Skip to main content

Redactie Beroepseer

Werkdruk, gebrek aan persoonlijke uitdaging en onvrede over schoolbestuur en directie voornaamste redenen vertrek leraren

Waarom zeggen leraren hun baan op? Ook is gevraagd wat de vertrokken leraren op de oude werkplek had kunnen houden en wat ex-leraren zou kunnen motiveren om weer leraar te worden.
Het onafhankelijk onderzoeksinstituut ResearchNed heeft leraren gevraagd waarom zij van baan zijn gewisseld of het onderwijs helemaal hebben verlaten. Het onderzoek is gedaan in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en omvatte ruim driehonderd leraren in het primair, voortgezet en middelbaar onderwijs – po, vo en mbo.

Uit het rapport Vertrekredenen leraren en docenten in het po, vo en mbo

Tien hoofdmotieven

1. Werkdruk, stress, belasting van het beroep  47%
• Onder werktijd geen rust hebben (‘altijd moeten aanstaan’)
• Moeten overwerken, 24/7 beschikbaarheid

2. Gebrek aan persoonlijke uitdaging en professionele ontwikkeling  41%
• Zich vervelen, herhalend en routinematig werk hebben, te weinig inhoudelijke uitdaging ervaren
• Toe zijn aan wat anders
• ‘Nu-of-nooit’ argument, vrees om vast te roesten in het beroep

3. Onvrede over de leiding/het management en/of het schoolbestuur  37%
• Gebrek aan begrip en waardering van de leiding, klachten worden niet serieus genomen
• Gebrek aan ondersteuning bij persoonlijke problemen, zoals een burn-out of problemen met leerlingen/studenten of ouders

4. Gebrek aan begeleiding en aan samenwerking in het team, teamsfeer  27%
• Onvoldoende begeleiding bij de start als leraar
• Gevoel er alleen voor te staan als leraar, gebrek aan contact met collega’s, gebrek aan teamgeest
• Buitensluiting, pesten, discriminatie, intimidatie

5. Onvrede over de onderwijskundige visie, gebrek aan autonomie  25%
• Oneens met onderwijskundige visie/lijn van de school
• Geen ruimte voor innovatie zien, conservatisme ervaren
• Geen professionele autonomie in de klas ervaren

6. Onvrede over (toepassing van) de arbeidsvoorwaarden (salaris)  22%
• Onvrede over de salarissen in het onderwijs en het salarisperspectief
• Onduidelijk bevorderingsbeleid, idee dat de eigen prestaties niet gehonoreerd worden

7. Frustraties over eigen impact als leraar  22%
• Individuele leerlingen/studenten onvoldoende aandacht kunnen geven
• Moeite hebben met leerlingen/studenten met motivatie- en gedragsproblemen (en hun ouders)

8. Werk en privé niet kunnen combineren, gebrek aan flexibiliteit  14%
• Vanwege vaste lestijden niet flexibel kunnen inspringen op privézaken zoals een ziek kind

9. Autonome factoren  12%
• Verhuizing, reistijd
• Gezondheid

10. Contract, ontslag  9%
• Vast contact zonder vastigheid (kleine aanstellingen, flexibele inzet)
• Tijdelijk contract met onduidelijkheid of en wanneer het wordt verlengd
• Ontslag vanwege geen plek/krimp
• Ontslag vanwege disfunctioneren of een arbeidsconflict

In het rapport worden de drie meest genoemde hoofdmotieven nader toegelicht: werkdruk, onvrede over de eigen professionele rol en ontwikkeling, en de negatief ervaren werkverhouding tussen leraar en de leiding.

Schooldirecties en besturen zijn aan zet

Het onafhankelijk onderwijsvakblad Didactief besteedt aandacht aan de drie voornaamste vertrekredenen in het artikel Vertrek leraar vaak te voorkomen, en besluit met:

“Sommige motieven leiden vaker dan andere ertoe dat leraren het beroep helemaal verlaten. Dit komt het vaakst voor bij frustraties over de eigen impact als leraar, gebrek aan flexibiliteit, hoge werkdruk, en gebrek aan persoonlijke ontwikkeling en uitdaging. Daarentegen leidt onvrede over de schoolleiding meestal niet tot vertrek uit het onderwijs, maar tot overstap naar een andere school. Die vertrekreden is dus sterk verbonden aan de specifieke situatie op een school.

Veel bevraagden roepen op om de werkdruk te verlagen en om leraren beter te faciliteren zodat die zich op hun kerntaak (het lesgeven) kunnen richten. Ook zou het volgens hen helpen om leraren meer loopbaanperspectief en andere uitdagingen te bieden, zonder dat daar een functie bij hoort waarin ze helemaal geen les meer geven.

Met name schooldirecties en besturen zijn dus aan zet. Veel vertrokken leraren hebben niet het idee dat zij op de eerste plek kwamen. De belangrijkste aanbeveling die uit dit onderzoek komt, is om dat te verbeteren, door hen nauw bij de onderwijsvisie te betrekken, uitdaging te bieden, hen te laten merken dat zij centraal staan binnen de organisatie, en de werkdruk te verlagen”.

