Skip to main content

Redactie Beroepseer

Huisartsen herijken kerntaken en kernwaarden van hun beroep. Presentatie in januari 2019

Om te weten te komen hoe huisartsen en huisartsen in opleiding hun toekomst zien, konden zij in de afgelopen maanden deelnemen aan denksessies. Ongeveer 1300 huisartsen gaven hun mening over de reguliere huisartsenzorg, spoedeisende zorg, taken die bij de huisarts horen en welke niet en waarden die de basis van het beroep van huisarts vormen.

Op grond van de opbrengst van de sessies werd een enquête samengesteld. Er zijn thema’s waar men eensgezind goed beargumenteerde ideeën over heeft, maar er zijn ook thema’s met verschillende mogelijkheden en persoonlijke voorkeuren.
Waar het bij de sessies ging om gezamenlijk argumenten formuleren voor verschillende mogelijkheden, ging het bij de enquête nadrukkelijk om persoonlijk stelling nemen. De huisartsen konden dus duidelijk persoonlijke keuzes maken. De enquête kon worden ingevuld tussen 23 oktober en 5 november 2018.

Toekomst huisartsenzorg

De enquête is een essentieel onderdeel van het project Toekomst huisartsenzorg dat door de Nederlandse huisartsenorganisaties is gestart om de huidige kernwaarden en kerntaken van het huisartsenberoep te herijken. Het betreft de organisaties Nederlands Huisartsen Genootschap, Landelijke Huisartsen Vereniging,  eerstelijns platform voor strategie en innovatie InEen, actiecomité Het Roer Moet OM, Landelijke Organisatie van Aspirant Huisartsen, Interfacultair Overleg Huisartsgeneeskunde, Landelijke Huisartsen Opleiders Vereniging en Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen.

De resultaten van de denksessies en de enquête worden verwerkt tot een herijking van kerntaken en kernwaarden en gepresenteerd op een conferentie in centrum Woudschoten te Zeist op 21 januari 2019. Daar zijn zestig jaar eerder, in januari 1959, de allereerste kernwaarden van de Nederlandse huisartsenzorg opgesteld. De resultaten van de enquête worden ook beschikbaar gesteld voor aanvullend wetenschappelijk onderzoek.

Na afloop van de conferentie worden de herijkte kernwaarden en kerntaken gepubliceerd op de website van Toekomst Huisartsenzorg.

Meer info over de Woudschoten-conferentie op 21 januari 2019: https://toekomsthuisartsenzorg.nl/woudschoten-conferentie/

Toekomst huisartsenzorg – Herijking kernwaarden en kerntaken huisartsenzorg: https://toekomsthuisartsenzorg.nl

VPH leden duidelijk over toekomst, VP Huisartsen, 30 november 2018: www.vphuisartsen.nl/vph-leden-duidelijk-over-toekomst/

Zie ook: Toekomstvisie Huisartsenzorg 2022: https://www.tkv2022.nl/

U P D A T E

Op 21 januari 2019 zijn de resultaten gepresenteerd voor de herijking van de kernwaarden en kerntaken van de huisartsenzorg in congrescentrum Woudschoten in Zeist. Zie het uitgebreide verslag: https://woudschoten.verslagvandedag.nl

Omslag ERM report 2018

Rapport Eurofound over gevolgen van reorganisatie voor werknemers en arbeidsomstandigheden

Herstructurering of reorganisering vormt een belangrijk onderdeel van arbeidsmarkten en werkorganisaties. Gegevens, verzameld door Eurofound’s European Restructuring Monitor (ERM), laten dat duidelijk zien. Eurofound is de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden.
Terwijl organisatorische herstructurering noodzakelijk is voor de overlevingskansen en de groei van een bedrijf, kan de prijs die werknemers daarvoor betalen hoog zijn, niet in de laatste plaats voor de ‘blijvers’ of ‘overlevers’ die hun baan hebben behouden. Omdat herstructurering een onvermijdelijk onderdeel is van het leven van veel werkende mensen, is het van groot belang een beter begrip te krijgen van de volgende aspecten:

