Skip to main content

Redactie Beroepseer

Zzp’ers zijn de dagloners van de 21ste eeuw. Overheid faciliteert uitbuiting

Yvonne Hofs, redacteur economie van de Volkskrant schrijft in een uitgebreid artikel dat veel zelfstandigen zonder personeel, de zogenaamde zzp’ers, ondanks alle jubelverhalen over het vrije ondernemerschap amper kunnen rondkomen. Ze jagen bovendien ook de samenleving op kosten en richten de economie te gronde. Oorzaak daarvan zijn de subsidies van de overheid voor zzp’ers. Daarmee stimuleert de overheid de wedloop naar de bodem op de arbeidsmarkt waar sprake is  van regelrechte uitbuiting door opdrachtgevers. Bedrijven die vrijwel niets willen betalen, maar de zzp’er voorhouden dat de aangeboden klus ‘wel heel goed staat op je cv’.

Het aantal zzp’ers en eenmanszaken dat bij de Kamer van Koophandel (KvK) staat ingeschreven, nam tussen 2009 en 2014 met 51 procent toe. Inmiddels verdient meer dan één op de tien werkenden zijn hoofdinkomen als zzp’er. Het CBS telde in 1996 330 duizend zzp’ers en in juni 2014 ruim 800 duizend. Die groei zette in 2015 door. “Als het beleid niet verandert, stijgt het aandeel zzp’ers van 12 procent van de werkzame mannen in 2010 naar 19 procent in 2030”, voorspelde het CBS in maart 2015. Onder vrouwen zou dat aandeel van 8 naar 9 procent gaan.
Nergens groeit het aantal zzp’ers zo snel als in Nederland.

De lobby van opdrachtgevers en belangenorganisaties profiteert

Hofs schrijft over de uitwassen die het gevolg zijn van de “pijlsnelle groei van het aantal zzp’ers in Nederland en de schaamteloosheid waarmee sommige werkgevers – pardon, opdrachtgevers – hun groeiende macht op de arbeidsmarkt exploiteren en de zwakke onderhandelingspositie die een bepaalde groep werkzoekenden – pardon, ondernemers – daar tegenover stelt. En ten slotte, maar zeker niet minder belangrijk: het toedekken van deze misstand door opdrachtgevers, die daartoe slim gebruik maken van manipulatie en begripsvervaging”.

“De lobby van opdrachtgevers en belangenorganisaties van zzp’ers profiteert van het feit dat verschillende groepen werkenden die behalve hun zzp-label bij de Belastingdienst weinig tot niets met elkaar gemeen hebben, onder één noemer worden geschaard. De ict-specialist en de bedrijfsconsultant die hun opdrachtgevers voor het uitkiezen hebben en met gemak een paar ton per jaar vangen, heten zzp’ers. De toekomstige mkb’er die zijn startende eenmansbedrijfje zo snel mogelijk wil uitbouwen tot een onderneming mét personeel idem dito. Maar ook de pseudo-zelfstandigen in de bouw en de thuiszorg die zich tegen afbraaktarieven verhuren en nauwelijks kunnen rondkomen, worden op deze grote hoop gegooid”.

De overheid faciliteert de uitbuiting met subsidies

“De opdrachtgevers van zzp’ers proberen de arbeidsrechtelijke verpaupering van een steeds groter deel van de werkende bevolking te verhullen door deze paupers af te schilderen als vrije, ambitieuze ondernemers. Die opdrachtgevers zijn niet alleen bedrijven, maar ook (semi-)publieke instellingen. Zij hebben er alle belang bij de uitbuiting in sommige delen van de arbeidsmarkt te verdoezelen. Zij willen ook verdoezelen dat de overheid die uitbuiting faciliteert door het zzp-schap te subsidiëren. Het bedrijfsleven wil het steeds ruimere aanbod van goedkope arbeiders niet in gevaar brengen. Ook de overheid profiteert als opdrachtgever van dat aanbod. Samen proberen ze dan ook de illusie in stand te houden dat een ploeterende arbeider die smeekt om werk eigenlijk een veelgevraagde bedrijfsconsultant is die soeverein zijn eigen zaakjes regelt”.

“Slecht betaalde zzp’ers verdienen zo weinig dat ze alleen kunnen rondkomen als ze niet of nauwelijks belasting en sociale premies betalen en als ze zorg- en huurtoeslag ontvangen. Die aanzienlijke belastingvoordelen en toeslagen zijn cruciaal voor hun verdienmodel. Zonder zulke aalmoezen kan hun ‘onderneming’ niet voortbestaan. Eigenlijk moet het uurtarief van een zzp’er hóger zijn dan het loon van een werknemer in een soortgelijke functie, omdat de zzp’er meer risico neemt. Hij moet niet alleen zelf in zijn pensioen voorzien, maar ook een buffer aanleggen voor het geval hij werkloos of ziek wordt”.