Downloaden rapport Vertrekredenen leraren en docenten in het po, vo en mbo, door Wouter van Casteren, Josien Lodewick, Janneke Lommertzen, Eline Luyten en Carly van Mensvoort, ResearchNed, december 2023: https://beroepseer.nl

Vertrek leraar vaak te voorkomen, redactie Didactief, 29 februari 2024: https://didactiefonline.nl/artikel/vertrek-leraar-vaak-te-voorkomen

Zie ook: Non-conformisme leidt tot zelfeffectiviteit en welzijn, en minder burn-out bij onderwijzers, Blogs Beroepseer, 13 augustus 2020: https://beroepseer.nl

Foto bovenaan is van Alexandra Koch

Leeszaal Vreewijk in Rotterdam is inmiddels uitgegroeid tot sociaal zwaartepunt en begrip in de wijk

Vreewijk, ook wel Tuindorp Vreewijk, is een wijk in het Rotterdamse stadsdeel Feijenoord. In de wijk bevindt zich Leeszaal Vreewijk, opgericht in 2015. Het concept is eenvoudig: boeken die je niet meer leest breng je naar de leeszaal en je kunt deze ruilen door andere boeken uit te zoeken. Je kunt de boeken vervolgens weer ruilen, terugbrengen, houden of doorgeven. Leeszaal Vreewijk is geen bibliotheek. Het is een plek om lezen en leesplezier te bevorderen en bevat boeken voor alle leeftijden.

Voor Vers Beton – ‘tijdschrift voor de harddenkende Rotterdammer’ – schreef Lindy Kuit een mooi artikel: De leeszaal en andere lessen uit Vreewijk. Kuit studeerde kunst- en architectuurgeschiedenis en schrijft niet alleen voor Vers Beton, maar ook voor o.m. Metropolis M en ArchiNed.

Lindy Kuit:

“Wat Vreewijk zo bijzonder maakt, is dat het niet alleen is ontwikkeld naar de principes van Ebenezer Howards garden city movement – een revolutionair model voor stedelijke ontwikkeling uit 1898 dat arbeiders uit hun toen erbarmelijke woonomstandigheden moest bevrijden met frisse lucht, zonlicht, adem- en speelruimte – maar ook volledig particulier is geïnitieerd.
Bankier Karel Paul van der Mandele, ook wel bekend als K.P., was de geestelijk vader van Vreewijk. Een zeer invloedrijke man in de stad, die blijkbaar ook H.P. Berlage in zijn adresboekje had staan en deze beroemde architect en stedenbouwkundige vroeg om het stratenplan te ontwerpen. Onder anderen architect Marinus Jan Granpré Molière bouwde voort op dit plan. Granpré Molière was een echte traditionalist; een man van baksteen, hout, pergola’s en kleine, gezellige huisjes. Dit leidde tot Vreewijks kenmerkende, idyllische en bijna Anton Pieck-achtige sfeer. Een groen dorp in de stenen stad.

Die sfeer hangt er nu, bijna honderd jaar later, nog steeds. Ondanks tegenslagen als verpaupering en criminaliteit – in 2007 belandde Vreewijk zelfs op de beruchte ‘lijst van Vogelaar’. Het voortbestaan heeft Vreewijk grotendeels te danken aan solidaire en betrokken bewoners.

Rond dezelfde tijd als de Vogelaarlijst wilde Havensteder de door de tijd (en gebrek aan onderhoud) aangetaste Vreewijkhuisjes slopen. De bewoners verenigden zich en zetten een stevige en succesvolle lobby op. De wijk werd een beschermd stadsgezicht en de jaren daarna uitgebreid gerenoveerd”.

Kuit over Leeszaal Vreewijk:

“Je kunt gewoon binnenlopen – ‘Iedereen die hier binnenkomt krijgt eerst een kop koffie of thee’ – of aansluiten bij speciale middagen of avonden: een bijeenkomst over euthanasie bijvoorbeeld, of een lezing van een historicus of schrijver. “Niet om bewoners op te voeden of te verheffen, maar gewoon om de interesses die er in de wijk zijn breed te bedienen”, aldus Termeer.

Vrijwilliger Marjan vindt de leeszaal ‘een enorm goed doel’. Ze zit in between jobs en deze bijbaan biedt haar een mooie kans om ‘terug te komen in de maatschappij’. ‘Iedereen komt hier – nieuwkomers in de wijk, studenten, ouderen. Laatst stond ik met twee vluchtelingen kinderleesboekjes uit te zoeken en hardop de teksten te lezen. En weet je wat al die woordenboeken kosten voor scholieren en hun ouders die geen cent te makken hebben? Hier kun je ze gratis ophalen’.

Ik vraag me af waarom Rotterdam in het huidige tijdsgewricht niet nog veel meer leeszalen heeft zoals die in Vreewijk. En hoeveel lessen we nog meer kunnen leren van deze bijzondere tuinwijk”.

Lees het hele artikel van Lindy Kuit, lessen uit Vreewijk, Vers Beton, 7 maart 2024: www.versbeton.nl/2024/03/de-leeszaal-en-andere-lessen-uit-vreewijk

Leeszaal Vreewijk: https://leeszaalvreewijk.nl

Uitspraken van Roelof Bosma, Journalist van het Jaar 2023

Roelof Bosma is in februari 2024 uitgeroepen tot Journalist van het Jaar. Hij krijgt de door vakblad voor journalistiek Villamedia toegekende prijs voor zijn werk aan de op televisie uitgezonden ZEMBLA-documentaire –De PFAS-doofpot op 15 juni 2023.

In Villamedia van februari 2024 staat een interview met Roelof Bosma, getiteld ‘De onderste steen moet altijd boven komen’. Daarin doet hij een aantal behartenswaardige uitspraken over het journalistenvak.
Met onderzoekers Marco de Lange en Vincent Harmsen ontdekte hij dat teflonproducent Chemours (vroeger DuPont) in Dordrecht al decennia weet dat ze het grondwater onder de fabriek en in de omgeving ernstig hebben vervuild met grote hoeveelheden giftige en kankerverwekkende PFAS (Per- en polyfluoralkylstoffen).
Het nieuws sloeg in als een bom. Er volgden hoorzittingen in de Tweede Kamer en er was sprake van een strafzaak tegen de fabriek te starten. De zaak blijft de gemoederen bezig houden tot op de dag van vandaag.

