Skip to main content

Redactie Beroepseer

‘In het belang van iedereen’. Jonge accountants presenteren maatregelen ter verbetering kwaliteit van hun beroep

De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) publiceerde in 2014 drieënvijftig maatregelen ‘in het publiek belang’ ter verbetering van de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de accountantscontrole. Het eens zo betrouwbare imago van de accountant had een flinke deuk opgelopen door schandalen die breed werden uitgemeten in de media, waaronder partnerbeloningen en de kwalijke cultuur die zou heersen in de wereld van de accountancy.|
We zijn vier jaar verder en de beroepsgroep vraagt zich af hoe men het vertrouwen van de maatschappij kan terugwinnen, de kwaliteit verder kan verhogen en jonge accountants kan behouden voor het beroep.

Op de site The Accountables van de Vereniging van Accountancy Studenten staat dat het verloop in de accountancy op dit moment extreem hoog is. De jonge accountant  – werkende accountancystudent, accountant in spé of accountant jonger dan dertig jaar – is niet langer gefascineerd door het beroep en het aantal dat nog partner wil worden binnen een kantoor is vaak maar op één hand te tellen.
De jonge accountants vinden het tijd worden hun gedachten op papier te zetten en hun stem te laten horen: Het is tijd voor actie. Daarom presenteren zij hun eigen concrete maatregelen, twaalf in getal die op de site staan beschreven.

Drie voorbeelden

6. Af van de checklisten-cultuur
Veel mensen verlaten de accountancy tegenwoordig omdat ze genoeg hebben van de checklisten-cultuur. Men heeft het gevoel checklist op checklist te moeten invullen – of zelfs checklisten in te moeten vullen om na te gaan of een bepaalde checklist is ingevuld – en niet meer na te denken en echt te auditen. Een gevolg van zoveel checklisten is ook dat (minder ervaren) teamleden de checklist zo invullen dat het bolletje wordt ingevuld dat niet zorgt voor een vervolgvraag. Hierdoor verdwijnt het kritische denkvermogen van een accountant. Checklisten zijn onder andere verzonnen om inconsistenties uit de controle te halen en dat is goed. De hoeveelheid aan checklisten moet alleen omlaag en er moet goed nagedacht worden of een bepaalde checklist echt toegevoegde waarde levert aan de controle. Het is tijd om de checklisten-cultuur te verlaten en bijvoorbeeld meer te focussen op soft skills van accountants. Dit zal een gunstig effect geven op de samenwerking binnen teams, goede communicatie en klantrelaties.

11. Minder focus op toezichthouder, meer focus op de maatschappij
Tijdens de controle wordt nog te vaak de vraag gesteld: ‘Wat zou de AFM hier van vinden?’ In plaats van: ‘Wat zou de maatschappij hiervan vinden?’. Tijdens de controle toetsen wij aan de regels die wij onszelf hebben opgelegd, in het belang van de maatschappij. Het is relevant om deze blik ook mee te nemen tijdens de controle. Wij jonge accountants vinden deze blik belangrijker dan de blik van de toezichthouder.

53. Schep geen verwachtingen die je niet waar kunt maken
Waarom scheppen wij de verwachting naar de maatschappij dat wij, mensen, in één keer 53 verbeteringen kunnen doorvoeren? Laten wij ons eerst richten op de elf maatregelen die wij hierboven beschrijven, dan ziet het accountantsberoep er al een stuk rooskleuriger uit, óók voor jonge accountants.

Lees verder: In het belang van iedereen – 53 maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van de accountanscontrole en het behoud van jonge accountants in het beroep, door de Vereniging van Accountancy Studenten, The Accountables, 31 mei 2018: www.theaccountables.nl

Samenvatting In het publiek belang. Maatregelen ter verbetering van de kwaliteit en onafhankelijkheid van de accountantscontrole, Werkgroep Toekomst Accountangsberoep, 2014: www.nba.nl

 

Zijn examens moderne vreemde talen eigenlijk wel valide? Leraar Duits analyseert de eindexamenteksten

Martin Ringenaldus, docent Duits op de Regionale Scholengemeenschap Goeree-Overflakkee Middelharnis, heeft zich verdiept in de eindexamenteksten Duits en daarover gepubliceerd op de site van Didactief, onafhankelijk vakblad voor het onderwijs. Ringenaldus vraagt zich af of het eindexamen Duits valide is? Om die vraag te beantwoorden heeft hij getracht de frequentie van woorden in examenteksten Duits te bepalen. Voor een valide examen zouden die overeen moeten komen met wat hij zijn leerlingen leert. Maar dat is niet zo. Slechts 86 woorden blijken in alle 20 examens tussen 2008 en 2017 voor te komen.