Onder de kostprijs

“Zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt kunnen onder de kostprijs werken doordat ze hun riante fiscale aftrekposten en toeslagen gebruiken als aanvulling op hun inkomen. Doordat ze netto meer overhouden van hetzelfde bruto inkomen, kunnen ze minder vragen dan een werknemer. Het Centraal Planbureau berekende het verschil: een zzp’er houdt van elke euro die hij verdient 15 tot 25 cent meer over dan een werknemer. De ‘zelfstandige onderneming’ van de zzp’er krijgt dus behoorlijk wat staatssteun”.

Lees het hele artikel Waarom zzp’ers de economie te gronde richten, door Yvonne Hofs, de Volkskrant, 23 januari 2015: www.volkskrant.nl

Zie ook Centraal Bureau voor de Statistiek: Dossier ZZP: www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-zzp

U P D A T E

Helft zzp’ers kan belastingvoordeel niet missen, EenVandaag, 13 februari 2016: https://eenvandaag.avrotros.nl/panels/opiniepanel/alle-uitslagen/item/helft-zzpers-kan-belastingvoordeel-niet-missen/

Onderzoek: ‘ZZP-ers en verplichte verzekering’, Opiniepanel EenVandaag, 13 februari 2016: https://docplayer.nl/15596762-13-februari-2016-onderzoek-zzp-ers-en-verplichte-verzekering.html

Blogs over palliatieve zorg van longarts Sander de Hosson trekken steeds meer de aandacht

De blogs van de 38-jarige longarts Sander de Hosson van het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen over stervensbegeleiding trekken landelijk de aandacht. Zijn verhalen over zijn dagelijkse werk – De Hosson is gespecialiseerd in palliatieve zorg – worden door tienduizenden mensen gelezen. Vanaf 20 januari 2016 staan ze maandelijks in de bijlage Gezondheid & Co van het Dagblad van het Noorden (DVHN).
In 2015 ontving De Hosson de Lung Cancer Journalism Award voor Nederland van de patiëntenorganisatie Longkanker Nederland. Deze prijs wordt een keer per jaar uitgereikt aan iemand die ervoor zorgt dat mensen met longkanker op een goede manier in het nieuws komen. Met het winnen van deze prijs dingt hij mee naar de internationale Global Lung Cancer Journalist Award. Daarvoor is zijn verhaal Slotcouplet in het Engels vertaald: The final couplet.

Een jonge patiënt die hij vlak voor zijn overlijden nog helpt trouwen. De slapeloze nachten die hij krijgt omdat hij een patiënt moet helpen met euthanasie. Of een patiënte van ver boven de 90 die vraagt: “Red me niet te veel”. Dit zijn allemaal onderwerpen waarover De Hosson schrijft.

De Hosson in het Dagblad van het Noorden: “De zorg aan mensen in hun laatste fase heeft altijd mijn belangstelling gehad. We zijn er de laatste jaren steeds beter in geworden die palliatieve zorg goed te doen en dat betekent veel voor mensen. Maar kijk eens hoeveel aandacht er is voor geboortezorg en hoe de stervensbegeleiding altijd een beetje in een hoekje achteraf zit”.

Uit zijn verhalen spreekt mededogen met de patiënt maar ook kritiek op de geneeskunde, die soms mensen tegen hun eigen belang in zware behandelingen laat ondergaan. “Er is altijd het gevaar van overbehandeling. Je kan altijd nog nieuwe medicijnen geven of nieuwe ingrepen doen. Maar wordt de kwaliteit van leven van de stervende patiënt daarmee wel beter? Ik weet als geen ander wat het betekent om chemotherapie te krijgen. Daar spreek ik ook over met mijn patiënten. Soms willen mensen per se tot het uiterste gaan om maar een paar weken langer te leven. ‘Ik wil door, ik wil door’, zeggen ze dan. Ik zie het als mijn taak ze dat soms uit het hoofd te praten”.

Hij citeert graag de Franse chirurgijn Ambroise Paré uit de zestiende eeuw: “De geneeskunde geneest maar zelden. Vaak biedt de geneeskunde verlichting, maar altijd biedt de geneeskunde troost”. Hij wil maar zeggen: ook als behandeling van de kanker niet meer mogelijk is, kan een dokter of verpleegkundige nog een belangrijke rol spelen, gewoon door er te zijn voor je patiënt”.

Zie interview met De Hosson: Longarts schrijft over stervende patiënten, door Arend van Wijngaarden, Dagblad van het Noorden, 20 januari 2016: https://dvhn.nl

De Hosson is voortrekker van Stichting Beroepseer.

Lees hier Slotcouplet van Sander de Hosson: http://shosson.webnode.nl

Souhail Chaghouani van gemeente Baarn gekozen tot Jonge Ambtenaar van het Jaar 2016

Souhail Chaghouani is tijdens het Verkiezingsfeest in Theater aan de Schie in Schiedam gekozen tot Jonge Ambtenaar van het Jaar 2016. Chaghouani werkt als teamcoördinator Financieel beleid en beheer voor de gemeente Baarn. De drie andere kandidaten waren Ellen de Milliano van de gemeente Bergen op Zoom; Jorrit Blaas van het Ministerie van OCW en Mark Brouwer van het Ministerie van Defensie.

