Skip to main content

Redactie Beroepseer

Personeel van GGZ-instellingen aan het woord in onderzoek van SP

omslag het personeel van ggz instellingen aan het woordZeven op de tien medewerkers van geestelijke gezondheidszorginstellingen vindt het tempo waarin het aantal plekken in de instellingen wordt afgebouwd onverantwoord. Dat blijkt uit onderzoek van de SP onder ruim 1000 medewerkers in de sector. Door de bezuinigingen op de instellingen neemt, volgens de medewerkers, het aantal verwarde personen op straat toe.

Voor 2020 wordt het aantal plekken in GGZ-instellingen met een derde verminderd. SP-Kamerlid Siderius wil dat de afbouw van het aantal bedden stopt: “Veel patiënten zitten psychisch ernstig in de knel. Zij hebben zorg nodig maar krijgen die niet. In de instellingen zijn de bedden verdwenen, thuis kan de zorg niet gegarandeerd worden. Los nog van het mogelijke gevaar dat deze mensen voor zichzelf en hun omgeving vormen, hebben ook politie en andere hulpdiensten hier de handen vol aan. De afbouw van het aantal bedden moet, zolang de zorg thuis niet op orde is, stoppen”.

De bezuinigingen hebben ook effect op de kwaliteit van zorg. Negentig procent van de medewerkers zegt dat de zorg voor patiënten is verslechterd. Daarnaast zijn er door de toenemende bureaucratie steeds minder handen aan het bed gekomen. Siderius: “De uitkomsten van het onderzoek zijn schokkend. De toegankelijkheid, de kwaliteit en de werkomstandigheden in de GGZ staan onder druk. In het belang van de patiënten zelf én de hele samenleving moeten de bezuinigingen op de geestelijke gezondheidszorg echt van tafel”.

Klik hier voor het onderzoek Het personeel van GGZ-instellingen aan het woord, december 2015: www.sp.nl

‘GGZ-bezuinigingen leiden tot meer verwarde personen op straat’, SP, 3 december 2015: www.sp.nl

Jolanda de Mooij over verpleeghuiszorg als een vak apart

omslag dementie inzicht“Verpleeghuiszorg is een vak apart. Het is werk met een lach en een traan. Mensen met dementie hebben mijn hart gestolen, het zijn bijzondere mensen. En het is een mooi en dankbaar vak waar ik mij al vele jaren voor inzet. Doordat ik in al die jaren zoveel heb gezien en meegemaakt, heb ik mezelf een goed beeld kunnen vormen van de kwaliteit van zorg in verpleeghuizen. Door deze jarenlange ervaring met kwaliteit van zorg heb ik tot goed doordachte ideeën kunnen komen die tot verbeteringen moeten leiden. Mijn compassie met (ouderen)zorg is zelfs zo groot dat ik al reeds twee boeken schreef over zorg verlenen aan ouderen en mensen met dementie”.
Jolanda de Mooij schrijft in een blog op de site van Waardigheid en trots over haar visie op ouderenzorg en dementie. Zij is lid van de klankbordgroep Waardigheid en trots en was als verpleegkundige jarenlang werkzaam in de zorg voor mensen met dementie. In november 2015 verscheen haar boek Dementie. Inzicht, dat zij schreef met haar dochter Milly van der Ploeg.
De naam Waardigheid en trots is ontleend aan het in februari 2015 gepresenteerde plan van aanpak voor een toekomstbestendige verpleeghuiszorg van het Ministerie van Volksgezondheid: Waardigheid en trots. Liefdevolle zorg. Voor onze ouderen.
De leden van de klankbordgroep waar De Mooij deel van uitmaakt, denken gezamenlijk na over hoe de zorg in Nederland naar een hoger plan getild kan worden. Het uiteindelijke doel is om alle ideeën zo goed mogelijk te vertalen naar de praktijk.

Zorg vanuit de ander

De Mooij over haar visie op zorg: “Momenteel wordt de zorgvisie ‘eigen regie’ veel gebruikt. Ik mis daar echter nog iets in, namelijk de zorg vanuit de ander. Hiermee bedoel ik dat de zorgverlening aan mensen met dementie volledig vanuit hun perspectief verleend moet worden. Alleen zo is een fijne oude dag in alle opzichten mogelijk. Zorgen vanuit de ander kun je het beste doen door jezelf te verplaatsen in de ander en je steeds af vragen hoe iets voor de ander zou zijn. Je neemt niet jezelf als uitgangspunt, maar de bewoner: je kruipt als het ware in zijn schoenen. Door je op die manier in te leven krijg je meer inzicht in de achterliggende redenen van gedrag. Je gaat beter begrijpen waarom iemand bepaald gedrag vertoont. Het leert je ook te begrijpen waarom je bepaalde dingen niet moet doen of juist wel.

