bestuurders kiezen ook liever voor het hun bekende. Er zijn echter uitzonderingen en het wordt zaak die zorginstellingen te profileren.

‘Beste managers zijn zorgprofessionals’, Skipr, communicatieplatform voor beslissers in de zorg, 12 december 2014: www.skipr.nl

Bescheiden leiderschap, rede uitgesproken door Prof. dr. B.J.M. van der Meer, 12 december 2014: http://docplayer.nl/2523451-Bescheiden-leiderschap.html

Vertrouwen in de zorg, rede uitgesproken door prof. Dr. PHJ van der Voort, MSc, 12 december 2014: www.tias.edu

Dubbele oratie Healthcare op 12 december, TIAS, School for Business and Society, 25 november 2014: www.tias.edu (Niet meer beschikbaar op site van TIAS).

Nardo van der Meer benoemd tot hoogleraar Healthcare Management, TIAS, School for Business and Society, 30 juli 2013: www.tias.edu (Bericht niet meer beschikbaar op site van TIAS). Zie Nardo van der Meer benoemd tot hoogleraar Healthcare Management, Zorgvisie, 2 augustus 2019: www.zorgvisie.nl

Open brief aan Eerste Kamer over besluit afschaffing recht op vrije artsenkeuze van huisarts Rim Posthumus

Huisarts Rim Posthumus schreef een Open Brief aan de leden van de Eerste Kamer over het besluit afschaffing recht op vrije artsenkeuze:

Geachte leden van de Eerste Kamer,

Heden las ik in de Volkskrant dat minister Schippers met succes haar voorstel om het recht op vrije artsenkeuze verdedigd heeft in de eerste kamer en dat het voorstel maandag zal worden aangenomen.
Op de radio gisteren hoorde ik haar pleidooi met als fictief voorbeeld dat zijzelf het fijn zou vinden dat haar verzekeraar voor haar het kwalitatief beste behandelcentrum zou kiezen als zijzelf borstkanker zou hebben.

Een mooi pleidooi, maar de werkelijkheid zal anders zijn en de aanname van dit voorstel zal echt wat heel anders tot gevolg hebben.

Voordat u tot de zogezegde formaliteit van stemming a.s. maandag overgaat zou ik u graag enkele zaken onder de aandacht willen brengen die het regelrechte gevolg zullen zijn van de afschaffing van het recht op vrije artsenkeuze:
Ten eerste verwacht ik dat mensen als minister Schippers (hoog opgeleid, voldoende inkomen) zich ook in de toekomst niets gelegen zullen laten liggen aan de keuze die hun zorgverzekeraars voor hen maken maar zelf zullen blijven kiezen. De meest dwingende polissen met de minste keuzevrijheid zijn namelijk de goedkoopste. Het kwaliteitsaspect dat de minister aanvoert is dus echt niet het hoofd issue, zoals de minister ons wel wil doen geloven. Als men in het debat toch het vooral over die kwaliteit heeft vind ik dat op zijn zachtst gezegd misleidend overkomen . Niet ministers, maar juist de minder bedeelden in de samenleving krijgen met de gevolgen hiervan te maken.
Zaken als eigen bijdragen en meer eigen kosten (b.v. reiskosten) leiden nu reeds merkbaar tot zorgmijding (dit in tegenstelling van de overheid ons wil doen geloven). Ook in die gevallen waar de indicatie zeer urgent is. Op dit moment tekent zich reeds een tweedeling in de zorg zich af. Goedkeuring van dit voorstel zal die tweedeling zeker voor de curatieve zorg sterk versnellen, hoe hard de minister ook verkondigt dat dit niet zo zal zijn….
Verzekeraars gaan selectief inkopen. Uiteraard met kwaliteitseisen. Maar vooral op prijs. Voordelen kunnen inderdaad zijn dat meer centra zich zullen specialiseren en efficiënter en kwalitatief beter worden. Ander voordeel kan zijn dat de prijzen van sommige behandelingen gaan dalen. Daar staat tegenover dat andere zaken er ook weer duurder door kunnen gaan worden of verdwijnen. De afschaffing van het recht op vrije artsenkeuze is niet nodig om de geschetste voordelen te behalen, maar gaan zeker tot die nadelen leiden.

