Skip to main content

Redactie Beroepseer

Ontdek hoe werknemers over de hele wereld hun werk vorig jaar hebben ervaren in ‘State of the Global Workplace 2023 Report’ van Gallup

“Wat kunnen leidinggevenden vandaag doen om de wereld mogelijk te redden?” CEO Jon Clifton van Gallup heeft één duidelijk antwoord: “Verander de manier waarop je mensen aanstuurt”.
Het jaarlijkse Gallup-rapport bevat de stem van werknemers wereldwijd. In het State of the Global Workplace 2023 Report analyseert Gallup de wereldwijde toename van werknemers die goed gedijen op het werk, ook al blijft de stress onder werknemers op recordhoogte staan. Als werknemers zich goed voelen op het werk, is dit beter voor bedrijf en mensheid.

John Clifton, CEO van het internationale analyse- en adviesbureau Gallup, schrijft in het Voorwoord:

“Dit voorjaar deed Indermit Gill, hoofdeconoom van de Wereldbank, een opzienbarende uitspraak: ‘De wereldeconomie kan een verloren decennium tegemoet gaan. De voortdurende daling in potentiële groei heeft ernstige gevolgen voor het vermogen van de wereld om het toenemende scala aan uitdagingen die uniek zijn voor onze tijd, aan te pakken – hardnekkige armoede, divergerende inkomensverschillen en klimaatverandering’.

De boodschap is duidelijk. De economische groei vertraagt. En als we het wereldwijde BBP niet verhogen, wordt elk ander probleem moeilijker op te lossen.
Dus wat kunnen leiders vandaag doen om de wereld mogelijk te redden?
Gallup heeft één duidelijk antwoord gevonden: Verander de manier waarop je mensen aanstuurt.

In het rapport State of the Global Workplace van dit jaar schatten we dat een lage betrokkenheid de wereldeconomie 8,8 biljoen dollar kost. Dat is 9% van het wereldwijde BBP – genoeg om het verschil te maken tussen succes en mislukking voor de mensheid.

Slecht management leidt tot verlies van klanten en winst, maar ook tot ellendige levens. Uit onderzoek van Gallup naar welzijn op het werk blijkt dat een baan waaraan je een hekel hebt, erger is dan werkloos zijn – en die negatieve emoties komen thuis terecht en hebben invloed op de relatie met het gezin. Als je niet floreert op het werk, is het onwaarschijnlijk dat je floreert in het leven.

Dit rapport legt de stem van de werknemers van de wereld vast om leiders te helpen betere beslissingen te nemen. Er zijn enkele positieve trends, maar er is ook veel werk aan de winkel. Leidinggevenden behoren te beginnen met het volgende:

1) Richt je op je meest winbare werknemers. Bijna zes op de tien werknemers hebben het stilletjes opgegeven, maar met een paar veranderingen op hun werkplek zullen ze waarschijnlijk wel betrokken raken.

2) Geef ze een betere manager. In de afgelopen drie jaar heeft Gallup onze beste wetenschap gebruikt om meer dan 14.000 managers op te leiden tot effectieve coaches. Negen tot 18 maanden later was de betrokkenheid van hun teams gestegen met 8% tot 18%.

Door over te stappen op bewezen, science-based management kunnen organisaties de koers van de economie – en de wereldgeschiedenis – veranderen. Zo belangrijk is het”.


Het Gallup-onderzoek omvat alle landen van de wereld. De belangrijkste bevindingen:

1. De betrokkenheid van werknemers bereikte een recordhoogte in 2022.
2. De meerderheid van de werknemers wereldwijd geven het stilletjes op.
3. Stress onder werknemers bleef gehandhaafd op recordhoogte.
4. In 2022 kende de wereld een toename van het aantal vacatures.
5. Meer dan de helft van de werknemers is actief of passief op zoek naar een baan.
6. Betrokkenheid is belangrijker dan de plek waar werknemers werken.
7. ‘Stille opgevers’ weten wat ze zouden veranderen op het werk.

Na een daling in 2020 tijdens de pandemie, is de betrokkenheid van werknemers weer aan het stijgen tot een recordhoogte van 23%. Dit betekent dat meer werknemers hun werk zinvol vinden en zich verbonden voelen met hun team, manager en werkgever. Dat is goed nieuws voor de wereldwijde productiviteit en groei van het BBP.

Stilletjes opgeven is wat er gebeurt als mensen zich psychologisch losmaken van het werk. Zij zijn misschien fysiek aanwezig of ingelogd op hun computer, maar ze weten niet wat ze moeten doen of waarom hun werk ertoe doet. Ze hebben ook geen ondersteunende relatie met hun collega’s, baas of organisatie. Het betreft hier bijna zes op de tien werknemers.

Wereldwijd zei 44% van de werknemers dat ze de vorige dag veel stress hadden ervaren. Dit is het tweede jaar op rij dat stress onder werknemers recordniveaus bereikt.

Drieënvijftig procent van de werknemers in 2022 zei dat het nu een goed moment is om een baan te vinden waar ze wonen, een sterke stijging ten opzichte van het voorgaande jaar en dicht bij de recordhoogte in 2019 .

De toename van het aantal beschikbare banen geeft aan dat de wereldeconomie open staat voor onderhandelen. Maar werkgevers zullen daardoor meer aandacht moeten besteden aan het behouden van hun meest getalenteerde werknemers.

In alle onderzochte landen en regio’s zegt 51% van de werknemers die momenteel een baan hebben, dat ze uitkijken naar een nieuwe baan of daar actief naar op zoek zijn.

Een hoger loon is de belangrijkste factor in wat mensen willen in hun volgende baan. Maar ook meer welzijn en mogelijkheden om te groeien en zich te ontwikkelen worden door werkzoekenden zeer gewaardeerd.