Zorgen vanuit de ander betekent uiteindelijk dat je constant vragen blijft stellen over de ander, waarbij je die ander als uitgangspunt neemt. Enkele voorbeelden van vragen kunnen zijn:

• Hoe zou het zijn om steeds maar op zoek te zijn naar je ouderlijk huis, je vader en je moeder?
• Hoe zou het zijn als je wakker wordt en niet meer weet waar je bent – en dat iedere dag opnieuw?
• Hoe zou het zijn om te beseffen dat je dingen vergeet, dat je vaardigheden kwijt en in de war bent?
• Hoe zou het zijn om 24/7 in een groep te wonen met mensen die net zo verward zijn als jij?

Deze rij vragen is in principe eindeloos. In het verpleeghuis word je daar iedere dag weer op gewezen.

Gevoelszorg: de mens achter de ziekte

Dementie raakt een mens tot in zijn kern, het is een constant veranderingsproces. Gevoelens van angst, onveiligheid, verdriet en boosheid zijn onderdeel van dit proces. Deze gevoelens hebben veel negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Zorg aan mensen met dementie is dan ook voor een groot deel gevoelszorg. De cognitieve vermogens van bewoners nemen beetje bij beetje af, maar hun gevoelens blijven tot aan de laatste levensdag bestaan. Het is zaak om te begrijpen wat dementie met een mens doet, hoe dat voelt en welke gevolgen dat heeft. Ik zou graag zien dat de zorg zich volledig richt op de mens in zijn totaliteit, de zogenaamde ‘holistische mens’. Dit betekent dat niet de ziekte centraal wordt gesteld, maar de mens achter de ziekte. De doelstellingen zijn daarbij: geen pijn of ander ongemak; zingeving, plezier; contacten met anderen”.

De Mooij is van mening dat de kwaliteit van zorg direct te maken heeft met aandacht voor gevoelens, wensen en behoeften: “Verpleeghuiszorg is in de kern palliatieve zorg. Dementie is niet te genezen en we kunnen de ziekte niet weghalen. De bewoners zitten in het laatste stukje van hun leven. Alles moet er dan ook op gericht zijn de kwaliteit van dit leven zo hoog mogelijk te houden. Comfort en kwaliteit van leven zijn de uitgangspunten”‘.

Lees de hele blog van Jolanda de Mooij: Zorg vanuit de ander, Waardigheid en trots, 30 november 2015: www.waardigheidentrots.nl

Waardigheid en trots. Liefdevolle zorg. Voor onze ouderen. Plan van aanpak kwaliteit verpleeghuizen. Ministerie van VWS, februari 2015: www.rijksoverheid.nl

Ouderenzorg en dementie: http://ouderenzorgendementie.nl

Kwaliteitsindicatoren in de zorg zijn doorgeslagen en een uiting van wantrouwen geworden

Op de conferentie Zo werkt goede zorg – Reflecteren op goede oncologische zorg, De lijsten voorbij van 26 november 2015 was de centrale vraag hoe zorgverleners samen met patiënten kunnen reflecteren op de kwaliteit van de kankerzorg en deze verbeteren. Prof. dr. Elsken van der Wall, internist-oncoloog van het UMC Utrecht Cancer Center was dagvoorzitter van de conferentie. In haar verslag op de site van Leven met kanker citeert zij Anne-Marie Dingemans, longarts van het Maastricht UMC+, die vertelde dat… “kwaliteits-indicatoren zijn doorgeslagen en een uiting van wantrouwen geworden. Zeker als ze gebruikt worden om te controleren in plaats van als stimulans om te verbeteren”.

Het inzichtelijk maken van kwaliteit van zorg door middel van indicatoren werd stevig onder de loep genomen tijdens de bijeenkomst met ongeveer 150 deelnemers. “Reflecteren op oncologische zorg MOET. Maar de dokter is geen datamanager. Teamwerk, reflectie en vertrouwen zijn zeker belangrijker dan indicatoren”.

Wim Schellekens, lid Raad van Toezicht van het Diakonessenhuis Utrecht/Zeist, herinnerde eraan waarom de kwaliteitsindicatoren er zijn gekomen: “Wanneer indicatoren gepubliceerd worden, worden die verward met realiteit. Indicatoren zijn aanwijzingen en moeten niet verward worden met realiteit”.
Indicatoren zijn bedoeld als middel om de zorg te verbeteren en niet om zorgverleners hierop af te rekenen.

