Skip to main content

Redactie Beroepseer

Waarom wij werken. Over het nieuwe boek van Barry Schwartz

arbeidVolgens een peiling van het Amerikaanse bedrijf Gallup onder 230.000 fulltime en parttime werkende mensen in 142 landen voelt slechts 13 procent zich betrokken bij hun werk en tevreden over hun baan. Barry Schwartz verdiepte zich in de cijfers voor zijn nieuwe, in september 2015 gepubliceerde boek Why we work. Werk blijkt voor bijna 90 procent van de werkende wereldbevolking eerder een bron van frustratie dan van voldoening. Schwartz vindt dat een maatschappelijke, emotionele en zelfs economische verspilling: “Negentig procent van de volwassenen brengt de helft van zijn of haar leven door met dingen doen die men liever niet wil doen op plekken waar men liever niet wil zijn”.
Barry Schwartz (1946) is een Amerikaanse psycholoog en leraar op het Schwarthmore College, Pennsylvania. Hij bestudeert de relatie tussen economie en psychologie en biedt ons een onthullend kijkje in onze moderne maatschappij. Eerder verschenen van hem Practical wisdom (2010) en The paradox of choice – why more is less (2004).

In haar artikel over Why we work op de site van Brainpickings wijst Maria Popova op andere auteurs die over frustratie en werk hebben geschreven. Bijvoorbeeld William J. Reilly in How to avoid work uit 1949 dat gaat over het vinden van je bestemming en over doen wat je graag doet. Anaïs Nin schreef in een van haar dagboeken in 1941 dat “het afschuwelijk is als je wordt betaald voor werk waaraan je een hekel hebt”. Daarentegen is volgens haar het vinden van een doel en doen wat je graag doet zodat je hart ervan gaat zingen, het beste waarnaar een mens kan streven. Helaas blijven teveel mensen meelopen in het rondwentelend rad van werk dat geen voldoening geeft.

Lewis Hyde beweert in zijn boek The gift: Creativity and the artist in the modern world, (1979) dat de meeste mensen er belachelijke ideeën op nahouden als het om werk gaat. Als ze betaald krijgen voor dingen doen noemen ze dat werk, maar dingen doen buiten hun ‘werk’-uren om noemen ze spel. Het leven is te kort en te waardevol, schrijft hij, om het te verspillen aan werk. Als je er nu niet uitstapt, zul je eindigen als de kikker die in een pan met water wordt gedompeld dat langzaam aan de kook wordt gebracht. Naarmate de temperatuur stijgt, begint de kikker zich ongemakkelijk te voelen, maar niet ongemakkelijk genoeg om uit de pan te springen. Zonder zich te realiseren dat er zich een kans voordoet, verliest hij langzaamaan het bewustzijn.

Onderscheid tussen ontdekking en uitvindingomslag why we work barry schwartz

De kern van Schwartz’ boek is dat wij zelf de oorzaak zijn van de diepe onvoldaanheid met werk. Die is het resultaat van hoe wij onze instituties hebben ingericht en hoe die inrichting onze belangrijkste opvattingen heeft gevormd. Die opvattingen hebben op hun beurt ons weer gevormd.
Schwartz brengt een onderscheid aan tussen ontdekking en uitvinding. Volgens hem beginnen we nu te beseffen dat de menselijke natuur – of menselijke aard – iets is dat we bewust uitvinden.
Hij vraagt in zijn boek of de markt voorziet in de behoeften van de consument of dat de markt de behoeften creëert? Komen de media tegemoet aan de voorkeur van de mensen wat betreft nieuws en amusement of creëren de media de voorkeur? We weten allemaal hoe moeilijk het is hierover van gedachten te wisselen in de moderne samenleving; we hebben er waarschijnlijk allemaal een mening over.

Dit soort kwesties spelen overal. Het juiste antwoord vinden kan grote gevolgen hebben voor de toekomst van de maatschappij. Schwartz: “Ik maak dus onderscheid tussen ontdekking en uitvinding. Ontdekkingen zeggen ons iets over hoe de wereld werkt. Uitvindingen gebruiken die ontdekkingen om dingen te maken en processen op gang te brengen, om de wereld anders te laten functioneren. De ontdekking van ziektekiemen leidt tot de uitvinding van antibiotica. De ontdekking van atoomenergie leidt tot bommen, kerncentrales en medische behandelwijzen. De ontdekking van het genoom leidt, of zal leiden, tot enorme veranderingen van bijna elk aspect van ons leven.
Natuurlijk veranderen ontdekkingen ook de wereld doordat we de wereld anders verstaan en doordat we er anders in leven. Zelf veranderen ze de wereld zelden”.

Ideeëntechnologie

Het cruciale verschil tussen ontdekking en uitvinding is volgens Schwartz de morele dimensie: “Als een wetenschapper, of wie dan ook, iets ontdekt, komt het niet in ons hoofd op onszelf af te vragen of deze ontdekking wel mag bestaan. Met andere woorden, hoewel ontdekkingen vaak morele consequenties hebben, hebben ze van zichzelf geen morele dimensie. Als iemand zou zeggen dat het Higgsdeeltje niet mag bestaan, zouden we ons afvragen wat voor geestverruimend middel die persoon heeft ingenomen. Uitvindingen daarentegen zijn een heel ander verhaal. Het typerende van uitvindingen is dat ze een morele dimensie hebben. We vragen ons dan ook af of ze wel nodig zijn, wat er goed aan ze is, of ze een verbetering zijn, of schadelijk. We overwegen of ze wereldwijd verspreid moeten worden en als dat zo is, onder welke voorschriften”.

