Volgens een peiling van het Amerikaanse bedrijf Gallup onder 230.000 fulltime en parttime werkende mensen in 142 landen voelt slechts 13 procent zich betrokken bij hun werk en tevreden over hun baan. Barry Schwartz verdiepte zich in de cijfers voor zijn nieuwe, in september 2015 gepubliceerde boek Why we work. Werk blijkt voor bijna 90 procent van de werkende wereldbevolking eerder een bron van frustratie dan van voldoening. Schwartz vindt dat een maatschappelijke, emotionele en zelfs economische verspilling: “Negentig procent van de volwassenen brengt de helft van zijn of haar leven door met dingen doen die men liever niet wil doen op plekken waar men liever niet wil zijn”.
Barry Schwartz (1946) is een Amerikaanse psycholoog en leraar op het Schwarthmore College, Pennsylvania. Hij bestudeert de relatie tussen economie en psychologie en biedt ons een onthullend kijkje in onze moderne maatschappij. Eerder verschenen van hem Practical wisdom (2010) en The paradox of choice – why more is less (2004).
In haar artikel over Why we work op de site van Brainpickings wijst Maria Popova op andere auteurs die over frustratie en werk hebben geschreven. Bijvoorbeeld William J. Reilly in How to avoid work uit 1949 dat gaat over het vinden van je bestemming en over doen wat je graag doet. Anaïs Nin schreef in een van haar dagboeken in 1941 dat “het afschuwelijk is als je wordt betaald voor werk waaraan je een hekel hebt”. Daarentegen is volgens haar het vinden van een doel en doen wat je graag doet zodat je hart ervan gaat zingen, het beste waarnaar een mens kan streven. Helaas blijven teveel mensen meelopen in het rondwentelend rad van werk dat geen voldoening geeft.
Lewis Hyde beweert in zijn boek The gift: Creativity and the artist in the modern world, (1979) dat de meeste mensen er belachelijke ideeën op nahouden als het om werk gaat. Als ze betaald krijgen voor dingen doen noemen ze dat werk, maar dingen doen buiten hun ‘werk’-uren om noemen ze spel. Het leven is te kort en te waardevol, schrijft hij, om het te verspillen aan werk. Als je er nu niet uitstapt, zul je eindigen als de kikker die in een pan met water wordt gedompeld dat langzaam aan de kook wordt gebracht. Naarmate de temperatuur stijgt, begint de kikker zich ongemakkelijk te voelen, maar niet ongemakkelijk genoeg om uit de pan te springen. Zonder zich te realiseren dat er zich een kans voordoet, verliest hij langzaamaan het bewustzijn.
Onderscheid tussen ontdekking en uitvinding
De kern van Schwartz’ boek is dat wij zelf de oorzaak zijn van de diepe onvoldaanheid met werk. Die is het resultaat van hoe wij onze instituties hebben ingericht en hoe die inrichting onze belangrijkste opvattingen heeft gevormd. Die opvattingen hebben op hun beurt ons weer gevormd.
Schwartz brengt een onderscheid aan tussen ontdekking en uitvinding. Volgens hem beginnen we nu te beseffen dat de menselijke natuur – of menselijke aard – iets is dat we bewust uitvinden.
Hij vraagt in zijn boek of de markt voorziet in de behoeften van de consument of dat de markt de behoeften creëert? Komen de media tegemoet aan de voorkeur van de mensen wat betreft nieuws en amusement of creëren de media de voorkeur? We weten allemaal hoe moeilijk het is hierover van gedachten te wisselen in de moderne samenleving; we hebben er waarschijnlijk allemaal een mening over.
Dit soort kwesties spelen overal. Het juiste antwoord vinden kan grote gevolgen hebben voor de toekomst van de maatschappij. Schwartz: “Ik maak dus onderscheid tussen ontdekking en uitvinding. Ontdekkingen zeggen ons iets over hoe de wereld werkt. Uitvindingen gebruiken die ontdekkingen om dingen te maken en processen op gang te brengen, om de wereld anders te laten functioneren. De ontdekking van ziektekiemen leidt tot de uitvinding van antibiotica. De ontdekking van atoomenergie leidt tot bommen, kerncentrales en medische behandelwijzen. De ontdekking van het genoom leidt, of zal leiden, tot enorme veranderingen van bijna elk aspect van ons leven.
Natuurlijk veranderen ontdekkingen ook de wereld doordat we de wereld anders verstaan en doordat we er anders in leven. Zelf veranderen ze de wereld zelden”.