De menselijke maat in de zorg
Zowel sprekers, als het publiek leken het eens te zijn. Het registreren van kwaliteit van zorg is belangrijk, maar dit moet niet doorslaan. Bovendien moet er oog blijven voor de individuele patiënt, de patiënt als mens. Er moet vertrouwd worden op de intrinsieke motivatie van hulpverleners om eigen handelen steeds te evalueren en te verbeteren.

omslag zo werkt goede zorgOp de conferentie werd het boek Zo werkt goede zorg gepresenteerd. Dit boek is het resultaat van de samenwerking tussen de patiëntenkoepel Leven met kanker en ziekenhuizen in Nederland. Het geeft zorgverleners inzicht hoe zij de zorg kunnen verbeteren samen met de patiënt. Voor het boek zijn meerdere kankerpatiëntenorganisaties en ziekenhuizen geïnterviewd. Zo heeft het Radboud UMC, met inbreng van de Stichting Prostaatkanker een keuzehulp ontwikkeld voor prostaatkankerpatiënten. Vereniging Ouders, Kinderen en Kanker zet zogenaamde ouderondersteuners in om vaders en moeders van zieke kinderen te helpen. Het boek bevat vele inspirerende praktijkvoorbeelden, waarbij zorgverleners goed hebben geluisterd naar de patiënt om de oncologische zorg te verbeteren.

‘Kwaliteitsindicatoren zijn doorgeslagen’, door prof. dr. Elsken van der Wall, Leven met kanker, 27 november 2015: www.kanker.nl (niet meer beschikbaar op site van kanker.nl)

Zo werkt goede zorg – Reflecteren op goede oncologische zorg. De lijsten voorbij, uitgave Leven met kanker, november 2015 : http://docplayer.nl/36839041-Zo-werkt-goede-zorg-reflecteren-op-goede-oncologische-zorg-de-lijsten-voorbij.html

Zinvol werk verrichten: het komt van binnenuit, volgens Josh Bersin

zinvol werkEr is de laatste jaren veel geschreven over het belang van zinvol werk, schrijft Josh Bersin, Amerikaanse expert op het gebied van HR – Human Resources (personeelszaken) in zijn artikel Purpose at work: It comes from within. Hij is oprichter en directeur van de advies- en onderzoeksorganisatie Bersin by Deloitte.
Bersin is van oorsprong ingenieur en vooral geïnteresseerd in engagement (van werknemers) en de oorzaken die hebben geleid tot de crisis waarin engagement – betrokkenheid – momenteel verkeert. Het Engelse HR magazine riep Bersin in 2014 uit tot een van de twintig invloedrijkste HR-denkers van de wereld.

Bersin verwijst o.m. naar het onlangs door Reid Hoffman geschreven artikel Power of purpose at work waarin deze schrijft dat als mensen een gevoel voor zinvol werk met elkaar delen, er een hechte band tussen werknemer en werkgever ontstaat. Die verbondenheid zou cruciaal zijn voor het succesvol verrichten van taken.
Bersin noemt ook zijn eigen onderzoek dat hij heeft verricht met Glassdoor, een bedrijf voor vacatures en werving, dat heeft aangetoond dat ‘cultuur en waarden’ de meest gebruikte termen zijn waarmee men een bedrijf of organisatie aanbeveelt om er te gaan werken.
Bersin zegt een groot liefhebber te zijn van het bouwen aan een ‘zinvolle cultuur’, en het delen van waarden en een missie op de werkvloer, maar noemt in dit verband het onderzoek van de Imperative Group dat de hooggespannen verwachtingen ten aanzien van zinvol werk enigszins tempert.

Een paar opmerkelijk uitkomsten

“Ik heb gesproken met Aaron Hurst, directeur van Imperative, en hij heeft me verteld dat er in essentie twee redenen zijn waarom mensen gaan werken”. Die twee redenen zijn:

1: Werken voor financieel gewin of persoonlijke status (niet ‘zinvol’).
2: Werken om anderen te helpen, om een bijdrage te leveren, of voor persoonlijke voldoening (‘zinvol’).

Het onderzoek toont aan dat iedereen die werkt onder een van deze twee categorieën valt. Je kunt een ‘zinvolle’ software engineer zijn (die van zijn werk houdt), of je kunt een ‘niet zinvolle’ software engineer zijn (die voor het geld werkt).

Het onderzoek van Imperative leverde een paar opmerkelijke resultaten op. Degenen die ‘zinvol’ werk verrichten presteren beter. Van deze gelukkige mensen:

– klimt 55% eerder dan gemiddeld op tot directie-niveau;
– wordt 39% eerder vice-voorzitter, of bereikt het zogenaamde C-niveau. Dat wil zeggen: een functie met leiderschapskwaliteiten;
– bereikt 50% eerder een toppositie;
– zijn de meesten beduidend loyaler aan hun organisatie, blijven langer, hebben hechtere relaties en halen meer voldoening uit hun werk.

