Skip to main content

Redactie Beroepseer

De grenzen van het economische denken zijn bereikt. Hoogtijd voor een nieuwe economie

Bart Nooteboom, part-time professor aan de faculteit Economie en bedrijfswetenschappen aan de Universiteit van Tilburg schrijft in zijn artikel op de site van MeJudice – “waar economen met elkaar in debat gaan” – dat de kans klein is dat de economie als eigenstandige discipline overleeft als ze zichzelf niet weet te vernieuwen: “Economie gaat vrijages aan met andere wetenschapsgebieden als sociale psychologie en neurowetenschappen, maar lijkt niet in staat zich werkelijk te vernieuwen. Veel economen brengen de analyse uiteindelijk terug tot prikkels en nut”. Dat is terugkeren naar oude dogma’s.
Economie is  niet in staat tot interdisciplinariteit: “Het is als soorten in de biologie. Een paard kan nog wel paren met een ezel, en dat levert dan de muilezel, maar niet met een giraffe. Je kunt argumenteren dat dit maar goed is ook. Als elke soort kon paren met elke andere soort dan zou er geen differentiatie van soorten overblijven. Menging van alle kleuren geeft grijs. Biologische evolutie vergt scheiding der soorten, en naar analogie daarvan vergt misschien evolutie van kennis ook scheiding van disciplines”.

De economie is fundamenteel onwetenschappelijk, volgens het principe van de falsificatie*) van de filosoof Karl Popper, en het aura van wetenschappelijkheid dat de economie lange tijd had, begint te tanen omdat de zekerheden waarop men zich baseert, fantasiebeelden blijken te zijn.

Nooteboom geeft een beschrijving van de kern – de ‘core’ – van de mainstream economie die volgens hem uit vier elementen bestaat:
1. Methodologisch individualisme: verschijnselen moeten verklaard worden op basis van keuzen en handelingen van individuen.
2. Die individuen maken rationele keuzen op basis van gegeven voorkeuren.
3. In die keuzen is eigenbelang allesbepalend.
4. De analyse moet plaatsvinden in rigoureuze deductie op basis van wiskundige afleidingen en bewijzen.

Hierna gaat Nooteboom in op drie elementen die niet zijn in te passen in de mainstream economie:
1. Radicale onzekerheid.
2. Altruïsme, offers die per saldo niet meer opleveren dan zij kosten en vertrouwen dat verder gaat dan controle zijn volgens de economie irrationeel en niet levensvatbaar in een markteconomie.
3. Incommensurabiliteit, d.w.z. alle relevante waarden kunnen niet samen in een nutsfunctie worden opgenomen.

“Ik reken hiervoor op een jongere generatie”

De mainstream economie is aan zijn einde gekomen, aldus Nooteboom. Wat gaat er gebeuren als we ervan uitgaan dat een systeem zich niet van binnenuit kan veranderen? Antwoord: Dan moet het systeem weggevaagd worden door creatieve destructie van buitenaf.
Nooteboom: “Het is denkbaar dat er een nieuwe interdisciplinaire gedragswetenschap ontstaat met op den duur een andere ‘core’ van basisveronderstellingen en methodologische principes. Elementen uit de oude, onorthodoxe economie kunnen daar deel van uitmaken, maar niet de dogma’s van de kern.
Ik reken hiervoor op een jongere generatie, als die zich niet laat verstrikken in de oude dogmatiek. Het begin zal onvermijdelijk wat chaotisch en erratisch zijn, en door oude economen verketterd worden als ‘vaag’ en ’onprofessioneel’. Om jongeren daar tijdelijk tegen te beschermen moeten er veilige buitenplaatsen en nieuwe carrièremogelijkheden zijn”.

*) Karl Popper (1902-1994) ontwikkelde het principe van de falsificatie: alleen die hypotheses en theorieën kunnen als wetenschappelijk worden toegelaten die op een zodanige manier zijn geformuleerd dat ze gefalsifieerd kunnen worden. De uitspraak ‘alle zwanen zijn wit’ is wetenschappelijk omdat ze door de ontdekking van één zwarte zwaan gefalsifieerd kan worden.

Lees het hele artikel Economie is niet in staat tot interdisciplinariteit, door Bart Nooteboom, MeJudice, 21 december 2015: www.mejudice.nl

Frederic Laloux over het aankomende nieuwe tijdperk van management en organisatie

frederic laloux thumbnDe Belgische adviseur en schrijver Frederic Laloux geeft in deze video een samenvatting van de belangrijkste inzichten die hij heeft verkregen uit zijn onderzoek naar nieuwe methoden van management en gezonde organisaties. Onder organisaties verstaat de voormalige ‘Associate Principal’ bij het prestigieuze organisatie- en adviesbureau McKinsey niet alleen bedrijven maar ook scholen, ziekenhuizen en verzekeringsmaatschappijen.