Juryvoorzitter José Manshanden legt uit waarom de jury koos voor Chaghouani: “Souhail is iemand die de hele avond spannend bleef. Iemand die steeds weet te verrassen. En vooral iemand die op hele verschillende niveaus verbindingen legt: rationeel, emotioneel en maatschappelijk”.

Chaghouani volgt Dagmar Winkelhorst op, die de titel in 2015 in de wacht sleepte. De verkiezing voor de Jonge Ambtenaar van het Jaar wordt jaarlijks georganiseerd door FUTUR, het landelijke netwerk voor Jonge ambtenaren.
De winnaar ontvangt een Ervaringsprijs van VNG International (Vereniging van Nederlandse Gemeenten International) en de felbegeerde wisselbeker.

Publieksprijs

Naast de hoofdprijs was er ook een Publieksprijs. Deze ging naar Mark Brouwer, Kapitein der Mariniers. Ruim 5.000 mensen stemden op hem via de website van FUTUR. De publiekswinnaar ontvangt een opleidingscheque ter waarde van 5.000 euro van de Bestuursacademie Nederland.
Alle vier de finalisten krijgen een coachingstraject bij de Overheidsmanager van het Jaar, aangeboden door de Stichting Verkiezing Overheidsmanager van het Jaar en het dienstverlenende bedrijf Conclusion.

Futur:  http://futur.nl/souhail-chaghouani-is-jonge-ambtenaar-van-het-jaar-2016/ (Bericht over Souhail Chaghouani is niet meer beschikbaar op site van Futur)

U P D A T E

Souhail beste jonge ambtenaar van Nederland, Binnenlands Bestuur, 22 januari 2016: www.binnenlandsbestuur.nl

jonge ambtenaar van het jaar 2016

Op de foto: In het midden Souhail Chaghouani. Links van hem Jorrit Blaas. Rechts Ellen de Milliano en Mark Brouwer

Uitkomst enquête: Rechters maken zich zorgen over rechtspraak

Een behoorlijk grote groep rechters maakt zich zorgen over de ontwikkelingen in de rechtspraak. Er is de komende jaren geen ruimte om te bezuinigen of voor grote veranderingen. De kwaliteit van rechtspraak staat onder druk door een te grote nadruk op bedrijfsvoering.

Dat is de uitkomst van een enquête waar 852 rechters en raadsheren (van de 2.450) aan meewerkten. De enquête was opgesteld door een groep rechters van de rechtbank Midden-Nederland die eerder in het Nederlands Juristenblad het artikel Tegenlicht, de rechterlijke organisatie tegen het licht schreven. Aanleiding voor dit artikel was het Meerjarenplan Rechtspraak, maar daarnaast worden er meer zorgen aan de orde gesteld.

Fundament

De initiatiefnemers pleiten ervoor dat er een “fundament wordt gelegd voor een inspirerende samenspraak tussen bestuurders en de medewerkers”. Dat sluit aan bij de wensen die Frits Bakker, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, uitte in zijn nieuwjaarsspeech op 7 januari. “We realiseren ons dat het van groot belang is de komende tijd het gesprek met elkaar aan te gaan over de zorgen die rechters hebben over de ontwikkelingen binnen de Rechtspraak. Deze week praten we allereerst met de initiatiefnemers van deze enquête. Voor een groot deel onderschrijven we de zorgen. Ook steunen we hun oproep tot een maatschappelijk en politiek debat over wat goede en toegankelijke rechtspraak mag kosten. Deze enquête geeft een goede basis voor dat gesprek”.

Resultaten enquête Tegenlicht – De rechterlijke organisatie tegen het licht, januari 2016: www.rechtspraak.nl/enquete

 Meerjarenplan van de Rechtspraak 2015 – 2020, 31 augustus 2015: https://www.rechtspraak.nl/voorgenomen-besluit-31-augustus-2015.pdf

Nieuwjaarstoespraak Frits Bakker: rechtspraak géén willekeurige kostenpost, 7 januari 2016: www.rechtspraak.nl/Frits Bakker

Enquête rechters: op brede schaal zorgen over rechtspraak, de Rechtspraak, 19 januari 2016: www.rechtspraak.nl

Jelmer Evers met Andy Hargreaves te gast bij Royal Society of Arts voor debat over een krachtige, wereldwijde lerarenbeweging

the royal society of arts london rsaOp maandag 25 januari 2016 is Jelmer Evers te gast bij de Royal Society for the encouragement of Arts, Manufactures and Commerce (RSA) in Londen. Hij spreekt daar op een bijeenkomst met publiek debat over de leraar en het onderwijs: Building a teacher-powered education.