Aangetoond is ook dat ‘georiënteerd zijn op zingeving’ niet om het werk gaat. Het gaat om de persoon, om u. Bersins conclusie is dan ook dat wij allemaal heer en meester zijn over de manier waarop wij ons werk ervaren: “Als wij opgroeien in een gezin waar de kostwinner elke dag moe en ongelukkig thuis komt van zijn werk, op de bank neerploft met een biertje en begint te klagen, dan beschouwen wij werk waarschijnlijk als slavernij en een manier om geld te verdienen. Aan de andere kant, als je vader of moeder elke dag vol geestdrift thuiskomt en vertelt hoe leuk en geweldig het was op het werk (dat gebeurde elke dag met mijn vader), dan zie je werk als een plek van persoonlijke vervulling”.

“Ik vind dit ongelooflijk triest”

Denk hier eens over na, schrijft Bersin. Je hebt zelf de macht je werk zinvoller te maken. Dat kan natuurlijk ook betekenen van werk veranderen. Maar let wel, veel geluk is gebaseerd op verhalen die we onszelf vertellen.
Minder positief nieuws betreft het volgende: Slechts 28 procent van de beroepsbevolking van 150 miljoen mensen in de Verenigde Staten vindt het eigen werk zinvol. Deze 42 miljoen mensen zijn werkzaam in alle sectoren; ze zijn horecamedewerker gespecialiseerd in het bereiden en serveren van koffie of algemeen directeur – CEO – van een onderneming. De overige 72 procent werkt voor het geld of voor maatschappelijke status en promotie. Het betreft hier ongeveer 108 miljoen mensen. Ze zijn gericht op extrinsieke beloning en hebben een meer transactionele (uitwisseling) relatie tot het werk. Ze zien werk als een middel tot een doel, een doel op zich.

Ongeveer een vierde van ons is in staat zinvol werk te vinden. “Ik vind dit ongelooflijk triest”, schrijft Bersin. Hier volgen een paar percentages:

– Slechts 20% van de technische werknemers is ‘gericht op zinvol werk’.
– Vrouwen, en mensen boven de 55 jaar, zijn vaker ‘gericht op zinvol werk’. Hoe ouder men wordt, des te meer men zich richt op vervulling.
– Slechts 50% van de CEO’s is ‘gericht op zinvol werk’ (waarschijnlijk degenen die tijd en energie steken in hun mensen); slechts 39% van de onderdirecteuren (Zij streven waarschijnlijk naar hogere posities).
– Mensen gericht op zinvol werk hebben hechtere banden op het werk (69% vs. 45%). Dat betekent dat ‘relaties aanknopen met mensen op het werk’ van cruciaal belang is.
– Kunstenaars zijn het meest gericht op zinvol werk (bijna twee keer zoveel als het gemiddelde). Na hen komen de professionals. Arbeiders en losse krachten zijn het minst gericht, zoals te verwachten was. Dienstverleners daarentegen scoren bovengemiddeld hoog wat zinvol werk betreft.
– Wat sectoren betreft: mensen die werken in het onderwijs, de landbouw en visserij, in non-profit- en zorgorganisaties vinden dat ze tamelijk zinvol werk doen. Maar voor de meeste sectoren geldt dat niet.

Vastberaden en serieus uitzien naar zinvol werk

Wat betekent dit nu, vraagt Bersin? Na twee decennia besteed te hebben aan onderzoek, komt hij tot de volgende inzichten:

1. Als u werknemer bent zou u mensen moeten uitkiezen die ‘het werk willen doen waarvoor u ingehuurd wordt’: mensen die van het werk houden terwille van het werk, mensen die het eens zijn met de missie van het bedrijf en mensen die anderen echt graag willen helpen. Deze mensen zijn relatief makkelijk te vinden. En hoewel zij misschien niet de meest ambitieuze mensen zijn – velen zijn dat wel – zijn dit aanwijzingen om hun te vinden.

2. Als u een Human Resourcemanager (personeelschef) of bedrijfsleider bent, zou u moeite kunnen doen banen te creëren die zinvol zijn voor mensen. Geef mensen autonomie en vrijheid om te creëren en te innoveren. Geef hun de ruimte en bedank hen regelmatig voor hun inspanningen. Geef hun een duidelijke missie, duidelijke doelen van de organisatie zodat ze zelf zin kunnen geven aan hun werk. (Over hoe je een ‘echt onweerstaanbare’ werkplek kunt creëren, zie Bersins artikel Becoming irresistible: A new model for employee engagement).

3. Als u mensen werft of inhuurt voor uw bedrijf of organisatie vergeet dan niet hun te vragen waarom ze deze baan willen hebben. Het antwoord op deze eenvoudige vraag leert iets over iemands gericht zijn op zinvol werk en is een aanwijzing voor hoe goed men zich aanpast, groeit, en een bijdrage levert aan de organisatie.