  • de gevolgen van herstructurering voor de blijvers; nodig is anticiperen op het veranderingsproces en het beheersen daarvan
  • hoe een te herstructureren organisatie de negatieve gevolgen kan verminderen of neutraliseren
  • hoe de organisatie haar werknemers kan ondersteunen tijdens de moeilijke transitie

Voor het ERM rapport van 2018 is gebruikt gemaakt van gegevens van het zesde onderzoek van European Working Conditions Survey (EWCS), die verzameld zijn in 2015. Op grond daarvan is onderzocht welke factoren op de werkplek van invloed zijn op de relatie tussen herstructurering (met verlies van banen) en de gevolgen voor werknemers. Gekeken is ook naar beleid en wetenschappelijk onderzoek en de invloed op goede herstructureringsmethoden.
De uitkomsten zijn vervolgens in een model gegoten dat kan bijdragen aan het ontwerpen en implementeren van effectieve maatregelen ter ondersteuning van de blijvers. Elementen van goede methoden worden toegelicht aan de hand van voorbeelden uit vier landen: Bulgarije, Duitsland, Nederland en Spanje. Ze laten zien dat er verschillende benaderingen zijn.

Beleidscontext

Nationale en Europese beleidsmakers zijn het erover eens dat structurele verandering op een effectieve en, waar nodig met een vooraf gemaakt plan, dient te worden benaderd, teneinde voorspoed en economische groei voor de toekomst te garanderen. Op EU-niveau bestaat er een aantal richtlijnen voor zaken die verband houden met herstructurering. In de afgelopen jaren heeft de EU aanzienlijke middelen verstrekt voor ondersteuning van werknemers en bedrijven die te maken hebben met herstructurering. Initiatieven voor trainingsprogramma’s en een levenlangleren-programma die worden gesubsidieerd door het Europese Sociale Fonds (ESF) zijn daar een voorbeeld van.

De Europese Commissie heeft ook onderzoek gefinancierd naar het effect van herstructurering op werknemers. Het Groenboek 2012 van de Commissie over herstructurering heeft de kwestie in de schijnwerpers gezet: zwak uitgevoerde herstructurering kan op lange termijn een aanzienlijk negatieve invloed hebben op personele middelen in bedrijven. Als dat gebeurt verzwakt het concurrentievermogen.

De laatste tijd is aandacht voor problemen waar blijvers helaas mee te kampen hebben, afgenomen. Hoewel nadruk is gelegd op het belang van anticiperen op reorganisatie en beperking van de maatschappelijke gevolgen voor werknemers door het EU Quality Framework 2013 for anticipation of change and restructuring (QFR), blijft de kern van beleid het ontslaan van werknemers. Belangrijke kwesties rond de gevolgen voor het welzijn, de gezondheid en de arbeidsomstandigheden van overgebleven werkkrachten zijn niet aangepakt. Het huidige rapport is erop gericht de kwestie weer op de agenda van beleidsmakers te krijgen en hen aan te sporen tot een meer holistische en toekomstgerichte visie op herstructurering.