Laloux zegt dat veel organisaties in onze samenleving moe zijn van bureaucratie en van politiek. Gek genoeg is dat een goed teken. Dat gevoel van malaise laat zien dat we aan het einde van een tijdperk van een bepaald soort management zijn gekomen en dat we klaar zijn voor iets nieuws. We zien dan ook dat er een nieuwe manier van nadenken over bedrijven aan het opkomen is. Een nieuw model van organiseren is in de maak.

Laloux duikt in de geschiedenis van de ontwikkeling van organisaties. Van het tribale tijdperk naar het agrarische, het industriële en het huidige informatietijdperk. Elke keer dat we van tijdperk zijn veranderd, hebben we fundamenteel op een nieuwe manier naar organisaties gekeken.

Drie fundamentele doorbraken

Laloux heeft vier jaar lang diepgaand onderzoek verricht naar twaalf, niet al te bekende, internationale organisaties waaronder Buurtzorg Nederland, de Franse automotive toeleverancier FAVI, en het Amerikaanse tomaten-verwerkende bedrijf Morning Star. De resultaten van dat onderzoek laten zien dat er al bedrijven zijn die de volgende stap naar een nieuw soort management met succes hebben gezet. In deze video pikt hij Buurtzorg eruit om te illustreren hoe succesvol een niet-hiërarchische bedrijfsvoering kan zijn.

In het nieuwe managementdenken zijn volgens Laloux drie fundamentele doorbraken te herkennen:
1. Zelfsturing; dus geen klassieke hiërarchie meer. 2. Heelheid; zowel de rationele als intuïtieve, spirituele en gevoelskanten van de mens hebben een plek in de organisatie. 3. Evolutionair doel; de organisatie beschouwen als een levend iets met een eigen richting. Dus niet vijf jaar vooruitkijken en je daarop vastpinnen. Nee, twintig jaar vooruitkijken en plannen voor de volgende dag. Kijken naar wat er aan het gebeuren is en onderzoeken waarop men kan inspelen.

Geen strategisch plan en plaatsmaken voor de echte, in de praktijk ingebakken controle

De door Laloux onderzochte organisaties hebben geen van allen een strategisch plan. Wel een duidelijk zicht waar ze naartoe willen en flexibele manieren om daarmee om te gaan. Eigenlijk is er meer controle door te luisteren en voortdurend dingen aan te passen, dan een rigide plan dat ons een gevoel van controle geeft maar geen controle is omdat de werkelijkheid te complex is en te snel verandert.
Veel bedrijfsleiders zeggen: Ik moest, staande aan de top van de piramide, de illusie van controle die ik had met al mijn strategieën en plannen opgeven voor de werkelijke controle die ingebakken zit in de structuur en praktijk van de organisatie.

Laloux schreef de bestseller Reinventing organizations waarvan in het najaar van 2015 een Nederlandse vertaling verscheen met dezelfde Engelse titel (Lannoo/Het Eerste Huis). Het boek wordt wereldwijd geprezen en ‘baanbrekend’ en ‘wereldveranderend’ genoemd.

Frederic Laloux over het nieuwe managementdenken en gezonde organisaties

omslag laloux reinventing organizationsDe Belgische consultant Frederic Laloux is een fenomeen geworden, tot zijn eigen verbazing. Zijn boek Reinventing organizations werd een moderne managementklassieker waarvan meer dan vijftigduizend exemplaren zijn verkocht. Inmiddels is het boek ook in het Nederlands vertaald en in het najaar van 2015 verschenen onder dezelfde – Engelstalige – titel Reinventing organizations. Moderne organisaties zitten volgens hem vast in een verouderd stelsel. Werknemers raken gedemotiveerd, ondernemers zoeken naar een ander soort management, vertrouwde modellen schieten tekort. We staan aan het begin van een nieuw tijdperk waarin organisaties opnieuw moeten worden uitgevonden.
In het boek beschrijft hij structuren en processen van organisaties en schetst hij de ontwikkeling van organisaties aan de hand van kleuren. De nieuwste organisatievorm noemt hij cyaan of evolutionair, waarvan onder meer Buurtzorg Nederland het lichtende voorbeeld is. Dit soort organisatie wordt gekenmerkt door drie doorbraak-principes: zelfsturing, heelheid en een evolutionair doel.