Dit morele aspect maakt een uitvinding tot wat Schwartz noemt een ‘ideeëntechnologie’ die leidt tot gedragsverandering: “De sociale wetenschappen hebben een ‘technologie’ van ideeën van de menselijke natuur gecreëerd…
Behalve dingen, creëert wetenschap ook concepten, manieren om de wereld, en onze plaats daarin, te begrijpen. Dat is van grote invloed op hoe we denken en handelen. Als we een geboorteafwijking beschouwen als een daad van God, gaan we bidden. Als we deze beschouwen als een speling van de natuur, dan verbijten we ons en zeggen we dat het ons lot is. Het is het gevolg van prenatale verwaarlozing en we gaan beter letten op zwangere vrouwen”.

De ideeëntechnologie van de menselijke natuur is dus meer een uitvinding dan een ontdekking. We moeten dus heel goed opletten als we ideeën volgen:
“Als we het begrip ‘technologie’ verstaan in de zin van gebruik van menselijke intelligentie voor het maken van dingen of het kiezen van methoden die het dagelijkse leven veranderen, dan is het duidelijk dat ideeën niet minder producten van technologie zijn dan computers. Er zijn evenwel twee punten waarop de ‘ideeëntechnologie’ van de ‘dingentechnologie’ verschilt.
Het eerste punt is dat ideeën geen objecten zijn. Ze kunnen niet worden gezien, aangeschaft en aangeraakt. Ze kunnen de cultuur doordringen en grote invloed hebben op mensen voordat ze ook maar opgemerkt worden.
Het tweede punt is dat ideeën, in tegenstelling tot dingen, grote invloed kunnen hebben op mensen, zelfs als ze verkeerd zijn… Verkeerde ideeën hebben invloed op de manier waarop mensen handelen, zolang ze erin geloven”.

Omdat ideeëntechnologie vaak niet wordt opgemerkt en veel invloed kan hebben, zelfs als de ideeën verkeerd zijn en een ideologie vormen, heeft de ideeëntechnologie een fundamenteler invloed dan de dingentechnologie, waarover mensen zich in het algemeen veel drukker maken.

De morele dimensie van gedrag

Theorieën over de menselijke natuur kunnen in feite gedragsverandering teweegbrengen. Dat betekent dat een onware theorie waar kan worden, eenvoudigweg omdat mensen geloven dat die waar is. Het resultaat is dat – in plaats van dat juiste gegevens onjuiste gegevens en theorieën verdrijven – onjuiste gegevens het maatschappelijk leven veranderen totdat de gegevens juiste gegevens worden en de theorieën geldig worden verklaard.

Onze ideeën over wat mensen motiveert hebben volgens Schwartz de aard van de werkplek op een ongunstige manier bepaald. Dat geldt vooral voor de prikkels tot meer presteren en het systeem van belonen en straffen. Hij haalt een voorbeeld aan van een kinderdagverblijf in Israël waar ouders steeds te laat kwamen – na sluitingstijd – om hun kinderen op te halen. Het personeel stond voor het blok. Het kon niet de deur sluiten en naar huis gaan zolang de kinderen er nog waren. De leiding besloot daarop de laatkomers een boete op te leggen. Ouders hadden nu twee redenen om op tijd te komen. Het was hun plicht en ze moesten betalen als ze niet op tijd kwamen.

Maar, het dagverblijf kwam voor een verrassing te staan. Het aantal laatkomers nam toe tot 33 procent vanaf het moment van ingang van het boetebesluit. Naarmate de tijd verstreek, bleef het percentage laatkomers toenemen, tot ongeveer 40 procent in de zestiende week.
Het boetesysteem had, aldus Schwartz, het essentiële verschil tussen een boete en een prijs aangetast:
“Een prijs is een bedrag dat je betaalt voor een dienst of een artikel. Het gaat om een uitwisseling tussen bereidwillige deelnemers. Een boete daarentegen is een straf voor een overtreding. Een parkeerbon van 25 dollar is niet voor parkeren, maar een boete voor verkeerd parkeren. Maar niets houdt mensen tegen een boete te beschouwen als een prijs. Als je 30 dollar moet betalen voor een parkeergarage in de stad, kun je uitrekenen dat het goedkoper is zomaar ergens op straat te parkeren. Elk moreel besef van een strafmaatregel is zoek. Je doet niet iets ‘verkeerd’, je bent prijsbewust. Om dit tegen te gaan moeten de boetes voor verkeerd parkeren hoger zijn dan de tarieven voor een parkeergarage”.

Bij de introductie van de boete verdween de morele dimensie van het gedrag van de ouders van het kinderdagverblijf. De boete demoraliseerde wat voorheen moreel gedrag was. Dat doen in het algemeen ook prikkels. We stellen ons niet meer de de vraag ‘is dit juist of niet juist?’ maar de vraag ‘is dit de prijs waard?’
Als de morele dimensie eenmaal is verdwenen, is ze moeilijk terug te halen.
Nadat de boete voor te laat komen door het kinderdagverblijf was afgeschaft, nam het te laat komen nog meer toe. Het aantal was bijna verdubbeld. Het lijkt erop dat de introductie van de boete de situatie voor de ouders permanent had veranderd van een morele transactie in een financiële. Te laat komen was gewoon een betere deal.