Belangrijkste bevindingen

  • Volgens een representatief overzicht van Europese gegevens, meldde een derde (30%) van de werknemers in de EU dat er in de afgelopen drie jaar een reorganisatie had plaatsgevonden in hun bedrijf.
  • Onder de blijvers werden zowel reorganisatie als inkrimping in verband gebracht met een hoger niveau van arbeidsintensiteit, blootstelling aan negatief sociaal gedrag en een lager niveau van een gevoel van voldoening met de werkomstandigheden. Deze verbanden waren nog beter waar te nemen op plaatsen waar grote aantallen mensen ontslagen waren.
  • Inkrimping werd evenwel ook in verband gebracht met door werkgevers aangeboden trainingen en cognitief rijk werk (‘nieuwe dingen leren’), daarmee suggererend dat sommige aan mensen gerelateerde dimensies van werk positief beïnvloed kunnen worden door herstructurering.
  • Open informatie en consultatie over herstructurering werden gezien als een potentiële buffer of bemiddelende factor die de negatieve gevolgen van inkrimping beperken. Meer dan driekwart van de werknemers die in een reorganisatie zaten, meldden dat ze van te voren waren ingelicht over een naderende reorganisatie en iets meer dan eenderde gaf aan dat zij geraadpleegd was (‘naar hun mening was gevraagd’) voordat de reorganisatie begon.
  • De beste manier voor het opvangen van schokken van een reorganisatie is het gevoel eerlijk behandeld te worden op de werkplek
  • Kwalitatief onderzoek wees naar het belang van inspanningen van het management en investering in het aanreiken van middelen aan het personeel om zich aan te passen aan de veranderingen en te voldoen aan de toenemende eisen. Maar cursussen om duurzame arbeidsgeschiktheid te vergroten door middel van een levenlang leren programma zouden wel eens nuttiger kunnen zijn dan een specifieke taakgerelateerde opleiding om te kunnen omgaan met de toenemende werklast van nieuwe taken. Duurzame arbeidsgeschiktheid kan zich vertalen in een grotere werkkracht van personeel en een verhoogd gevoel van baanzekerheid.
  • De mate van negatieve gevolgen van herstructurering kan variëren. Het is afhankelijk van een reeks factoren waarmee rekening dient te worden gehouden als men maatregelen bedenkt om het personeel te steunen tijdens de transitie. Wat werkt hangt af van de institutionele, juridische en economische context. Lokale omstandigheden, zowel culturele normen als verwachtingen, spelen ook een rol.
  • Een tekortkoming bij herstructurering is het gebrek aan controlesystemen om het proces te evalueren en beter voorbereid te zijn op toekomstige veranderingen. Dit is duidelijk te zien bij de onderzochte organisaties. Systematisch toezicht op de maatregelen die getroffen worden tijdens het veranderingsproces kan inzicht geven in de bedoelde en onbedoelde gevolgen van de maatregelen. Ze signaleren welke aanpassingen er nodig zijn.

Beleidsinstrumenten

  • Herstructurering is een algemeen kenmerk van de ontwikkeling van een organisatie in elke moderne maatschappij en is een voorwaarde van economische groei en materiële vooruitgang. Beleid zou gericht moeten zijn niet op aan banden leggen of belemmering van een organisatie dat herstructurering nodig heeft, maar op het faciliteren en aanmoedigen van een verantwoordelijke, goede aanpak van de herstructurering.
  • Herstructurering en inkrimping worden hoofdzakelijk in verband gebracht met een ongunstige werkorganisatie en nadelige gezondheidsresultaten voor degenen die in gereorganiseerde bedrijven blijven werken. Een drastisch doorgevoerde reorganisatie is mogelijk een factor die bijdraagt aan de toename van een aan werk gerelateerde slechte gezondheid die eerder mentaal van aard is dan fysiek. Deze kan ook bijdrage, via werkintensiteit, aan de groei van musculoskeletale aandoeningen (houding-, steun- en bewegingsapparaat).
    Expliciete verwijzing naar herstructurering zou overwogen kunnen worden bij gezondheids- en veiligheidsregelgeving met de nadruk op ‘zorgplicht’ van werkgevers om de reorganisatie op zodanige wijze uit te voeren dat er rekening gehouden wordt met risico’s voor de gezondheid.
  • Ondanks beleidsmaatregelen ter ontmoediging, blijft vervroegde uittreding een belangrijke exitstrategie ingeval van inkrimping. Een geldig alternatief is maatregelen nemen en bronnen aanboren voor steun aan duurzame arbeidsgeschiktheid van werknemers door hen te helpen meer generieke en overdraagbare vaardigheden te ontwikkelen door middel van een levenlang leren-programma.
  • Speciale aandacht kan gericht worden op kwetsbare groepen onder de blijvers voor wie de gevolgen van reorganisatie harder kunnen aankomen. Dit rapport toont aan dat vrouwelijke werknemers, geschoolde handarbeiders en werknemers in publieke sectoren als zorg, onderwijs, overheid en openbaar bestuur een verhoogd risico lopen op een slechte gezondheid na inkrimping.