Jaarlijks veel klachten over het eindexamen

Ringenaldus:

“Elk jaar in examentijd wordt er op scholen en vooral in de sociale media door leraren enorm gefoeterd op de eindexamens, vooral bij de moderne vreemde talen (MVT) Duits en Frans. Triest hoogtepunt was de affaire rondom het eindexamen Frans VWO van 2017 dat fouten bevatte en tot een rechtszaak leidde. De rechter doet echter geen uitspraak over de validiteit van de regels of van de examens. Wanneer is een examen eigenlijk valide?

Helpt het om leerlingen examenidioom te laten leren?

Voor mijn vak Duits moeten leerlingen bij het examen Duitse teksten lezen, waarvan je mag aannemen dat ze aansluiten bij wat ze hebben geleerd. Ze moeten daartoe leesstrategieën kennen (zie hieronder) en woordkennis bezitten. Maar welke woorden zijn relevant? Op een aantal scholen leren leerlingen zogeheten examenidioom. Er zijn ook boekjes examenidioom (bijvoorbeeld hier) in de handel waarvan beweerd wordt dat de aangeboden woordenschat is samengesteld aan de hand van recente examens, kranten en tijdschriften. Mijn natuurkundeleraar zei vroeger altijd: “Meten is weten, gissen is missen”, dus heb ik getracht de frequentie van woorden in examenteksten te bepalen. Voor een valide examen zouden die overeen moeten komen met wat ik mijn leerlingen leer? Toch?

Ik heb met behulp van een eenvoudig online hulpmiddel de woordfrequenties van de verschillende gebruikte woorden bepaald van alle teksten in de examens Duits VMBO-GL/TL 2008 t/m 2017 beide tijdvakken (dus van 20 complete examens). In totaal heb ik hiermee ruim 12.000 verschillende woorden geteld, waarbij opgemerkt moet worden dat woordvarianten (bijvoorbeeld ‘klein’, ‘kleinen’, ‘kleinem’, e.d.) als aparte woorden worden gezien. Daar staat tegenover dat het programma woorden met verschillende betekenis die hetzelfde worden geschreven op één hoop veegt (bijvoorbeeld het bezittelijk voornaamwoord ‘sein’ en het werkwoord ‘sein’). Je zou de lijst nog wel kunnen vereenvoudigen, maar dat is een vrij complexe aangelegenheid. Voor het uiteindelijke beeld zal het, denk ik, niet veel uitmaken. Mijn bevindingen zijn schokkend, hier staan de belangrijkste op een rijtje:

* slechts 86 woorden blijken in alle 20 examens voor te komen waaronder de lidwoorden, de meeste voorzetsels, en een aantal signaalwoorden;

* slechts 5 zelfstandige naamwoorden komen in alle 20 examens voor (Tag, Schule, Menschen, Jahr/Jahre/Jahren en Beispiel);

* bijna 70% van alle verschillende woorden komt slechts in 1 van de 20 examens voor en deze woorden kunnen dus niet worden beschouwd als hoogfrequent;

* nog geen 4% van alle verschillende woorden komt in minimaal 10 van de 20 examens voor.

Een examen telt gemiddeld zo’n 1300 verschillende woorden, maar als je in totaal over 20 examens ruim 12.000 woorden telt, dan is het de vraag hoe het gebruikte vocabulaire in het ene examen met het gebruikte vocabulaire in een ander examen overlapt. Om die reden heb ik een matrix (zie afbeelding) gemaakt waarin ik in de eerste kolom per examen laat zien hoeveel verschillende woorden erin zijn gebruikt en hoeveel woorden van dat examen in elk van de andere 19 examens voorkomen. Dan blijkt dat dat gemiddeld 340 woorden zijn. Anders gezegd: voor het ene examen zou je 900 tot 1000 andere woorden moeten kunnen begrijpen dan voor elk willekeurig ander examen.

Tussen twee willekeurige examens vond ik slechts 26% overlap in vocabulaire. Dit is ook het geval als je van één jaar de examens van beide tijdvakken naast elkaar legt. Hoe kan een leraar de leerlingen hier adequaat op voorbereiden? Als bijna 70% van alle verschillende woorden in de 20 examens slechts in 1 van de 20 examens voorkomt, hoe kan een leerling dan ooit tot een woordbegrip van 95% komen dat volgens Alex Quigley (Closing the vocabulary gap) vereist is om leesvaardig te kunnen zijn? Hoe zinvol is het dan om leerlingen ‘examenidioom’ te laten leren? En als een leerling voor geen enkel examen leesvaardig zou kunnen zijn, is het huidige examen dan wel een valide instrument om de leesvaardigheid van leerlingen te meten? Wat zeggen de cijfers van de leerlingen over hetgeen zij daadwerkelijk met de taal kunnen? Hoe eerlijk is het om scholen op basis van examenresultaten te vergelijken en hieraan een waardeoordeel te koppelen? Wat zeggen de eindexamenresultaten eigenlijk over de kwaliteit van het geboden onderwijs op een bepaalde school”.