Verzekeraars blijven elkaar in de toekomst natuurlijk ook voornamelijk op prijs beconcurreren. De consument (zowel de zieke als gezonde) zal absoluut niet de hierboven aangevoerde kwaliteitsaspecten kunnen doorgronden bij de keuze van een polis (,dat kunnen wij als huisartsen zelfs niet). Pas als je ziek wordt kom je erachter. Een verzekeraar is uiteraard geen onafhankelijke partij in deze. Zij zullen hun eigen keuzes aanprijzen. Omdat verschillende verzekeraars verschillend zullen inkopen zal het geheel eerder verwarrende dan verhelderende informatie gaan opleveren over de kwaliteit in de zorg en zelfs ondermijnend kunnen werken voor het vertrouwen in de zorg: enkele voorbeelden:

2 Buren met dezelfde aandoening maar met verschillende verzekeraars kunnen dus op een verschillende plaats op een verschillende wijze moeten worden behandeld.Uitleggen waarom bepaalde keuzes moeten worden gemaakt kan de huisarts nauwelijks meer: het is het (niet transparante) beleid van de verzekeraar. De gevolgen hiervan op de lange termijn kan ik niet goed overzien, maar lijken mij groot, zowel voor wat betreft de kwaliteit van begeleiding als voor de positie van de huisarts. Dit aspect blijft in de overwegingen vooralsnog volledig achterwege.

Patiënten die chronisch bij een specialist onder behandeling zijn en daar een vertrouwensband mee hebben lopen een gerede kans te moeten wisselen wanneer die specialist geen contract meer heeft met de verzekeraar van patiënt. Een nieuwe specialist moet dan deels opnieuw beginnen (= extra kosten). Gevolgen van zo’n wisseling op het ziektebeloop zou theoretisch nihil kunnen zijn maar moet zich in de praktijk bewijzen. Bij de oude specialist blijven betekent: flink bijbetalen uit eigen zak, wellicht een leuke macrobezuiniging voor de verzekeraar maar niet voor de patiënt. De meeste patiënten zullen zich dat echter niet eens kunnen veroorloven. En of de zorg er kwalitatief beter door wordt?

De specialist waarmee we in het vorig hoofdstuk begonnen, kan wel met een andere verzekeraar een contract hebben. Kwalitatief hebben we dan niets te vertellen. De patiënt zou van polis kunnen veranderen. Maar wordt men altijd tijdig en goed geïnformeerd ? Snapt die patiënt die informatie? Leidt dit toch niet tot discontinuïteit van zorg als dit soort bureaucratische zaken stroef verlopen (een patiënt kan maar 1x / jaar wisselen, polissen zijn nu al zo onoverzichtelijk dat men gaandeweg beseft wat de polissen inhouden en dat zal met de toenemende diversiteit alleen maar sterk toenemen) ? De chronische patiënt is degene die hierbij altijd aan het kortste eindje trekt.
Echter ook voor die specialist is zo’n systeem frustrerend: Je wordt dokter om mensen te helpen. Je hebt met die mensen een band. Dat is daar een onlosmakelijk onderdeel bij. En dat wordt nu straks door contracteerbeleid en polissen van verzekeraars doorbroken. Ik zie hierin echt geen kwaliteitsimpuls maar louter demotiverende.

In de voorlichting, hulp bij keuze en begeleiding zowel voor als na de behandeling speelde tot nu toe de eigen huisarts een hoog gewaarde, onafhankelijke rol. In een nieuwe situatie gaat dat zeker veranderen, zoals eerder gesteld. Eigenlijk is het nu al begonnen bij de budgetpolissen. We dienen ons goed te realiseren dat zorg altijd begint en eindigt in die eerste lijn. Specialistische zorg moet daar goed op aansluiten. Het moet logisch zijn. Overdracht en taakafspraken dienen goed geregeld te zijn. Hoe moet dat als je patiënten verwijst naar steeds weer verschillende, door verzekeraars geselecteerde en preferente, aanbieders, waarvan je geen idee hebt hoe ze werken? En als dit niet goed geregeld is, mag je verwachten dat door die slecht geregelde samenhang in de zorg ook een verscholen kostenopdrijvend aspect zit. Op dit moment is dat bij de sturende zorgpolissen zeker niet geregeld. Ik heb dus geen goed gevoel een verdere uitbreiding van dit principe. Ook dit facet blijft bij de beschouwingen over dit dossier onderbelicht.