Download The ERM report 2018: Impact of restructuring on working conditions, Eurofound (2018), ERM report 2018: Impact of restructuring on working conditions , Publications Office of the European Union, Luxembourg: https://beroepseer.nl

Executive summary. ERM report 2018: Impact of restructuring on working conditions: https://beroepseer.nl

GROENBOEK – Herstructurering en anticipatie op veranderingen: uit de recente ervaring te trekken lessen, Europese Commissie, 17 januari 2012: https://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2012:0007:FIN:NL:PDF

Eurofound: Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden: www.eurofound.europa.eu/en/home

De andere kijk op jeugdhulp van Laura Batstra: Naar een vriendelijker samenleving die mensen die anders zijn niet ziek verklaart

In het nieuwsmedium voor academisch Groningen, de digitale Universiteitskrant (UKrant) staat een interview met Laura Batstra: De strijd van Laura Batstra. Dat kind is anders? Nou en?
Batstra is pedagoge en gepromoveerd in de medische wetenschappen. Als hoofddocent is zij verbonden aan de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Ze doet daar onderzoek naar de medicalisering van kindgedrag en manieren om dit tegen te gaan. In 2017 verscheen haar boek ADHD: Macht en misverstanden.

Met muziekleraar Wim Venema is Batstra het project Klassenfeestjes gestart dat ouders helpt feestjes te organiseren voor de hele klas onder het motto: “Geen kind buiten de boot”. Uitgangspunt: Een feestje is pas echt geslaagd als je niemand bent vergeten, en blijdschap wordt alleen maar groter als je het kunt delen.

Nadruk op sociale aspect

Batstra heeft meegewerkt aan het in november 2018 verschenen boek Écht doen wat nodig is, Pleidooi voor kleinschalige effectieve jeugdhulp. Daarin schreef zij het hoofdstuk Van psychiatrische kinderziekten naar sociale en maatschappelijke problemen.
Batstra: “Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw groeide de kinder- en jeugdpsychaitrie spectaculair. Steeds meer kinderen kregen voor steeds lichtere problematiek psychiatrische diagnoses en behandelingen. Instellingen breidden uit en nieuwe poli’s werden opgericht. Het aantal ADHD-medicatievoorschriften aan kinderen verdubbelde in tien jaar tijd, en terwijl autisme vroeger een zeer zeldzame diagnose was, had 1 op de 33 kinderen in 2014 volgens hun ouders een aan autisme verwante stoornis. Ruim 60% van deze kinderen werd hiervoor behandeld in de specialistische tweede lijn. Er zijn geen aanwijzingen dat al deze zorg voor onze jeugd geholpen heeft: er lijkt eerder sprake te zijn van een door aanbod gecreëerde toegenomen hulpvraag.

Voor de samenleving werd het steeds moeilijker om de stijgende kosten voor jeugdzorg te dragen. Daarnaast klonken er steeds meer zorgen over overdiagnostiek en overbehandeling van kinderen, niet alleen vanuit de samenleving, maar ook steeds meer van psychiaters zelf. De beleidsmakers in de psychiatrie negeerden deze signalen, en de kinderpsychiatrie groeide door. Aan deze wildgroei kwam een einde toen het Rijk in 2015 noodgedwongen ingreep en de jeugdzorg overhevelde naar de gemeenten, die de opdracht kregen om te zorgen voor meer preventie en demedicalisering.

