Skip to main content

Redactie Beroepseer

Status en imago van leraarschap nemen af

omslag roa rapport status imago leraarIn het rapport Status en imago van de leraar in de 21ste eeuw dat op 23 mei 2017 verschijnt, staat dat de status van het leraarschap aan het afnemen is. Het beroep heeft de afgelopen jaren fors aan waardering ingeboet.
De resultaten van het onderzoek zijn een trendbreuk, concluderen het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht, het beleidsadviesbureau Ecorys en TNS Nipo die het onderzoek hebben verricht in de periode november 2015 tot en met oktober 2016.

Imago en status van de leraar werden in het onderzoek beschouwd als factoren die de aantrekkelijkheid van het leraarschap medebepalen. Bij imago staat de beeldvorming over de leraar centraal, inclusief het zelfbeeld. Status refereert aan de persoons- en de baankenmerken van leraren. Bij zowel imago als status gaat het om de relatieve positie van het beroep van leraar, dat wil zeggen de plaats op de ladder van alle beroepen.
De centrale vraag van dit onderzoek was: in welke mate kunnen de beleidsmaatregelen in de Lerarenagenda het imago en de status van de leraar verbeteren? In het onderzoek werd ook bijzondere aandacht besteed aan de verandering in de instroom van jongeren in het lerarenberoep. Voor het onderzoek werden vijf verschillende groepen ondervraagd:
A. Leraren
B. Studenten lerarenopleidingen
C. Scholieren in laatste twee jaar havo/vwo en mbo soc.-ped.
D. Ouders van leerlingen in po/vo/mbo
E. Algemene bevolking

Van plek 42 naar 69 in de beroepsprestigeladder

Frank Cörvers, hoogleraar arbeidsmarkt bij het ROA zegt in een interview in De Volkskrant dat “de afgelopen dertig jaar het imago van het lerarenberoep nagenoeg niet veranderd was”. Nu ziet hij echter “een neerwaartse trend in maatschappelijk aanzien” voor vooral de eerstegraads leraren in het voortgezet onderwijs. “Die daling zien we ook bij tweedegraads leraren in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, alleen minder sterk”.

In de beroepsprestigeladder, een ranglijst met 138 beroepen, duikelen leraren basisonderwijs van plek 42 naar 69 ten opzichte van tien jaar geleden. Tweedegraads leraren (onderbouw vmbo/havo/vwo) dalen van 34 naar 50. Leraren bovenbouw havo/vwo dalen van 22 naar 43. “Lerarenberoepen wordt nog steeds redelijk wat maatschappelijk aanzien toegedicht, maar ze behoren zeker niet tot de top”, aldus Cörvers. “Vergeleken met bijvoorbeeld hooggeschoolde professionals in de zorg, notarissen of advocaten, geniet de leraar minder maatschappelijk aanzien”.

De onderzoekers wijten de daling aan een reeks van factoren. Het opleidingsniveau van leerkrachten was altijd hoog, maar de rest van de beroepsbevolking maakte een inhaalslag. Leraren zijn hun relatieve ‘voorsprong’ kwijt, zeker academisch geschoolde eerstegraads docenten.
Ook lopen de salarissen in het (basis)onderwijs achter op andere beroepsgroepen. Het gegeven dat veel vrouwen in het onderwijs werken, leidt tot vooroordelen over het vak. “Dat heeft te maken met het kleuterjufeffect”, aldus Cörvers. “Zeer ten onrechte overigens, want uit internationaal onderzoeken blijkt steeds meer dat het begin van je schoolloopbaan bepalend is voor je kansen in de rest van je leven, qua opleiding en werk”.

Lees het hele artikel van Bart Dirks in De Volksrant van 23 mei 2017: Leraar kampt met imagoprobleem: aanzien in tien jaar fors gedaald, waarin Cörvers opmerkt dat leraren “zelf geen hoge verwachtingen koesteren van de waardering van de bevolking voor hun vak. Ouders zijn positiever dan leraren en studenten aan de lerarenopleiding, maar negatiever dan de bevolking als geheel”.  In dit artikel ook meer info over de beroepsprestigeladder 2016: www.volkskrant.nl

ROA-rapport Status en imago van de leraar in de 21ste eeuw, mei 2017: www.nro.nl

Presentatie Lerarenagenda en status en imago van leraren in de 21ste eeuw, Frank Cörvers i.s.m. Sjerp van der Ploeg, Suzanne Plantinga en Daniël Mager: http://slideplayer.nl/slide/10719044/