De jury: “De indringende portretten van de mensen achter deze industriële doofpot zorgden niet alleen voor politieke en juridische opvolging, maar waren ook doorslaggevend voor de jury om Bosma de titel Villamedia’s Journalist van het Jaar 2023 toe te kennen”.

Passages uit het interview met Bosma, door hoofdredacteur Chris Helt van Villamedia:

Op de dag van het tussenvonnis wordt Roelof Bosma (1979) gebeld door een talkshowredacteur. “Het eerste wat ik hoorde was: ‘Roelof! Gefeliciteerd, hè! Jullie hebben gewonnen!’ Ik heb toen moeten uitleggen dat ik niet zo in de wedstrijd zit en dat ik niet wilde dat dit de dynamiek van het gesprek aan tafel werd. Kennelijk is dat niet gewoon. Ik zie jou nu ook zo kijken”.

Waarom neem je niet gewoon de complimenten aan?
“Dat is toch niet wat wij doen? Wij voeren die rechtszaak niet en we vinden er niet per se wat van. We onthullen en laten zien wat de werkelijkheid is. Het is voor ons geen persoonlijke strijd. Ik heb heel goed contact met de bewoners rondom de Chemours-fabriek, maar ik bén geen bewoner. Als journalist moet je constant je afstand bewaken. Niet in je loyaliteit naar die mensen toe, maar ik ben geen activist”.

Want dat zou je journalistieke integriteit in twijfel trekken?
“Natuurlijk. Stel je voor ik zou in zo’n talkshow heel voldaan zou zeggen: ‘Zo, de rechter heeft lekker Chemours veroordeeld’. Hoe kan ik daarna nog gewoon Chemours vragen stellen?”

Je zou je kunnen afvragen of de inzet voor een beter milieu ­activisme is. Een gezonde leefomgeving is een mensenrecht.
“Maar dat voelt zo hoogdravend. Ik wil mensen ook niet verbieden om het vliegtuig te nemen. Ik richt me op deze zaak. PFAS is een wereldwijd probleem. Chemours is een multinational. Hiermee laat ik zien wat er aan de hand is. En nu worden we regelmatig voor het karretje van extreemlinks gespannen. Net als extreemrechts dat doet als we een uitzending over een genderkliniek maken. Maar ik vind dat we altijd terug moeten naar de basis: wat onthullen we, waarom is dit belangrijk en waarom moet de samenleving dit weten? Journalisten moeten ontzettend oppassen om hun mening te geven en iets heel persoonlijk te maken.
Alleen zo krijg je het voor elkaar om van geen enkele kant het verwijt te krijgen dat je bevooroordeeld of beïnvloed bent. Je moet zakelijk naar je onderwerp blijven kijken. De politiek, de inspecties, justitie en omwonenden denken allemaal dat ik mét hun de strijd aanga tegen Chemours. Maar als onderzoeksjournalist ben je geen officier van justitie, dat is onze rol niet.
Ik merk ook dat politiek en opsporingsdiensten ons steeds vaker nodig hebben. Die springen op onze bagagedrager en dat voelt soms ongemakkelijk. De politiek richt alle pijlen op Chemours, terwijl ik denk: jullie hebben al die tijd vergunningen afgegeven en jarenlang bezuinigd op toezicht en kennis. Daar hebben we ik weet niet hoeveel verhalen over gemaakt. Kamerleden bellen me om mee te denken over Kamervragen”.

Wat zegt dat over de politiek?
“Heel veel. Ik maak veel verhalen in hetzelfde dossier, dan heb je vaak met vaste Kamercommissies te maken. Maar daar is niks meer van over. Die wisselen zo snel van samenstelling. Daar blijft geen kennis en kunde bewaard. Dat is dramatisch. Het is allemaal voor de bühne en het korte termijn effect. Ik zeg dat ook tegen Kamerleden. Niet uit arrogantie, maar je moet gewoon rolzuiver zijn”.

Lees het hele interview: ‘De onderste steen moet altijd boven komen’, interview met Roelof Bosma, door Chris Helt, Villamedia, 22 februari 2024. Ook digitaal te lezen: www.villamedia.nl/artikel/journalist-van-het-jaar-2023-roelof-bosma-van-zembla-die-onderste-steen-moet-altijd-boven-komen

De PFAS-doofpot werd uitgezonden op 15 juni 2023 bij BNNVARA op NPO 2. Meer info daarover op BNNVARA: www.bnnvara.nl/zembla/artikelen/de-pfas-doofpot

De Journalist van het Jaar en de Afstudeerprijs Villamedia worden mede mogelijk gemaakt door de gemeente Den Haag, in samenwerking met Hogeschool InHolland.

Nomineren voor CAOP-scriptieprijs kan tot 31 augustus 2024

CAOP looft voor de tweede maal de CAOP-scriptieprijs uit. Daarmee wil CAOP een bijdrage leveren aan de talent- en kennisontwikkeling rond arbeidsgerelateerde vraagstukken in het publieke en private domein. CAOP staat voor Centrum voor Arbeidsverhoudingen en Overheidspersoneel (CAOP).

Wie kan meedoen?