Er is een voortdurende discussie gaande tussen organisaties en werknemers die op afstand kunnen werken. Wat is beter: Werken op afstand, hybride of volledig op locatie? Werken op afstand kan meer flexibiliteit bieden en de stress van het woon-werkverkeer wegnemen. Aan de andere kant biedt werken op locatie kansen om een band op te bouwen, samen te werken en mentor te zijn.
Uit een analyse van Gallup blijkt dat betrokkenheid bij werknemers 3,8 keer zoveel invloed heeft op stress als de werklocatie. Het gevoel van mensen over hun baan heeft veel meer te maken met hun relatie met hun team en manager dan met het feit dat ze op afstand of op locatie werken.

“Mijn werk geeft me niet de kans om naar de kerk te gaan, familieleden te bezoeken of een tijdje te reizen”, zegt kassier Bolaji (39) in Nigeria. Onderdeel van de Gallup-enquête betrof de vraag: “Als u één verandering zou kunnen doorvoeren bij uw huidige werkgever om er een fantastische werkplek van te maken, wat zou die dan zijn?”. In totaal had 85% van de antwoorden betrekking op drie categorieën: betrokkenheid of cultuur, salaris en welzijn.

Wat Europa betreft zijn de opvallendste uitkomsten:

– laagste percentage betrokken werknemers;
– op één na laagste percentage van dagelijkse woede;
– op één na laagste percentage werknemers die uitkijken naar een nieuwe baan of actief op zoek zijn naar een nieuwe baan.

De betrokkenheid van Europese werknemers is het hoogst in Roemenië (35%) en het laagst in Italië: 5%. Nederland: 14%.

Wat het percentage aan dagelijks ervaren stress betreft, staat Griekenland bovenaan met 60%. Onderaan staat Letland met 22%. Nederland: 29% (hetzelfde percentage als vermeld in het rapport van 2022).

Dagelijks ervaren woede is ook gemeten. Het land met het hoogste percentage is Montenegro met 33%. Onderaan staat Finland met 5%. Nederland: 8%

Het werkklimaat – de arbeidscultuur – is ook gemeten. Hoe voelen werknemers zich op hun werk? Het meest tevreden zijn de Denen met 70%, het minst tevreden zijn de Italianen met 20%. Nederlanders: 56%.

Downloaden van State of the Global Workplace 2023 Report – The voice of the world’s employees: https://www.gallup.com/workplace/349484/state-of-the-global-workplace.aspx

SER-scriptieprijs. Inzenden tot 1 maart 2024

Meedingen naar de SER-scriptieprijs kan als je tussen maart 2022 en maart 2024 een scriptie hebt geschreven over een sociaal-economisch onderwerp of één van de andere terreinen waarop de Sociaal Economische Raad actief is. Ook buitenlandse studenten kunnen inzenden. De inzending voor de scriptieprijs dient vóór 1 maart 2024 bij de SER zijn.

Klik hier voor het reglement (in PDF) met de spelregels en de procedure voor het toekennen van de SER-Scriptieprijs.

De jury SER-Scriptieprijs bestaat uit:

− Kim Putters, voorzitter SER
− Tuur Elzinga, voorzitter vakbond FNV en vicevoorzitter SER
− Ingrid Thijssen, voorzitter werkgeversorganisatie VNO-NCW en vicevoorzitter SER

SER-voorzitter Putters is voorzitter van de jury.
De jury beoordeelt de scripties die aan de gestelde eisen voldoen en kiest de uiteindelijke prijswinnaar. De jury heeft het recht om bij onvoldoende niveau van de inzendingen te besluiten om geen genomineerden en geen prijswinnaar aan te wijzen.

Winnaar ontvangt  € 2000

De winnaar van de scriptieprijs ontvangt een prijs van € 2000. Hij of zij mag bovendien de SER toespreken én een dag meelopen met de SER-voorzitter. De overige twee genomineerden ontvangen een bedrag van € 500.

De prijsuitreiking vindt plaats tijdens een bijeenkomst van de SER in het voorjaar van 2024 waarin de winnaar bekend wordt gemaakt.

Winnaar van de SER-scriptieprijs 2022

De SER-Scriptieprijs 2022 werd gewonnen door Julia Postmes van de Erasmus Universiteit Rotterdam (Healthcare management).  Titel van haar masterscriptie: Respected physician in Syria, unemployed refugee in the Netherlands: An analysis of medically-educated Syrian refugees’ integration in the Dutch medical field. De scriptie ging over een actueel onderwerp met grote relevantie voor het SER-werk, namelijk het niet goed benutten van het potentieel van mensen die naar Nederland vluchten. Haar scriptie bevat veel voorbeelden uit de praktijk.

Meer info over voorwaarden meedingen en inschrijven op SER-Scriptieprijs: https://www.ser.nl/scriptieprijs

Contact opnemen: Marianne den Boef. T 06 44244817; m.den.boef@ser.nl

 

Jaarboek met uitkomsten onderzoek naar arbeids- en levensomstandigheden van inwoners EU in 2022

Hoe zag het leven van de Europeanen er uit in 2022? Werkten ze naar hun zin? Eurofound*) heeft het jaarboek gepubliceerd met de uitkomsten van e-onderzoek naar de arbeids- en levensomstandigheden van inwoners van de Europese Unie in 2022: Living and working in Europe 2022.

Uit het Voorwoord

Met nog maar twee jaar te gaan in 2020 zijn er in dit decennium al twee gedenkwaardige gebeurtenissen geweest – de COVID-19 pandemie en de oorlog in Oekraïne die beide Europa diepgaand hebben veranderd. We zijn nog niet ver genoeg verwijderd van de pandemie om de blijvende invloed ervan op leven en werk van Europeanen goed te kunnen beoordelen, maar de gegevens en waarover Eurofound in 2022 beschikte geven een idee van onuitwisbare sporen.

De crisis lijkt vooral te hebben geleid tot een herwaardering van de betekenis en structuur van werk door werknemers. De terugkeer naar de werkplek lijkt een ‘grote berusting’ te hebben ingeluid – een patroon van werknemers die ontslag nemen, of er in ieder geval over denken ontslag te nemen en te kiezen voor een baan van betere kwaliteit. Het lijkt erop dat de ontwrichting van het werk ertoe heeft geleid dat werknemers hun baan en het gewicht dat ze hechten aan kwaliteit in een nieuw licjt zijn gaan bekijken. Het bewijs hiervoor ligt in de problemen die sommige sectoren hebben met het werven en behouden van personeel – vooral de sectoren die bekend staan om hun slechte arbeidsomstandigheden.