Klik hier voor verder lezen artikel van Martin Ringenaldus: Hoe valide is het eindexamen Duits? Didactiefonline, 1 juni 2018: https://didactiefonline.nl/artikel/hoe-valide-is-het-eindexamen-duits

Lees ook: The day after the day before. Reactie van Charlotte Goulmy op uitspraak kort geding examen Frans, Groepsblog Beroepseer, 30 augusus 2017: https://beroepseer.nl

 

 

Snoeiharde commissie: verdienmodel en partnermodel in accountancy dwarsbomen verandering

De Monitoring Commissie Accountancy heeft haar op 31 mei 2018 gepubliceerde tweede rapport de titel Doorpakken! gegeven. Daarmee wil de Commissie haar kernconclusie krachtig benadrukken, namelijk dat de accountancysector meer vaart moet maken met het reeds ingezette proces tot verandering, maar ook dat het proces met meer diepgang dient te worden uitgevoerd.

Sector boekt voortgang, Commissie ziet risico’s en belemmeringen in bereiken einddoel

Sectorbreed zijn sinds het eerste rapport van de Commissie (oktober 2016) flinke vorderingen gemaakt met betrekking tot de opzet en het bestaan van de door de sector zichzelf opgelegde 53 maatregelen. Bewijs voor de werking van het pakket van 53 maatregelen is er niet, althans de effecten zijn nog onvoldoende aantoonbaar.
Het is evident dat binnen de accountancysector inmiddels sprake is van het sturen op cultuur- en gedragsverandering. Kwaliteit staat meer centraal in doen en laten dan in het recente verleden het geval was. Binnen de accountancysector is daarbij sprake van toenemende veranderingsdynamiek.

Het einddoel van het proces is het bereiken van: structurele kwaliteitsverhoging, daadwerkelijke cultuur- en gedragsverandering en toekomstbestendig vertrouwensherstel. Op basis van haar bevindingen ziet de Commissie diverse risico’s en belemmeringen die het bereiken van het einddoel bemoeilijken en vertragen, waardoor onzekerheid bestaat of de door de sector ingeslagen weg de juiste is om dit tijdig genoeg aantoonbaar te realiseren.

Veranderingen gaan te langzaam

De Commissie is van oordeel dat de veranderingen te langzaam gaan. Het is nu 4 jaar na de motie-Nijboer (20 mei 2014) die breed in de Tweede Kamer is gesteund en die de aanzet gaf tot het veranderproces. Een motie waarin de regering werd verzocht om met de accountancysector in gesprek te gaan over onder meer het verbeteren van het verdienmodel en het verhogen van kwaliteit. Het verdienmodel vormt een voorbeeld van een fundamenteel onderwerp dat inmiddels weliswaar binnen een deel van de sector bespreekbaar is geworden, maar dat door de sector (nog) niet met visie en daadkracht wordt aangepakt. Dat kwaliteitsverhoging ten gevolge van de 53 maatregelen en de veranderingsdynamiek al daadwerkelijk is gerealiseerd, kan door de sector niet worden aangetoond.

Zelfbeeld sector te optimistisch

De sector heeft een positief zelfbeeld. De ‘veranderaars’ binnen de sector geloven in dat beeld. De Commissie heeft echter een genuanceerder beeld. Binnen de sector regelmatig gebezigde woorden als ‘kwaliteit’, ‘maatregelen’ en ‘cultuurverandering’ worden inhoudsloze begrippen indien je niet kunt aantonen dat deze woorden in de praktijk daadwerkelijk effect hebben. De begrippen winnen aan inhoud, geloofwaardigheid en kracht indien die effecten wél aantoonbaar zijn en ook door de buitenwereld worden erkend. Zo ver is het echter nog niet.