4. Als u een baan zoekt (en doen we dat niet allemaal?), neem de tijd om nog eens na te denken over uw motivatie. Wat moet uw werk opleveren? Hoe bepaalt u de mate van uw ‘succes’? Bent u in staat zich meer te richten op de invloed die u hebt op anderen en minder op eigen persoonlijk voordeel? Zijn er functies, banen, organisaties waar u echt warm voor loopt?

In feite komt het erop neer dat we allemaal tussen de 50 en 70 procent van ons leven doorbrengen met werken, in een of andere baan of beroep. Als we die niet fijn vinden dan is het aan ons om te veranderen. Misschien zou u uw werk moeten veranderen, of van team veranderen, of van werkgever. We zouden ook van houding kunnen veranderen.
Elk werkend mens verdient zinvol werk. “Ik daag u uit”, schrijft Bersin, “omwille van uzelf en de mensen om u heen, serieus en vastberaden uit te zien naar zinvol werk. Het zal u gelukkiger maken, gezonder en succesvoller op alle gebieden van het leven”.

Purpose at work: It comes from within, door Josh Bersin, Huffington Post, 15 november 2015: www.huffingtonpost.com

Becoming irresistible: A new model for employee engagement, door Jos Bersin, Deloitte University Press, 26 januari 2015: http://dupress.com

Rapport Purpose Workforce Index 2015, Imperative Group: https://cdn.imperative.com

http://joshbersin.com

CBS verkozen tot Beste overheids-organisatie van het jaar 2015. Ook Beste overheidsmanager verkozen: José Manshanden

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is verkozen tot Beste overheidsorganisatie van het jaar 2015. Dat werd bekend gemaakt op maandag 23 november 2015 tijdens de feestelijke bijeenkomst ter gelegenheid van de uitreiking van de Overheidsawards in de Ridderzaal in Den Haag.

winnaar beste overheidsorganisatie van het jaar 2015De prijs werd uitgereikt door Minister Bussemaker van Onderwijs aan Tjark Tjin-a-Tsoi, directeur-generaal van het CBS. Het CBS versloeg in een spannende strijd de opsporingsdienst van de belastingdienst FIOD en afvalverwerker Avri uit Rivierenland. De finalisten hebben de jury voor een moeilijke keuze gesteld, omdat zij alle drie op verschillende wijze indrukwekkende prestaties in het publieke domein hebben verricht.
Tjark Tjin-A-Tsoi: “Ik vind het een eer dat CBS deze prijs in ontvangst mag nemen. Het is voor ons een motivatie om te blijven innoveren, in zowel de manier waarop we data verzamelen en verwerken als de wijze waarop we onze informatie aan de samenleving ter beschikking stellen”.

Het CBS heeft grote indruk gemaakt op de jury vanwege de omslag die het heeft gemaakt. Het CBS transformeerde van een naar binnen gekeerd cijferinstituut naar een service- en mediagerichte organisatie, die via alle beschikbare audiovisuele middelen actief haar onderzoeken aan de samenleving beschikbaar stelt. Het CBS heeft zich opgesteld als onafhankelijke en high-tech nieuwsorganisatie, die actueel inspeelt op de vraag en de behoefte van burgers, bedrijven en mede-overheden. Vooral de mate waarin het CBS weet te innoveren telde mee. Ook werd het CBS geprezen als internationale koploper van statistische bureaus. De door het CBS ontwikkelde software wordt in dertig andere landen gebruikt.

De jury bestond dit jaar uit – voorzitter – Liesbeth Spies, burgemeester van Alphen aan den Rijn
– Loes Mulder, directeur-generaal Algemene Bestuursdienst
– Dagmar Winkelhorst, Jonge ambtenaar van het jaar 2014
– Paul ‘t Hart, hoogleraar Bestuurs- en Organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht
– Paulien Pistor, gemeentesecretaris van Eindhoven
– Erik Gerritsen, secretaris-generaal van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
– Annet van Schreven, Provinciesecretaris van Drenthe
– Eric Jongmans, directeur waterschap Rivierenland

De Verkiezing Beste overheidsorganisatie van het jaar is een initiatief van de Vereniging voor Overheidsmanagement (VOM) in samenwerking met de Unie van Waterschappen, Verenging voor Bestuurskunde, Interprovinciaal Overleg (IPO), Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK), Stichting ICTU van en voor overheden, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING).