Volgens de analyse van de European working Conditions Telephone Survey (EWCTS) van Eurofound heeft bijna een derde van de werknemers in de EU een baan die kan worden omschreven als van slechte kwaliteit, in die zin dat de negatieve kanten zwaarder wegen dan de positieve,

Een lange lijst

De resultaten van de enquête werpen een licht op een lange lijst van negatieve factoren die de werknemers naar beneden halen zoals moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, weinig baanzekerheid, lange en onregelmatige werktijden, onbalans tussen werk en privéleven, werkdruk, gevaarlijke werkomgeving, beperkte vooruitzichten op het werk, intimidatie door collega’s en misbruik door klanten en cliënten. Eurofound verspreidt al lange tijd de boodschap dat één manier om de gevolgen van een krimpende beroepsbevolking af te wenden het creëren is van het soort arbeidsomstandigheden dat de fysieke en mentale gezondheid van werknemers beschermt en hen in staat stelt zich te ontplooien. Het potentieel bestaat al: duizenden werknemers hadden het over autonomie en inspraak in de besluitvorming, flexibele werktijden, erkenning voor hun werk, goede carrièrevooruitzichten en het gevoel goed en nuttig werk te doen. Het uitbreiden van dergelijke positieve aspecten van werk is een manier om een aantal onvermijdelijke nadelen te verminderen.

Tekorten aan arbeidskrachten wordt ook veroorzaakt door tekorten aan vaardigheden, wat tot enige ongerustheid zou moeten leiden in het licht van de ambitieuze doelstellingen van de EU voor een groene en digitale transitie. Veel laaggeschoold werk verdwijnt door digitalisering . Dat betekent dat het omscholen van ongeschoolde werknemers en werknemers met
beperkte vaardigheden een prioriteit moet zijn als de EU haar economische en werkgelegenheidsdoelen wil halen. De bevindingen van de ECTWS laten evenwel zien dat laaggeschoolde werknemers minder kans hebben op een opleiding of leertraject dan hun collega’s in hoger opgeleide beroepen.

De houding van werknemers ten opzichte van de relatie tussen werk en privé lijkt ook te zijn gewijzigd. Thuiswerken tijdens de pandemie gaf werknemers meer vrijheid om te beslissen hoe ze hun tijd beter konden verdelen. Uit de enquêtes van Eurofound is gebleken dat werknemers veel, zo niet al hun tijd graag thuis zouden werken. Steeds terugkerende verhalen in de media beschrijven het getouwtrek met het management over terugkeren naar kantoor. Hybride regelingen die thuiswerken en werken op kantoor combineren lijken een oplossing te bieden, maar het debat over wat een werkplek is, en waar die zou moeten zijn, lijkt voorlopig nog niet geëindigd.

De vraag naar telewerk kan slechts een symptoom zijn van een bredere ontevredenheid over werktijdregelingen. De EWCTS ontdekte dat bijna de helft van de werknemers minder zou willen werken. Het toont ook aan dat werkende vrouwen een dubbele dienst draaien als het dagelijkse, onbetaalde huishoudelijke werk wordt meegerekend. Mannen lijken meer moeite te hebben met lange werkdagen en de balans tussen werk en privé.

Arbeid is aan het veranderen

Alles bij elkaar suggereren de bevindingen dat de vijfdaagse werkweek van negen-tot-vijf een keurslijf is geworden. Arbeid is
aan het veranderen en het is tijd om te onderzoeken hoe de arbeidstijden ook kunnen veranderen.

De oorlog in Oekraïne trekt blijvende sporen in het leven van Europeanen, waarvan de eerste effecten werden vastgelegd door de Eurofound-enquête Living, working and COVID**). De digitale e-enquête benadrukte de worsteling om te gaan met de stijgende kosten van levensonderhoud, waarbij mensen berichtten dat ze niet meer kunnen rondkomen en in 2022
meer betalingsachterstanden hadden dan in 2020. Met dreigende energiearmoede vrezen veel mensen dat ze hun energierekeningen in de komende maanden niet meer kunnen betalen

Deze financiële stress, gecombineerd met de psychologische impact van een oorlog in Europa zou kunnen verklaren waarom met de opheffing van de pandemie-beperkingen, het gevoel van welzijn van de Europeanen niet is teruggekeerd op het niveau van voor de pandemie.
Op alle punten van geestelijke gezondheid die door de enquête onder de aandacht werden gebracht, deden mensen het minder goed dan in de eerste maand van de pandemie. Het risico op neerslachtigheid was het grootst onder mensen met de meeste financiële problemen.

Vertrouwen

Een gevoel van afnemend vertrouwen in nationale instellingen was een andere zichtbare erfenis van de pandemie in 2022.
Zelfs onder degenen die het financieel goed hebben en die traditioneel het meeste vertrouwen hebben in instellingen, is het vertrouwen in de overheid dramatisch gedaald, terwijl het vertrouwen onder mensen met acute economische problemen extreem laag was. Vertrouwen verdient meer aandacht van beleidsmakers omdat het de basis is voor een goed functionerende
democratie.

Positieve geluiden

Er zijn ook positieve geluiden in 2022. Terwijl het geestelijk welzijn gemiddeld lager was dan in het voorjaar van 2020, is het gestegen vanuit het dieptepunt in 2021. Vooral jongeren hebben te lijden gehad van de beperkingen in het openbare leven. 2022, het Europese Jaar van de Jeugd, bracht ook enige verbetering in hun economische omstandigheden: de werkloosheid die aanzienlijk steeg onder vooral jongeren in 2020 en 2021 daalde tot een lager niveau dan voor de COVID-19-uitbraak.
Een ander bemoedigend signaal is het hoge werkgelegenheidsniveau en aanwijzingen van enig evenwicht tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt. De werkgelegenheid is sterker gegroeid onder vrouwen, en van de hoger betaalde banen die zijn gecreëerd hebben vrouwen het leeuwendeel voor hun rekening genomen – een zekere stap in de richting van het wegwerken van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in hoger betaalde banen. Werknemers in laagbetaalde banen behoren de komende jaren de vruchten te plukken van de EU-richtlijn die de wettelijke basis heeft gelegd voor een eerlijk en toereikend minimumloon, zodat alle werknemers een fatsoenlijk inkomen hebben.