Bovenstaand heb ik een aantal zaken benoemd, waar ik van voorspel dat we daar in de toekomst nog veel over gaan praten bij een ondoordachte afschaffing van het recht op vrije artsenkeuze.
Het is terecht dat alle partijen zich bewust moeten zijn dat we prudent om moeten gaan met de middelen en mogelijkheden om de zorg beheersbaar en betaalbaar te houden.
Het is terecht dat we moeten streven naar een lean en mean stelsel.
Ik ben ervan overtuigd dat het afschaffen van het recht op vrije artsen keuze niet het middel is dat ons daarin verder brengt.
Het zal een sterk instrument worden in de handen van zorgverzekeraars. Het zal op grote schaal worden ingezet om bezuinigingen tot stand te brengen, met grote kans op zeer nare en deels nog niet te voorziene bijwerkingen, Het zal met zekerheid tweedeling in de zorg sterk en onaanvaardbaar vergroten.
Er zullen zeker mooie nieuwe vormen van zorg door ontstaan (die echter ook op andere wijze tot stand gebracht kunnen worden). Maar het kan en zal ook hele mooie zaken in de zorg kapot maken.
De kans dat verzekeraars het instrument slecht zullen gebruiken is zeer groot. Zij kunnen niet anders, moeten het wel zo gaan doen. En wij kunnen het ze niet kwalijk nemen. Verschillende, elkaar beconcurrerende verzekeraars kunnen wij toch niet verantwoordelijk laten zijn voor een goed coherent zorgstelsel met gepaste en aanvaardbare voorzieningen dichtbij de patiënt ? Dat is in de afgelopen jaren wel afdoende vast komen te staan.

Als wij als overheid/wetgever/maatschappij dit instrument aan zorgverzekeraars geven zijn wijzelf dus ook verantwoordelijk voor de gevolgen daarvan.

We leven in Nederland, een van de rijkste landen ter wereld. Met een kwalitatief goede gezondheidszorg. Met een sterk gevoel voor rechtvaardigheid, rechten van de mens, recht op gelijke behandeling, recht op goede goede gezondheidszorg.
We moeten wijs zijn in de middelen die we aanwenden om die grootheden overeind te houden.
Ik wens u dus veel wijsheid toe bij de stemming van aanstaande maandag.

Rim Posthumus, huisarts
12 december 2014

Reactie van huisarts Rim Posthumus op bericht van Simone Pauw: Eerste Kamer voor wijziging artikel 13: www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/eerste-kamer-voor-wijziging-artikel-13.htm

Dinsdag 16 december 2014, plenaire vergadering van de Eerste Kamer, Stemmingen tussen 14.10 – 14.25 uur: www.eerstekamer.nl/plenaire_vergadering/20141216

Edward Snowden voor het eerst te gast in Nederland via videoverbinding bij Big Brother Awards

Klokkenluider Edward Snowden is op dinsdag 16 december 2014 via een videoverbinding te gast op de Big Brother Awards. Het is voor het eerst dat Snowden voor een Nederlands publiek spreekt. Hij is de winnaar van de Winston Award, die door Bits of Freedom wordt uitgereikt aan iemand die een uitzonderlijke bijdrage heeft geleverd aan het bevorderen van privacy.

Bezoekers van de Big Brother Awards kunnen Snowden vragen stellen. Om optimaal gebruik te maken van de beschikbare tijd, kunnen bezoekers hun vragen vooraf opsturen naar: vraagvoorsnowden@bof.nl
Kaartjes voor de Big Brother Awards zijn nog te koop via de Stadsschouwburg Amsterdam.

De Winston Award

De Winston Award is een oeuvreprijs die incidenteel wordt uitgereikt aan iemand die zich op uitzonderlijke wijze heeft ingezet om het grondrecht op privacy te beschermen. Bits of Freedom reikt de award uit aan Edward Snowden vanwege zijn onthullingen over de massale surveillance door geheime diensten en de rol die commerciële partijen hierin spelen. “Edward Snowden heeft eigenhandig het privacy-debat gekanteld”. zegt Hans de Zwart, directeur van Bits of Freedom: “Zijn onthullingen hebben privacy-inbreuken bij een grote groep mensen op de kaart gezet. Er is een groeiend aanbod van privacy-vriendelijke diensten en dat hebben we direct aan hem te danken”.

Over de Big Brother Awards

De Big Brother Awards zetten elk jaar de grofste privacyschenders in de schijnwerpers. Personen, bedrijven en overheden die zich het afgelopen jaar hebben onderscheiden door grove inbreuken op de privacy en vrijheid van burgers maken kans de Publieksprijs of Expertprijs mee naar huis te nemen. Op de speciale jubileumeditie van de awards zal de Engelse ontwerper Aral Balkan een keynote-speech geven over onafhankelijke en privacy-vriendeljke technologie. Daarnaast is er live muziek, kunst en worden natuurlijk de winnaars bekend gemaakt.

De uitreiking begint om 20.30 uur in de Stadsschouwburg Amsterdam en zal ook te volgen zijn via een livestream.

Bits of Freedom: www.bof.nl