De ‘onpartijdige toeschouwer’

De kern van Schwartz’ betoog is dat de beste motivatie is gebaseerd op wat de Schotse filosoof Adam Smith de ‘onpartijdige toeschouwer’ heeft genoemd, en niet op beloning en straf. De onpartijdige toeschouwer is een denkbeeldige figuur die de moraliteit van onze handelingen beoordeelt en tegenover wie we ons verantwoorden. Toen de ouders eenmaal een tweede, materiële reden was gegeven om op tijd te komen, konden ze zich uitkopen uit de eerste, de morele reden, het plichtsbesef om het juiste te doen onder het toeziend oog van de onpartijdige toeschouwer.

Schwartz: “Als we het vertrouwen verliezen in mensen die het juiste willen doen en we onze toevlucht nemen tot prikkels, zullen we ervaren dat we krijgen waarvoor we betalen”.
Er is geen vervanging voor de integriteit die mensen inspireert goed werk te doen, omdat ze goed werk willen doen. Hoe afhankelijker we worden van prikkels als vervanger van integriteit, des te meer we de vervanger van integriteit nodig zullen hebben. We kunnen onszelf nu wel wijsmaken dat we alleen maar voordeel hebben van onze prikkels en wat we weten over de menselijke natuur, maar in feite zijn we bezig de menselijke natuur te veranderen. En we veranderen die niet alleen, we maken de menselijke natuur ook nog armer.

Werk waarderen

Als het aan Schwartz ligt kunnen we beter de menselijke natuur verrijken in plaats van verarmen. Zoals het ook beter zou zijn als we onze ideeën omtrent werk en het hele ecosysteem van maatschappelijke instituties radicaal zouden herzien: “Menselijke wezens zijn geen schorpioenen. Mensen zitten niet gevangen in deze of gene gewoonte. Maar ze zijn ook niet vrij zichzelf uit te vinden zonder criteria. Als we onze maatschappelijke instituties vormgeven – onze school, onze gemeenschap en ook onze werkplek – vormen we ook de menselijke natuur. De menselijke natuur is dus tot op zekere hoogte het product van menselijke vormgeving. Als we een werkplek vormgeven voor mensen om waardevol werk te verrichten, zullen we een menselijke natuur vormgeven die werk waardeert. Als we een werkplek vormgeven die mensen in staat stelt zin en betekenis in hun werk te vinden, zullen we een menselijke natuur vormen die werk waardeert”.

We hebben onze maatschappij zodanig ingericht dat we het normaal zijn gaan vinden dat we alleen nog maar werken om geld te verdienen. Dat we ons voldaan voelen na gedane arbeid, dat ons werk zin en betekenis heeft en waardevol is, is geheel uit het zicht verdwenen. Schwartz schrijft in zijn boek hoe we dat gevoel weer kunnen terugkrijgen. Dat gebeurt als we de vraag waarom we werken beantwoorden met “omdat het zin heeft en omdat het waardevol is”. De manier waarop we nu werk beschouwen in onze maatschappij werkt niet. Dat blijkt wel uit de cijfers van de Gallup-peiling.

Psychologist Barry Schwartz on What Motivates Us to Work, Why Incentives Fail, and How Our Ideas About Human Nature Shape Who We Become, door Maria Popova, Brainpickings, 5 oktober 2015: www.brainpickings.org (Website is van naam veranderd; heet voortaan the Marginalian: www.themarginalian.org/2015/10/05/barry-schwartz-why-we-work-ted-books/ )

Becoming the Marginalian: After 15 Years, Brain Pickings Reborn: www.themarginalian.org/2021/10/22/brain-pickings-becoming-the-marginalian/

Why We Work: http://books.simonandschuster.com

Worldwide, 13% of Employees Are Engaged at Work, Gallup, door Steve Crabtree, 8 oktober 2013: http://www.gallup.com

Margo Trappenburg over het risico van onrechtvaardigheid in de participatiesamenleving

omslag margo trappenburg zorg en welzijnDe participatiesamenleving heeft volgens Margo Trappenburg het grote risico onrechtvaardig te zijn. “Ik hoop dat professionals niet te veel meegaan in het idee dat burgers zorg in hun eigen kring moeten regelen. We verlangen steeds meer van mensen. Als we van hen vragen om een groot deel van hun leven te zorgen voor hulpbehoevende familieleden, dan doet mij dat denken aan het Nederland van voor de verzorgingsstaat. In de grote gezinnen van toen was er een dochter die niet hoefde te gaan trouwen, want die ging voor pa en ma zorgen. Zoals er ook een kind gereserveerd werd voor werk binnen de katholieke kerk”.

In het magazine voor de sociale sector Zorg & welzijn vertelt Margo Trappenburg in een interview met Piet-Hein Peeters dat we bij haar niet moeten komen aanzetten met juichverhalen over de participatiesamenlving. Trappenburg is bijzonder hoogleraar Grondslagen van het maatschappelijk werk aan de Universiteit voor Humanistiek en universitair hoofddocent Bestuurs- en Organisatiewetenschappen aan de Universiteit van Utrecht: “Ik zie een nieuwe norm ontstaan. Het wordt normaal dat als jij een autistische broer hebt, en je vader en moeder zijn overleden, dat jij dan de zorg overneemt en er voor hebt te zorgen dat hij het redt in het leven”.

Wat is daar mis mee?
Trappenburg: “Ik begrijp de gedachte dat je die autistische man probeert zo zelfstandig mogelijk te laten leven en ik erken ook dat sommige professionals juist de neiging hebben die man te betuttelen. Dus dat we dat bespreekbaar maken, vind ik prima. Maar als het betekent dat je als hulpverlener aan de broer kunt vragen of hij één keer in de week 150 kilometer wil rijden om een dag voor deze man te zorgen, vind ik dat niet goed”.