Downloaden in PDF: Living and working in Europe 2022, Yearbook 2022 Eurofound (mei 2023), Publications Office of the European Union, Luxembourg.  www.eurofound.europa.eu/nl/publications/annual-report/2023/living-and-working-in-europe-2022

Ronde 5 van enquête over leven, werken en COVID-19 in de EU gelanceerd. Deelnemen aan onderzoek kan tot 2 mei 2022,  Blogs Beroepseer, 11 april 2022: https://beroepseer.nl


Noten

*) Eurofound – Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden is een agentschap van de Europese Unie, opgericht in 1975. www.eurofound.europa.eu/nl/over-eurofound

**) Eurofound (2020), Living, working and COVID-19, COVID-19 series, Publications Office of the European Union, Luxembourg. www.eurofound.europa.eu/publications/report/2020/living-working-and-covid-19
Covid-19 dossier: www.eurofound.europa.eu/topic/covid-19

Moreel besluitvormingsmodel voor accountants: een waardevol kompas

Wat doet een ethisch competente accountant precies? Sinds 6 juni 2023 staat het geformuleerd in het Moreel Besluitvormingsmodel voor accountants. Het model beschrijft in heldere zinnen het gedrag van de ethisch competente accountant dat een rol speelt in het proces van morele besluitvorming bij de accountant zélf.

In het Voorwoord schrijft Margreeth Kloppenburg, voorzitter van bestuur Faculty Ethiek, Cultuur en Gedrag van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van accountants (NBA): “De in de wetenschap en praktijk breed gedragen evidence-based inzichten over morele besluitvorming vormen de kern van het model. Het model onderbouwt en maakt het proces en de samenhang zichtbaar hoe een ethisch competente accountant tot een moreel besluit komt. Het model zegt dus niet expliciet wat goed of fout gedrag is, iets wat vaak vrij helder is, maar helpt u bewust te worden van de psychologische elementen die een rol spelen bij uw afwegingen over hoe te handelen. Het geeft handvatten om die afwegingen nog eens kritisch tegen het licht te houden.
Het is ook meteen een instrument om ethisch gedrag bij en met elkaar te stimuleren en daarmee goede beroepsuitoefening – een wettelijke taak van de NBA. Het geeft zo concreet als mogelijk invulling aan de gevraagde vaardigheden die – in het ideale geval – een ethisch competente accountant bewust en wholeheartedly omarmt”.

Drie fasen, drie factoren en zeventien kenmerken

De Faculty Ethiek, Cultuur en Gedrag van NBA heeft begin 2022 opdracht gegeven tot het ontwikkelen van een moreel besluitvormingsmodel voor accountants. De Faculty gaf hierbij nadrukkelijk aan dat het een model moest worden voor alle accountants: openbaar accountants, intern accountants, overheidsaccountants en accountants in business. Het onderzoek omvatte een literatuurstudie, een enquête, vier rondetafels met belanghebbenden uit het veld,en twee evaluaties met een expertgroep.

Het Moreel besluitvormingsmodel voor accountants geeft weer hoe ethisch competente accountants tot morele beslissingen komen. Het kan zorgen voor bewustwording onder accountants over het proces van morele besluitvorming, maar het is niet bedoeld om te bepalen hoe zij tot die beslissingen kunnen komen.
Om een moreel beslissingsprobleem op te lossen doorloopt de accountant een proces dat uit drie fasen bestaat alvorens een beslissing te nemen:
– identificatie van het moreel beslissingsprobleem;
– oordeelsvorming op basis van inventarisatie van mogelijke beslissingen en het afwegen van argumenten;
– het vormen van de intentie tot het nemen van een beslissing.

Het model omvat drie factoren die het besluitvormingsproces van de accountant beïnvloeden: de accountant zélf, het moreel beslissingsprobleem en de omgeving waarin het probleem zich voordoet. Aanleg, opleiding, ervaring, en persoonlijk normenkader vormen samen de kenmerken van de accountant.
Afstand tot de beslisser, omvang van de gevolgen, en waarschijnlijkheid van de gevolgen vormen samen de kenmerken van het moreel beslissingsprobleem.
Sociaal en professioneel normenkader, beïnvloedingssfeer, en psychologische veiligheid vormen samen de kenmerken van de omgeving waarin het moreel beslissingsprobleem zich voordoet.

Het model bevat zeventien, op pagina 7 beschreven, kenmerken van de ethisch competente accountant.

Niet bedoeld als zelfevaluatie

Om te voorkomen dat het model verkeerd wordt gebruikt, is het van belang om niet alleen te benadrukken wat het beoogt maar ook aan te geven waar de grenzen ervan liggen. Het model  is niet bedoeld als zelfevaluatie-instrument voor accountants om de eigen beroepsethiek te meten en kan ook niet worden gebruikt om gedetailleerde leerdoelen voor ethiek-trainingen te formuleren. Het biedt ook geen stappenplan voor accountants om in een gegeven situatie te bepalen hoe zij individueel of in teamverband moeten handelen. Het weldoordacht nemen van de moreel juiste beslissing is (uiteraard) de verantwoordelijkheid van de accountant zélf.

Om de toegankelijkheid van het model te vergroten is naast het whitepaper Moreel besluitvormingsmodel voor accountants een interactieve presentatie  beschikbaar. Downloaden Moreel besluitvormingsmodel voor accountants, NBA, juni 2023 en interactieve presentatie op NBA: www.nba.nl/besluitvormingsmodel

Hieronder video met reactie van Marcel Smits op het besluitvormingsmodel. Smits is oud-CFO/CEO en wordt genoemd een ‘echte’ accountant in business. Een accountant in business is een hoogopgeleide financiële professional die over de hoogst mogelijke kwalificaties beschikt.