Ben Kuiken, van het online magazine Nieuw organiseren nu zocht Laloux op in België voor een interview. Hij schrijft dat het niet eenvoudig was om Laloux te spreken te krijgen: “Hij verontschuldigt zich er meerdere malen voor dat hij de schaarse tijd die hij heeft (hij neemt veel tijd voor zijn jonge gezin) zo goed mogelijk wil benutten en ook nog wat creatief werk wil doen. ‘Kunnen we het interview niet via skype doen?’ Na enig aandringen op een persoonlijke ontmoeting lukt het om een afspraak te maken in Leuven, waar hij een lezing geeft voor een congres van het Global Socio-Technical Systems Design Network. Na afloop vinden we een rustig plekje in de prachtige tuin van het Irish College”.

Vraag van Kuiken: Ik zou willen beginnen met uw loopbaan: u heeft tien jaar bij McKinsey gewerkt. Voor veel consultants is dat een droombaan. Maar u dacht na tien jaar: dit is het niet.

“Het interessante is dat ik altijd al dacht: dit is het niet. Aan de ene kant had ik veel plezier in het werk, maar aan de andere kant vroeg ik me toch ook af wat de zin er eigenlijk van was. Ik zag de partners bij McKinsey, allemaal heel intelligente mensen, maar tegelijkertijd had ik ook altijd de vraag of ze de belangrijke dingen in het leven niet over het hoofd zagen”.

Grote ego’s, erg competitief…

“Nou, ja, de meesten van hen zijn eigenlijk best aardig en idealistisch. Maar ze zijn tegelijk ook enorm sterk gedreven door succes en door de volgende grote opdracht. Het was voor mij altijd al duidelijk dat ik nooit partner zou worden. Ik dacht: ik blijf een jaar, tot ik weet wat ik echt wil doen met mijn leven. Maar dat duurde veel langer dan ik dacht”.

Zo’n tien jaar. Wat gebeurde er dat u toch besloot om te vertrekken?

“Ik had een heel krachtige coaching-sessie die me een geweldig inzicht gaf. Toen was ik klaar, ik kon ontslag nemen”.

Wat was dat inzicht?

“Dat waren er meerdere. Een van de dingen die speelden was de angst om McKinsey te verlaten”.

Want het was een vaste baan en betaalde goed?

“Ja, dat misschien ook wel, maar het was vooral een onbewust geloof dat ik zo´n stap alleen kon zetten wanneer ik absoluut zeker was dat de volgende stap mijn droomjob was. Daardoor verkrampte ik, en bleef ik al die jaren zitten. Toen ik me daarvan bewust werd, dacht ik: ach, ik kan gewoon ontslag nemen en doen wat mij juist lijkt. En als het dat niet helemaal is, kan ik gewoon nog eens een andere richting nemen.

“Daarnaast was er nog iets anders dat ik me tijdens dat gesprek realiseerde: wat voor mij heel betekenisvol was geworden, waren de persoonlijke, soms diepgaande gesprekken die ik had met leiders, achter gesloten deuren. Formeel was dat niet eens onderdeel van mijn werk, maar af en toe ontstonden dergelijke gesprekken, waarschijnlijk omdat ik geen onderdeel was van de organisatie en die leiders me kennelijk vertrouwden”.

Lees het hele interview met Frederic Laloux door Ben Kuiken: Frederic Laloux: ‘Hoe zouden gezondere organisaties eruit zien?’, Nieuw organiseren nu, 14 december 2015: www.nieuworganiseren.nu (Interview niet meer beschikbaar. Site is opgeheven).

Meer info over Reinventing organizations in het Nederlands: www.heteerstehuis.nl

Hieronder is een video te zien met een Nederlands sprekende Frederic Laloux over het opkomen van een nieuw soort management.

Minister Schippers werkt ongestoord verder aan schenden medisch beroepsgeheim en privacy patiënt. Parlement doet niets

Minister Schippers zet haar aanval op het medisch beroepsgeheim onverminderd voort, schrijft Jeffrey Stevens op Follow the Money, het multimediaal platform voor financieel-economische onderzoeksjournalistiek. In november 2015 werd er nog een petitie aangeboden aan de Tweede Kamercommissie van VWS waarmee de kwestie onder de aandacht is gebracht. Desondanks is er niemand die Schippers voor de voeten loopt; zonder veel moeite sluit ze binnenkort haar langlopende project af. In 2016 kunnen medische gegevens gedeeld worden bij het vermoeden van fraude.