Veranderproces is niet adequaat ingericht, complexiteit wordt onderschat

Naast een overschatting van het zelfbeeld onder accountants(organisaties) neemt de Commissie een onderschatting van de complexiteit en ingrijpendheid van het veranderproces waar. Majeure veranderprocessen vergen specifieke vaardigheden en deskundigheid om dat proces te kunnen dragen. Belangrijke vaardigheden zijn daarbij bijvoorbeeld ‘afstand nemen’ en ‘buiten bestaande kaders’ kunnen treden. Binnen de sector en accountantsorganisaties is hiervan slechts in beperkte mate sprake. Bovendien ontbreekt bij niet-OOB vergunninghouders1) nagenoeg altijd een duidelijke en gestructureerde veranderaanpak. De meeste OOB-vergunninghouders beschikken wel over een veranderaanpak, echter deze is veelal klassiek en technocratisch van aard. Basisbeginselen uit de veranderkunde worden niet of in onvoldoende mate gevolgd. De zogeheten verandercapaciteit is net als het verandertempo relatief laag.

Wicked problems en bepaalde oorzaken krijgen niet de aandacht die zij verdienen

Duurzame oplossingen vereisen meer leiderschap en de durf om meer zelfkritisch te zijn en om de grote (‘wicked’) problemen echt aan te pakken, ook indien de (organisatorische, financiële en persoonlijke) gevolgen ingrijpend zijn. De sector loopt anders het risico op een verlies van de ‘license to initiate and operate the required changes’.

De benadering van vraagstukken zoals het verdien-, business-, partner- en intern verrekenmodel dient minder defensief te zijn, maar ook voortvarender en met meer diepgang ter hand te worden genomen. De sector, waaronder de Stuurgroep Publiek Belang, toont niet de kwetsbaarheid en introspectie waarmee dergelijke – complexe en ingrijpende – onderwerpen dienen te worden aangepakt. De aanpak is thans niet gericht op het durven beschouwen van dergelijke onderwerpen in de volle omvang, het kijken naar de voor- en nadelen van alle alternatieve modellen en evenmin wordt op zoek gegaan naar het detecteren en mitigeren van schadelijke prikkels.
Ook hier toont de sector zich te optimistisch over bestaande modellen en laat na deze echt ter discussie te stellen. Sterker: de Commissie ziet de aanpak als een voorbeeld van de ‘system fights back’, ter behoud van de status quo.

Daarnaast is het de Commissie gebleken dat fraude in het algemeen geen topprioriteit is. Het betreft een thema waarmee de sector blijft worstelen, waarbij geen duidelijke stap vooruit wordt gezet en effecten niet duidelijk aantoonbaar zijn. De Commissie zoekt de oplossing vooral in een verandering van de attitude en instelling ten aanzien van fraude, in de aantoonbare wil om signalen van fraude tijdens de controle aan te pakken.

Onder leiding van de Big42) is een oorzakenanalyse gemaakt van de drivers van controlekwaliteit. Deze is – zoals in het rapport nader wordt toegelicht – echter niet afdoende. Onder meer omdat belangrijke thema’s (zoals werkdruk, tijdsdruk en budgetdruk) die op de werkvloer spelen en een negatief effect op controlekwaliteit kunnen hebben, in de beleidsdocumenten niet of nauwelijks zijn meegenomen. Ook aspecten zoals angstcultuur, de balans tussen compliance en professional judgement en versterking van de aanspreekcultuur verdienen meer aandacht. Tevens constateert de Commissie dat een logische, onderbouwde en begrijpelijke koppeling van oorzaken, maatregelen en effecten nog steeds ontbreekt; inmiddels is het al ruim 3,5 jaar nadat de 53 maatregelen zijn opgesteld.

Er zijn verschillen tussen vergunninghouders, overal zijn verbeteringen nodig

Binnen en tussen de segmenten zijn verschillen waarneembaar als het gaat om de 53 maatregelen. Het algemene beeld is dat van de OOB-vergunninghouders de Big4 vooroplopen en dat de Next53) volgend zijn. Positieve en negatieve uitzonderingen daargelaten lopen de grote niet-OOB vergunninghouders voor op de middelgrote, die op hun beurt voorlopen op de kleine niet-OOB vergunninghouders. De Big4 zijn leidend als het gaat om deelname aan en het ontwikkelen van initiatieven van de Stuurgroep Publiek Belang van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). Ten aanzien van die initiatieven zijn verbeteringen mogelijk en noodzakelijk. De Commissie merkt op dat het daarbij om onderwerpen gaat (bijvoorbeeld: het verdienmodel, het partnermodel en fraude) die ook van belang zijn voor alle andere vergunninghouders en dat deze dus niet kunnen doorgaan met passief blijven.