De verwachting van zorgprofessionals om de zorgsector te verlaten groeit met de leeftijd, tot 39 jaar

Met name jongere verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders en praktijkondersteuners verwachten niet tot hun pensioen hun huidige werk voort te zetten en binnen de zorgsector te blijven werken. Dit dreigend verlies is een zorgwekkende ontwikkeling gezien de groeiende personeelstekorten in de verpleging en verzorging. De oudere zorgprofessionals daarentegen lijken juist in de zorg te blijven werken. Dit blijkt uit onderzoek van het Nivel – Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg.

De verwachting van zorgprofessionals om de zorgsector te verlaten groeit met de leeftijd, tot 39 jaar. Verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders en praktijkondersteuners van 35 tot en met 39 jaar schatten de situatie het somberst in. Van hen verwacht 58% niet in staat te zijn om hun huidige werk tot de pensioengerechtigde leeftijd voort te zetten en ander werk buiten de zorgsector te gaan uitoefenen

Oudere professionals zijn het minst geneigd op zoek te gaan naar een andere baan

Naarmate de leeftijd van zorgprofessionals toeneemt is een afname te zien in de intentie van zorgprofessionals om te veranderen van werk of werkgever, of om de zorgsector te verlaten. Vanaf de leeftijd van 50 jaar hebben minder zorgprofessionals plannen om komend jaar hun huidige baan te verlaten.

Een derde van de zorgprofessionals overwoog zorgsector te verlaten

Gezien de groeiende personeelstekorten is het behoud van zorgprofessionals in de verpleging en verzorging essentieel. Het onderzoek laat zien dat het aantal zorgprofessionals dat nadenkt over het veranderen van werk in de laatste tien jaar wel vrij stabiel is gebleven. Dit is een positieve bevinding, onder meer gezien de toenemende werkdruk in de zorg. Toch overwoog alsnog 33% van de zorgprofessionals het afgelopen jaar om te veranderen van werk of werkgever, of om de zorg te verlaten.

Het onderzoek is gebaseerd op data uit vragenlijstonderzoeken onder deelnemers van het landelijke Nivel Panel Verpleging & Verzorging inde jaren 2013, 2015, 2017 en 2022. Telkens werden identieke vragen gesteld, om zodoende mogelijke trends te kunnen onderzoeken. Het Nivel voerde dit onderzoek uit in opdracht van Utrechtzorg.

Downloaden rapport Oudere professionals in de verpleging en verzorging lijken blijvers, voor jongeren is dat veel minder zeker, door Kim de Groot en Art van Schaaijk, NIVEL, juni 2023: https://beroepseer.nl

Oudere professionals in de verpleging en verzorging lijken blijvers, voor jongeren is dat veel minder zeker, NIvel, 1 juni 2023: www.nivel.nl

 

Afbeelding bovenaan is van Alterio Felines

Naar een debat in Nederland over evidence-based policing

Evidence-based policing heeft in een periode van 25 jaar een belangrijke positie verworven in zowel de internationale politiewetenschap als binnen de politie. Vooral in de Engelstalige wereld heeft het veel invloed gekregen op het denken over de professionalisering en verbetering van politiewerk en over de relatie tussen politie en wetenschappelijk onderzoek. Ondanks deze succesvolle institutionalisering, heeft EBP bij voortduring ook vele vragen, twijfels, kritiek en controverses opgeroepen. Internationaal woedt het debat over EBP al een tijdje onder wetenschappers.

Jan Terpstra en Renze Salet redigeerden de bundel Evidence-based policiy  om ook in Nederland de discussie over EBP te stimuleren. Terpstra is emeritus hoogleraar criminologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij publiceert en doet onderzoek onder meer op het terrein van politie en veiligheidszorg. Renze Salet is universitair docent criminologie aan de faculteit der rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit te Nijmegen.  Zij publiceert en doet onderzoek op het brede terrein van politie, politiewerk en maatschappelijke veiligheidszorg.

De bundel begint met een inleiding van Renze Salet, gevolgd door een essay van Jan Terpstra, gebaseerd op een uitgebreid internationaal literatuuronderzoek. Uitgangspunt daarbij is dat het begrip ‘evidence-based policing’ steeds vaker wordt gehanteerd, ook in Nederland. Tegelijk is vaak onduidelijk wat daar precies mee wordt bedoeld en lijkt de gebruiker van de term zich onvoldoende te realiseren welke beperkingen en fundamentele problemen aan evidence-based policing zijn verbonden. Terpstra brengt in kaart wat het begrip evidence-based policing inhoudt, wat de achtergronden daarvan zijn, welke opvattingen en uitgangspunten daarbinnen gelden, bijvoorbeeld over onderzoeksmethoden en over wat als ‘bewijs’ geldt.
Op deze wijze wordt geprobeerd de bestaande verwarring op dit terrein tegen te gaan. Verder geeft hij een kritische analyse van de problemen en beperkingen die verbonden zijn aan evidence-based policing. Deze kritische reflectie heeft niet alleen betrekking op evidence-based policing als wetenschappelijke benadering en als onderzoeksmethodologie, maar ook als visie op politiewerk, op de professionalisering van de politie en op de relatie tussen politie en wetenschap.

Aan een aantal bekende (politie)wetenschappers is gevraagd op het essay te reageren en hun zienswijze te geven. In de reacties wordt onder meer ingegaan op de relatie tussen politie en wetenschap.

Passage uit de bundel, Deel I – Slot: alternatieven in hoofdlijnen, pagina 91

“In Nederland zijn de afgelopen jaren, vooral in navolging van ervaringen opgedaan in de VS, initiatieven genomen om ook hier EBP te ontwikkelen en te institutionaliseren.Het opmerkelijke is dat dit plaatsvindt op grond van verwachtingen en beelden die sterk verschillen van wat in de VS op dit punt is gebeurd en wat ervaringen daar hebben geleerd.
Ten eerste valt op dat in Nederland EBP vaak wordt gepresenteerd als antwoord op het sterk toegepaste en theoriearme karakter van veel van het Nederlandse politiewetenschappelijk onderzoek.