Doel van de verkiezing is een bijdrage leveren aan transparantie en kennisdeling binnen het openbaar bestuur. Dat gebeurt d.m.v. aandacht besteden aan goede initiatieven en tonen hoe deze initiatieven een bron zijn van professionele trots en inspiratie voor anderen die op zoek zijn naar manieren om het functioneren van publieke organisaties te verbeteren. Die zoektocht is trouwens ook de dure plicht van professionals en managers in het publieke domein.
Bij de verkiezing worden de volgende criteria gehanteerd: missiegedrevenheid; effectiviteit; kostenbewustzijn; betrouwbaarheid; deskundigheid; openheid; leervermogen; werkgeverschap; veerkracht; maatschappelijke betrokkenheid.

European public sector award (EPSA)

De drie finalisten worden begeleid om mee te doen aan de European public sector award (EPSA) in 2017, een Europese overheidsprijs.
Op 18 November 2015 werd in Maastricht bekend gemaakt dat Jeugdbescherming Regio Amsterdam, die verkozen was tot Beste overheidsorganisatie van het Jaar 2014, deze prestigieuze heeft gewonnen in de categorie Supra local and local. Het thema van EPSA voor 2015 is: The public sector as partner for a better society.
De andere genomineerden in deze categorie waren: Your city, you decide, van de gemeente Lublin in Polen en de politie van Dublin met Improved customer-oriented policing in an age of austerity uit Ierland.

winnaar overheidsmanager van het jaar 2015 jose manshandenOp de bijeenkomst in de Ridderzaal werd ook de prijs voor Overheidsmanager van het jaar 2015 uitgereikt aan José Manshanden door commissaris van de Koning in de provincie Overijssel Ank Bijleveld en minister van Onderwijs Jet Bussemaker. Manshanden is lid van de Directieraad van de gemeente Utrecht. Zij geeft leiding aan complexe decentralisatieoperaties in de jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en participatie.

Andere kandidaten voor de titel Overheidsmanager van het jaar 2015 waren Bert Wijbenga van Nieuwenhuizen, voorzitter Raad van Bestuur woningcorporatie Woonbron en Mariël Middendorp, directeur Dienstverlening en Sociaal Domein gemeente Alphen aan den Rijn.

Platform O

Tot slot werd op de bijeenkomst ook Platform O officieel gelanceerd. Platform O heeft als doel reflectie op en discussie over het openbaar bestuur. Door kennis te ‘maken en te delen’ hopen de initiatiefnemers het openbaar bestuur te verbeteren. Op het platform worden onder meer columns en artikelen van wetenschappers, ambtenaren van verschillende overheden en professionals uit de praktijk gedeeld. Onderwerpen die behandeld worden zijn onder meer lokale vernieuwing, technologische innovatie, maar ook dossiers als de hervorming van de nationale politie. In de toekomst staan er ook kleinschalige bijeenkomsten op de agenda, om het debat voort te zetten. Zie: https://platformoverheid.nl/

Beste overheidsorganisatie van het jaar 2015: www.overheidsawards.nl/editie-2015/

José Manshanden Overheidsmanager van het jaar 2015, Binnenlands Bestuur, door Eric de Kluis, 24 november 2015: www.binnenlandsbestuur.nl

EPSA 2015 Winners. Every Child Safe Forever (ECSF project) – The Development of Relentless Family Case Management and the End of Parole and Other Court Orders: http://www.epsa2015.eu/files/EPSA2015%20Every%20Child%20Safe%20for%20Ever.pdf

Jeugdbescherming Amsterdam wint Europese prijs, Gemeente.nu. 25 november 2015: www.gemeente.nu

Foto bovenaan: Tjin-a-Tsoi, directeur-generaal van het CBS met de prijs voor Overheidsorganisatie van het Jaar 2015. Links van hem juryvoorzitter Liesbeth Spies, rechts minister Jet Bussemaker van Onderwijs.

Onderste foto: José Manshanden (midden) krijgt de trofee voor de Overheidsmanager van het Jaar 2015 van juryvoorzitter Ank Bijleveld (links) en minister van Onderwijs Jet Bussemaker.

 

Meer aandacht voor beroepskwaliteit en beroepseer bij vakverenigingen

Op het symposium Professionaliteit en beroepseer in oktober 2015 waren de aanwezigen het erover eens dat de kwaliteit en de inhoud van het werk een belangrijk thema binnen het sociaal-economische overleg verdient. Het symposium was georganiseerd door de Vakcentrale voor Professionals (VCP), voorheen Vakcentrale MHP geheten. De VCP behartigt de belangen van hoger opgeleide en leidinggevende werknemers in het bedrijfsleven en bij de overheid en houdt zich bezig met het landelijk sociaal-economisch en maatschappelijk beleid. Bij de VCP zijn circa vijftig beroepsorganisaties aangesloten, waaronder politievakbond ACP, de Nederlandse Vereniging van Luchtvaart Technici (NVLT) en de Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers (VNV). De VCP telt ruim honderdduizend leden en maakt – met FNV en CNV – ook deel uit van het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV).