Het medisch beroepsgeheim mag geen schuilplek zijn voor fraudeurs’, zo verantwoordt de minister haar wens om medische gegevens gemakkelijker te delen. Medische dossiers moeten gedeeld kunnen worden om fraude met uitkeringen of onjuiste declaraties op te sporen. Dit maakt onderdeel uit van de wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI). Een flinke lijst met persoonsgegevens moet beschikbaar worden voor de overheid. Wanneer deze wijziging wordt aangenomen, krijgen overheidsinstanties de mogelijkheid om persoonsgegevens van burgers bijeen te brengen in één database. Van elke burger ontstaat zo een profiel, dat wordt getoetst aan vooraf bepaalde risicoprofielen zodat afwijkende personen eruit gefilterd kunnen worden.

Bestaande mogelijkheden onbenut

Er is verzet vanuit zorgverleners tegen de voorgenomen wetswijziging, omdat zij het zien als een schending van het medisch beroepsgeheim. Op 19 november bood activiste Judica Berkelaar namens de Vrije patiënt een petitie aan tegen ‘de afbraak van het medisch beroepsgeheim’ bij de Tweede Kamercommissie van VWS. Ruim 1100 mensen ondersteunden Berkelaar in haar strijd tegen ‘de teloorgang van het medisch beroepsgeheim en de privacy in de zorg’.

Ook de Raad van State en onderzoekers van Erasmus Universiteit waren negatief over Schippers’ wetswijziging. Kern van de kritiek is dat aantasting van het medisch beroepsgeheim en schending van de privacy van de patiënt helemaal niet nodig zijn om fraude effectief te bestrijden. Zo kunnen zorgverzekeraars al buiten het beroepsgeheim om dossiers controleren, iets dat zelfs de opsporingsautoriteiten niet zomaar mogen.

Dat gegeven wordt nu in fraudeonderzoeken nog niet benut. Opsporingsautoriteiten hebben een voldoende zwaar vermoeden van fraude nodig om zelf ook medische dossiers te kunnen gebruiken in een strafonderzoek, maar het vooronderzoek van de verzekeraar wordt nog niet altijd gebruikt als aanleiding voor zo’n zwaar vermoeden. Zo bleek dit jaar tijdens een zaak tegen een Rotterdamse huidkliniek, die door het Openbaar Ministerie werd gestaakt. Verzekeraar DSW had fraude geconstateerd, maar het OM zag daarin geen aanleiding om toestemming te vragen aan de rechter-commissaris om zelf onderzoek te doen.

Schippers werkt ongestoord verder

Hoewel er stevige kritiek is het op plan blijft het parlement muisstil. En dat terwijl de kwestie in november nog onder de aandacht is gebracht. Het biedt Schippers de mogelijkheid om ongestoord verder te werken aan haar langlopende project.

Lees het hele artikel van Jeffrey Stevens: Strijd om medisch beroepsgeheim bijna gestreden, Follow the money, 29 december 2015: www.ftm.nl

Wat voor soort (participatie)samenleving willen wij? Margo Trappenburg analyseert en geeft advies

burn out samenleving of lief communisme trappenburgWordt de participatiesamenleving een burn-out-samenleving of lief communisme? vroeg Margo Trappenburg zich af in haar lezing op het eerste jaarcongres van de Beroepsvereniging van Professionals in het Sociaal Werk (BPSW) in Utrecht op 19 november 2015. De vereniging is nieuw ontstaan uit de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW).
Margo Trappenburg is bijzonder hoogleraar Grondslagen van het maatschappelijk werk aan de Universiteit voor Humanistiek en hoofddocent Bestuurs- en organisatiewetenschappen aan de Universiteit van Utrecht.

Hoe zien deze twee typen participatiesamenleving eruit en wat zijn de gevolgen voor de hulpverlener? Om dat te illustreren begint Trappenburg met een voorval op het Centraal station van Utrecht:
“Een paar weken geleden had ik een gesprekje met Tim*), een van mijn studenten. Tim vertelde dat hij mij had gezien op Utrecht Centraal. Maar hoewel Tim mij wel zag, had ik hem niet gezien en dat was ook begrijpelijk, vond Tim, want hij liep toen net even op met een zwerver om een kop koffie te gaan drinken. Ik behoorde natuurlijk tot de groep treinreizigers die zwervers negeren, die de andere kant uit kijken als ze worden aangesproken door een junk die een kleinigheid wil hebben voor de nachtopvang. Aldus Tim, een aardige jongen met een flinke dosis mensenkennis. Ik werd ter plekke bevangen door een emotie die zich het best laat omschrijven als acute heimwee naar de verzorgingsstaat. Meegaan met een zwerver om een kop koffie te drinken! Mijn hart bloedde voor mijn jonge student. Een van de vele voordelen van de verzorgingsstaat was dat je zwervers op het station met een gerust hart voorbij kon lopen. Daar waren immers voorzieningen voor: de geestelijke gezondheidszorg, de dak- en thuislozenopvang. Daar betaalde je als weerbare burger belasting voor en daar kon je als kwetsbare burger terecht, zonder dat je daar moeilijke gesprekken over hoefde te voeren bij een kop koffie”.