In deze opvatting wordt BP voorgesteld als bij uitstek een versterking van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Afgezien van de vraag hoe zinvol het onderscheid is tussen fundamenteel en toegepast onderzoek, in de VS wordt ervan uitgegaan dat EBP-onderzoek juist sterk toegepast onderzoek is. Onderzoekers behorend tot de EBP-school maken zich er bijvoorbeeld zorgen over dat hun werk door universiteiten niet als wetenschappelijk zal worden erkend en dat hun artikelen om dezelfde reden niet zullen worden geaccepteerd door wetenschappelijke tijdschriften. Tegelijk ontbreken binnen EBP de ruimte en aandacht om fundamentele vragen aan de orde te stellen, zoals de vraag wat moet worden verstaan (gegeven bepaalde omstandigheden) onder goed politiewerk. Zoals in het voorgaande al werd geconstateerd, laat deze vraag zich binnen het EBP-kader ook niet beantwoorden. Bovendien is veel van het onderzoek binnen EBP zonder duidelijke theoretische component.

Ook op enkele andere punten lijkt de ontwikkeling rond EBP zich in Nederland in precies de tegenovergestelde ontwikkeling te bewegen. Terwijl door EBP-wetenschappers in de VS en deels ook in Engeland en Wales ervoor gepleit wordt het EBP-onderzoek zo dicht mogelijk bij de politie te brengen (sommigen pleiten ervoor dit te laten uitvoeren binnen de politieorganisatie en spreken van police-led science , is in Nederland het EBP-onderzoek juist ondergebracht op grote afstand van de politie in een instituut dat als taak heeft ‘fundamenteel wetenschappelijk onderzoek’ te verrichten.
Daar komt bij dat de vraag opkomt in hoeverre het realistisch is te verwachten dat in Nederland langdurig zeer grote hoeveelheden financiële middelen worden vrijgemaakt om de utopie te realiseren van een ‘totally evidenced’ politie. Een simpele schatting van de enorme hoeveelheid experimentele onderzoeken die nodig is om dit te verwezenlijken, is een bijna hallucinerende ervaring. Dit is des te meer het geval omdat verwacht mag worden dat slechts een klein deel van al het politiewerk past binnen het kader van het EBP-onderzoek. Daar komt bij dat er tot op heden weinig aanwijzingen zijn dat EBP-kennis tot significante doorwerking leidt in de politiepraktijk en bijdraagt tot aanwijsbare verbetering van het politiewerk. Dat is geen kwestie van een tot nog toe te gering aantal experimentele onderzoeken, maar hangt samen met centrale kenmerken van EBP zelf.

Tot slot, het is opmerkelijk dat nu in Nederland naar de politie in de VS wordt gekeken om hier te komen tot verbetering van de kwaliteit en effectiviteit van politiewerk. In veel opzichten lijkt juist de politie in de VS niet het voorbeeld waar de Nederlandse politie zich in het algemeen op zou moeten richten”.

Wat is goed politiewerk?

In het deel Vertrekpunt: wat is goede politie? op pagina 94 komen vijf thema’s aan bod die van belang zijn als alternatief voor EBP, te weten: een ander vertrekpunt voor onderzoek, nadruk daarbij op het eigenlijke politiewerk in plaats van op effecten, pluriformiteit in onderzoeksmethoden, de relatie tussen politie en wetenschap en de herwaardering en aanpassing van problem-oriented policing.

“Onderzoek dat tot een beoordeling van politiewerk wil komen, moet beginnen met de vraag: ‘wat is goed politiewerk’? Deze vraag komt binnen EBP niet aan de orde en laat zich in dat kader ook niet beantwoorden. Bovendien laat deze vraag zich in concrete zin alleen beantwoorden voor een bepaalde context. Dat houdt in dat onderzoek dat als doel heeft een oordeel uit te spreken over hoe goed politiewerk is, altijd moet beginnen met een analyse van wat in de betreffende context goed politiewerk is”.

Downloaden bundel essays Evidence-based policing – Bouwstenen voor een debat in Nederland, Jan Terpstra, Renze Salet (red.), Sdu, Den Haag,  2023: https://beroepseer.nl

Evidence-based policing, Politie en Wetenschap: www.politieenwetenschap.nl/publicatie/bijzondere_publicaties/2023/evidence-based-policing-389

Josine Teeuw promoveert maandag 5 juni: Hoe visie, kennis en tijd uit Den Haag verdwenen

De rijksoverheid is alleen nog maar in staat om ad-hocbeleid te maken, concludeert Josine Teeuw op basis van haar promotieonderzoek. De oorzaak daarvan is het verlies aan visie, kennis en tijd van Tweede Kamerleden, bewindspersonen en ambtenaren in wisselwerking met pragmatisme, bezuinigingen, doelmatigheidsstreven en verzelfstandiging. Volgens Teeuw lijkt Den Haag te zijn vastgeroest in het denken in termen van oplossingen, geld, regels, managen, markt en meten. Financiële doelstellingen vervingen weloverwogen inhoudelijke afwegingen.

Volkshuisvestingsbeleid en het thuiszorgbeleid

Teeuw beschrijft in haar proefschrift deze ontwikkeling en illustreert die met het volkshuisvestingsbeleid en het thuiszorgbeleid. De pragmatische introductie van de huursubsidie in 1970 zette volgens Teeuw het begin van het einde in van de rijksverantwoordelijkheid voor de volkshuisvesting in 1995. De integratie van het kruiswerk en de gezinszorg om doelmatigheidsredenen mondden vanaf het einde van de jaren tachtig uit in een opeenstapeling van ad-hocbeleid in de thuiszorg. Dat leidde tot steeds meer zinloze bureaucratie.

Grabbeltonmodel

Het grabbeltonmodel kan een uitdaging voor nader wetenschappelijk onderzoek zijn, aldus Teeuw. Bovenal biedt het conceptueel kader van visie, kennis en tijd een nieuw gezichtspunt van waaruit de wetenschap naar beleid kan kijken. De belangrijke rol van visie, kennis en tijd in het beleidsproces heeft nog niet eerder zo centraal gestaan.