De andere gasten zijn hoogleraar Andy Hargreaves uit Boston en schooldirecteur Fiona Collins uit Dublin. Discussieleider is Joe Hallgarten van de RSA.
Hargreaves, een van de meest vooraanstaande auteurs en woordvoerders in het publieke debat over de toekomst van het onderwijs, gaat de vraag stellen: Wat is er nodig om leraren wereldwijd zover te krijgen dat ze aan het roer van onderwijshervorming gaan staan? Hij wil onderzoeken hoe de lerarengemeenschap zich kan inzetten en een beweging vormen om zelf mee te bepalen hoe het onderwijs eruit komt te zien.

De leraar aan het roer

Dat de leraar aan het roer moet staan, is het doel waarnaar Evers, geschiedenisleraar aan de middelbare school Unic in Utrecht, al geruime tijd streeft. Met René Kneyber redigeerde hij de in 2013 verschenen bundel Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs waaraan internationale auteurs meewerkten. Een Engelstalige, internationale editie verscheen in 2015: Flip the system. Changing education from the ground up. De in de artikelen klinkende boodschap bereikt een steeds groter wordende kring belangstellenden en is een pleidooi voor het versterken van de beroepsgroep van leraren die weer eigenaar wil worden van het onderwijs. In plaats van dat de leraar achteraan in de rij moet aansluiten bij het maken van onderwijsbeleid – na de minister, onderwijskundigen, inspecteurs, schooldirecteuren, stichtingen en politici –  behoort hij aan het begin te staan.

In plaats van een technocratische leraar die slechts de door anderen voorgeschreven protocollen volgt en andermans instructies uitvoert, is er een leraar nodig met kwaliteit die de leerervaring vorm geeft. De RSA is in ieder geval van mening dat onderwijsstelsels welbewust platforms moeten creëren voor innovatie op de lange termijn, waar de spelers gelijkwaardig zijn, waar de menselijkheid niet uit het oog wordt verloren en die leraargericht zijn.

De Royal Society of Arts

De RSA is een in Londen gevestigde Britse multidisciplinaire organisatie, gesticht in 1743, met als doel het verrijken van de maatschappij door middel van ideeën en activiteiten. De door de RSA georganiseerde bijeenkomsten en debatten willen een platform bieden aan personen die oplossingen aandragen voor urgente maatschappelijke problemen en nodigt wereldwijd sprekers uit om daarover te komen discussiëren. Kern van de bijeenkomsten is de kracht van het geloof in ideeën die anderen inspireren en aanzetten tot maatschappelijke veranderingen. Het gaat om tastbare en maatschappelijke invloed. De RSA gaat ervan uit dat alle mensen creatieve vermogens hebben en dat deze, indien begrepen en geaccepteerd, gemobiliseerd kunnen worden voor een Verlichting van de 21ste eeuw.
In november 2014 werd Jos de Blok onderscheiden door de RSA met de Albert Medal vanwege Buurtzorg,

Volg het debat

Het debat Building a teacher-powered education vindt plaats op maandag 25 januari 2016 om 18.00 uur Engelse tijd in de Great Room Auditorium van RSA House, 8 John Adam Street, Londen. De Great Room bevat de zesdelige muurschildering Progress of human knowledge and culture van de Ierse kunstenaar James Barry (zie hieronder). Het debat is live te volgen op video (www.thersa.org)

great room rsa Londen

Building a Teacher-Powered Education System, RSA Public Events: www.thersa.org

Internationale uitgave van ‘Het alternatief’ is verschenen: ‘Flip the system’, Blogs Beroepseer, 9 juli 2015:  https://beroepseer.nl

Jos de Blok ontvangt Albert Medal in Londen voor Buurtzorg en “menselijkheid boven bureaucratie”, Blogs Beroepseer Beroepseer, 19 november 2014: https://beroepseer.nl

Het is tijd voor een nationale beweging van krachtige leraren, Blogs Beroepseer, 18 januari 2016: https://beroepseer.nl

 

Annemarie van Dalen: ‘We houden de echte vernieuwing in de zorg tegen’

Organisatie-antropoloog Annemarie van Dalen denkt al zo’n twintig jaar na over vernieuwing in de zorg. Sinds november 2015 is zij de nieuwe directeur van De Opvoedpoli/Care Express, een instelling voor integrale jeugdhulp en jeugd GGZ. Voor haar promotie in 2012 deed zij onderzoek naar twee innovatieve zorgorganisaties, Buurtzorg en Esdégé-Reigersdaal. Titel van haar proefschrift: Zorgvernieuwing – Over anders besturen en organiseren.
Het tijdschrift Lucide – voor bestuurders en toezichthouders in zorg en welzijn – interviewde Van Dalen vanwege haar benoeming voor het winternummer dat als thema heeft vernieuwing in governance.
Met haar benoeming is Van Dalen toegetreden tot het gremium der bestuurders in de Nederlandse zorg. De eerste vraag van interviewer Pierre de Winter luidt dan ook:

Nu wordt u dus zelf bestuurder. Waarom eigenlijk?
Van Dalen: “De vraag van De Opvoedpoli kwam langs precies op het moment dat het bij mij begon te kriebelen. Ik maak me al jaren hard voor vernieuwing in de zorg in verschillende rollen. Nu wilde ik daar vanuit een andere verantwoordelijkheid mee aan de slag”.