U P D A T E

Vijf redenen waarom leraren zo weinig aanzien hebben, door Petra Vissers, Trouw,
25 mei 2017: www.trouw.nl

Basisschoolleerkrachten gaan misschien staken: “Ons vak is uitgehold”

Jan van de Ven, een van de initiatiefnemers van PO in Actie, zegt in een interview in De Volkskrant dat het vak van onderwijzer is uitgehold. Leerkrachten van het primair onderwijs (PO) zijn op 20 maart 2017 begonnen met een actie voor een beter salaris en een kleinere klas: “Een te hoge werkdruk gecombineerd met een oneerlijk salaris zorgt voor hoog ziekteverzuim, veel uitval van leerkrachten en een onaantrekkelijk perspectief voor studenten. Een fiks lerarentekort dient zich aan en zal voor flinke problemen gaan zorgen als we nu niets doen”.
Staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker schijnt zich niet veel aan te trekken van de grieven. In de Tweede Kamer heeft hij gezegd dat een klas met pubers “ook weer net wat anders” is, waarmee hij suggereerde dat werken op een basisschool eenvoudiger is en het verschil in beloning terecht.

Maar de leerkrachten worden almaar bozer en zouden wel eens zo boos kunnen worden dat de deuren van de scholen in het hele land een week dicht blijven. Volgens Van de Ven “staat het water ons aan de lippen. Ons vak is zo onaantrekkelijk gemaakt dat er amper collega’s bijkomen. En dat terwijl veel leerkrachten de komende tijd met pensioen gaan. Als er geen fatsoenlijk beleid gevoerd wordt, staat ons een enorme onderwijsramp te wachten. Uit officiële cijfers blijkt dat er over een jaar of tien grofweg 10 duizend voltijdsleerkrachten te kort komen. Dat betekent dat er bij 100 duizend basisschoolleerlingen in Nederland niemand voor de klas staat. Of dat we straks klassen van veertig of vijftig leerlingen krijgen. Dan kun je een hoge positie in alle internationale onderwijslijstjes ook wel vergeten. Dit is dus geen onderwijsprobleem, het is een maatschappelijk probleem”.

Lees het hele interview met Jan van de Ven: Basisschoolleerkrachten zijn boos: ‘Als er niets gebeurt, is een staking onafwendbaar’, door Rik Kuiper, De Volkskrant, 22 mei 2017: www.volkskrant.nl

Zie voor meer info en steun aan PO in Actie: www.poinactie.nl

Economen voor de klas. Oproep mee te doen met serie over best practices in economieonderwijs

omslag economieonderwijs kvs dec 2016Het vakblad voor economen ESB organiseerde in december 2016 de Week van het Economieonderwijs. In die week werden de Preadviezen van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde (KVS) overhandigd aan de president van De Nederlandsche Bank, Klaas Knot. De Preadviezen stonden volledig in het teken van het economieonderwijs.
De staat van het economieonderwijs is een veelbesproken onderwerp de laatste laatste jaren. Wat is het beste academische economieonderwijs? was bijvoorbeeld de vraag in het decembernummer 2016 van het tijdschrift voor politieke economie TPEdigitaal. Op het onafhankelijk discussieforum Me Judice waar economen met elkaar in debat gaan verscheen, eveneens in december 2016, het artikel Economieonderwijs vereist andere prioriteiten. Bovendien gingen twee economiestudenten over het curriculum in debat met hoogleraar economie Pieter Gautier aan de Vrije Universiteit in het tv-programma Buitenhof.

Economen voor de klas

In de blogreeks Economen voor de klas geeft ESB het woord aan Rethinking Economics, een internationaal netwerk van studenten, academici en gepassioneerde denkers, die samenkomen om het economisch denken te diversifiëren en te vernieuwen. Rethinking Economics wil meer goede ervaringen uit de onderwijspraktijk uitwisselen. Dat kan de kwaliteit van het economieonderwijs alleen maar ten goede komen.
Rethinking Economics pakt de komende tijd de handschoen op met een maandelijkse serie van interviews over best practices. In elk interview staat een universitaire economiedocent centraal:
“De rode draad in de serie is goed onderwijs. Docenten zullen dan ook benaderd worden voor een interview omdat ze goed onderwijs geven — of ze het wel of niet met onze visie op onderwijs eens zijn, speelt geen rol. Het is juist ons doel de verhalen te delen van een grote variëteit aan docenten, of ze nou een drukbezocht eerstejaarsvak in neoklassieke macro-economie geven, of een interdisciplinair derdejaars vak in ontwikkelingseconomie”.