Risico’s en belemmeringen tasten het vertrouwen aan, meer ambitie is cruciaal

Het zijn – onder meer – de bovengenoemde observaties en conclusies die de Commissie als een risico en belemmering ziet. Zij tasten het vertrouwen aan dat de beoogde effecten, zoals: kwaliteitsverhoging, cultuur- en gedragsverandering en vertrouwensherstel, op een redelijke termijn kunnen worden aangetoond. Het is aan de sector om die maatregelen te treffen waardoor deze effecten wél kunnen worden gerealiseerd. Daarbij merkt de Commissie op dat het cruciaal is dat de sector meer ambitie toont en veel verder gaat dan het invoeren van het pakket van 53 maatregelen. Kortom: de sector moet Doorpakken!

De Commissie verwacht in de tweede helft van 2019 met een volgend rapport te komen.

Omslag doorpakken commissie accountancy Lees het hele rapport Doorpakken, Monitoring Commissie Accountacy, 31 mei 2018: www.monitoringaccountancy.nl

Lees ook het artikel Ongeduldige commissie: verdienmodel en partnermodel dwarsbomen verandering, Accountancy van morgen, 31 mei 2018: www.accountancyvanmorgen.nl

Noten
1) OOB = Organisatie van openbaar belang is een onderneming of instelling wier omvang of functie in het maatschappelijk verkeer van zodanige aard is dat een ondeugdelijk uitgevoerde wettelijke controle van de financiële verantwoording een aanmerkelijke invloed kan hebben op het vertrouwen in de publieke functie van de accountantsverklaring (artikel 2 Wta)
2) Big4 = De grootste accountantsorganisaties zijn de ‘Grote Vier’ (big four): Deloitte, PwC, Ernst & Young, en KPMG.
3) Next5 = De vijf accountantskantoren die in grootte na de Big4 komen: BDO, Marzars, Grant, Thornton, Baker Tilly Berk, en Accon AVM

Pieters Corner: Sociale wetenschappers op de digitale zeepkist over ‘De gestresste samenleving’

Pieters Corner is een online variant van Speakers’ Corner in het Londense Hyde Park. Wetenschappers uit verschillende disciplines in de Faculteit der Sociale Wetenschappen reageren op de actualiteit, vanuit hun eigen ervaring, vakgebied en onderzoek binnen en buiten het Pieter de la Courtgebouw, waar de faculteit der Sociale Wetenschappen van de Universiteit van Leiden is gevestigd.

Een actueel onderwerp dat veel de aandacht trok was de gestresste samenleving (mei 2018). Stress, burn-out, depressie; het zucht door alle lagen van onze samenleving. Kinderen en studenten bezwijken onder prestatiedruk, internationale spanningen leiden tot kortzichtige acties en op persoonlijk vlak heeft stress impact op onze gezondheid en sociale omgeving. Hoe kijken sociale wetenschappers hiernaar?

Het belang van gemeenschap

Antropoloog Rosalinde Spitters: “Iedereen heeft wel eens stress. Tegenwoordig gaat een groeiend aantal mensen er echter dusdanig onder gebukt, dat het steeds vaker tot burn-outs en depressies leidt. Kortom: stress brengt onze gezondheid in gevaar. Een voor de hand liggende oplossing is ‘gewoon minder doen’; bijvoorbeeld door vaker vrij te nemen, ‘mindfulness’ technieken te beoefenen en vaker ‘nee’ te zeggen. Wanneer dit niet meer helpt en individuen de controle over hun situatie kwijtraken, zijn er doctoren, therapeuten en coaches die gespecialiseerd zijn om hen er weer bovenop te helpen.

Het dilemma van dit soort oplossingen is dat ze alleen symptomen bestrijden. Wanneer een groot deel van de maatschappij worstelt met vergelijkbare persoonlijke omstandigheden, dan overstijgt de oorzaak het niveau van het individu. De bron moet vervolgens worden gezocht in de structuren van onze samenleving zelf. Stress, burn-outs en depressies zijn ‘mainstream’ geworden en daarmee cultureel bepaald. In de huidige culturele context zijn competitiviteit en sociale druk centrale kenmerken geworden.

Mensen verwachten steeds meer efficiëntie en effectiviteit – van zichzelf en van elkaar. De druk om in alles succesvol te zijn, blijft groeien. ‘Het altijd druk hebben’ is iets om trots op te zijn en geeft zelfs een bepaalde status. De ruimte om te reflecteren op het eigen doen en laten, om verschillende paden te bewandelen en om fouten te maken en daarvan te leren, wordt steeds kleiner. Falen lijkt vrijwel onmogelijk geworden. Ironisch genoeg slaan deze ontwikkelingen door in een tegenovergestelde richting: in plaats van dat we meer en betere (persoonlijke) resultaten bereiken, rent een groeiend aantal mensen zichzelf voorbij en worden steeds meer van ons ‘ziek’. We lijken vast te zitten in een neerwaartse spiraal waarin het probleem alleen maar toeneemt.