Spannende stap voor iemand die tot nu toe vooral vanaf de zijlijn heeft geopereerd. Bent u niet bang uzelf tegen te komen?
“Nou, dat met die zijlijn valt wel mee hoor, maar ik kom inderdaad mensen tegen die zeggen benieuwd te zijn of ik m’n ideeën ook in deze rol zal realiseren. Maar dat is voor mij juist te reden om het te doen”.

Wat maakt De Opvoedpoli de moeite waard?
“De Opvoedpoli heeft een heel heldere visie: doen wat nodig is voor kinderen en gezinnen. Dat betekent snelle hulp, geen wachtlijsten en altijd bereikbaar zijn. Maar ook verbinden van jeugdzorg en jeugd GGZ en nieuw aanbod ontwikkelen voor vragen van cliënten die over de grenzen van het bestaande heen gaan. Daar liggen nog ontzettend veel mogelijkheden. Het is een eigenwijze organisatie waar creatieve mensen werken die zich niet laten belemmeren door ‘dat kan niet’ of ‘dat mag niet’. Dat past precies bij mij. Maar ook wij merken dat het lastig is om daaraan vast te houden onder de huidige verantwoordings- en systeemdruk. En daarbij moeten ook wij ons herbezinnen over de vraag hoe we toegevoegde waarde blijven leveren in een veranderend zorglandschap. Dat zie ik als onze uitdaging en daar werk ik met ontzettend veel plezier aan”.

Nieuwe managementsspeak

Op de vraag of het met de zorgvernieuwingen de goede kant opgaat, antwoordt Van Dalen:
“Tien jaar geleden – toen ik aan het onderzoek begon voor mijn boek – was men nog volop zoekende naar de richting die het op moet met de zorg. Nu zie je dat de transformatie van de samenleving ook vorm krijgt op hele andere plekken. Overal zegt men nu: ‘We moeten minder regels, minder procedures, minder systemen hebben en de menselijkheid en de reden van het bestaan weer voorop zetten. Maar het probleem is nu dat dát de nieuwe managementspeak is geworden. Men adopteert de woorden, maar niet de praktijk die daarbij hoort. Ik ben daar niet per se negatief over, want ik ben een optimistisch mens en zie echt wel dat er veel verandert. Maar tegelijkertijd: als ik kijk naar de mate waarin we die taal van verandering tegenwoordig gebruiken, dan zouden we helemaal geen themanummer over vernieuwing van governance meer nodig hebben. Helaas is dat niet het geval. Er zit dus een discrepantie tussen hoe we er in de samenleving over praten en wat er werkelijk gebeurt”.

Kijken we naar de governance, waar zit die discrepantie dan?
“Er wordt met name onvoldoende kritisch gekeken maar de eigen sturing. Instellingen zijn momenteel enorm hard bezig om te voldoen aan de eisen en criteria die gemeenten, inspectie en verzekeraars aan ze stellen. Maar dat instrumentarium van zorginkoop en klassieke kwaliteitsmeting gaat de zorgvernieuwing die ik voorsta niet dichterbij brengen”.

Wat nodig is zijn lef en kennis

Volgens Van Galen houden we de echte vernieuwing in de zorg tegen: “We houden met z’n allen een soort papieren werkelijkheid in stand waarvan we eigenlijk allemaal vinden dat het anders moet. We weten bijvoorbeeld dat de relatie tussen cliënt en hulpverlener in hoge mate bepalend is voor de kwaliteit van de zorg die wordt geleverd. Dan zou je zeggen: maak inzichtelijk hoe een waardevolle relatie tot stand komt, of hoe cliënten die relatie ervaren. Het gaat daarbij om een specifieke, subjectieve ervaring en dat is ook goed. Maar vervolgens zegt men dan: ‘Die gegevens moeten geaggregeerd worden naar een hoger abstractieniveau, zodat we organisaties kunnen gaan vergelijken’. En daar gaat het mis, want dan verliezen de gegevens hun betekenis. Het systeemdenken krijgt daar de overhand en dan ben je weer terug bij af”.

Bestuurders die het gat willen dichten tussen de papieren werkelijkheid waarin ze leven en de opvattingen die ze hebben over wat goede zorg is, hebben twee dingen nodig:
“Lef en kennis. Je hebt lef nodig om daadwerkelijk een pad op te gaan waarvan je de uitkomsten nog niet weet. Maar wil je dat pad succesvol kunnen opgaan, dan zul je moeten doorgronden – kennis hebben in je hoofd, je hart en je buik – wat het betekent om die stappen te gaan zetten. En ondertussen moet je je maatschappelijke legitimiteit behouden binnen dat systeem waar we met z’n allen in zitten. Dat is een balanceertruc en die is niet makkelijk”.