Doe mee met maken serie

Om de verspreiding van kennis zoveel als mogelijk te faciliteren, moedigde Rethinking Economics de economiestudenten aan mee te doen met het maken van deze serie: “Ken jij een docent die de collegezaal kan inspireren? Of die in positieve zin opvalt door zijn of haar eigenzinnige stijl? Laat het ons weten, en zet samen met ons jouw geliefde docent in de spotlights!
We hopen van harte dat deze serie de kennisdeling tussen economiedocenten zal bevorderen. Zoals gezegd, het verspreiden van best practices kan de kwaliteit van het economieonderwijs alleen maar ten goede komen. En díe kwaliteit is waar het ons uiteindelijk allemaal om te doen is”.

Reageer via e-mail: maarten@rethinkingeconomics.nl

Zie voor het hele artikel Economen voor de klas: best practices van Rethinking Economics in ESB, 17 mei 2017: https://esb.nu

Economieonderwijs – Preadviezen 2016, Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde, december 2016: https://esb.nu/kvs-preadviezen-2016-economieonderwijs/

Rethinking economics Nederland: www.rethinkingeconomics.nl

Wat is het beste academische economieonderwijs na de crisis?, Blogs Beroepseer, 21 december 2016: https://beroepseer.nl

 

rethinking economics

De NZa houdt ondermaatse zorg in verpleeghuizen in stand. Hoogleraar Tineke Abma doet oproep aan politiek

Tineke Abma, hoogleraar aan het VU medisch centrum in Amsterdam, schrijft in dagblad Trouw dat efficiency boven zorg stellen inhumaan is. Er zijn verpleeghuizen waar nu te weinig goede verzorgenden werken en de zorg dus onder de maat is. Denk daarbij ook aan overprikkeling van demente ouderen als gevolg van te weinig personeel. Deze situatie blijft in stand doordat volgens de Nederlandse Zorgautoriteit (NZ)a eerst de bedrijfsvoering op orde moet zijn, voor er extra geld naar ouderenzorg kan gaan.

Het verontrustende standpunt van de NZa, aldus Abma, komt voort uit een recent onderzoek. Daaruit blijkt dat lang niet alle verpleeghuizen voldoen aan nieuwe normen voor personeel zoals vastgelegd in het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg. De NZa wijt dit aan inefficiënte bedrijfsvoering. Er zou te veel geld gaan naar management en overhead.
Eerst moet de bedrijfsvoering op orde zijn, daarna komt er extra geld. Het argument is dat er goed presterende huizen zijn die met evenveel geld wel kwaliteit leveren.

Discussie is al heel lang gaande

Kwaliteitsverbeteringen zijn, zo wordt beweerd, te realiseren met minder geld dan eerder beloofd door de politiek (1,3 ipv 2 miljard euro). Het exacte bedrag en de mindering op de eerdere politieke toezegging worden verder niet onderbouwd.
Dit NZa-standpunt gaat volledig voorbij aan de huidige schaarste en gebrekkige kwaliteit van de verpleeghuiszorg, terwijl de discussie daarover al heel lang gaande is. Hoe verhoudt dat zich tot de massale steun voor het pleidooi van Hugo Borst voor meer bekwaam personeel? De politiek omarmde nota bene het manifest van Borst en en Carin Gaemers*) en deed concrete beloftes over extra investeringen. De impasse leek eindelijk doorbroken.

Als we weten dat in verpleeghuizen de omstandigheden voor goede zorg niet adequaat zijn, moet worden ingegrepen. Maar niet door ‘onderpresterende’ verpleeghuizen te bestraffen met het dichtdraaien van de geldkraan. Ze hebben problemen en verdienen ondersteuning en middelen om goede zorg te verlenen. Dit kan verschillen per verpleeghuis, maar er zijn ook algemene tekortkomingen: te weinig goed opgeleid en gemotiveerd personeel.