Dat belasting betalen was een forse hap uit je inkomen natuurlijk, schrijft Trappenburg, “maar daar werden verzorgingshuizen en verpleeghuizen van betaald, en psychiatrische instellingen en groepswoonvormen voor mensen met een verstandelijke beperking. Ik had dat er allemaal ruim voor over. Mensen met een beperking, zwervers en dementerende bejaarden waren heel veel beter af met gespecialiseerde hulpverleners dan met mij”.

De burn-out-samenleving, een forse verzwaring van de werkdruk

Trappenburg benoemt vier pijlers waarop de klassieke verzorgingsstaat was gebaseerd en schrijft over de neergang van de verzorgingsstaat die langzaamaan ontaardde in een hangmatsamenleving, waarmee we uiteindelijk korte metten hebben gemaakt.
In de participatiesamenleving waarin we nu zijn aanbeland, gaat het om actieve solidariteit: “De overgang van hangmat- naar participatiesamenleving confronteert burgers met een tweeledige opgave. Ten eerste moet iedereen aan het werk. Ziek, zwak, misselijk, gehandicapt of in de war? Geen gezeur, geen uitkering, gewoon de handen uit de mouwen. En ten tweede moet iedereen levenslang zorgen. Voor z’n kinderen, voor z’n ouders, voor kwetsbare familieleden, voor oudere of zieke buren of buurtbewoners, voor mensen met beperkingen in de eigen wijk en voor de dak- en thuislozen op Utrecht Centraal”.

We komen op deze manier terecht in een burn-out-samenleving, aldus Trappenburg en dat betekent voor veel reguliere instellingen een forse verzwaring van de werkdruk.
Ook zal het zo zijn – dit is belangrijk om ons te realiseren – dat de burn-out-samenleving niet iedereen zal treffen. Sommige mensen hebben geluk. Hun ouders en schoonouders worden probleemloos oud of gaan dood voordat ze de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Ze hebben gezonde kinderen. Ze wonen niet in de buurt van mensen met verstandelijke of psychiatrische beperkingen. De participatiesamenleving gaat goeddeels aan hen voorbij. Andere mensen hebben wel hulpbehoevende familie en buren maar zijn zo assertief dat ze heel goed nee kunnen zeggen. De participatiesamenleving treft vooral mensen die geen nee durven zeggen omdat ze daar te aardig voor zijn. Van die mensen waar je ‘nooit tevergeefs een beroep op doet’: steunpilaren in de buurt, lieve buurmannen, lieve schoondochters met een heel groot hart”.

Wat betekent de burn-out-samenleving voor hulpverleners? En, gaan zij meewerken aan een tweede type participatiesamenleving die in sommige gemeenten bezig is te ontstaan en die we kunnen aanduiden met lief communisme? Is zo’n samenleving van lief communisme, waarin iedereen permanent afhankelijk is van elkaar, een goed alternatief?

Lees het hele, op haar lezing gebaseerde, artikel van Margo Trappenburg, gepubliceerd in het winternummer 2015 van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, Burn-outsamenleving of lief communisme? http://margotrappenburg.nl

Aan het slot van het artikel staat de weergave van een gesprek dat u zou kunnen hebben als er een sociale professional bij u aanbelt die een beroep op u doet om u in te zetten voor uw naasten.

*) Tim is een gefingeerde naam.

Brief van Minister Schippers aan Tweede Kamer over boek Het alternatief voor de zorg

omslag het alternatief voor de zorg klein“Het is weinig schrijvers gegeven om op dinsdag een boek te publiceren en twee dagen later te horen dat een staatssecretaris en minister op hun boek zullen reageren. Het betreffende boek ‘Het alternatief voor de zorg. Humaniteit boven bureaucratie’ is een verzameling van verhalen en kennis uit de zorgsector verdeeld over meer dan 300 pagina’s. Feiten en cijfers worden afgewisseld met praktijkvoorbeelden en de beschrijving van gevoelens bij artsen die betrokken zijn bij het sterven van een mens. Bij de reactie, die ik mede namens de staatssecretaris geef, zal ik mij beperken tot de hoofdlijnen”.