Proefschrift Ik wil er niets van weten: hoe visie, kennis en tijd uit Den Haag verdwenen, Josine Teeuw: https://research.rug.nl/en/publications/ik-wil-er-niets-van-weten-hoe-visie-kennis-en-tijd-uit-den-haag-v

Promotie Josine Teeuw in
Groningen op maandag 5 juni 2023

De promotie van Josine Teeuw vindt plaats in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen, Broerstraat 5, op maandag 5 juni 2023 om 12.45 uur.
Meer info op RUG: www.rug.nl/about-ug/latest-news/events/promoties/?hfId=120606


U P D A T E

Bij de rijksoverheid domineert grabbeltonbeleid, door Josine Teeuw, Sociale Vraagstukken, 28 augustus 2023: www.socialevraagstukken.nl/bij-de-rijksoverheid-domineert-grabbeltonbeleid/

Over de werkelijke uitdaging van de werkgelegenheid in Nederland. Ron van Es: Zoals het nu is, kan het niet langer

De Volkskrant meldde dat er elke dag miljoenen platformwerkers algoritmen trainen die bepalend zijn voor toepassingen als ChatGPT. Wie zijn zij?
Ron van Es, oprichter van de School for Purpose Leadership en zich richtend “op een verdiepend en betekenisvol leiderschap in leven en werk” sprak een van hen: Ivan Vojnits, 46 jaar oud, wonend in het zuiden van Nederland en afkomstig uit voormalig Joegoslavië. Vojnits vertelt dat hij talloze brieven schreef om ergens aan de slag te gaan, maar dat lukte niet. Nu werkt hij 15 uur per dag online achter zijn computer voor Amazon Mechanical Turk. Hij voert commando’s in voor allerlei AI applicaties om die zo slimmer te maken, en uiteindelijk zelflerend zoals we dat zeggen. Hij verdient voor die 15 uur per dag tussen de 20 en 50 dollar, een schijntje vergeleken bij wat de ontwikkelaars in Silicon Valley verdienen. “We zijn slechts de schoonmakers van de dure wolkenkrabbers”, verzucht hij. “Wij doen het werk dat iedereen kan, maar niemand wil doen – behalve de mensen die het geld nodig hebben”.

Van Es schrijft dat Vojnits in de schaduw van het bestaan werkt en net als de meeste van deze schaduwwerkers is er geen enkel sociaal vangnet. Het is de moderne slavernij. Hij refereert naar het artikel van Marieke de Ruiter in de Volkskrant.  Zij schrijft dat de positie van microwerkers (ook wel ‘ghost workers’) kwetsbaar is. Net als de platformwerkers van Uber en Deliveroo staan ze niet op de loonlijst van de techbedrijven waarvoor ze werken. Het zijn vogelvrije zzp’ers zonder vangnet, die worden betaald per klus – meestal tussen de 0,05 en 5 dollar. Maar anders dan de platformwerkers van Uber of Deliveroo zijn microwerkers onzichtbaar.

De vakbonden bemoeien zich nauwelijks met de hen. Er is geen zicht op hun arbeidsomstandigheden en het is niet bekend hoeveel microwerkers Nederland telt. Volgens de Sociaal Economische Raad (SER) zou het gaan om ongeveer veertigduizend werkers.

Het ‘nieuwe werken’

Van Es groeide op in de wijk Bloemhof op Rotterdam-Zuid: “Een typische arbeiderswijk, eigenlijk zoals heel Rotterdam-Zuid was. Gebouwd voor de vele arbeiders uit met name omliggende provincies die kwamen te werken in de uitgegraven havens van Rotterdam. Zelf heb ik daar nog de vele kranen gezien die de schepen leeg haalden, de mannen die af en aan liepen om de ladingen te verdelen op vrachtauto’s. Mijn opa was zo’n arbeider, afkomstig uit Brabant, zocht en vond zijn plek tussen de andere arbeiders. Zo groeide een community, of commons zoals we dat vandaag de dag zeggen. Een gemeenschap van gezinnen die elkaar kenden en wisten van elkaars werk en leven. En niet onbelangrijk: wisten wat hun werk was en voor wie ze werkten.
(…)
Waar in vroegere dagen mensen elkaar kenden in de wijken van grote steden is dat nu allang niet meer het geval. De wijk Bloemhof veranderde met de komst van veel arbeidsmigranten en kreeg niet de tijd om die te absorberen op een organische manier. Er waren er domweg te veel en er waren er te veel van verschillende culturen. In de jaren ‘70 en later werd door het neoliberale beleid de groeimotor van de economie aangezet waardoor er meer en meer arbeiders nodig waren. Maar in plaats van hen te begeleiden en te beschermen in een sociaal vangnet, zorg, wonen en onderwijs werd het ‘nieuwe werken’ uitgevonden door de bedrijven. Het idee van eigen keuze in al dat flexwerk bleek een drogreden, de arbeiders werden moderne slaven en de ondernemers lieten de wijken en de mensen aan hun lot over. Waar vroegere saamhorigheid door bedrijven werd gefaciliteerd, denk aan Philips”.

Doorgedraaid

Hoofdeconoom bij ABN AMRO, Sandra Phlippen vertelde in een televisieprogramma dat we als bedrijven én banken misschien wel doorgedraaid zijn in onze eindeloze zucht naar groei:“We zijn in een economie terechtgekomen die ver boven zijn capaciteit opereert waarin wij meer willen dan eigenlijk instrumenten tot onze beschikking hebben. Dat is geen natuur gegeven, ik denk dat we het daarover moeten hebben. We hebben heel veel extra banen gecreëerd en heel veel extra mensen zijn al in Nederland aan het werk, maar als je al maar meer economische activiteiten in gang zet zijn er op een bepaald moment helemaal geen mensen meer”.
We zijn zo bezig geweest met economische groei dat we geen rekening hebben gehouden met de leefomgeving van mensen. Die instrumenten waarop Sandra Phlippen doelt zijn woningen en zorgcapaciteit. Onderwijs, maar ook sociale samenhang en weerbaarheid.
Van Es: “Nederland is het land van de Koopman geworden die de Dominee voorgoed de deur heeft uitgewerkt. Wat is het gevolg?”