Lees het hele artikel van Tineke Aba waarin ze aan het slot een oproep doet aan de politiek: Efficiency boven zorg stellen, is inhumaan, Trouw, 16 mei 2017: www.trouw.nl

Noot
*) Manifest Scherp op ouderenzorg: www.scherpopouderenzorg.nl

ABC van het Maken in het onderwijs

abc van het maken thumb2We leven in een wereld die bol staat van technologie en steeds sneller digitaliseert. Het is daarom van belang dat kinderen naast programmeren, ook andere vaardigheden leren die horen bij de 21ste eeuw. De wereld heeft behoefte aan een nieuwe generatie kritische makers en ontwerpers. Het maakonderwijs kan daarbij helpen. Gebleken is dat door iets te maken je problemen leert oplossen, leert ondernemen en samenwerken, en leert de wereld beter te begrijpen. Allemaal belangrijke vaardigheden waarmee je in staat bent bijvoorbeeld een robot, een muziekstuk, een geprogrammeerde app of een meubelstuk te maken.

Campagne ABC van het Maken

Van 23 tot en met 28 mei 2017 mei wordt de campagne ABC van het maken gevoerd om het maakonderwijs in Nederland onder de aandacht te brengen en te stimuleren. De campagne is georganiseerd door het Platform Maker Education in samenwerking met Mediawijzer.net. Het Platform Maker Education brengt sinds een aantal jaren het maakonderwijs in Nederland de klas in. Dat gebeurt onder meer door scholen kennis te laten maken met maakonderwijs, door het delen van ervaringen met elkaar en door het organiseren van activiteiten. Ook doet het Platform onderzoek naar de meerwaarde van maakonderwijs voor het (techniek)onderwijs en de ontwikkeling van creativiteit.

Initiatiefnemers van Platform Maker Education zijn Arjan van de Meij van De Populier in Den Haag, Jeroen de Boer van Bibliotheekservice Fryslân/Stichting FabLab Benelux en Karien Vermeulen van Waag Society/FabLab in Amsterdam.
De activiteiten van Platform Maker Education worden gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap via het actieplan Kiezen voor technologie van Platform Bèta Techniek.

het abc van het maken letter oOnderdeel van de mei-campagne is de lancering van de video ABC van het maken waarin we jongeren bezig zien de letters van het alfabet te fabriceren met verschillende technieken. Op afzonderlijke video’s kunnen we volgen met welke techniek en welk materiaal een letter wordt gemaakt: https://www.youtube.com.
Wie na het bekijken van de video direct zelf aan de slag wilt, kan terecht op de website: https://abcmaken.nl
Daarop staat een woordenboek in beeld dat je wegwijs maakt in de wondere wereld van het maken.

Op 23 mei 2017 start de Maakweek (tot en met 28 mei 2017). Door heel Nederland zijn activiteiten georganiseerd. Op 7 juni is er in Groningen een conferentie over Maakonderwijs. Raadpleeg de website: http://makered.nl/abc-van-het-maken

Belgische artsen vinden online-beoordelingen onzin, en zelfs gevaarlijk

Het is onzin om artsen openbaar op internet te beoordelen, vindt de Belgische Ondernemersorganisatie Neutraal Syndicaat voor zelfstandigen (NSZ). Via de website Wisdoc kunnen nu ook Belgische patiënten hun arts evalueren en aanbevelen. NSZ vindt een dergelijk platform totaal onzinnig. De evaluaties kunnen, hoewel registratie verplicht is op de site, onder een valse naam gebeuren, wat de deur wagenwijd openzet voor misbruik. Misnoegde (ex)-patiënten kunnen zo hun gal spuwen. Het is met andere woorden geen objectieve bron van informatie, net zoals tal van andere reviewwebsites die vooral teren op de reacties van ontevredenen. “Zolang zulke beoordelingen anoniem blijven, zullen dergelijke sites nooit objectief zijn”, weet NSZ-voorzitter Christine Mattheeuws. “Indien vooral ontevredenen hun stem zullen laten horen, is dat platform niet representatief en kan het bovendien ernstige schade toebrengen aan een arts met een lage score”.

Wisdoc is een initiatief van een Brusselse start-up van drie ondernemers, Laurent Pirard, Maxime Dewelle en Sofie Vanderhasselt en bevat de gegevens van alle artsen in België. “De bedoeling is vooral dat je snel bij de juiste arts of specialist terechtkomt”, aldus Sofie Vanderhasselt: “Niet elke orthopedist is specifiek gespecialiseerd in knieproblemen, niet elke gastro-enteroloog specialiseert zich in de ziekte van Crohn. Als patiënten die info met elkaar kunnen delen, raak je veel makkelijker aan de juiste behandeling”.