Deze woorden vormen het begin van een brief van minister Schippers van Volksgezondheid aan de Tweede Kamer op 17 december 2015.

Klik hier voor de hele Kamerbrief over het bericht ‘Pleidooi voor revolutie in de zorg’, Rijksoverheid, 17 december 2015: https://beroepseer.nl

Over lancering boek Het alternatief voor de zorg: https://beroepseer.nl

Conflict en botsende belangen: kans voor ambtenaren om lokale democratie te versterken

omslag sprank december2015In Sprank, het tien keer per jaar verschijnende vakblad voor professionals op het terrein van participatie, werk en inkomen staat een interview met Guido Rijnja en Nanke Verloo door Jaap Hoeve over het omgaan met conflict, weerstand en botsende belangen. Overheden hebben er dagelijks mee te maken. Het behoort zelfs tot de kerntaken van de overheid.

Groningers die demonstreren tegen gasboringen, buurtbewoners die een inspraakavond over de komst van een asielzoekerscentrum verstoren: conflicten tussen burgers en beleidsmakers. Ook de wereld van werk en inkomen heeft er geregeld mee te maken. En hoewel weerstand de besluitvorming vaak lijkt te verlammen, kunnen conflicten ook veel positieve energie losmaken, stelt politicologe Nanke Verloo die dit jaar cum laude promoveerde op het onderwerp conflicten in de stad. Door drie verschillende conflictsituaties te onderzoeken, kwam Verloo erachter dat conflict een kans is voor het versterken van de lokale democratie. De stad is volgens haar een theater van sociale interactie. De straten, speelplaatsen en overheidsgebouwen zijn de laboratoria waar mensen onderhandelen over de toekomst van hun buurt, schrijft ze in haar proefschrift. De participatiesamenleving in optima forma dus.

“Iedereen heeft een verhaal”, legt Verloo uit. “En als het doel een democratische samenleving is waarin iedereen een rol speelt, dan is de eerste stap dat je naar alle verhalen luistert”. Ontstaat er een conflict – tussen burgers onderling, tussen burgers en de overheid of bijvoorbeeld welzijnswerkers –, dan betekent dat meestal dat bepaalde verhalen niet gehoord worden. Dat zet mensen aan om naar andere middelen te grijpen”. Er zijn veel meer vormen van participatie dan alleen inspraak, aldus Verloo. “Conflict is een kans om je te verdiepen in de verhalen, in die kleine, alledaagse interacties die leiden tot iemands positie in het debat. Welk relaas zit achter de daden van mensen? Zijn ze ergens boos over? Is er sprake van angst? Of zijn ze misschien kwaad dat ze eerder niet gehoord zijn?”

‘Maar in plaats daarvan kun je ook meebewegen’

Rijnja benadrukt het belang van communicatie bij conflicten en botsende belangen. Rijnja is communicatiewetenschapper en werkt als coördinator algemeen communicatiebeleid bij de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD). Hij promoveerde in 2012 op het proefschrift Genieten van weerstand.
Volgens hem is de overheid er om schaarse middelen te verdelen, niet voor de leuke dingen. De slogan van de Belastingdienst luidt niet voor niets ‘Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker’. En niet zomaar staat er op de gevel van het Haagse stadhuis ‘Zelfs Jupiter kan het niet iedereen naar de zin maken’ – Ne Iupiter Quidem Omnibus.
Rijnja doet, zeker voor een Rijksvoorlichter, gepeperde uitspraken over beleidsmakers. “Mensen die bij de overheid werken houden van problemen. Ze zouden het liefst de hele dag puzzelen”.

In lastige situaties zijn er twee mogelijke reacties, doceert Rijnja: “Fight or flight. Fight is het doordrukken van een besluit, de aandacht afleiden, spindoctoring. Flight wil zeggen: doorschuiven of vluchten in procedures. De klassieke theorie zet freeze daar nog tussenin: niets doen. Maar in plaats daarvan kun je ook meebewegen en de weerstand tegemoet treden. Wie ergens tegen is, is ook ergens voor. En als je weet wáár iemand voor is, dan weet je ook wat je voor die persoon kunt doen als je je daarvoor openstelt”. Succesvolle ambtenaren genieten van weerstand, ontdekte Rijnja tijdens zijn onderzoek. “Ze hebben bijna altijd door waar mensen naar zoeken”.
Het draait allemaal om communicatie – het Latijnse communicare betekent letterlijk verbinden. “Dat is iets anders dan nog maar weer eens uitleggen waarom je doet wat je doet. Het gaat veel meer om luisteren. Bewoners van het aardbevingsgebied in Groningen snappen best wat het belang van aardgasboringen is. Wat we nu zien is een enorme coming out van de Groningers, ze laten eindelijk van zich horen. Dat is het gevolg van vele jaren waarin ze kennelijk niet in staat zijn geweest om te zeggen wat ze wilden zeggen”.