Je kunt meedoen met de CAOP-scriptieprijs als je tussen 1 januari 2022 en 1 september 2024 een masterscriptie hebt geschreven aan een Nederlandse universiteit over een actueel arbeidsvraagstuk in de publieke of private sector dat aansluit bij CAOP-thema’s.
De thema’s zijn: betekenisvol werk, duurzaam ontwikkelen, gezondheid en preventie, sociale innovatie en sociale veiligheid en inclusie.
CAOP biedt innovatieve scripties een podium, maakt de onderzoeksuitkomsten breder bekend, beloont de auteurs en enthousiasmeert hen om meer met hun onderzoek te doen. CAOP publiceerd de scripties van de drie prijswinnaars op de eigen website.

Deelnemers kunnen niet eerder al een prijs hebben gewonnen met je scriptie.

Geldprijs van € 3.500 voor eerste prijs

De jury selecteert op basis van een longlist drie genomineerden voor de prijs. De winnaar wordt tijdens een feestelijke bijeenkomst bekendgemaakt. De jury bestaat uit de directeur Arbeidsmarkt CAOP, teamleiders van de teams Onderzoek en Kennis, een onderzoeker en een hoogleraar.

De winnaar van de CAOP-scriptieprijs ontvangt een geldbedrag van € 3.500. De prijsuitreiking, ook die van de tweede en derde prijs, vindt plaats op de feestelijke bijeenkomst van 14 november 2024 in het bijzijn van genodigden en medewerkers van het CAOP.

Insturen vóór 31 augustus 2024

Nomineren van de scriptie kan door deze vóór 31 augustus 2024 te mailen naar: a.raateland@caop.nl
Vermeld als onderwerp: CAOP-scriptieprijs 2024, alsmede je naam en het cijfer dat voor de scriptie is behaald.
Niet alleen de auteurs van een scriptie, ook scriptiebegeleiders kunnen nomineren.

Winnaar van de CAOP-scriptieprijs 2022

Hannah Postma heeft de eerste editie van de CAOP-scriptieprijs gewonnen. Op 9 maart 2023 heeft zij de prijs in ontvangst genomen. Haar scriptie is getiteld On the road to becoming Inclusive: Bottlenecks on workforce diversity and inclusivity within a dutch small medium enterprise. Deze gaat over de invloed van de organisatiecultuur en het integrale karakter van personeelsbeleid als belangrijk onderdeel van de bedrijfsstrategie.

Ga naar Nomineer jouw scriptie voor de CAOP-scriptieprijs 2024, CAOP, 7 maart 2024: www.caop.nl/artikelen/2024/nomineer-jouw-scriptie-voor-de-caop-scriptieprijs/

Investeren in vitale ouderen

Nederland vergrijst in een snel tempo. Dat legt een grote druk op de samenleving. Het nieuwe kabinet dient hiermee aan de slag te gaan om burgers voor te bereiden op de veranderende behoeften van een snel vergrijzende samenleving. Het vraagt niet alleen om oplossingen op het gebied van welzijn en zorg, maar ook op het gebied van werk, wonen en samenleven. De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 wijst daar in haar recent verschenen rapport Gematigde groei ook op. Zij geeft aan dat ‘het maatschappelijk belang van langer gezond leven onweersproken is’ en het belang van gezondheidsbevordering en preventie in de breedste zin cruciaal is. Een lang en gezond leven is een groot goed en moet tot de brede welvaartswinst worden gerekend.
Het rapport Investeren in vitale ouderen van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) toont hoe het maatschappelijk potentieel van mensen vergroot kan worden die (nu en in de toekomst) de AOW-leeftijd bereiken, vitaal zijn en actief kunnen bijdragen.

Nieuwe inzichten

Een urgente maatschappelijke vraag voor de komende decennia is: hoe houden we de verouderende bevolking langer gezond en gelukkig op een manier die de samenleving kan dragen? De vergrijzing wordt doorgaans beschouwd als een demografisch vraagstuk. Het kabinetsbeleid voor de vergrijzing is onderbouwd met leeftijdsgebonden studies naar onder meer levensverwachting, ziekte en zorggebruik, kosten van zorg en behoefte aan zorgpersoneel, langer doorwerken, vrijwilligerswerk en mantelzorg.

In Investeren in vitale ouderen komt het SCP tot nieuwe inzichten en handelingsperspectieven door niet alleen de verouderende bevolking, maar ook de ouder wordende samenleving op een andere wijze te beschouwen. Ten eerste bestudeert het SCP veranderingen in de individuele levensloop, naast de bestaande vergelijkingen van leeftijdsgroepen op één moment. Ten tweede worden de veranderingen op meer domeinen van samenleven en meedoen tegelijkertijd geanalyseerd, in plaats vanuit één beleidsthema. Door veranderingen in welbevinden, participatie en hulpbronnen binnen de levensloop van mensen te onderzoeken, worden effecten op langere termijn zichtbaar. Daardoor worden meer aanknopingspunten voor beleid zichtbaar om het welbevinden van de verouderende bevolking op langere termijn te behouden.

Individuele levenskwaliteit en brede participatie

Bij het investeren in vitale ouderen speelt het bevorderen van individuele levenskwaliteit een grote rol. Om beleidsvoornemens en -plannen effectiever te laten bijdragen aan het welbevinden van ouderen is het het Welbevinden participatie hulpbronnen-model (WPH) ontwikkeld. Dat is gebeurd op basis van de levensloop van meer dan vijfduizend mensen van 55 jaar en ouder over een periode van bijna dertig jaar. Met dit verklaringsmodel is het mogelijk de dynamische samenhang tussen patronen van participatie, hulpbronnen en welbevinden in kaart te brengen. Analyse op basis van het model bevestigt de gedachte dat eenzijdige participatie in mantelzorgtaken een risico kan betekenen voor welbevinden, terwijl brede participatie in ook bijvoorbeeld culturele activiteiten en sport bijdraagt aan dat welbevinden.