De informatie is erg subjectief en biedt geen meerwaarde

De artsen zelf zijn niet te spreken over het systeem dat Wisdoc.com toepast. Alle artsen, tandartsen en specialisten van België staan erop verzameld, per gemeente en specialisatie. Elke patiënt kan zijn arts een score geven van 1 tot 5 op 4 criteria: luisterbereidheid, de uitleg die je krijgt, de opvolging en de beschikbaarheid van je dokter. De kwaliteit van de zorg zelf kan je niet beoordelen. Bedoeling van de website is om je algemene ervaring bij een arts te delen.

Ondervoorzitter Michel Deneyer van de Belgische Orde der Artsen reageert: “De informatie die de website verzamelt, is erg subjectief en biedt geen meerwaarde. Artsen die niet per de se juiste kwaliteiten hebben, maar wel erg sympathiek overkomen, kunnen toch erg positief worden voorgesteld. Er is nood aan objectieve criteria, die patiënten op weg kunnen helpen om voor bepaalde aandoeningen voor de juiste arts te kiezen, om medische redenen. Patiënten worden bovendien in hun keuze voor een specialist het best geleid door hun huisarts, die een sleutelrol speelt in de gezondheidszorg”.

De Orde raadt collega’s die online beoordelingen van zichzelf terugvinden, die ze liever geschrapt zien, aan om die via de Privacycommissie te laten verwijderen. ”Zelf kunnen we hier als beroepsorde geen stappen tegen ondernemen. Dat moet elke arts voor zichzelf doen”.

De Vlaamse overheid werkt intussen zelf aan een systeem waar objectieve criteria de kwaliteit van de zorg zal meten. Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid is bezig met het uitbouwen van een eigen website. Ze willen de kwaliteit van de zorg meten door middel van objectieve criteria: “We zijn nog aan het bepalen hoe we die kwaliteit gaan meten en in welke mate je bijvoorbeeld tandarts a met tandarts b zal kunnen vergelijken”.

Orde der Artsen niet blij met ‘TripAdvisor voor dokters’, door Tom LeBacq, De Standaard, 12 mei 2017: www.standaard.be

Op zoek naar een dokter in je buurt? Lees vooraf een onlinereview, De Redactie, door Kirsten Sokol, 12 mei 2017: http://deredactie.be

Wisdoc: het Tripadvisor onder de artsen, 21bis – mediaplatform voor studenten, 12 mei 2017: www.21bis.be (Artikel is niet meer beschikbaar).

Noot
TripAdvisor is de grootste reiswebsite ter wereld met meer dan 500 miljoen reizigersbeoordelingen.

Nederland telt drie keer zoveel verpleegkundigen als artsen

Ongeveer 60 procent van alle BIG-geregistreerde zorgverleners in Nederland is verpleegkundige. Het grootste deel van hen werkt in een ziekenhuis. Naar verhouding werken er weinig verpleegkundigen die ouder zijn dan 60. Het aandeel mannen is laag, vooral jonge mannelijke verpleegkundigen zijn schaars. Dit meldt het CBS op de Dag van de verpleging – 12 mei 2017 – op basis van cijfers uit het BIG-register.*)

In 2015 stonden ruim 302 duizend werkzame zorgverleners met een beschermde beroepstitel geregistreerd*). Bijna zes op de tien (ruim 177 duizend) zijn verpleegkundige van beroep. Dit is drie keer zoveel als het aantal artsen. Daarnaast telde onze gezondheidszorg ruim 31 duizend fysiotherapeuten, een tiende van alle BIG-geregistreerde zorgverleners. De andere BIG-geregistreerde beroepen zijn gezondheidszorg(GZ)-psycholoog, tandarts, apotheker, psychotherapeut en verloskundige.

zorgverleners naar beroep cbs 2015 mei 2017

Weinig verpleegkundigen boven de 60

Ruim 30 procent van de werkzame verpleegkundigen is tussen de 50 en 60 jaar. Iets meer dan 8 procent van de verpleegkundigen is 60 jaar of ouder. Het lage aandeel oudere zorgverleners geldt ook voor fysiotherapeuten en verloskundigen. Psychotherapeuten en gezondheidszorgpsychologen starten – door hun langere opleidingsduur – op latere leeftijd met werken. Een relatief groot percentage – 22 procent – van de gezondheidszorgpsychologen is 60 jaar of ouder.