Van procesdesign een democratisch proces maken

Als de belangen bekend zijn, is het ontwerpen van een proces waarin iedereen gehoord wordt en waarin niet direct over de oplossing wordt nagedacht, maar over de inrichting van dat proces, volgens Verloo de eerste stap die moet worden gezet: “Je kunt van het procesdesign ook een democratisch proces maken, waarbij ook de overheid stakeholder of belanghebbende is en niet alleen de beslisser. Als al vastligt wat de uitkomst wordt – ‘dat asielzoekerscentrum komt er hoe dan ook’ – doe dan niet alsof burgers kunnen participeren in de besluitvorming”.
Rijnja adviseert: “Probeer het eens met kleine tafels. En trek eens een hele middag uit in plaats van de bijeenkomst in anderhalf uur te proppen. We hebben altijd gedacht dat de verhouding tussen overheid en publiek verticaal was, maar het is juist de horizontale relatie die het ‘m doet: hoe praten mensen met elkaar? Je zou het ook een ‘tussenheid’ kunnen noemen.”

Lees het hele interview met Rijnja en Verloo: ‘Wie ergens tegen is, is ook ergens voor’, door Jaap Hoeve, Sprank, 16 december 2015: www.divosa.nl

In Sprank van 16 december 2015 wordt de vraag gesteld: “Durven gemeenten te vertrouwen op andere partijen?” Met eindejaarsdebat over de toekomst van het sociaal domein: www.divosa.nl

Staat van de ambtelijke dienst in tijden van verandering

omslag staat van de ambtelijke dienst 2015Elke twee jaar verschijnt er een rapport van de Staat van de Ambtelijke Dienst (STAD), een kritisch en analytisch overzicht van hoe de ambtelijke dienst ‘erbij staat’.
Het betreft onafhankelijke analyses en observaties, geschreven door vertegenwoordigers van wetenschap en beleid.
De derde uitgave heeft als ondertitel In tijden van verandering. De bijdragen en interviews laten zien dat de overheid als organisatie volop in verandering is: de inhoud van het werk verandert, de ambtenaar zelf verandert, de omgeving waarin het werk gedaan moet worden verandert en het lijkt erop dat ook de rechtspositie gaat veranderen.
STAD is een uitgave van de bijzondere leerstoelen van CAOP, het in Den Haag gevestigde kennis- en dienstencentrum voor arbeidszaken in het publieke domein. Het eerste exemplaar van STAD werd aangeboden aan secretaris-generaal Richard van Zwol van het Ministerie van Binnenlandse Zaken door Paul van der Heijden, voorzitter Stichting Bestuur Leerstoelen, tijdens het Jaarcongres van de Leerstoelen in Den Haag op 10 december 2015.

Bewogen periode met grote decentralisaties

Jaap Uijlenbroek, hoogleraar Arbeidsverhoudingen publieke sector op de Albeda Leerstoel van de Universiteit Leiden en het CAOP, schrijft in de Inleiding dat de Staat van de Ambtelijke Dienst 2015 de weergave is van een bewogen periode die de overheid en haar werknemers hebben doorgemaakt. In reactie op de economische crisis hebben de kabinetten-Rutte I en -Rutte II veel maatregelen genomen die alle maatschappelijke sectoren raken. De ambtelijke dienst heeft daarbij een dubbele rol: enerzijds als voorbereider en uitvoerder van de noodzakelijke maatregelen en anderzijds als dienst die de maatregelen zelf moet ondergaan.
De besparingen op de gemeenten, de rijksdienst en de tot voor kort gehanteerde nullijn voor de loonontwikkeling zijn daar goede voorbeelden van. De overheid als organisatie staat onder druk. Er wordt veel gevraagd van de ambtelijke dienst door politiek en maatschappij. De grote decentralisaties op het terrein van werk, zorg en jeugd laten zien hoe ingrijpend het is om deze taken over te dragen van Rijk naar gemeenten, terwijl tegelijkertijd een taakstelling gerealiseerd wordt door het voorzieningenniveau voor burgers aan te passen.