Van Dalen vindt dat “alles begint met de vraag: wat zijn jouw opvattingen over goede zorg? Dat geldt zowel voor de professional, de bestuurder als voor de toezichthouder. Daar moet over gesproken worden en de conclusies moeten gedeeld zijn in de hele organisatie. De tweede vraag is dan: welke manier van organiseren past bij deze opvatting van goede zorg? Een derde vraag die daaruit volgt voor de RvT zou kunnen zijn: en welke manier van toezichthouden hoort daar dan bij? Zo krijg je een congruente trits van denken, organiseren en sturen”.

Lees het hele interview met Annemarie van Dalen, door Pierre de Winter: ‘Er wordt te weinig nagedacht’, Lucide, winternummer 2015: www.lucide.info (Tijdschrift is opgeheven).
Het interview met Annemarie van Dalen is te lezen in PDF op site van Opvoedpoli: www.opvoedpoli.nl/assets/Nieuws/LUCIDE04-interview-Annemarie.pdf

Pierre de Winter schrijft op de site van Lucide de stelling dat 2016 wel eens een keerpunt in de zorgbureaucratie zou kunnen worden. Wat vindt u? Reageer en bekijk ook de antwoorden. Ga naar: http://www.lucide.info/stellingen (Tijdschrift is opgeheven, geen archief op internet).

 

Het is tijd voor een nationale beweging van krachtige leraren

Lang geleden, schrijft Bruce Alberts in het Amerikaanse tijdschrift Science, had de zakenwereld veel baat bij het voortdurend raadplegen van de mensen op de werkvloer. Dat was afgekeken van de Japanse auto-industrie die daaraan zijn verbazingwekkende succes had te danken. Maar de meeste scholen in de Verenigde Staten zijn hiërarchische organisaties gebleven die de wijsheid van hun beste leraren negeren.
Na decennialang gefaald te hebben in een bevredigende reactie op het top-down vraagstuk, is nu de tijd aangebroken voor een massale nationale beweging die leraren macht geeft en hen respecteert. Wetenschappers en leraren in de exacte vakken kunnen daarin volgens hem een leidende rol spelen.

Bruce Alberts (1938) is een Amerikaanse biochemicus, en o.m. bekend van zijn invloedrijke en in vele talen verschenen leerboek: Molecular Biology of the Cell. Van 1993 tot 2005 was hij voorzitter van de National Academy of Sciences (NAS); van 2009 – 2013 was hij hoofdredacteur van Science. In 2014 ontving hij de National Medal of Science van de Amerikaanse regering voor zijn verdiensten aan de wetenschap.

Helaas worden zulke leraren maar zelden ingezet

Een doeltreffend onderwijsstelsel ontwerpen is een uitermate gecompliceerd proces. Toch presteren Amerikaanse beleidsmakers het altijd weer het simplistische top-down model toe te passen als ze weer eens poging wagen het onderwijs te verbeteren. Denk hierbij aan de hooggespannen verwachtingen bij de federale overheid na de introductie in 2001 van de de standaardtoetsen op scholen. Dat gebeurde onder het motto dat geen enkele kind meer mocht achterblijven, vandaar de titel van het besluit: No Child Left Behind Act.
Tegen het advies van deskundigen in, heeft men de leraren zelfs zeer onheus behandeld door hun functioneren te beoordelen op grond van de uitkomsten van de jaarlijkse toetsen van de leerlingen. Daarbij werden zowel dominante, externe invloeden genegeerd als onderzoek dat had aangetoond dat de verschillen tussen leraren slechts voor tien procent verantwoordelijk waren voor de afwijkingen in jaarlijkse toetsresultaten.*)

Het zal niet verbazen dat de waardering van leraren voor het werk in vijf jaar tijd gedaald is van 62 naar 39 procent en dat het aantal jonge Amerikanen dat van plan is leraar te worden in recordtempo terugloopt. Hoe kunnen de Verenigde Staten leren van dit falen? Hoe kunnen ze opnieuw beginnen, nu ze met het besluit Every Student Succeeds Act van 2015 de schadelijkste elementen van het besluit van 2001 geschrapt hebben?
Het is al bijna te laat voor een brede nationale beweging van uitmuntende, ervaren leraren die effectief bijdragen leveren. Die hun school besturen en het beleid op een krachtige manier in de praktijk brengen, maar ook voor een deel van de tijd blijven lesgeven in de klas.

Het is nodig dat studenten van vandaag leren hoe ze moeten samenwerken en echt leren communiceren door gebruik te maken van bewijsvorming en logica. Daarbij moeten ze ook leren ordenen, analyseren en informatie kritisch tegen het licht houden. Een bekwame, ervaren leraar daagt elke student uit, doet ideeën aan de hand en geeft aanknopingspunten om verder te gaan. Alberts schrijft dat een wijze vriend van hem met een jarenlange leiderschapservaring op een openbare school ervan overtuigd is dat “de ervaren, actieve leraar een enorme bron voor onderwijsstelsels is die veel te weinig aangeboord wordt… misschien de enige bron die kan zorgen voor echte verandering en verbetering die studenten en leraren verdienen”.
Helaas worden zulke leraren maar zelden adequaat ingezet. Het komt zelfs voor dat ze vijandig worden behandeld door de bureaucratische onderwijsstelsels.