Ideeëntechnologie
Het cruciale verschil tussen ontdekking en uitvinding is volgens Schwartz de morele dimensie: “Als een wetenschapper, of wie dan ook, iets ontdekt, komt het niet in ons hoofd op onszelf af te vragen of deze ontdekking wel mag bestaan. Met andere woorden, hoewel ontdekkingen vaak morele consequenties hebben, hebben ze van zichzelf geen morele dimensie. Als iemand zou zeggen dat het Higgsdeeltje niet mag bestaan, zouden we ons afvragen wat voor geestverruimend middel die persoon heeft ingenomen. Uitvindingen daarentegen zijn een heel ander verhaal. Het typerende van uitvindingen is dat ze een morele dimensie hebben. We vragen ons dan ook af of ze wel nodig zijn, wat er goed aan ze is, of ze een verbetering zijn, of schadelijk. We overwegen of ze wereldwijd verspreid moeten worden en als dat zo is, onder welke voorschriften”.
Dit morele aspect maakt een uitvinding tot wat Schwartz noemt een ‘ideeëntechnologie’ die leidt tot gedragsverandering: “De sociale wetenschappen hebben een ‘technologie’ van ideeën van de menselijke natuur gecreëerd…
Behalve dingen, creëert wetenschap ook concepten, manieren om de wereld, en onze plaats daarin, te begrijpen. Dat is van grote invloed op hoe we denken en handelen. Als we een geboorteafwijking beschouwen als een daad van God, gaan we bidden. Als we deze beschouwen als een speling van de natuur, dan verbijten we ons en zeggen we dat het ons lot is. Het is het gevolg van prenatale verwaarlozing en we gaan beter letten op zwangere vrouwen”.
De ideeëntechnologie van de menselijke natuur is dus meer een uitvinding dan een ontdekking. We moeten dus heel goed opletten als we ideeën volgen:
“Als we het begrip ‘technologie’ verstaan in de zin van gebruik van menselijke intelligentie voor het maken van dingen of het kiezen van methoden die het dagelijkse leven veranderen, dan is het duidelijk dat ideeën niet minder producten van technologie zijn dan computers. Er zijn evenwel twee punten waarop de ‘ideeëntechnologie’ van de ‘dingentechnologie’ verschilt.
Het eerste punt is dat ideeën geen objecten zijn. Ze kunnen niet worden gezien, aangeschaft en aangeraakt. Ze kunnen de cultuur doordringen en grote invloed hebben op mensen voordat ze ook maar opgemerkt worden.
Het tweede punt is dat ideeën, in tegenstelling tot dingen, grote invloed kunnen hebben op mensen, zelfs als ze verkeerd zijn… Verkeerde ideeën hebben invloed op de manier waarop mensen handelen, zolang ze erin geloven”.
Omdat ideeëntechnologie vaak niet wordt opgemerkt en veel invloed kan hebben, zelfs als de ideeën verkeerd zijn en een ideologie vormen, heeft de ideeëntechnologie een fundamenteler invloed dan de dingentechnologie, waarover mensen zich in het algemeen veel drukker maken.
De morele dimensie van gedrag
Theorieën over de menselijke natuur kunnen in feite gedragsverandering teweegbrengen. Dat betekent dat een onware theorie waar kan worden, eenvoudigweg omdat mensen geloven dat die waar is. Het resultaat is dat – in plaats van dat juiste gegevens onjuiste gegevens en theorieën verdrijven – onjuiste gegevens het maatschappelijk leven veranderen totdat de gegevens juiste gegevens worden en de theorieën geldig worden verklaard.
Onze ideeën over wat mensen motiveert hebben volgens Schwartz de aard van de werkplek op een ongunstige manier bepaald. Dat geldt vooral voor de prikkels tot meer presteren en het systeem van belonen en straffen. Hij haalt een voorbeeld aan van een kinderdagverblijf in Israël waar ouders steeds te laat kwamen – na sluitingstijd – om hun kinderen op te halen. Het personeel stond voor het blok. Het kon niet de deur sluiten en naar huis gaan zolang de kinderen er nog waren. De leiding besloot daarop de laatkomers een boete op te leggen. Ouders hadden nu twee redenen om op tijd te komen. Het was hun plicht en ze moesten betalen als ze niet op tijd kwamen.
Maar, het dagverblijf kwam voor een verrassing te staan. Het aantal laatkomers nam toe tot 33 procent vanaf het moment van ingang van het boetebesluit. Naarmate de tijd verstreek, bleef het percentage laatkomers toenemen, tot ongeveer 40 procent in de zestiende week.
Het boetesysteem had, aldus Schwartz, het essentiële verschil tussen een boete en een prijs aangetast:
“Een prijs is een bedrag dat je betaalt voor een dienst of een artikel. Het gaat om een uitwisseling tussen bereidwillige deelnemers. Een boete daarentegen is een straf voor een overtreding. Een parkeerbon van 25 dollar is niet voor parkeren, maar een boete voor verkeerd parkeren. Maar niets houdt mensen tegen een boete te beschouwen als een prijs. Als je 30 dollar moet betalen voor een parkeergarage in de stad, kun je uitrekenen dat het goedkoper is zomaar ergens op straat te parkeren. Elk moreel besef van een strafmaatregel is zoek. Je doet niet iets ‘verkeerd’, je bent prijsbewust. Om dit tegen te gaan moeten de boetes voor verkeerd parkeren hoger zijn dan de tarieven voor een parkeergarage”.