Waarom niet?
“Ik denk dat er een heleboel aardige, maar ook brave mensen zijn die op zo’n vraag geen nee zeggen of durven zeggen. Er zit een heleboel aardigheid in mensen, waar je dus gebruik van kunt maken, maar ook misbruik. En de niet aardige mensen hebben dan dus een voordeel, die hoeven niet te zorgen. Hun familie krijgt professionele zorg.”

Er dreigt een vorm van onrechtvaardige ongelijkheid te ontstaan?
“Het idee achter de verzorgingsstaat was dat we de kosten van de zorg voor kwetsbare mensen met z’n allen zouden opbrengen, dat ouders niet afhankelijk zouden zijn van hun kinderen. Dat vonden we beschaafd, vooruitgang. Het was niet alleen goed voor die kwetsbare mensen zelf, maar ook voor de gezonde mensen die toevallig de pech hebben dat ze een gezins- of familielid met een ernstige beperking hebben. Nu schuiven we de andere kant weer op”.

Trappenburg vreest dat we teveel doorslaan. Ze legt uit wat de effecten van doorslaan zijn op onze maatschappij en wat voor rol sociale professionals het beste kunnen aannemen.
Lees het hele interview Mag de burger nog op de bank liggen? door Piet-Hein Peeters, Zorg & welzijn, oktober 2015: http://margotrappenburg.nl

Nieuwe website met ruim 200 proefschriften over verpleegkunde in Nederland en Vlaanderen

Op de nieuwe website proefschriftenverpleegkunde.nl zijn meer dan tweehonderd proefschriften over de verpleegkunde in Nederland en Vlaanderen te raadplegen. Het platform wil deze wetenschappelijke kennis makkelijk toegankelijk maken voor studenten, docenten, verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten. Zij kunnen zoeken naar kennis over verpleegkundige zorg bij patiëntproblemen: lichamelijk, psychisch, functioneel of sociaal.
Daarnaast kan gezocht worden op algemene onderwerpen zoals patiëntcategorie, zorgsector, opleiden en beleid. Gepromoveerden en promovendi worden uitgenodigd hun dissertaties hier te uploaden. Hoe meer kennis op dit platform verzameld wordt, des te groter is de kans dat verpleegkundigen deze ook in de praktijk toepassen.

De site is een initiatief van Bureau Lambregts dat al meer dan 25 jaar met kennis en praktische steun bijdraagt aan de ontwikkeling van de verpleegkunde. De site is medemogelijk gemaakt door een bijdrage van Stichting Publicaties voor Verpleegkundigen en Verzorgenden.

site proefschriftenverpleegkunde

 

Beroepstrots van docenten heeft een positief effect op studenten. Ze gaan ook harder werken

omslag trots op ons mboOp 5 oktober 2015 – de Dag van de Leraar – presenteert vakbond CNV Onderwijs een nieuwe video over het project Trots op ons MBO alsmede de resultaten van een onderzoek waarin leraren, studenten en leidinggevenden gevraagd werd wat hen trots maakt op het werken in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO). CNV Onderwijs heeft vijf instellingen bezocht, 75 mensen geïnterviewd en enquêtes gehouden om een beeld te krijgen wat MBO-leerkrachten beweegt.
De bezochte MBO-instellingen zijn ROC Twente, Graafschapcollege (Achterhoek), Gilde Opleidingen (Limburg), Vakschool Sint Lucas (Eindhoven en Boxtel) en de Dutch Health Tec Academy (Utrecht).

CNV Onderwijs wil inzoomen op de factoren die de beroepstrots in het MBO kunnen vergroten en is om die reden in het najaar van 2014 gestart met het project Trots op ons MBO. De intrinsieke motivatie om in het onderwijs te werken ligt bij de beroepsinhoudelijke kant van het werk. Die motivatie zit diep in de docent en zet hem ertoe aan steeds weer de uitdaging aan te gaan met de studenten. Dat is beroepstrots.
Het blijkt dat beroepstrots van docenten een positief effect heeft op studenten. Ze willen graag voor deze docenten werken en gaan zelfs harder voor hen werken.

Uit gesprekken met leerkrachten van Vakschool Sint Lucas bijvoorbeeld kwam regelmatig naar voren dat:
– het MBO-onderwijs een belangrijke positie heeft in de maatschappij;
– je goed onderwijs samen realiseert met onderwijsmensen die trots zijn op hun vak;
– passie voor het beroep ontstaat door het werken met studenten. Leerkrachten geven zich voor 200%.

Belemmerende en stimulerende factoren

Een belemmerende factor die invloed heeft op het werk van docenten van Gilde Opleidingen blijkt de Onderwijsinspectie te zijn. Men heeft daar slechte ervaringen mee. Men voelt zich vooral niet gehoord. Er wordt te weinig rekening gehouden met de specifieke behoefte van de studenten, en er wordt teveel nadruk gelegd op regeltjes en administratie. Er heerst bij de inspectie een afrekencultuur en de energie van docenten en teamleiders neemt hierdoor af.
Een andere belemmerende factor is het negatieve imago van het MBO. Het is de docenten een doorn in het oog. Zij voelen zich niet gewaardeerd en niet erkend. Pas als mensen een correct beeld hebben van wat zij daadwerkelijk doen, ervaren de docenten erkenning.
Bevorderende factoren zijn inspraak, zeggenschap en ruimte om mee te denken met de school. Waardering van de kant van leidinggevenden blijkt ook heel belangrijk.