Een krachtig lerarenkorps

Een doeltreffende, nationale beweging starten om leraren macht te geven, vereist een heel breed netwerk en de mogelijkheid te kiezen uit duidelijke strategieën. Volgens Alberts kan er een begin gemaakt worden door advies te vragen aan de allerbeste leraren. Daarmee kan direct worden begonnen in de sector exacte vakken waarin al diverse netwerken actief zijn. Overkoepelende organisaties zouden een consortium kunnen vormen dat een aantal beleidsplannen gaat maken.
Daarna dient er samenwerking te komen met nationale instellingen die andere, cruciale aspecten vertegenwoordigen van het Amerikaanse onderwijsstelsel. Denk daarbij aan directeuren, schoolhoofden, onderwijsvakbonden, schoolbesturen, opleidingsscholen, ouderorganisaties en andere groepen.
Zo’n nationale beweging kan bijvoorbeeld een waardesysteem ontwikkelen voor de selectie van leidinggevende leraren en het definiëren van een specifieke rol voor hen op de scholen. Ook voor het vinden van een manier om hen financieel te ondersteunen als ze blijven lesgeven in de klas, gecombineerd met het verrichten van administratieve taken.

De toestand is urgent, schrijft Alberts. Tenzij de V.S. een beslissende stap voorwaarts zetten en de leraar macht geven, zal het land nooit een openbaar schoolsysteem hebben met het beste onderwijs voor leerlingen. Noch zal het land in staat zijn een getalenteerd lerarenkorps aan te trekken en te behouden. En dat is wat elk land nodig heeft.**)

*) E. H. Haertel, 2013; www.ets.org/s/pdf/23497_Angoff%20Report-web.pdf.

**) Dit artikel is gebaseerd op B. Alberts, in Past as Prologue: The National Academy of Education at 50, Members Reflect, 2015; www.naeducation.org

Empowering great teachers, door Bruce Alberts, Science, 15 januari 2016, Vol. 351, Issue 6270, pp. 207: http://science.sciencemag.org

Wie is het meest geschikt om een ziekenhuis te besturen?

Wie is het meest geschikt om een ziekenhuis te besturen? vraagt Henry Mintzberg.
Mintzberg is een Canadese managementwetenschapper en geldt als een autoriteit op het gebied van organisatiestructuren. Hij speelt een actieve rol in discussies over de opzet van het managementonderwijs en de managementtheorie. Zijn bekendste werk is Structure in Fives: Designing effective organizations (1983). In 2015 verscheen: Rebalancing Society – Radical renewing beyond left, right and center.

De vraag wordt wereldwijd steeds weer gesteld: wie zouden ziekenhuizen en zorginstellingen het beste kunnen besturen? De arts? De verpleegkundige? De professionele manager? Artsen weten hoe ze moeten genezen, verpleegkundigen weten hoe ze moeten verzorgen en de professionele managers weten hoe ze moeten besturen. Canadese managementwetenschapper e

Managen is niet een beroep, zoals de geneeskunde dat is. Management maakt weinig gebruik van de wetenschap. Anders gezegd, kwalen waaraan organisaties lijden en behandelingen zijn nauwelijks deugdelijk omschreven. Management behoort te worden gepraktiseerd als een ambacht, moet geworteld zijn in ervaring en in techniek die afhankelijk is van inzicht. Intuïtief inzicht telt meer dan cerebrale kennis.

Eigenlijk kan niemand een ziekenhuis runnen

Als professionele managers niet geschikt zijn, dan misschien de artsen? Zij bezitten uiteraard wel intuïtief inzicht wat betreft operaties. Bovendien, ziekenhuizen zijn er om te genezen. Maar bij geneeskunst komt veel meer kijken. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de praktijk van het genezen de tegenpool is van de praktijk van het managen.

Artsen werken meestal alleen, daarvoor worden ze ook opgeleid. Elke keer als ze een patiënt zien, nemen ze een helder besluit. Beslissen in het management is dubbelzinniger en meer een gezamenlijke aangelegenheid. Een aantal jaren geleden was er een spotprent waarop een aantal chirurgen rond een onder narcose gebrachte patiënt stond met de tekst: Wie begint? In managementkringen is dat een serieuze vraag. De geneeskunde neigt eerder tot interventie – tot af en toe een behandeling – dan tot blijvende zorg. Ze richt zich gewoonlijk op het deel, niet op het geheel, en ze streeft naar wetenschappelijke bewijzen. Bovendien dient men zich ook nog bezig te houden met het runnen van een ziekenhuis.