Bij de introductie van de boete verdween de morele dimensie van het gedrag van de ouders van het kinderdagverblijf. De boete demoraliseerde wat voorheen moreel gedrag was. Dat doen in het algemeen ook prikkels. We stellen ons niet meer de de vraag ‘is dit juist of niet juist?’ maar de vraag ‘is dit de prijs waard?’
Als de morele dimensie eenmaal is verdwenen, is ze moeilijk terug te halen.
Nadat de boete voor te laat komen door het kinderdagverblijf was afgeschaft, nam het te laat komen nog meer toe. Het aantal was bijna verdubbeld. Het lijkt erop dat de introductie van de boete de situatie voor de ouders permanent had veranderd van een morele transactie in een financiële. Te laat komen was gewoon een betere deal.
De ‘onpartijdige toeschouwer’
De kern van Schwartz’ betoog is dat de beste motivatie is gebaseerd op wat de Schotse filosoof Adam Smith de ‘onpartijdige toeschouwer’ heeft genoemd, en niet op beloning en straf. De onpartijdige toeschouwer is een denkbeeldige figuur die de moraliteit van onze handelingen beoordeelt en tegenover wie we ons verantwoorden. Toen de ouders eenmaal een tweede, materiële reden was gegeven om op tijd te komen, konden ze zich uitkopen uit de eerste, de morele reden, het plichtsbesef om het juiste te doen onder het toeziend oog van de onpartijdige toeschouwer.
Schwartz: “Als we het vertrouwen verliezen in mensen die het juiste willen doen en we onze toevlucht nemen tot prikkels, zullen we ervaren dat we krijgen waarvoor we betalen”.
Er is geen vervanging voor de integriteit die mensen inspireert goed werk te doen, omdat ze goed werk willen doen. Hoe afhankelijker we worden van prikkels als vervanger van integriteit, des te meer we de vervanger van integriteit nodig zullen hebben. We kunnen onszelf nu wel wijsmaken dat we alleen maar voordeel hebben van onze prikkels en wat we weten over de menselijke natuur, maar in feite zijn we bezig de menselijke natuur te veranderen. En we veranderen die niet alleen, we maken de menselijke natuur ook nog armer.
Werk waarderen
Als het aan Schwartz ligt kunnen we beter de menselijke natuur verrijken in plaats van verarmen. Zoals het ook beter zou zijn als we onze ideeën omtrent werk en het hele ecosysteem van maatschappelijke instituties radicaal zouden herzien: “Menselijke wezens zijn geen schorpioenen. Mensen zitten niet gevangen in deze of gene gewoonte. Maar ze zijn ook niet vrij zichzelf uit te vinden zonder criteria. Als we onze maatschappelijke instituties vormgeven – onze school, onze gemeenschap en ook onze werkplek – vormen we ook de menselijke natuur. De menselijke natuur is dus tot op zekere hoogte het product van menselijke vormgeving. Als we een werkplek vormgeven voor mensen om waardevol werk te verrichten, zullen we een menselijke natuur vormgeven die werk waardeert. Als we een werkplek vormgeven die mensen in staat stelt zin en betekenis in hun werk te vinden, zullen we een menselijke natuur vormen die werk waardeert”.
We hebben onze maatschappij zodanig ingericht dat we het normaal zijn gaan vinden dat we alleen nog maar werken om geld te verdienen. Dat we ons voldaan voelen na gedane arbeid, dat ons werk zin en betekenis heeft en waardevol is, is geheel uit het zicht verdwenen. Schwartz schrijft in zijn boek hoe we dat gevoel weer kunnen terugkrijgen. Dat gebeurt als we de vraag waarom we werken beantwoorden met “omdat het zin heeft en omdat het waardevol is”. De manier waarop we nu werk beschouwen in onze maatschappij werkt niet. Dat blijkt wel uit de cijfers van de Gallup-peiling.
Psychologist Barry Schwartz on What Motivates Us to Work, Why Incentives Fail, and How Our Ideas About Human Nature Shape Who We Become, door Maria Popova, Brainpickings, 5 oktober 2015: www.brainpickings.org (Website is van naam veranderd; heet voortaan the Marginalian: www.themarginalian.org/2015/10/05/barry-schwartz-why-we-work-ted-books/ )
Becoming the Marginalian: After 15 Years, Brain Pickings Reborn: www.themarginalian.org/2021/10/22/brain-pickings-becoming-the-marginalian/
Why We Work: http://books.simonandschuster.com
Worldwide, 13% of Employees Are Engaged at Work, Gallup, door Steve Crabtree, 8 oktober 2013: http://www.gallup.com