Landelijke enquête 

Uit de resultaten van een landelijke enquête blijkt dat:

  • de beroepstrots groot is. Men beschouwt zich duidelijk als professional. Meteen hierna volgt de trots om in het MBO te werken.
  • factoren die de beroepstrots groter maken betreffen vooral de studenten/deelnemers en hun resultaten, de controle over het eigen werk, de mogelijkheden voor ontwikkeling en het eigen onderwijsteam. Factoren die de beroepstrots meer in negatieve zin beïnvloeden zijn: de media, de MBO Raad, de Onderwijsinspectie en het ministerie van OCW.
  • hoe groter de afstand tot de directie en het College van Bestuur, hoe minder waardering men ervaart. Positief scoren studenten/deelnemers, het eigen onderwijsteam, de overige collega’s en de direct leidinggevende.
  • voor de beroepstrots zijn vooral studenten/deelnemers en het eigen onderwijsteam van belang plus controle over het eigen werk. Werkdruk en regeldruk worden vaak genoemd als negatieve factoren.
  • de bijdrage van CNV Onderwijs aan het vergoten van de beroepstrots zou vooral moeten liggen in acties voor verbeteren van arbeidsvoorwaarden en loon, belangenbehartiging op beroepsinhoudelijk gebied, en acties voor verbetering van het imago van het MBO.
  • als instanties deze beroepsgroep willen benaderen, dan zal dat op een volwassen, respectvolle en democratische manier moeten gebeuren. Regels opleggen is weinig zinvol. MBO-medewerkers zijn een zelfbewuste groep mensen die trots zijn op hun werk en zichzelf duidelijk als professionals zien.

De resultaten van het onderzoek zijn te vinden in het eindtrapport Trots op ons MBO. Er is tevens een video met fragmenten van geïnterviewde leerkrachten, Trots op ons MBO, ingeleid door Joany Krijt, voorzitter van CNV Onderwijs. De video is te zien onderaan deze pagina.
Daarnaast is er de website Trots op ons MBO met als doel docenten en schoolleiders te stimuleren met elkaar in gesprek te gaan over het nog mooier maken van het MBO en het vergroten van beroepstrots. Op de site kunnen ervaringen worden gedeeld en kan advies worden gevraagd.
Binnenkort verschijnt er een e-boek met verhalen van docenten, studenten en schoolleiders.
Met het project Trots op ons MBO en de resultaten van het onderzoek hoopt CNV Onderwijs invloed te kunnen uitoefenen op instellingen, de politiek, de Onderwijsinspectie en de MBO Raad.

Trots op ons MBO – Eindrapportage, CNV Onderwijs, juli 2015: https://beroepseer.nl

Trots op ons MBO – Resultaten en advies van CNV Onderwijs aan Sint Lucas (vakschool) over het vergroten van de beroepstrots, CNV Onderwijs, juni 2015: https://beroepseer.nl

Internet: Trots op ons mbo: www.trotsoponsmbo.nl (Website bestaat niet meer)

 

Schooldirecteur vertrekt als overheid niet radicaal haar koers wijzigt

In het nieuwe, op 23 oktober 2015 verschijnende nummer van het veertiendaagse Onderwijsblad van de Algemene Onderwijsbond (AOb), staat een interview met Eric van ‘t Zelfde door Daniëlla van ‘t Erve.
Van ‘t Zelfde is directeur van scholengemeenschap Hugo de Groot in Rotterdam sinds 2009. Deze maand verschijnt zijn boek Superschool bij Uitgeverij Prometheus.
Van ‘t Zelfde overweegt om te stoppen: “Ik pleeg roofbouw op mijn docenten en mezelf, terwijl dat geen nut heeft als de overheid nu niet helpt.
Wat ik wil, is niet haalbaar zonder goede docenten en ik vind dat ik als directeur de boel belazer als ik blijf”.
In de afgelopen zes jaar wist hij de probleemschool in de achterstandswijk Charlois om te turnen tot een veilige school met fantastische resultaten: voor het tweede jaar op rij zijn al zijn leerlingen van mavo, havo en vwo geslaagd en op het centraal schriftelijk scoren ze op of boven het gemiddelde.

De school groeit als kool, van 292 leerlingen naar 640, en hij streeft naar klassen van maximaal 25 leerlingen. Dat betekent dat hij sowieso al meer docenten nodig heeft, maar die zijn niet te vinden. Dat hij nog zulke resultaten weet te boeken, komt door zijn team, meent hij. “We hebben bovengemiddeld goede docenten, qua IQ, EQ en accu. Ze kunnen meters maken, zijn ontzettend sociaal geëngageerd en hebben minimaal een tweedegraads bevoegdheid. Ik vind ze super, maar we zijn geen supermensen. We hebben ons vak geleerd en we verstaan ons beroep en daarmee kom je blijkbaar heel ver”. Docenten draaien massaal overuren, geld om die te betalen heeft hij niet.

“Waarom denk je dat er haast geen rector meer te vinden is?”

Zijn besluit om te vertrekken noemt hij triest, maar waarschijnlijk onvermijdelijk. Hij is bovendien niet de enige die het voor gezien houdt. “Waarom denk je dat er haast geen rector meer te vinden is? We zijn door die lumpsum-regeling geen onderwijskundig, maar financieel leider geworden, terwijl de reguliere bekostiging simpelweg niet voldoet. Ik sta in de min, dus ik kan geen kant op. Ik stel allerlei eisen aan mijn mensen, maar ik heb ze niets te bieden. We zitten in een slecht onderhouden gebouw dat tocht aan alle kanten, de computers zijn zes jaar oud en het kopieerapparaat is per definitie kapot. Mijn docenten lopen al over en dan mag ik ze ook nog eens gaan vertellen dat hun opslagfactor wordt aangepast waardoor ze nog harder moeten werken”.