Een bredere maatschappelijke oplossing kan, mijns inziens, dan ook niet worden gevonden door individuen die werken aan hun eigen persoonlijke omstandigheden. Het is tijd om onze gestreste samenleving te benaderen in termen van ‘cultuur’ en op het niveau van maatschappelijke structuren. Onze eigen universitaire gemeenschap kan daarin het voortouw nemen. Wij zijn immers gespecialiseerd in het oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken. Bovendien hebben we alle benodigde kennis al in huis. We hoeven ‘slechts’ onze disciplinaire krachten te bundelen…

We kunnen hier echter alleen mee beginnen door eerst kritisch te reflecteren op onze eigen universitaire cultuur. Wij zijn net zo gestrest als de rest van de samenleving. Financiële druk en marktwerking, in meer algemene zin, maken dat we steeds meer lijken op een bedrijf dat klanten bedient en producten verkoopt. Ook wij hebben het punt van contraproductiviteit bereikt.

Door weerbaarheid van onze gemeenschap op de agenda te zetten en door collectief stappen terug te zetten, kunnen we ruimte creëren om stil te staan bij onze eigen kernwaarden. Het is tijd om afstand te doen van de aspecten van onze huidige cultuur die niet passen bij onze visie of hier zelfs strijdig mee zijn. Ik ben ervan overtuigd dat elkaar meer ruimte geven om te experimenteren en om fouten te maken een belangrijke eerste stap is. Alleen dan is er ook ruimte voor creativiteit, die nodig is om tot innovatieve oplossingen te komen.

Het bespreekbaar maken van dit thema in de Pieters Corner is een van de stappen in het samenbrengen van bestaande expertise vanuit verschillende disciplines. Laten we deze ontwikkelingen voortzetten in onze eigen bestaande structuren met gebruik van de kennis die al binnen onze gemeenschap beschikbaar is om zo toe te werken naar een gezonde en duurzame universiteitscultuur. Als wij hiertoe in staat zijn, dan kunnen wij ook het voortouw nemen in het oplossen van het bredere maatschappelijke vraagstuk”.

Lees ook de drie andere bijdragen over de gestresste samenleving op de site van Pieters Corner – Universiteit van Leiden: www.universiteitleiden.nl

Overheid start campagne om depressie bespreekbaar te maken

In Nederland hebben ruim 800.000 mensen een depressie. Voor veel mensen is het niet eenvoudig hierover te praten, omdat ze het gevoel hebben er alleen voor te staan.

Op 29 mei 2018 is de campagne Hey! Het is oké, maak depressie bespreekbaar! van start gegaan. Hey is een campagne van het ministerie van Volksgezondheid met doel depressie voor iedereen bespreekbaar maken. De Hey-campagne wil mensen bewegen zich niet af te sluiten, maar juist over depressie te praten.

hey het is oke campagne depressie vwsOp 7 februari 2018 organiseerde Hey een uniek evenement: Moodcamp. De hoofdactiviteit op Moodcamp was een hindernissenloop (obstacle run) met obstakels die waren gebaseerd op verschillende aspecten van depressie. Denk bijvoorbeeld aan Het zwarte gat, Het web of de Uit-balans-baan. Hierdoor leerden de deelnemers over depressie en konden zij op een unieke manier ervaren hoe het is om met depressie te worden geconfronteerd.

Meer informatie met tips om depressie bespreekbaar te maken is te vinden op de site van de Rijksoverheid: ‘Hey! Het is oké’ campagne maakt depressie bespreekbaar, Rijksoverheid, 9 januari 2018: www.rijksoverheid.nl

Zie verder website Hey, het is oké: https://www.heyhetisoke.nl/

Video Moodcamp tegen depressie, 27 februari 2018: https://www.youtube.com/watch?v=FavtcTlu8S8

hey het is oke campagne depressie vws 2

Instituut voor Publieke Waarden: een kijkje achter de schermen met Nienke Schlette en Sophie Albers

Het Instituut voor Publieke Waarden (IPW) heeft als doel de publieke zaak te verbeteren. Uitgangspunt daarbij is dat burgers de publieke zaak terugveroveren op de overheid en zelf aan de slag gaan met oplossingen voor maatschappelijke problemen. Daarnaast is democratie als welbegrepen eigenbelang aan vernieuwing toe. Tenslotte is financieringsinnovatie nodig om tot publieke innovatie te komen. Door actieonderzoek en publieke ondernemingen boekt IPW concrete publieke resultaten en creëren ze en passant nieuwe, fundamentele kennis. Representatief voor de aanpak van IPW is maatwerk leveren, geld besparen en interveniëren.