Hoofdlijnenakkoord

Op 10 juli 2018 tekenden staatssecretaris Paul Blokhuis van het ministerie van Volksgezondheid (VWS) en twaalf partijen uit de Geestelijke gezondheidszorg en het Sociaal Domein het Hoofdlijnenakkoord GGZ. In dit akkoord zijn afspraken gemaakt om de kwaliteit en de toegankelijkheid van de ggz te verbeteren. Damiaan Denys, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) liet in dagblad Trouw weten niet blij te zijn met de voorgenomen inzet van wat hij ‘goedkopere krachten’ noemt: psychologen en ervaringsdeskundigen. Volgens Denys dreigt het kabinet het medische aspect van psychische stoornissen uit het oog te verliezen: ‘De nadruk ligt op het sociale aspect van psychische klachten. Op arbeidssituatie, op wonen, op ervaringsdeskundigheid. Maar nog altijd is een psychische stoornis een geneeskundige aandoening, een ziekte’.
Denys acht het medische karakter van de stoornis onomstotelijk bewezen. Hij is bang dat met de koerswijziging van de staatssecretaris en de inzet van meer goedkopere krachten, diagnostiek en behandeling aan kwaliteit zullen inboeten”.

Tijd voor een nieuwe koers

Batstra vindt deze uitspraken zorgelijk om diverse redenen. Een ervan is de bewering als zouden psychische problemen per definitie medische aandoeningen zijn en de suggestie dat alleen psychiaters in staat zijn deze ‘ziekten’ goed te diagnosticeren en te behandelen. Er zijn psychiaters die hier anders over denken, onder wie Jim van Os en Floortje Scheepers.
Batstra betoogt in haar bijdrage dat er weinig grond is voor de houding en verregaande claims van Denys, en dat ze goede hulpverlening in de weg kunnen staan.
Jeugdhulpverlening en kinderpsychiatrie zijn de afgelopen decennia dermate uit hun voegen gegroeid dat de overheid de koers wel moest verleggen.

Het is hoogtijd voor een nieuwe koers waarin verdere medicalisering van de samenleving wordt afgeremd en er ruimte is voor het sociale aspect van psychische klachten. De leefomgeving is van grote invloed op het psychisch welzijn. De enorme impact van factoren als armoede, sociale ongelijkheid, werkeloosheid, slechte behuizing, sociale uitsluiting, overbelasting van het onderwijssysteem en prestatienormen zijn door de dominantie van het medische model en de focus op de hersenen – die zouden aangeven waar een gedragsstoornis gelocaliseerd kan worden – en individuele pathologie lange tijd onderbelicht gebleven.

Een nieuw handboek

Om de nieuwe koers een handvat te geven pleit Batstra voor het opstellen van een nieuw handboek: de Diagnostic and Statistical Manual of Distressing Societal Problems (DSD-1). Dit in plaats van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5) waar de psychiatrie zich van bedient en waarin criteria voor ongeveer vierhonderd stoornissen staan beschreven. Elk jaar komen er nieuwe bij. Steeds meer menselijke moeilijkheden en problemen worden geframed als een psychiatrische aandoening of stoornis.
Een nieuw handboek zou een flinke stap zijn in de richting van meer psychisch welbevinden en een vriendelijker, toleranter samenleving die mensen die anders zijn niet ziek verklaart.

De strijd van Laura Batstra. Dat kind is anders? Nou en? door Christien Boomsma, UKrant, 26 november 2018: www.ukrant.nl

Klassenfeestjes: www.klassenfeestjes.nl

Druk en dwars: www.drukendwars.nl

Hoofdlijnenakkoord geestelijke gezondheidszorg ondertekend, Rijksoverheid, 11 juli 2018: www.rijksoverheid.nl (niet meer beschikbaar op Rijksoverheid). Ga naar Sitearchief Rijksoverheid en tik titel van nieuwsbericht in zoekbalk van grijze linkerkolom: https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive

Écht doen wat nodig is. Pleidooi voor kleinschalige effectieve jeugdhulp: https://beroepseer.vrijeboeken.com