Blijven de verpleegkundigen over. Hun werk is intuïtiever, meer betrokken en staat dichterbij de patiënt. Het werk is ook meer gericht op blijvende zorg dan op onregelmatige behandeling. Verpleegkundigen werken ook meer samen. Sommige verpleegkundigen zouden in principe dus het best geschikt zijn om een ziekenhuis te runnen.

Maar, hoe krijg je de artsen zover dat ze verpleegkundigen accepteren als hun managers?

Het is nu wel duidelijk: eigenlijk kan niemand een ziekenhuis besturen. Zelfs het besturen van een gecompliceerde, grote organisatie is kinderspel vergeleken bij het besturen van een algemeen ziekenhuis. De strijdvaardige artsen, de zwaar belaste verpleegkundigen, de zieke patiënten, de bezorgde familieleden, de eisende geldschieters, de drukdoende politici, de oplopende kosten, de voortschrijdende technologie – ze zijn allemaal een onderdeel van zaken op leven en dood.

Eerst een beroep in de praktijk uitoefenen

Toch besturen mensen ziekenhuizen en andere zorginstellingen met soms verbluffende doelmatigheid. “Ik heb artsen ontmoet”, schrijft Mintzberg, “die befaamd waren als hoofd van een ziekenhuis. Zo heb ik ook krachtige verpleegkundigen gekend die de leiding hadden over een ziekenhuis”.

Het lijkt Mintzberg het beste als mensen eerst hun beroep in de praktijk uitoefenen alvorens het management in te gaan, of dat nu verpleegkunde, geneeskunde, psychotherapie of maatschappelijk werk betreft. Hoe breder het visnet wordt uitgeworpen, des te groter de kans op slagen. Dat wil niet zeggen dat een managementopleiding niet van betekenis is, maar wel dat deze behoort te volgen op de ervaring van de beroepspraktijk: “Dat doen we sinds 2006 met veel plezier en met groot succes bij McGill met het programma International Masters for Health Leadership1), bedoeld voor mensen die wereldwijd werkzaam zijn in alle sectoren van de gezondheidszorg”.

In een recente blog over het managen van de gezondheidszorg2) schreef Mintzberg over een aantal gebrekkig functionerende vormen van bestuurlijke praktijken: fusies, regelgeving, reorganisaties, etc. die bedoeld zijn om de gezondheidszorg beter te maken waar dat niet nodig is: “Een aantal weken geleden had ik een bypass-operatie in een ziekenhuis in Montreal dat op een bijzonder manier werd bestuurd”.
Ziekenhuizen in Canada hebben geen eigenaar; ze zijn een onafhankelijk trustfonds. Maar, “dat heeft de provinciale overheden die de ziekenhuizen voor het grootste deel financieren, er niet van weerhouden ze te behandelen alsof ze ministeries zijn”.

“Ik heb een geweldig idee”

De minister-president en de minister van Volksgezondheid van Québec, beiden arts, hebben vorig jaar het probleem opgelost wie de ziekenhuizen behoort te besturen door te besluiten dat niemand dat behoort te doen. Ze hebben de functies van algemeen directeur – hoofd van het ziekenhuis – en van de meeste andere zorginstellingen in Québec afgeschaft. In feite werd iedereen ontslagen. Vervolgens werden de instellingen samengevoegd en herschikt in regionale agglomeraten, elk met één président-directeur général (PDG), de Franse term voor CEO – Chief Executive Officer; in het Nederlands: bestuursvoorzitter.

“Ik heb het hier niet over Alice in wonderland”, verzekert Mintzberg ons: “In het 637 bedden tellende academische ziekenhuis waar ik werd behandeld is niemand meer de baas. De vorige algemeen-directeur werd een paar treden de hoogte in geschopt – hij veranderde in een PDG om de hele agglomeratie te besturen. Die bestond uit negen afzonderlijke instituten: spoedeisende hulp, kinderziekenhuis, palliatieve zorg, ouderenzorg, enz. Denk eens aan al dat geld dat de overheid heeft uitgespaard3). Denk ook aan al de chaos die nog gaat komen”.

“Ik heb een geweldig idee”, schrijft Mintzberg, en vraagt: “Hebben we al die ministers eigenlijk wel nodig? Gezondheidszorg, Justitie, Cultuur, Financiën, Onderwijs, Landbouw, Mijnbouw en nog achttien andere? Waarom voegen we ze niet allemaal samen en laten we de minister-president het geheel besturen. Bedenk eens hoeveel geld we daarmee kunnen besparen”.

Deze blog is voor een deel ontleend aan Mintzbergs nog te verschijnen boek Managing the Myths of Health Care.
Zie: Who can possibly manage a hospital? door Henry Mintzberg, 6 januari 2015: www.mintzberg.org

1) International Masters for Health Leadership: www.mcgill.ca/desautels/programs/international-masters-health-leadership

2) How not to fix health care: www.mintzberg.org

3) Wat kan er nu mis zijn met ‘efficiëntie’? Heel veel!, Blogs Beroepseer, 17 maart 2015: https://beroepseer.nl