Thijs Jansen, directeur van Stichting Beroepseer, gaf op het symposium een presentatie en een workshop. De conclusie na afloop was dat vakorganisaties sterker zouden moeten opkomen voor beroepskwaliteit, naast de primaire en secondaire arbeidsvoorwaarden. Tijdens de workshop bleek dat professionals op zoek zijn naar zinvol werk. Voor hen zijn de belangrijkste ingrediënten van zinvol werk, in deze moderne tijd: maatschappelijk doel, moreel juist, plezier in presteren, autonomie, erkenning en positieve relaties. Ze vormen een tegenwicht tegen machteloosheid, zinloosheid en sociale isolatie die werknemers in hun werk kunnen ondervinden.

Ruimte voor beroepskwaliteit

De aanwezige vakverenigingen onderschreven het pleidooi van Stichting Beroepseer om eigenwaarde, beroepstrots en beroepseer, op de agenda te zetten. Dit thema moet bespreekbaar worden gemaakt tussen werkgever en werknemer, maar zonder het te koppelen aan het arbeidsvoorwaardenoverleg. De behoefte aan ruimte voor beroepskwaliteit wordt steeds groter onder professionals. Vakverenigingen, georganiseerd rondom bedrijf en beroep, hebben hierbij een voorsprong om dit te organiseren voor haar leden.

Voorzitter Nic van Holstein van VCP onderstreepte het belang van professionaliteit en beroepseer. VCP wil dan ook met de vakorganisaties aan de slag om met de leden het thema professionaliteit vorm en inhoud te geven: “De VCP denkt daarom dat het concept van professionals, georganiseerd rond bedrijf en beroep, voor de toekomst een ideaal vehikel is waarvan veel kracht kan uitgaan. Het is belangrijk om als vakvereniging regelmatig naar jezelf te kijken om te zien wat er nodig is om vitaal te blijven. Professionals willen wel degelijk meepraten. We zullen dus nieuwe manieren en vormen moeten vinden om thema’s zoals professionaliteit en beroepseer te agenderen”.

Professional van het Jaar 2015

Op het symposium werd de Professional van het Jaar 2015 bekend gemaakt: hoofdagent Maarten Boeren uit Hoorn, lid van politievakbond ACP. De andere kandidaat was Bart Salters. Beiden werden onder luid applaus voorgesteld aan de aanwezigen. en gefeliciteerd door Nic van Holstein: “Het is al eervol om door je eigen vakorganisatie voorgedragen te worden voor een dergelijke nominatie. Je bent een ambassadeur voor de professional”. De VCP heeft de verkiezing Professional van het Jaar ingesteld om het belang van de professional en beroepseer te onderstrepen.
Boeren is een bevlogen en betrokken politieman. Binnen de politievakbond ACP is hij actief. Hij weet over te brengen dat de politie-acties niet alleen gaan over geld, maar juist over de mogelijkheid om het politiewerk op een goede en verantwoorde manier te blijven doen.

Salters was genomineerd door VHP2, de vakbeweging voor hoogopgeleid technisch personeel. Hij werkt als onderzoeker bij Philips Research Zijn onderzoekswerk heeft geresulteerd in een aanzienlijk aantal patenten. Hij vindt het belangrijk dat in een onderneming zorgvuldig met de factor mens rekening wordt gehouden.

Meer aandacht voor beroepskwaliteit in sociaal-economisch overleg, VCP, 15 oktober 2015: www.vcp.nl

Samen laten we de stem van professionals horen, VCP 15 oktober 2015: www.vcp.nl

Zowel patiënten als verpleegkundigen vinden spirituele zorg belangrijk onderdeel van zorg in ziekenhuis

omslag spiritual care vlasblomJan Piet Vlasblom is geestelijk verzorger van het Ikazia ziekenhuis in Rotterdam. Omdat hij vond dat de spirituele zorg aan de patiënten tekortschoot, besloot hij verpleegkundigen te trainen en een promotie-onderzoek te starten, uitmondend in het proefschrift Spiritual care by nurses and the chaplaincy in a general hospital.
Annet Maseland inverviewde hem voor Nursing, tijdschrift voor verpleegkundigen in Nederland en Vlaanderen, en vroeg hem naar zijn ervaringen in het ziekenhuis.
Vlasblom: “Van patiënten hoor ik soms terug dat er de hele dag aan hen wordt gewerkt, maar dat niemand in het ziekenhuis ze echt ziet. Verpleegkundigen lijden eronder dat ze te weinig echte aandacht kunnen geven aan hun patiënten. ‘Ik ga wel vrijwilligerswerk doen in een hospice’, heb ik een verpleegkundige eens horen zeggen”.