Nederland presteert over het algemeen goed; prestaties sectoren zorg, sociale veiligheid en milieu blijven achter

Onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) laat zien dat het functioneren van de overheid randvoorwaardelijk is voor welvaart en welzijn in een samenleving. Sterker nog: het functioneren van de overheid is een belangrijke factor die bepaalt hoe burgers de samenleving waarderen en hoe tevreden ze zijn over hun leven.
En Nederlanders zijn vrij tevreden met hun leven, zoals onder andere blijkt uit het CBS-onderzoek naar de kwaliteit van het leven in Nederland en de Europese Unie. Wij waarderen ons leven met een 7,8 en laten daarmee alleen de Noordwest-Europese landen (Finland, Denemarken, Zweden en Oostenrijk) voorgaan. Ook uit ander internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat de Nederlandse overheid relatief goed presteert, waarbij er overigens grote verschillen tussen sectoren kunnen zijn. Bijvoorbeeld het SCP-onderzoek ‘Countries compared on public performance’ (2012) toont aan dat Nederland over het algemeen goed presteert. Alleen in de sectoren zorg, sociale veiligheid en milieu blijven de prestaties achter bij de ingezette middelen.

Dit onderzoek is evenwel alweer wat gedateerd en momenteel voert SCP een actualisering uit. Het is interessant om te kunnen vaststellen in welke sectoren Nederland het beter of slechter is gaan doen in verrgelijking tot andere ontwikkelde landen en of het beleid van de kabinetten de achterstand heeft verkleind.
Dat zegt namelijk iets over de effectiviteit van de hervormingen en de mate waarin de Nederlandse overheid presteert in tijden van verandering.

Tweedeling, ‘standaardgevallen’ en standaardprocessen

En veranderingen zijn er voldoende. Naast de al genoemde decentralisaties zijn andere voorbeelden: de vorming van de nationale politie, de krimp van de krijgsmacht (en recent weer de toekenning van extra middelen), de krimp bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, de opheffing van de Dienst Landelijk Gebied, het voortgaande proces van gemeentelijke fusies en gemeentelijke samenwerking en regionale samenwerkingsverbanden etcetera.
De Algemene Rekenkamer spreekt haar zorgen uit over bezuinigingen op uitvoeringsorganisaties en constateert dat die gepaard gaan met versobering van de dienstverlening. De ARK herhaalt dit met krachtigere bewoording bij het verantwoordingsonderzoek 2014, waarin ze het kabinet oproept prioriteit te geven aan de uitvoering van beleid. Hierbij worden specifiek defensie, financiën (Belastingdienst), SZW en VWS genoemd.

De Nationale ombudsman concludeert echter dat de dienstverlening van de overheid in de periode 2009–2013 in het algemeen is verbeterd. Echter, waar de dienstverlening over het algemeen beter wordt, is er ook een groep die ontevredener is: een tweedeling tussen tevredenen en ontevredenen. De ontevredenheid komt voort uit gebrek aan contact met de overheid als er iets bijzonders aan de hand is en met de wijze van bejegening.
Anders geformuleerd: in de grote getallen van de dienstverlening aan de burgers gaat het goed, maar zodra je als burger geen ‘standaardgeval’ bent, ontstaan er problemen. Als gevolg van de verdergaande digitalisering worden burgers en bedrijven nog meer in standaardprocessen gedrukt, waardoor het onderscheid tussen standaardgeval en uitzondering nog merkbaarder wordt.

De arbeidsintensieve vormen van dienstverlening die juist nodig zijn als het geen standaardgeval betreft, zoals via balies, worden afgebouwd. Hier ontmoet de analyse van de ombudsman de analyse van de Algemene Rekenkamer. De dienstverlening versobert, waarvan specifieke groepen in de samenleving de nadelen ondervinden. Het recente voornemen van het UWV om weer persoonlijke gesprekken met werklozen te gaan voeren, is in dit verband een interessante ontwikkeling

Staat van de ambtelijke dienst 2015 is ingedeeld in vijf delen:
Deel I: De veranderende overheid.
Deel II: De veranderende overheid en medezeggenschap:interviews
Deel III: HRM-beleid in een veanderende overheid
Deel IV: Collectieve arbeidsvoorwaarden, sectoroverleg en genormaliseerde arbeidsvoorwaarden
Deel V: De ambtenaar, het vak en de vergelijking met andere landen en de EU

Downloaden Staat van de ambtelijke dienst 2015 – De overheid in tijden van verandering, 340 p., Caop, december 2015: www.caop.nl

Staat van de ambtelijke dienst (STAD) 2015: “Wereld van ambtenaren continu op zijn kop” , CAOP, 10 december 2015: www.caop.nl