Het model verklaart welke veranderingen in activiteiten en persoonlijke situatie negatieve of positieve effect hebben op het welbevinden van ouderen. Het WPH-model helpt beleidsmakers om het potentieel van de vergrijzing in de derde levensfase van ouderen te vergroten met de juiste investeringen op persoonlijk niveau en de wijze van meedoen in de samenleving.

Downloaden Investeren in vitale ouderen – Een verklaringsmodel van veranderingen in hulpbronnen en participatie op welbevinden in de vergrijzende samenleving – door Crétien van Campen, Jurjen Iedema en Jos de Haan, SCP, maart 2024, SCP, 5 maart 2024: www.scp.nl

Rapport Gematigde groei  van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050, 15 januari 2024: www.rijksoverheid.nl

Visualisatie van het WHP-model

 

Robots in de sociale zorg: de menselijke maat in gevaar

Kunnen robots medeleven en vriendelijkheid tonen en zien of iemand zich eenzaam, verdrietig, bang of depressief voelt? Kunnen ze zorgzaam zijn? In het rapport ‘Carebots’ and the care crisis van onderzoeker Karol Florek wordt aangetoond hoe technologie de ouderenzorg beïnvloedt en wat dat betekent voor het werk in de zorg.

We horen vaak beweren dat we aan de vooravond staan van een automatiseringsrevolutie die de ondersteuning en begeleiding van senioren drastisch zal veranderen. Technobedrijven zien de vergrijzing van de Europese bevolking als een gebied voor  robotica-onderzoek. Kijk maar eens naar de budgetten. Horizon, het vlaggenschip van het onderzoeksprogramma van de Europese Unie, draagt 1,3 miljard euro bij aan een publiek-privaat partnerschap dat zich richt op kunstmatige intelligentie, data en robotica. Daarnaast ondersteunt het projecten met betrekking tot robotica in de zorg.

Er is niets tegen het het aanpassen van de huiselijke omgeving om ouderen en mensen met een handicap te helpen zelfstandiger te leven. Technologieën voor ondersteunend wonen bestonden al eerder dan het digitale tijdperk. Vandaag de dag omvatten ze innovaties die variëren van mobiliteitshulpmiddelen via draagbare monitor-apparaten tot smart home-omgevingscontrolesystemen. Pogingen om zorgarbeid op de werkplek te automatiseren – vooral in instellingen met een hoge zorgbehoefte zoals verpleeghuizen – gaan evenwel over een andere zaak. Helaas hebben de verhalen uit de sector over de belofte van automatisering de neiging om twee zaken door elkaar te halen

De beloofde voordelen van zogenaamde carebots of zorgrobots worden meestal gezien als een ‘oplossing’ voor het aanhoudende tekort aan arbeidskrachten in de sector. Chronisch onderbetaald en onderbezet personeel ontbreekt het vaak aan de nodige tijd om persoonsgerichte zorg van hoge kwaliteit te leveren. Kunnen robots te hulp schieten, ‘arbeid besparen’ en tegelijkertijd de personeelskosten verlagen, en de druk op het overheidsbudget verminderen?

Redenen tot scepsis

Er zijn goede redenen om sceptisch te zijn over de nieuwste golf robotinnovatie. De sociale zorg zou al tientallen jaren aan de vooravond staan van een automatiseringsrevolutie. Dergelijk techno-optimisme is in werkelijkheid een symptoom van de zorgcrisis, die voortkomt uit de onderwaardering van werken in de zorg. Slechte arbeidsomstandigheden, een vergrijzende bevolking en dus de eeuwig groeiende kloof tussen de vraag naar zorg en het aanbod van geschoolde arbeidskrachten, gaan niet verdwijnen door arbeid te vervangen door machines.

Tot nu toe heeft robotica weinig invloed gehad op de zorg. Er zijn niet veel successen te melden. In Japan, waar de grootste investeringen zijn gedaan, zijn de resultaten niet echt overtuigend. In plaats van een algehele arbeidsbesparing hebben robots menselijke taken verplaatst van de zorg voor mensen naar het toezicht op machines – vaak tegen veel hogere kosten.

Robothuisdieren blijven de meest gebruikte robots in verpleeghuizen. Dit is al zo’n  vijftien jaar het geval, sinds de therapeutische robot Paro die lijkt op een zeehondje op de Europese markt verscheen. Gezelschapsdieren kunnen een geïsoleerd leven verlichten, stress verminderen en de levenskwaliteit van ouderen verbeteren. Maar klinische onderzoeken in Australië, Japan en Denemarken ontdekten geen verschil tussen Paro en ‘placebo Paro’ – tussen Paro als hij aan staat en een vergelijkbare knuffel. De nieuwigheidswaarde van een robotspeeltje kan de oorzaak van vreugde en opwinding zijn, en niet zozeer van de kwaliteit van de robot zelf.

Technologische innovatie in de zorgomgeving behoort tastbare voordelen op te leveren voor mensen die zorg nodig hebben en tegelijkertijd de druk op werknemers te verminderen. Hoewel zorgrobots voordelen kunnen bieden, dienen ze holistisch te worden beoordeeld op hun gevolgen voor de betrokken mensen, zowel werknemers als thuisbewoners: ethische overwegingen, verandering in de kwaliteit van zorg, verplaatsing van werk, verandering in functie, dynamiek op de werkplek en werktevredenheid.