Klik hier voor het hele interview met Eric van ‘t Zelfde, ‘Ik pleeg roofbouw op mijn docenten’, door Daniëlla van ’t Erve, Algemene Onderwijsbond, 2 oktober 2015: https://www.vosabb.nl/wp-content/uploads/2015/10/Ik-pleeg-roofbouw-op-mijn-docenten.pdf

Manifest voor een open overheid: Onze Overheid, Onze Informatie!

open raam 2De Maatschappelijke Coalitie voor een Open Overheid*) heeft een manifest opgesteld: Onze Overheid, Onze Informatie! De coalitie bestaat uit:

  • Bits of Freedom
  • Centrum voor Budgetmonitoring en Burgerparticipatie
  • Instituut voor ontwikkelngssamenwerking Hivos
  • Instituut Maatschappelijke Innovatie
  • Kennisland
  • Meer Democratie
  • Netwerk Democratie
  • Open State Foundation
  • Petities.NL
  • Publish What You Pay Nederland
  • Tax Justice.NL
  • Transparency International Nederland
  • Waag Society

Het manifest is te downloaden op de site van Waag Society, een van de opstellers van het manifest. Het begint zo:

Aanleiding
De overheid is van ons allemaal. Het geld voor onderwijs, zorg, wegen, veiligheid – voor alle publieke diensten – wordt door het volk van Nederland bijeen gebracht. Via belastingen betalen we het salaris van bestuurders, volksvertegenwoordigers en ambtenaren. Bij verkiezingen bepalen we de samenstelling van het parlement en geven daarmee indirect richting aan het bestuur van het land. We hebben dan ook het recht op om te kunnen zien hoe onze stem wordt gebruikt en hoe ons geld wordt besteed. Een Open Overheid is nodig vanuit het perspectief van democratie, betrokkenheid en verantwoording. Transparantie draagt bij aan efficiency van overheidsuitgaven. Een Open Overheid kan, bijvoorbeeld via open data, ook leiden tot nieuwe diensten en producten. In 2013 heeft het kabinet een eerste Actieplan Open Overheid uitgebracht. Een goede stap, maar er moet nog heel veel gebeuren. Onze prioriteiten voor de komende twee jaar zijn:

1. Voer uit wat beloofd is
In een recente evaluatie van het internationale Open Government Partnership werd geconstateerd dat Nederland haar voornemens slechts ten dele heeft uitgevoerd. Openbaarheid wordt met de mond beleden, maar de praktijk blijft regelmatig achter vanwege politieke of ambtelijke weerstand. Openbaarheid en transparantie is ook lastig; het maakt helder wat er wel goed gaat en wat niet. Uitvoeren wat je beloofd hebt vergt dan ook een stevige sturing en een rechte rug van de verantwoordelijke bestuurders en ambtenaren. Uiteindelijk is het ook in het belang van de overheid zelf: transparantie draagt bij aan de kwaliteit en legitimiteit van het openbaar bestuur.

2. Wettelijk verankeren recht op overheidsinformatie
Het recht op overheidsinformatie moet een fundamenteel recht worden door het Verdrag van Tromsø te ratificeren. Ook zou de wetgever het initiatiefwetsvoorstel Wet open overheid snel moeten aannemen. Hierin worden o.a. een breder toepassingsbereik, de ontwikkeling van een informatieregister, beperking van de uitzonderingsgronden en een onafhankelijke informatiecommissaris geregeld. De overheid moet waken voor een te sterke nadruk op misbruik van de Wob, omdat de rechtspraktijk al meer dan voldoende wegen heeft gevonden om hiermee om te gaan.

3. Meer vaart achter open data
De overheid moet meer vaart maken met het beschikbaar stellen van open data. Data moeten aan open standaarden voldoet, in een machine leesbaar (open) formaat. Alleen zo kunnen burgers, datajournalisten en programmeurs data op waarde schatten en gebruiken om analyses en interpretaties te maken. Bij voorkeur sluiten die standaarden aan bij wat internationaal gebruikelijk is. Bestuursinformatiesystemen en raadsinformatiesystemen moeten toegankelijk gemaakt worden via open data – met gebruikmaking van TMLO-metadatering -zodat notulen, stemmingen en metadata gemakkelijk hergebruikt kunnen worden in verschillende toepassingen.

4. Openbaar maken van categorieën overheidsinformatie
Met publiek geld gefinancierde informatie en producties dienen openbaar te zijn, tenzij zwaarwegende belangen als privacy of veiligheid van staat zich daartegen verzetten. In 2013 heeft de regering beloofd dat onderzoeksrapporten, uitvoeringstoetsen, subsidie-informatie en inkoop-informatie actief openbaar gemaakt zouden worden. Helaas is dat echter nog steeds niet de standaard; zorg ervoor dat deze belofte wordt nagekomen. Maak ook een start met nieuwe categorieën informatie die actief openbaar worden gemaakt, zoals:

Programma’s van radio- en tv-programma’s van de NPO,
Jaarplannen van directies, diensten en onderzoeksafdelingen,
Inspectierapporten, beleidsevaluaties en toezichtrapportages
Agenda’s en besluitenlijsten van het kabinet, Colleges van GS en B&W.