Veel verpleegkundigen werken in ziekenhuis

Veertig procent van de 177 duizend verpleegkundigen werken in een ziekenhuis. Bijna een kwart biedt verpleegzorg in een verpleeg- of verzorgingshuis, of in de thuiszorg. Daarnaast is 11 procent werkzaam in de geestelijke gezondheidszorg en 8 procent in de gehandicaptenzorg. De overige 20 procent is werkzaam in de huisartsenzorg, bij een ambulancedienst, een zorgopleiding of via de uitzendbranche.

Weinig jonge mannelijke verpleegkundigen

Een op de zeven verpleegkundigen is man. Het gaat om bijna 25 duizend mannelijke verpleegkundigen tegen ruim 152 duizend vrouwelijke. Het aandeel mannen stijgt geleidelijk met de leeftijd, onder 60- tot 65-jarige verpleegkundigen is bijna een op de vier verpleegkundigen een man.
Vergeleken met hun vrouwelijke collega’s werken mannelijke verpleegkundigen met name vaker in de geestelijke gezondheidszorgsector en in de sector ‘overig’ (waaronder ambulanceverpleegkunde). Mannelijke verpleegkundigen werken minder vaak in een verpleeghuis- of verzorgingshuis en in de thuiszorg.

Drie keer zoveel verpleegkundigen als artsen, Centraal Bureau voor de Statistiek, 12 mei 2017: www.cbs.nl

Noot
*)
BIG-zorgverlener. Zorgverleners kunnen zich in het BIG-register registreren als zij voldoen aan de wettelijke opleidings- en werkervaringseisen die voor hun specialisme gelden. Met een BIG-registratie mogen zij hun beroepstitel gebruiken en vallen zij onder het tuchtrecht.
In dit artikel worden de aantallen BIG-geregistreerde zorgverleners gegeven waarvan bekend is dat ze werkzaam zijn in loondienst of als zelfstandige. De reden hiervoor is dat BIG-registraties enige tijd kunnen blijven staan nadat men stopt met werken.

Donaties welkom voor kort geding tegen stichting Benchmark GGZ inzake onrechtmatig verwerken ROMgegevens

Laten we het ijzer smeden nu het heet is, vindt Stichting Koepel van DBC-vrije1) Praktijken (KDVP). De Stichting roept op financieel bij te dragen aan de kosten voor een kortgeding tegen Stichting Benchmark GGZ (SBG). De samenwerkende partijen rond de beweging “Stop benchmark met ROM”2) hebben besloten tot een kortgeding tegen de stichting SBG vanwege het verwerken en gebruiken van onrechtmatig verkregen ROMdata.

De verwerking van ROMdata3) is in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Waar het verzamelen van ROMgegevens aanvankelijk was bedoeld om de voortgang van specifieke behandeltrajecten inzichtelijk te maken, moeten ROMgegevens nu als beleidsinformatie worden aangeleverd bij SBG – een door zorgverzekeraars gefinancierde stichting – om te worden gebruikt voor benchmarking. En de uitkomsten hiervan zijn bepalend voor het inkoopbeleid van de zorgverzekeraar.

In een rapport4) van de Algemene Rekenkamer dd 26-1-2017 over de bekostiging van de curatieve geestelijke gezondheidszorg wordt de conclusie getrokken dat de verzamelde ROMgegevens niet geschikt zijn om gebruikt te worden voor benchmarking in de GGZ. Dit betekent dat de stichting Benchmark GGZ met doorbreking van privacy en beroepsgeheim tot personen herleidbare gegevens verwerkt terwijl dit noch zinvol noch noodzakelijk is.

Onrechtmatig

In achterliggende periode hebben Minister, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Autoriteit persoonsgegevens moeten erkennen dat de aanlevering van medische persoonsgegevens ten behoeve SBG, DIS en ARGUS5) onrechtmatig is. Inmiddels heeft demissionair minister Schippers gesuggereerd dat ze een “reparatiewet” wil maken om de aanlevering van ROM-gegevens aan SBG alsnog te legitimeren. Waar de aanlevering van medische persoonsgegevens niet noodzakelijk was en is voor dit beleidsinformatiesysteem, wil de minister dit alsnog mogelijk maken middels een reparatiewet. Een dergelijke reparatiewet is onzinnig, onjuist en nietig wegens strijd met zowel het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens als met het Europees Handvest.