Deskundigheid en professionals

Zorgprofessionals weten wat de effectiefste en nuttigste hulpmiddelen voor hun werk zijn ter verbetering van de kwaliteit van de zorg. Zij zouden als echte innovatie-experts degenen behoren te zijn die onderzoeksprioriteiten stellen, in plaats van dat anderen dat voor hen doen. Technologen hebben een beperkt begrip van wat werk in de zorg inhoudt. En het nastreven van winst onder het mom van kostenbesparing is inherent losgekoppeld van een waardering voor zorg.

De conclusie is dat alle technologische hulpmiddelen menselijk toezicht vereisen, ook al kunnen geavanceerde sensoren en AI-modellen data monitoren, noodsituaties detecteren en tijdig waarschuwen. Het welzijn, de autonomie en de waardigheid van ouderen en kwetsbare personen behoort centraal te staan bij het ontwerp en de implementatie van alle technologische innovaties. De nadruk behoort dus te liggen op het verbeteren en ondersteunen van mensgerichte zorgpraktijken binnen de langdurige zorgomgeving ten voordele van alle betrokkenen.

Robots in social care: the human touch at risk, door Samantha Howe en Karol Florek, Social Europe, 5 maart 2024: https://www.socialeurope.eu/robots-in-social-care-the-human-touch-at-risk

Sociaal Europe (SE) publiceert analyses en opiniestukken over de meest dringende politieke, economische en sociale kwesties van deze tijd. Sociaal Europe is onafhankelijk en zoekt leden: “We rekenen erop dat lezers die zich een bijdrage kunnen veroorloven, lid worden. Op die manier kan Social Europe vrij toegankelijk blijven voor veel meer lezers die baat hebben bij onze inhoud, maar zich geen lidmaatschap kunnen veroorloven”. Men kan lid worden voor € 4,75, € 9,50? of € 19,- per maand.

Dowloaden ‘Carebots’ and the care crisis, door Karol Florek, Report for EPSU, december 2023: https://beroepseer.nl
Het onderzoek is tot stand gekomen in opdracht van de European Federation of Public Service Unions (EPSU).

EPSU is de grootste federatie van de European Trade Union Confederation: ETUC – Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) en omvat acht miljoen werknemers in de openbare diensten van meer dan 250 vakbonden in heel Europa. EPSU organiseert werknemers in de energie-, water- en afvalsector, gezondheids- en sociale diensten en lokale, regionale en centrale overheden in alle Europese landen, inclusief de oostelijke buurlanden van de EU. www.epsu.org

Ambtenaren en tegenspraak en vakmanschap. ‘Het is nodig dat ambtenaren deskundig, betrokken en verantwoordelijk handelen’

Binnenlands Bestuur besteedt aandacht aan activiteiten rond tegenspraak van ambtenaren in gemeenten. Aan de orde komt het grote project ‘Eigenaarschap en Bondgenootschap’ dat Stichting Beroepseer met de Gemeente Midden-Groningen heeft uitgevoerd.
Binnenlands Bestuur is een een tijdschrift en een journalistieke nieuwssite voor ambtenaren en bestuurders.

Wouter Boonstra in Binnenlands Bestuur:

Bijna alle ambtenaren van de gemeente Midden-Groningen doorliepen vorig jaar het programma ‘Eigenaarschap en Bondgenootschap’, verzorgd door Stichting Beroepseer, kennisinstituut voor professionals. Om het vertrouwen van de burger in de overheid te herstellen is ambtelijk vakmanschap nodig, stelt directeur Thijs Jansen. “En dat ambtelijk vakmanschap komt tot uiting in het bondgenootschap met de lokale samenleving, het college en de gemeenteraad”.

Wederkerigheid is volgens Jansen de basis voor dat bondgenootschap en daarvoor is het nodig dat ambtenaren deskundig, betrokken en verantwoordelijk handelen. “Eigenlijk zijn al onze trainingen erop gericht om ambtenaren in de positie te brengen om deskundig, betrokken en zelfbewust van zich te laten horen”. Het recht op ambtelijk vakmanschap wordt nu nog vaak gemonopoliseerd door bestuurders: de minister of wethouder moet uit de wind worden gehouden.
Jansen: “Wij stellen dat ook burgers, volksvertegenwoordigers en ambtenaren recht hebben op ambtelijk vakmanschap. Dit is het spanningsveld waarin ambtenaren hun werk moeten doen”.

De training voor de ambtenaren van Midden-Groningen is bedoeld om een cultuur te scheppen waarin college, gemeenteraad en ambtelijke organisatie zich bewust zijn van hun eigen rol. En dat er een scherp bewustzijn bestaat dat ambtenaren niet alleen maar kunnen worden gebruikt voor de realisering van de politieke wil van de meerderheid. Ambtenaren dienen ook te handelen op basis van de rechtsstaat, bijvoorbeeld beginselen van behoorlijk bestuur.

Lees verder op Binnenlands Bestuur, Gemeenten bewuster bezig met tegenspraak, door Wouter Boonstra, 29 februari 2024: www.binnenlandsbestuur.nl/carriere/werken-aan-beter-bestuur-op-decentraal-niveau

Eigenaarschap en bondgenootschap als basis voor ambtelijk vakmanschap in Midden-Groningen, Blogs Beroepseer: https://beroepseer.nl

Academie Ambtelijk Vakmanschap: https://academieav.nl/

Het recht op ambtelijk vakmanschap’ verschenen, Blogs Beroepseer, 7 oktober 2022: https://beroepseer.nl

 

Afbeelding bovenaan is van Gert Altmann

Enquête 2024 naar arbeidsomstandigheden in Europa

Eurofound*) is begonnen met een onderzoek voor de komende editie naar de arbeidsomstandigheden van Europese burgers in 2024: het European Working Conditions Survey (EWCS). Doel is om ongeveer 50.000 werknemers in 35 landen te ondervragen. Het onderzoek omvat alle EU-lidstaten plus acht andere Europese landen, te weten Noorwegen, Zwitserland, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië.
De enquête loopt van februari 2024 tot juni 2024. De eerste resultaten van de enquête zijn beschikbaar in 2025.