Overheden zouden een register van overheidsinformatie moeten aanleggen, voor hun eigen informatiebeheer en om het zoeken van informatie door burgers sterk te vergemakkelijken.

5. Lobbytransparantie
De Nederlandse samenleving heeft weinig inzicht in wie bij wie lobbyt, welke middelen daarbij worden ingezet en wat het doel daarvan is. Lobbyen is een rechtmatige manier is om invloed uit te oefenen op publieke beleidsvorming en beleidsimplementatie, mits het integer en transparant gebeurt. Maak de informatie die in de consultatiefase wordt uitgewisseld openbaar door in alle wetsvoorstellen, en waar mogelijk ook in andere besluitvormingsprocessen, een lobbyparagraaf op te nemen die registreert en samenvat welke externe inbreng is gegeven en welke contacten tussen lobbyisten en ambtenaren of parlementsleden hebben plaatsgevonden. Ook als burgers zelf lobbyen, bijvoorbeeld door het indienen van een petitie, moet dit zichtbaar worden. Maak belangen transparant, bijvoorbeeld via een dataplatform waaruit de relaties en verbindingen tussen politici en mensen en organisaties in het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, overheid, universiteiten en denktanks gedestilleerd worden.

Lees het hele Manifest Onze overheid Onze informatie (11 punten): http://waag.org/manifest

Zie ook Manifest voor een Open Overheid, Waag Society, 1 oktober 2015: http://waag.org

 

 

Verkiezing Beste overheidsorganisatie van het jaar 2015

beste overheidsorganisatie jaar 2015De jury van de Verkiezing Beste overheidsorganisatie van het jaar 2015 heeft haar top 10 bekend gemaakt! Deze 10 organisaties strijden nog voor de titel Beste overheidsorganisatie van het jaar 2015. De Verkiezing draagt bij aan transparantie en kennisdeling door goede initiatieven voor het voetlicht te brengen. Een extra reden voor de genomineerde organisaties om trots op te zijn.
Welke drie overheidsorganisaties meedingen voor één van de drie finaleplekken wordt bekend gemaakt op dinsdag 6 oktober 2015.

De tien genomineerden:

Avri Geldermalsen
Centraal Bureau voor de Statistiek
Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst
Gemeente Bronckhorst
Gemeente Brunssum
Gemeente Zwolle
Kadaster
Provincie Overijssel
Staatsbosbeheer
Waterschap Aa en Maas

De Verkiezing draagt bij aan transparantie en kennisdeling binnen het openbaar bestuur, door goede initiatieven voor het voetlicht te brengen. Deze initiatieven zijn een bron van professionele trots en dienen ter inspiratie voor eenieder die op zoek is naar manieren om het functioneren van publieke organisaties te verbeteren. Die zoektocht is trouwens ook de dure plicht van professionals en managers in het openbaar bestuur.
De verkiezingorganisatie*) wil deze zoektocht voeden door voorbeeldige praktijken zichtbaar te maken en te waarderen. Dit doet ze niet enkel tijdens de Verkiezing. Ook na de Verkiezing is aandacht voor kennisdeling binnen het openbaar bestuur van belang.
Een voorbeeld hiervan is de online collegereeks die momenteel in samenwerking met de winnaar van vorig jaar, Jeugdbescherming Regio Amsterdam, wordt opgenomen.

Op maandag 23 november 2015 wordt bekend gemaakt welke van de drie finalisten zich de beste overheidsorganisatie van het jaar 2015 mag noemen. Dit gebeurt tijdens een feestelijke bijeenkomst in de Ridderzaal.

*) De Verkiezing is een initiatief van de Vereniging voor Overheidsmanagement (VOM) in samenwerking met Unie van Waterschappen, Verenging voor Bestuurskunde, Interprovinciaal Overleg (IPO), Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK), Stichting ICTU van en voor overheden, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING).

Zie verder Verkiezing Overheidsawards, editie 2015: www.overheidsawards.nl/editie-2015/


U P D A T E

De Finalisten van de Verkiezing Beste Overheidsorganisatie van het Jaar 2015 zijn bekend gemaakt op 6 oktober. Nog 3 organisaties strijden voor de titel Beste overheidsorganisatie van het jaar 2015:

  • Avri
  • Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
  • Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD)

Avri
Het oog van de jury is op Avri als finalist gevallen, omdat Avri buiten de gebaande paden treedt op het gebied van afvalverwerking en reiniging. Het heeft zich in een korte periode enorm ontwikkelt en in een lastige tijd een sprong voorwaarts weten te maken. Avri heeft ook een enorme kostenbesparing weten te bewerkstelligen. Missiegedrevenheid, effectiviteit en maatschappelijke betrokkenheid komen bij Avri duidelijk naar voren. Avri wordt zowel intern als extern gemotiveerd en heeft een duidelijk beeld bij goed werkgeverschap. Als relatief kleine overheidsorganisatie zijn zij een voorbeeld op het gebied van innovatie en verantwoordelijkheid.

CBS
De inzending van het CBS sprong er voor de jury uit. De jury roemt de manier waarop een voor de burger ogenschijnlijk droge organisatie momenteel actief in contact treedt met de samenleving. De jury vindt de manier waarop het CBS met dictaten omgaat innovatief kenmerkend voor de gehele inzending van het CBS. De deskundigheid van het CBS is groot en breed door de diversiteit aan cijfermateriaal wat zij telkens weten te presteren. De jury onderstreept ook de internationale toonaangevende kwaliteiten die het CBS borgt.