Nederland kent momenteel volgens het in maart 2023 verschenen rapport Eigentijdse Ongelijkheid van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) zeven sociale klassen. Onderaan staan de onzekere werkenden en het precariaat die resp. 10 procent en 6,3 procent deel uitmaken van de bevolking.
Onzekere werkenden zijn de microwerkers, de taxichauffeurs van Uber, de oproepkrachten in de verdeelcentra, de thuisbezorgers – allemaal anoniem, allemaal onzeker over hun toekomst. Maar tel daar ook maar de arbeidsmigranten bij op die werken in de glas- en tuinbouw, in de slachterijen, in de bouw. De mensen die het ‘precariaat’, worden genoemd, zijn mensen in de laagste sociale klasse. Zij hebben weinig kans op te klimmen op de maatschappelijke ladder.

De werkelijke uitdaging

Van Es eindigt zijn artikel met:…. “Compassie voor medebewoners, omzien naar nieuwe bewoners, het hoofd bieden aan structurele problemen, de zorg voor sociale cohesie, de transformatie naar een duurzame maatschappij en niet als laatste: een betekenisvolle draai in de gedachte dat de economie moet groeien. De tomeloze groei heeft veel leed gebracht. Het zal anders moeten. Dat is de werkelijke uitdaging die we met elkaar moeten aangaan”.

Lees het hele artikel van Ron van Es: Zo kan het niet langer – De werkelijke uitdaging van onze werkgelegenheid in Nederland, New Financial Forum, 1 juni 2023: www.newfinancialforum.nl/blog/1500/zo-kan-het-niet-langer-de-werkelijke-uitdaging-v
New Financial Forum staat voor een nieuwe economie, dienstbaar aan de samenleving.

Eindeloos stoplichten taggen en praten met Alexa, wie zijn de mensen achter AI? door Marieke de Ruiter, de Volkskrant, 31 mei 2023: www.volkskrant.nl

 

Foto bovenaan is van Aamir Mohd Khan

Geef zorgprofessionals een stem in het publieke debat. Cursus voor werken aan zichtbaarheid en invloed als verpleegkundig opiniemaker

Aan de Fontys Hogeschool is een cursus te volgen die zorgprofessionals aanmoedigt vaker van zich te laten horen. Het nieuwsmedium Bron van Fontys Hogescholen meldt dat drie onderzoekers van Fontys ter aanmoediging om je uit te spreken de cursus Opinieleiderschap voor zorgprofessionals geven: Jessie van Wijk, Fleur Hendrickx en Rick van Loon.
De cursus is een samenwerking tussen de lectoraten Persoonsgerichtheid in een ouder wordende samenleving en Journalistiek en verantwoorde innovatie, en beroepsvereniging NU91. Dertien enthousiaste cursisten werken aan het versterken van hun zichtbaarheid en invloed als verpleegkundig opiniemakers. In mei 2023 produceerden zij podcasts en publiceerden zij opiniestukken in Nederlandse dagbladen.

Een van de cursisten isTeie Salomons. Hij schreef een artikel in dagblad Trouw getiteld De verpleegkundige weet het meest van de patiënt. Salomons is verpleegkundig specialist in de geestelijke gezondheidszorg er pleit ervoor dat alle patiënten een zorgverlener verdienen die bij het regisseren van de zorg hun gezondheid vooropstelt: “Ik heb meestal wel een mening over ons vak, maar om die ook kenbaar te maken, is iets anders”.

In media nauwelijks aan het woord

Zorgprofessionals zoals verpleegkundigen worden in de media nauwelijks als expert aan het woord gelaten. Dat blijkt onder andere uit speurwerk van de drie Fontys-onderzoekers. Tussen 2019 en 2022 spitten ze de landelijke media door op zoek naar publicaties over de zorg en zorgprofessionals. Daarbij keken ze naar wie er aan het woord wordt gelaten en het geschetste beeld.

Niet over hen, maar met hen spreken

Met de cursus willen de onderzoekers zorgprofessionals een stem geven in het publieke debat en binnen de eigen zorginstelling, zodat er niet langer over hen, maar met hen wordt gesproken en beslist. Cursisten leren hoe ze zowel beleidsmatig kunnen meepraten en meebeslissen, als hoe ze zich in het maatschappelijk debat kunnen en durven laten horen.

Deelnemers gaan bijvoorbeeld naar de Tweede Kamer in Den Haag waar ze op bezoek gaan bij beleidsmakers en lobbyisten. Ze oefenen een gesprek voeren met acteurs die zich voordoen als zorgmanagers. Ook leren ze hun mening duidelijk formuleren in een artikel of podcast.
Onderzoeker Rick van Loon: “Pal staan voor je beroep en uitdragen wat je daarvan vindt is belangrijk. Niet alleen voor de ontwikkeling van het vakgebied, maar ook voor jezelf als zorgprofessional”.
Onderzoeker Fleur Hendrickx ziet dat zorgprofessionals die wel met hun mening naar buiten willen komen, vaak op weerstand stuiten van de communicatieafdeling. Een van de redenen daarvoor is dat zorginstellingen bang zijn voor imagoschade. Dat ligt vaak anders voor mensen die een zelfstandiger functie hebben, waardoor zij waarschijnlijk wat meer vrijheid voelen om hun mening te uiten.

Een mooie ontwikkeling

Onderzoeker Jessie van Wijk: “Aan elke zorginstelling ligt van oudsher een organisatiestructuur ten grondslag waarin een manager of medisch specialist de leiding heeft. In sommige instellingen worden momenteel verpleegkundig directeuren aangesteld. Dat is een mooie ontwikkeling, maar moet nog wel goed van de grond komen”.

Lees verder: Zorgprofessionals mogen vaker van zich laten horen, Fontys, 24 mei 2023: https://bron.fontys.nl/zorgprofessionals-mogen-vaker-van-zich-laten-horen/

Bron: https://bron.fontys.nl/

Fontys: https://fontys.nl/

NU’91: https://www.nu91.nl/