De EWCS geeft een uitgebreid beeld van de dagelijkse realiteit van mannen en vrouwen op het werk. Om dit unieke instrument voor Europese vergelijkende analyse van arbeidsomstandigheden toekomstbestendig te maken en ervoor te zorgen dat trendanalyses kunnen worden gehandhaafd, wordt de traditionele face-to-face-methode voor het eerst aangevuld met online interviews.

Doelstellingen van de enquête

Editie 2024 van de enquête levert gegevens op om te kunnen doorgaan met:

  • beoordelen en kwantificeren van de arbeidsomstandigheden van zowel werknemers als zelfstandigen in de EU-lidstaten en daarbuiten op een geharmoniseerde basis;
  • het analyseren van een verband tussen verschillende aspecten van arbeidsomstandigheden;
  • het identificeren van zorgwekkende werksituaties en/of risicogroepen alsmede het monitoren van gebieden waar verbeteringen mogelijk zijn;
  • het monitoren van trends door middel van het verschaffen van homogene indicatoren voor deze kwesties;
  • bijdragen aan de ontwikkeling van Europees beleid, met name op het gebied van de kwaliteit van arbeid en werkgelegenheid.

Bijdragen aan ontwikkeling van beleid

Bij de lancering van de enquête zei Ivailo Kalfin, bestuursvoorzitter van Eurofound: “We zijn verheugd dat we de Europese enquête naar de arbeidsomstandigheden voor 2024 kunnen lanceren. Eurofound is toonaangevend in het volgen van ontwikkelingen op het gebied van arbeidsomstandigheden in Europa, met speciale aandacht voor verbeteringen in de arbeidskwaliteit van oudere werknemers, de uitdagingen die samenhangen met specifieke vormen van zelfstandig ondernemerschap en de structurele gevolgen op de langere termijn van de COVID-19-pandemie. Ik moedig werknemers in heel Europa aan om de enquête in te vullen en bij te dragen aan de ontwikkeling van beleid voor betere arbeidsomstandigheden en arbeidskwaliteit voor iedereen”.

Neem voor meer informatie over de Europese enquête contact op met Sophia MacGoris: www.eurofound.europa.eu/en/sophia-macgoris

Noot
*) Eurofound – Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden is een agentschap van de Europese Unie, opgericht in 1975 en gevestigd in Dublin. www.eurofound.europa.eu

Zie verder:
European Working Conditions Survey 2024, Eurofound, ww.eurofound.europa.eu/en/surveys/european-working-conditions-surveys/european-working-conditions-survey-2024

Make your voice heard! Eurofound invites workers across Europe to participate in the European Working Conditions Survey 2024, Eurofound, 19 februari 2024: www.mynewsdesk.com

Hard rapport over fraudebeleid en dienstverlening: Drie staatsmachten zijn blind geweest voor mens en recht

In een verhard politiek en maatschappelijk klimaat zijn de drie staatsmachten blind geweest voor mens en recht. Grondrechten van mensen zijn geschonden en de rechtsstaat is terzijde geschoven. Dit is samengevat de belangrijkste conclusie van de enquêtecommissie Fraudebestrijding en Dienstverlening in haar rapport Blind voor mens en recht, dat zij presenteerde op 26 februari 2024.

De conclusies van de commissie bieden verklaringen voor wat er is gebeurd. De patronen die hieraan ten grondslag liggen, zijn nog steeds aanwezig. Zonder de juiste maatregelen, veranderingen en waarborgen kan een volgend schandaal zomaar weer gebeuren. De blindheid van de overheid voor mens en recht is niet weg.
De commissie doet daarom de volgende aanbevelingen om deze patronen te doorbreken en te voorkomen dat opnieuw mensen worden vermorzeld:

  • Een sterkere rechtsstaat voor mensen, waarin grondrechten worden gerespecteerd en rechtsstatelijk wordt gehandeld;
  • De overheid heeft altijd oog voor mensen;
  • De overheid heeft een menselijk gezicht;
  • Een menselijk handhavings- en sanctioneringsbeleid;
  • Een juridisch vangnet en toegankelijk recht voor mensen;
  • Een parlement dat goed zijn werk doet.

Over de commissie

De parlementaire enquête naar het fraudebeleid kwam tot stand op initiatief van de SP. De Tweede Kamer nam op 11 februari 2021 de motie-Marijnissen c.s. over voorstellen voor de opzet en vorm van een parlementaire enquête aan naar de dienstverlening, handhaving en fraudebestrijding bij overheidsdiensten. Om dit onderzoek voor te bereiden, is op 8 juli 2021 de tijdelijke commissie Fraudebeleid en Dienstverlening opgericht. Deze commissie had als opdracht om de Kamer een voorstel te doen voor de onderzoeksopzet. Het onderzoeksvoorstel is op 27 januari 2022 aan de Kamer aangeboden die er op 1 februari mee heeft ingestemd.