Dat wilde je veranderen?
“Ja. Daarom besloot ik tien jaar geleden zelf een training te ontwikkelen voor spirituele zorgverlening. Dat mondde uiteindelijk uit in een promotie-onderzoek, waarbij ik de training ontwikkelde en deze en andere interventies onderzocht op effectiviteit”.

Het begrip spirituele zorg schrijf Vlasblom in zijn proefschrift, is in Nederland voor misverstanden vatbaar: “Zo wordt spiritualiteit geassocieerd met ‘vaag’ , ‘voor zwevers’, ‘onchristelijk’ of zelfs ‘occult’. In plaats van ‘spirituele zorg’ kunnen ook termen als ‘omgaan met levensvragen’ of ‘hulp bij betekenisgeving’ gebruikt worden. In aansluiting bij de wereldwijde literatuur gebruik ik het begrip ‘spiritual care’. Daarbij kijken we niet naar de inhoud (substantiële benadering) van de spiritualiteit (wat iemand gelooft), maar naar de functie die de spiritualiteit heeft. Deze benadering gaat ervan uit dat spiritualiteit een dimensie is van het mens-zijn, die inhoudt dat ieder mens een spiritueel wezen is. Een definitie gebaseerd op deze functionele benadering van spiritualiteit is: ‘Spiritualiteit is het levensbeschouwelijk en religieus functioneren van de mens, waartoe ook de vragen van zingeving en zinervaring behoren’. Het voordeel van deze functionele benadering is dat ze universeel toepasbaar is”.

Resultaten boven verwachting

Op de vraag waarom verpleegkundigen niets doen met spirituele zorgverlening, ook al vinden ze het erg belangrijk, antwoordt Vlasblom: “Tijdgebrek noemen ze als belangrijkste oorzaak. Dat kun je natuurlijk ook niet uitvlakken. Maar ik kwam erachter dat er naast tijdgebrek nog een belangrijke drempel is, namelijk dat verpleegkundigen niet goed weten wat ze moeten zeggen. Ze durven de drempel niet over. Als geestelijk verzorger weet ik dat je heel weinig hoeft te zeggen. Op de training leerden we verpleegkundigen vooral hun mond houden en de goede vragen stellen”.

Hielp het?
“Ja, de resultaten waren bij de effectmeting drie maanden na de training boven verwachting. We hadden echt een halleluja-gevoel. Patiënten voelden zich na de training meer gezien, dat was een significant verschil. Verpleegkundigen vertelden over ontroerende gesprekken en hoe blij ze waren dat ze eindelijk dát deden waarvoor ze ooit het vak waren ingegaan”.

Alle redenen om tevreden te zijn, zou je denken. Maar dat was niet zo. Na zes maanden evalueerde Vlasblom de resultaten. Het bleek dat “alle effecten compleet waren weggeëbd. Als mogelijke oorzaken werden personeelswisselingen en andere scholingen genoemd. Menselijke aandacht verhoudt zich blijkbaar moeilijk met de ziekenhuiscultuur van productiedraaien. We hebben toen geprobeerd of het hielp een vraag over spirituele zorg in de anamnese op te nemen, maar verpleegkundigen vinden dat een lastig moment om diepe vragen te stellen, omdat ze patiënten vervolgens niet willen afkappen. Vaak ook kwam het er gewoon niet van”.

Bewezen effectiviteit van spirituele zorg

Uit Vlasbloms onderzoek bleek dat zowel patiënten als verpleegkundigen spirituele zorg een belangrijk onderdeel van de zorg vinden én dat patiënten en verpleegkundigen van mening zijn dat de spirituele zorgverlening moet verbeteren.

Vlasblom concludeert dan ook dat spirituele zorgverlening landelijk zou moeten worden afgedwongen en niet worden overgelaten aan ziekenhuizen: “In mijn onderzoek beschrijf ik het Schotse model. Daar is de training spiritual care verplicht voor elke zorgverlener en is spiritual care een van de kwaliteitsindicatoren, net als pijn en ondervoeding. Het is toch vreemd. Er is meer bewijs voor de effectiviteit van spirituele zorg dan voor de effectiviteit van de jaarlijkse griepvaccinatie aan ouderen. Toch geven we miljoenen uit aan de griepprik terwijl spirituele zorg helemaal niets kost”.

‘Het halleluja-gevoel ebde langzaam weg’, door Annet Maseland, Nursing, 20 november 2015: www.nursing.nl

Proefschrift Spiritual care by nurses and the role of the chaplaincy in a general hospital, door Jan Piet Vlasblom, VU, 2015: http://hdl.handle.net/1871/53266