Donatie

De KDVP is door de samenwerkende partijen rond de beweging “Stop benchmark met ROM” gevraagd om zich naast andere partijen formeel procespartij te stellen in het kortgeding over onrechtmatige verwerking van ROMgegevens door SBG. De KVPD-stichting is een rechtspersoon die op grond van haar statuten als belanghebbende procespartij kan optreden in deze procedure. Voor de bekostiging van dit kortgeding is een bedrag van ongeveer € 20.000, – nodig. Om dit voornemen uit te kunnen voeren wordt een financiële bijdrage van uw kant zeer op prijs gesteld.

U kunt uw donatie onder vermelding van “KG “ storten op de KDVP-bankrekening NL51INGB0005343705.

Zie: Oproep tot financiële bijdrage aan kortgeding tegen stichting SBG vanwege het onrechtmatig verwerken van ROMgegevens!, KDVP, 8 mei 2017: www.kdvp.nl

Noten
1)
DBC = Diagnosebehandelcombinatie

2) Petitie gestart: Stop ROM als benchmark in de GGZ, Blogs Beroepseer, 30 januari 2017:  https://beroepseer.nl

3) ROM – Routine Outcome Monitoring. ROM is van oorsprong een systeem waarbij meetinstrumenten worden gebruikt om de effecten van een individueel behandeltraject te evalueren. Inmiddels is de toepassing echter veel breder geworden. Door de metingen per instelling te vergelijken – dit heet benchmarken – moet duidelijk worden welke instellingen goede resultaten boeken. Op grond daarvan beslissen zorgverzekeraars bij wie ze de zorg inkopen. Om dit mogelijk te maken is vorig jaar de Stichting Benchmark GGZ opgericht. GGZ-instellingen worden door de verzekeraars verplicht hun ROM-gegevens aan deze stichting aan te leveren.

4) Bekostiging van de curatieve geestelijke gezondheid: www.rekenkamer.nl

5) DIS = Het landelijke DBC-Informatiesysteem ontvangt en beheert alle gegevens over afgesloten DBC-trajecten in de ziekenhuiszorg, ggz en forensische zorg en over trajecten in de basis-ggz.
ARGUS = registratie van vrijheidsbeperkende interventies in de geestelijke gezondheidszorg.

Advies over ‘Leren en ontwikkelen van positieve leercultuur tijdens de loopbaan’

omslag leren en ontwikkelen tijdens de loopbaan serOp uitnodiging van de Kamercommissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) sprak een delegatie van de Sociaal Economische Raad (SER) met parlementariërs over het advies Leren en ontwikkelen tijdens de loopbaan . In dit advies pleit de raad onder meer voor het ontwikkelen van een positieve leercultuur, meer maatwerk en een breed maatschappelijk akkoord: “Het moet in Nederland vanzelfsprekend worden om tijdens de loopbaan te blijven leren en ontwikkelen. Technologische ontwikkelingen, de snel veranderende dynamiek op de arbeidsmarkt, verhoging van de pensioenleeftijd en internationalisering maken dit noodzakelijk. De SER pleit voor het ontwikkelen van een positieve leercultuur. De raad adviseert onderwijsinstellingen en de overheid maatwerk te organiseren in het onderwijsaanbod voor volwassenen: het moet beter aansluiten bij de situatie van werkenden”.

De parlementariërs spraken op 10 mei 2017 met de SER-delegatie – bestaande uit voorzitter Mariëtte Hamer, Maxime Verhagen (VNO-NCW), Willem Jelle Berg (CNV) en Isabel Coenen (FNV) – over het belang van blijven leren en de financiering hiervan. Jolande Sap, voorzitter van de Commissie vraagfinanciering mbo, gaf eveneens een toelichting op het vergelijkbare advies Doorleren werkt. Namens de Kamercommissie waren Zihni Özdil (GroenLinks), Corien van den Brenk (50PLUS), Dennis Wiersma (VVD), Frank Futselaar (SP), Antje Diertens (D66) en Harry van der Molen (CDA) vertegenwoordigd.