De enquêtecommissie voerde het onderzoek volgens dit voorstel uit. De commissie bestond aanvankelijk uit acht leden: Senna Maatoug (GroenLinks-PvdA), Lammert van Raan (PvdD), Farid Azarkan (Denk), Michiel van Nispen (SP), Salima Belhaj (D66), Evert Jan Slootweg (CDA), Thierry Aartsen (VVD) en Sylvana Simons (Bij1). Na de verkiezingen van 22 november 2023 en de installatie van de nieuwe Tweede Kamer hebben de leden Aartsen en Maatoug onder leiding van commissievoorzitter Van Nispen het onderzoek afgerond.

SP-fractievoorzitter Jimmy Dijk: “Vijf jaar nadat de eerste ouders en kinderen uit het toeslagenschandaal opstonden en in actie kwamen zijn veel conclusies uit dit rapport een bevestiging van wat we grotendeels al wisten. Forse bezuinigingen hebben geleid tot een fraudeaanpak die geld op moesten leveren. Ook als er geen sprake was van fraude. Zogenaamd stond ‘zelfredzaamheid’ voorop, maar het was vooral ‘zoek het zelf maar uit’-politiek. Mensen zijn hierbij vermorzeld door een overheid die meedogenloos was én nog steeds is. De problemen zijn namelijk nog steeds niet opgelost. Zoveel mensen uit het toeslagenschandaal zijn nog niet geholpen. Dat is gewoon politieke onwil, want er zijn oplossingen genoeg. Zoals de ‘oplossing-in-één-dag’ die de SP heeft ontwikkeld samen met ouders en experts, maar het demissionaire kabinet maar niet uit wil voeren”.

Enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening overhandigt rapport, Tweede Kamer, 26 februari 2024: www.tweedekamer.nl/nieuws/kamernieuws/enquetecommissie-fraudebeleid-en-dienstverlening-overhandigt-rapport

Downloaden rapport Blind voor mens en recht: www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2024Z02942&did=2024D06757

Gewijzigde motie van het lid Marijnissen c.s. over voorstellen voor de opzet en vorm van een parlementaire enquête: https://beroepseer.nl

Tussen ambitie en uitvoering

Bij het rapport hoort een bijlage, getiteld Tussen ambitie en uitvoering. Een contextanalyse van de dynamiek tussen media, politiek en beleid bij de totstandkoming en uitvoering van dertig jaar sociale zekerheid, door prof. dr. Wouter van Atteveldt e.a.

Passage uit de Conclusie en beantwoording onderzoeksvragen (p. 160):

De mediaberichtgeving over fraude binnen de sociale zekerheid is symptomatisch voor wat we in hoofdstuk 2 ‘medialogica’ hebben genoemd: duidelijk aanwijsbare en concrete misstanden, zoals de Bulgarenfraude, krijgen meer aandacht dan technisch complexe wetsvoorstellen, zoals de wijziging Wet SUWI of de Awir. Gebeurtenissen leiden pas tot een echte aandachtspiek of mediagolf als er maatschappelijke of politieke ophef ontstaat. Zo zien we bijvoorbeeld rondom de Bulgarenfraude een collectieve verontwaardiging ontstaan in media en bij Kamerleden, maar deze ophef richt zich eerder op de positie van de bewindspersoon dan op de inhoudelijke problemen met de wetgeving of de eigen rol van de Tweede Kamer. Rondom de fraude door Nederlandse pensioengerechtigden in Spanje bestaat daarentegen veel minder verontwaardiging en zelfs in sommige media ook wel begrip, waardoor een dergelijke cyclus uitblijft. Hetzelfde zien we bij fraude door werkgevers: terwijl er vanaf 2001 steeds minder handhaving is op het vlak van ontduiking van werkgeverspremies door de oneigenlijke inzet van zzp’ers, is hier veel minder aandacht voor dan voor fraude door specifieke groepen buitenlanders of Nederlanders met een migratieachtergrond. Hierbij speelt ook het politieke klimaat een rol met de opkomst van populistische partijen, die dergelijke gebeurtenissen aangrijpen om aandacht op te eisen voor deze kwestie en hun partij.

Bij het bespreken van kabinetsplannen en wetsvoorstellen zien we dat de media vooral de politiek volgen. Media besteden over het algemeen pas aandacht aan een wetsvoorstel als er politieke onenigheid is. We zien relatief veel aandacht voor de stelselwijziging en de Wet SUWI in de jaren 90 en begin jaren 00, die overeenkomt met een stevige politieke discussie en conflict met de vakbonden. Bij de invoering van het toeslagenstelsel en de Awir zien we dat er wel enig politiek debat is, maar veel minder fundamentele discussie over de inhoud van de wet. Dit wordt weerspiegeld in de berichtgeving, die vooral kort en feitelijk uitleg geeft, maar niet tot een controverse of nieuwsgolf leidt.

Als het gaat om fouten of misstanden door de overheid zien we dat onthullingen of kritische rapporten lang niet altijd tot een golf van ophef en aandacht leiden. Al vanaf 2007 zijn er verschillende rapporten en uitzendingen waarin wordt aangetoond hoe de problemen bij de Belastingdienst oplopen en hoe burgers daarvan het slachtoffer worden. Hierop komen ook wel een paar Kamervragen van de (linkse) oppositie, maar de regering houdt lang vol dat het om incidenten of kinderziekten gaat. De maatschappelijke ophef en mediagolven ontstaan pas veel later, als rapporten of onthullingen ook gevolgd worden door stevige politieke discussie, vooral als er conflicten binnen de coalitie ontstaan en de positie van bewindspersonen in gevaar komt.

Door deze medialogica kan een vertekend beeld ontstaan.

Downloaden bijlage Tussen ambitie en uitvoering, Vrije Universieit, 26 februari 2024. op: www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2024Z02942&did=2024D06757
in PDF: https://beroepseer.nl