Om beleids- en uitvoerende professionals te leren hoe ze maatwerk kunnen leveren heeft IPW de School voor Publieke Waarden opgericht. Daar kunnen professionals leren hoe ze problemen kunnen oplossen. De bestaande opleidingen voor professionals zijn vooral gericht op de ontwikkeling van competenties. Maar volgens IPW past dat niet meer bij deze tijd. Sinds de decentralisaties zijn gemeenten verantwoordelijk voor een groot deel van de zorgtaken. De opdracht voor de uitvoerende professional is daarmee sterk veranderd: het werk moet dichter bij de burger worden georganiseerd. En vaak ook met minder geld.
Veel gemeenten zien de noodzaak om te innoveren, om meer bottom-up te werken en zijn daar zoekende in. Waar voorheen de regering zet was, betekent de huidige transformatie in het sociaal domein het einde van beleid en staat de uitvoering op de voorgrond. Dat is wennen voor zowel uitvoerende als beleidsprofessionals.

In hartje Utrecht sprak Maurits Hoenders met actieonderzoekers Nienke Schlette en Sophie Albers over de manier waarop het Instituut voor Publieke Waarden (IPW) visie in de praktijk brengt.

Klik hier voor interview met Nienke Schlette (op de foto links) en Sophie Albers van het Instituut voor Publieke Waarden.

nienke schlette sophie albers



In elk maatwerkplan nemen we bestaande wetgeving mee. We hebben gemerkt dat wetten namelijk veel ruimte bieden voor uitzonderingen, mits deze goed zijn onderbouwd

 

Onderhandelaarsakkoord wijkverpleging 2019 – 2022: 435 miljoen extra voor wijkverpleging

Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft een onderhandelaarsakkoord bereikt met partijen in de wijkverpleging voor de periode 2019-2022. Om de kwaliteit van zorg op niveau te houden en te verbeteren wordt de komende vier jaar in totaal € 435 miljoen euro extra in de wijkverpleging geïnvesteerd.

In het onderhandelaarsakkoord zijn afspraken gemaakt over een beweging naar de juiste zorg op de juiste plek. Verder zijn afspraken gemaakt over het verbeteren van het contracteerproces en het verhogen van de contracteergraad om zo de omvang van niet-gecontracteerde zorg te verminderen. Er is een stevige financiële impuls voor het kwaliteitsbeleid. Partijen gaan onverminderd door met het terugdringen van regeldruk en er zijn afspraken gemaakt over de aanpak van uitdagingen op de arbeidsmarkt. Vanwege de stijgende zorgvraag (meer ouderen, meer complexiteit in de thuissituatie) zal er niet alleen aandacht moeten zijn voor het aantrekken van meer personeel (waaronder zij-instroom) maar ook voor het (duurzaam) behouden van het huidige personeel in de wijkverpleging.

Zorg op de juiste plek

Zorg op de juiste plek is gericht op drie bewegingen: het voorkomen van (duurdere) zorg, het verplaatsen van zorg (dichter bij mensen thuis of zelfs thuis als dat kan en verder weg als dat omwille van de kwaliteit of doelmatigheid moet) en het vervangen van zorg door nieuwe, innovatieve vormen van zorg zoals e-health. Ook in andere zorgsectoren zijn afspraken nodig om de gewenste overgang en ambities uit dit akkoord mogelijk te maken. De wijkverpleegkundige vormt samen met de huisarts en de Wmo-deskundige de verbinding tussen de verschillende domeinen.

Om de beweging naar zorg op de juiste plek te ondersteunen gaat er extra geld naar de wijkverpleging. Van 2019 tot en met 2022 komt er jaarlijks 2,4% bij het kader wijkverpleging om dit te ondersteunen. In totaal komt er daarmee over een periode van vier jaar € 435 miljoen (exclusief loon- en prijsbijstelling) bij het kader wijkverpleging ten opzichte van de verwachte uitgaven in 2018. Daarnaast stelt het ministerie jaarlijks € 5 miljoen beschikbaar om de kwaliteit en transparantie in de wijkverpleging verder te bevorderen. Ook wordt extra geïnvesteerd in het zogenaamde eerstelijnsverblijf – een kortdurend verblijf in een zorginstelling, bijvoorbeeld omdat iemand herstelt van een behandeling in het ziekenhuis.