FIOD
De jury is gecharmeerd van het trendwatching initiatief van de FIOD om de burgers coproducent te laten zijn van de eigen organisatie informatievoorziening. De FIOD zet duidelijke en hard geformuleerd ambities neer waarop ze zich laat afrekenen. De FIOD opereert in een complex krachtenveld van handhaving en voer hierin belangrijke vernieuwingen door. De FIOD heeft zichzelf eigentijds innovatief gespecialiseerd en zijn zich bewust van de grote maatschappelijke opgave waar zij vaak achter de schermen aan werkt.

Raad voor Volksgezondheid en Samenleving wil met werkagenda overheid en burgers aan het denken zetten en andere perspectieven aanreiken

De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) presenteerde op 30 september 2015 tijdens een bijeenkomst in Utrecht De werkagenda voor de periode 2015 – 2019. In deze werkagenda staan visie, missie, werkvormen en vier kernthema’s voor de komende vier jaar  beschreven:werkagenda rvs

  • verantwoord sturen
  • de belofte van wetenschap en technologie
  • de levensloop, levenslang en levensbreed
  • veranderende verzorgingsstaat

De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) is ontstaan uit een fusie van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) en de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ) en 1 januari 2015 van start gegaan.
De kernthema’s geven richting aan de adviezen en activiteiten van de RVS. Binnen deze kernthema’s heeft de Raad in het voorjaar drie adviesonderwerpen gekozen waaraan nu al wordt gewerkt. Daarnaast geeft de Raad hier vast een blik op mogelijke onderwerpen voor 2016 en erna.

Een atypisch werkprogramma

De relaties tussen volksgezondheid en andere domeinen in de samenleving veranderen. Er ontstaan nieuwe sociale verbanden, die soms de gevestigde orde van zorg, welzijn, wonen en werken uitdagen. Bestaande functies, taken en rollen veranderen of verdwijnen, terwijl er ook weer nieuwe bijkomen. Ook technologische innovaties en initiatieven van burgers beïnvloeden de inrichting van de samenleving. Dit alles heeft belangrijke gevolgen voor de verhoudingen tussen burgers, professionals, maatschappelijke organisaties en overheden. Lokale overheden hebben meer verantwoordelijkheden gekregen, van burgers wordt meer eigen verantwoordelijkheid verlangd, professionals dienen zowel specialisten als generalisten te zijn.

“Dit is een atypisch werkprogramma van een atypische raad. Ik verheug me zeer op de verbreding”, aldus Erik Gerritsen, secretaris-generaal van het ministerie van Volksgezondheid op de site van Zorgvisie.
Voorzitter Pauline Meurs van RVS: “Het eerste halfjaar was een zoektocht naar een eigen profiel. De RVS wil zelf het wiel uitvinden met de nieuwe raad. Eigenaarschap is een voorwaarde voor goed resultaat”. De brede opdracht die ze heeft gekregen noemt ze ‘een onrustig bezit’.

De RVS gaat anders te werk dan haar voorgangers. De raad wil niet meer alleen een geschreven advies opleveren als sluitstuk van een adviestraject maar nadrukkelijk andere communicatievormen inzetten, zoals bijvoorbeeld sociale media en webplatforms. Ook bij de totstandkoming van adviezen wordt veel meer interactie gezocht.
Meurs: “We willen veel mensen van buiten betrekken bij onze domeinen. Wat kan Volksgezondheid bijvoorbeeld leren van het buitenland of van sociale zaken of infrastructuur?”. Dit betekent ook dat de RVS meer gaat samenwerken met andere adviesinstituten zoals het Sociaal Cultureel Planbureau, de organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie ZonMw, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM en de Gezondheidsraad.

Lakmoesproef voor de verzorgingsstaat

“De integrale blik die de RVS op de kwetsbare mens richt vormt een lakmoesproef voor de verzorgingsstaat”, aldus Erik Gerritsen, geciteerd op het online platform Skipr: “Waar een adviesorgaan vroeger een rapport schreef met het idee dat het aan de politiek en samenleving is om er wat mee te doen, wil de RVS mee verantwoordelijkheid nemen voor een beweging die ze zelf creëert. Als de RVS de verandering die ze wil, kan voorleven is de raad een succes”.

RVS-lid Paul Frissen zei dat de RVS ervoor moet waken geen aanjager van bureaucratische regeldruk te worden: “Elke adviesraad heeft te maken met de druk om met een advies iets op de politieke agenda te krijgen en dat betekent meestal: politiek doe er iets mee!”
Zulke slecht begrepen politieke dadendrang leidt volgens Frissen meestal tot nieuwe bureaucratische regels en controlereflexen. Wat hem betreft onthoudt de RVS zich als ‘slimme organisatie voor de terugtocht’ waar mogelijk van dit spel.

De Raad wil zelf bovenal …”overheden, organisaties en burgers aan het denken zetten en hen andere perspectieven aanreiken”.

Ruime opdracht voor vernieuwde RVS, door Eric Bassant, Zorgvisie, 1 oktober 2015: www.zorgvisie.nl

Nieuwe raad wil antenne voor onderbelichte kwesties zijn. Met Pauline Meurs aan het woord in een video, Skipr, 30 september 2015: www.skipr.nl

RVS moet geen aanjager van nieuwe regeldrukte zijn, door Simon Broersma, plus video met Paul Frissen, 1 oktober 2015: www.skipr.nl

De werkagenda, Raad voor Volksgezondheid en samenleving, 30 september 2015: http://werkagenda.raadrvs.nl

de werkagenda rvs 2015 2019