Actieagenda

Het is zaak dat de wereld van het onderwijs beter aansluit op de wereld van de werkenden, vatte SER-voorzitter Hamer het advies over postinitieel leren samen. Ze zette de voornaamste bevindingen en aanbevelingen voor de Kamerleden uiteen. Mensen willen heel graag leren, maar weten niet hoe ze het moeten organiseren, waar ze moeten zijn en waar ze daarvoor tijd moeten vinden. De ondersteuning bij het keuzeproces en de financiering vormen belangrijke aandachtspunten. De SER beveelt aan nadrukkelijker te communiceren over het trekkingsrecht en dit flexibeler te maken (bijvoorbeeld door deelcertificaten). Ook pleit de raad voor een ontwikkelrekening: een persoonsgebonden budget voor werkenden. Het blijven leren en jezelf ontwikkelen moet ‘net zoals eten en drinken’ vanzelfsprekend worden. Jonge kinderen moeten met dat idee worden groot gebracht. Voor de huidige beroepsbevolking is een sterkere leercultuur gewenst. Om deze leercultuur te realiseren is een brede actieagenda nodig. Verschillende partijen zijn volgens het SER-advies aan zet om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van deelnemers op de arbeidsmarkt. De overheid is er daar een van, net zoals werknemers, werkgevers en onderwijsinstellingen.

Trendbreuk

Het advies van de commissie-Sap is afgestemd met de SER en kent veel raakvlakken. Sap ziet bij mensen een grote motivatie om te blijven leren, maar de mogelijkheden ontbreken. Werkenden met een opleiding tot MBO-niveau 4 nemen in de praktijk steeds minder deel aan scholing. Meer urgentie en ambitie in het beleid van alle actoren die betrokken zijn, is volgens haar noodzakelijk. Een trendbreuk is nodig. Aanbevelingen uit het advies zijn onder meer een individuele leerrekening, een deltacommissaris en een nationaal scholingspact.

Bovensectorale scholing

Verhagen gaf aan dat voor een passend onderwijsaanbod een goede samenwerking tussen bedrijven, maatschappelijke organisaties en opleidingen essentieel is. Meer ruimte voor bovensectorale scholing kan daarbij helpen: ontwikkelingen gaan zo snel dat sommige beroepen over een aantal jaar niet meer bestaan. Daarom moet de ontwikkeling van een scholingscultuur binnen bedrijven worden gestimuleerd. Door meer regie bij werknemers te leggen, zullen zij zich eerder scholen en ontwikkelen. In de bouw gebeurt dit bijvoorbeeld al middels het duurzaam inzetbaarheidsbudget.

Maatwerk

Berg benadrukte dat scholing en ontwikkeling voor de vakbond CNV centraal staan. De werknemer moet zelf kunnen besluiten over zijn carrière. Hij is groot voorstander van het in het SER-advies genoemde individuele ontwikkelbudget. Coenen verwees naar de rol die collectieve afspraken in cao’s en O&O-fondsen kunnen spelen bij het leveren van maatwerk. Veel opleidingsfondsen bieden niet alleen een scholingsaanbod, maar dragen ook zorg voor een ondersteunende infrastructuur. Daarnaast vroeg ze aandacht voor een veilige en stabiele werkomgeving en leerambassadeurs, medewerkers die anderen stimuleren in hun ontwikkeling.

Urgentie

De vragen van Kamerleden hadden onder andere betrekking op de consequenties voor flexwerkers, zzp’ers en 50-plussers, de positie van de werkgevers en het fenomeen laaggeletterdheid. Ook werd ingegaan op de beschikbaarheid van de individuele budgetten en de verschillen tussen publieke en private opleidingen. De urgentie om te blijven leren is groot, bleek tijdens de bespreking van de adviezen. Voor de wendbaarheid en weerbaarheid van alle werkenden is het cruciaal om nu gezamenlijk tot instrumenten te komen om aan deze adviezen een vervolg te geven, aldus SER-voorzitter Hamer bij afsluiting van de bijeenkomst. “Ik hoop van harte dat dit een estafettestokje mag worden dat we in de toekomst kunnen uitwerken en verder brengen”.

Advies. Leren en ontwikkelen tijdens de loopbaan – Een richtinggevend advies, SER, maart 2017: www.ser.nl

Advies Commissie vraagfinanciering mbo Doorleren Werkt, Rijksoverheid, 4 april 2017: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/04/04/advies-commissie-vraagfinanciering-mbo-doorleren-werkt (Niet meer beschikbaar. Ga naar sitearchief van de Rijksoverheid: https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive en tik in zoekveld van grijze linkerkolom: Advies Commissie vraagfinanciering mbo Doorleren Werkt

leren en ontwikkelen tijdens de loopbaan ser aanbevelingen