Betrokken partijen

De afspraken zijn gemaakt tussen het ministerie van VWS, de organisatie voor zorgondernemers ActiZ, Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN), Patiëntenfederatie Nederland, Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN).
Betrokken partijen leggen het onderhandelaarsakkoord de komende periode met een positief advies aan hun achterban voor.

Tweet

Xander Koolman, gezondheidseconoom en onderzoeker op het grensvlak van kwaliteit, toegankelijkheid en de prijs van zorg, twitterde n.a.v. het Onderhandelaarsakkoord: “Hoofdlijnenakoord wijkverpleging: 435 miljoen euro extra voor meer en betere zorg. Groei niet-gecontracteerde zorg wordt bestreden met cessieverbod, machtigingsvereiste en extra controle indicatiestelling bij niet gecontracteerde zorgaanbieders”. https://twitter.com/XanderKoolman

Lees ook het artikel op Zorgvisie, platform voor de zorgsector: Wijkverpleging krijgt 435 miljoen euro extra, door Carina van Aartsen, 24 mei 2018: www.zorgvisie.nl

Download hier Onderhandelaarsakkoord wijkverpleging 2019 t/m 2022 en Kamerbrief, Rijksoverheid, 24 mei 2018: www.rijksoverheid.nl

U P D A T E

Ontregelen doe je daar waar je regels afspreekt, door Anton Maes, Zorgenstelsel, 25 mei 2018: http://zorgenstelsel.nl

—“Gisteren is het tweede hoofdlijnenakkoord gesloten, dit keer met de wijkverpleegkundigen. Citaat uit dit akkoord: ” Als het opruimen van bestaande regels en administratieve lasten niet hand in hand gaat met het aanpakken van meer systematische, onderliggende oorzaken van het vraagstuk van regeldruk, zou al snel sprake zijn van dweilen met de kraan open. Het is dus van groot belang om ook oog te hebben voor de mechanismes die ten grondslag liggen aan de introductie van nieuwe regels, voorschriften, procedures, formulieren, indicatoren en wat dies meer zij. Waar het wet- en regelgeving van VWS betreft, is het uitgangspunt die zo lastenluw als mogelijk op te stellen, en de regeldruk effecten ervan goed in te schatten en in kaart te brengen zodat deze onderdeel uit kunnen maken van de totaalafweging over nut en noodzaak van een nieuwe wet of regel. Ook bij het ontwikkelen en implementeren van nieuw beleid dat niet verloopt via nieuwe wet- of regelgeving ziet VWS erop toe dat dit zo regelarm mogelijk wordt ingericht en dat de consequenties voor regeldruk in de totale afweging van belangen worden meegenomen”.—

 

Stichting Beroepseer verzorgt cadeau aantredende wethouders

Een nieuw deel in de boekenserie van Beroepseer is verschenen: Het gezag van de wethouder. Een ambachtelijke uitdaging. In opdracht van de Wethouders vereniging onderzochten Corné van der Meulen en Thijs Jansen wat er nodig is voor een gezagsvol optreden.

In Het gezag van de wethouder: een ambachtelijke uitdaging gaan de auteurs op zoek naar het gezag van wethouders in de 21e eeuw. Zij gaan daarbij in op vragen als: Wat is het verschil tussen macht en gezag? In hoeverre vinden wethouders zelf dat zij gezag hebben? Maar vooral: Welke bronnen kunnen wethouders aanwenden voor een gezagsvol optreden? Relevante vragen voor een bijzonder en soms ook ingewikkeld ambt, waarin gezag of juist het ontbreken daarvan een grote rol speelt.

Er wordt vaak gezegd dat vroeger min of meer automatisch werd geluisterd naar wethouders. Maar is dat eigenlijk nog steeds zo, of is daar de afgelopen decennia verandering in gekomen? De forse toename in het aantal vallende wethouders in de laatste jaren doet in ieder geval niet vermoeden dat het er goed voor staat met het gezag van wethouders. In de afgelopen bestuursperiode vertrok liefst één op de vijf wethouders onvrijwillig en vroegtijdig.

omslag het gezag van de wethouder Het gezag van de wethouder is in eerste instantie exclusief beschikbaar voor aantredende wethouders. Vanuit de wethoudersvereniging ontvangen zij bij hun aantreden een exemplaar cadeau.

Voor meer informatie over het boek kunt u contact opnemen met Corné van der Meulen: c.vandermeulen@beroepseer.nl

Thijs Jansen is directeur, Corné van der Meulen is onderzoeker/medewerker van Stichting Beroepseer.