Videoclip lancering boek ‘Écht doen wat nodig is’ over kleinschalige jeugdhulp

“Veel gemeenten krijgen te kampen met forse tekorten op de jeugdhulp met als gevolg wachtlijsten, budgetplafonds en keukentafelgesprekken. Zo houden ze de sector in de greep en zo stagneert de noodzakelijke vernieuwing. En dat mag niet gebeuren. Er bestaan namelijk ruim voldoende praktijken en inzichten van vernieuwers, onderzoekers, ervaringsdeskundigen en professionals die bewijzen dat de jeugdhulp veel beter kan”.
Thijs Jansen van Stichting Beroepseer sprak deze woorden tijdens de lancering van het boek Écht doen wat nodig is. Een pleidooi voor kleinschalige en effectieve jeugdhulp in Oude IJsselstreekop 21 november 2018. Hij vervolgde: “Gemeenten, focus op kwaliteit in plaats van op geld! Alleen zo wordt de jeugdhulp goedkoper. Dat vraagt om een andere manier van kijken en handelen. Dat is de kernboodschap van Écht doen wat nodig is“.

Écht doen wat nodig is. Een pleidooi voor kleinschalige en effectieve jeugdhulp is een uitgave van Stichting Beroepseer en verschenen in de Boekenreeks Beroepseer. De bundel is geredigeerd door Dorien Graas, Annemiek de Klein, Jeffrey Stevens, Thijs Jansen en Gerard van Nunen, en bevat bijdragen van vernieuwers, onderzoekers, ervaringsdeskundigen en professionals.

De boeklancering was onderdeel van de eerste inhoudelijke bijeenkomst van het Alternatieven-kabinet*). Op basis van het boek zochten deelnemers in het Alternatieven-lab met elkaar naar duurzame oplossingen voor de problemen in de jeugdhulp.

Écht doen wat nodig is kan worden besteld bij Stichting Beroepseer:  https://beroepseer.vrijeboeken.com

*) Meer info over Alternatieven-lab Jeugdhulp: https://beroepseer.nl/actueel-in-beroepseer/uitnodiging-alternatieven-lab-jeugdhulp/

Echt doen wat nodig is besluit met Het manifest voor een vernieuwde jeugdhulp die écht doet wat nodig is. Klik hier om het te lezen: https://beroepseer.nl

Wilt u ook een Alternatieven-lab over de jeugdhulp in uw gemeente en onderzoeken wat er voor nodig is voor een goede, effectieve jeugdhulp? Het Alternatieven-kabinet komt graag bij u langs. Mail naar Maurits Hoenders voor een afspraak en meer info: m.hoenders@beroepseer.nl

Op foto bovenaan links: Thijs Jansen, directeur van Stichting Beroepseer. Rechts: wethouder Bert Kuster van Oude IJsselstreek voor o.m. Zorg en ondersteuning, Jeugdbeleid en Volksgezondheid.

Toespraak van minister Hoekstra van Financiën op Accountantsdag 2018

Minister Hoekstra van Financiën opende de 101ste editie van de Accountantsdag van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) met een toespraak in duidelijke taal. Daarin kondigde hij de instelling aan van een onafhankelijke commissie die onderzoek gaat doen naar de noodzaak van aanvullende maatregelen om de kwaliteit van wettelijke accountantscontroles in Nederland te verbeteren. De toespraak vond plaats op 21 november 2018 in de RAI in Amsterdam voor een gehoor van 1600 accountants.
Minister Hoekstra is ontevreden over het tempo van de veranderingen in de accountancysector. Hij verwijst naar een nieuw rapport van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en een in het voorjaar 2018 verschenen verslag van de Monitoringcommissie Accountancy (MCA). De AFM constateert dat er aanwijzingen zijn dat het langzame tempo tot veranderingen besloten ligt in de structuur van de sector. Zo werken vraag en aanbod onvoldoende en is er sprake van mogelijk schadelijke prikkels door het verdien-, partner en bedrijfsmodel binnen de accountantsorganisaties.

De AFM stelt dat het nog te vroeg is om te concluderen dat de 53 maatregelen tot verbetering die de accountants in 2014 voor zichzelf opstelden onvoldoende resultaat zullen opleveren. De MCA kwam met een tweede – opnieuw kritisch – rapport over de verbeteringen in de sector. Volgens de MCA kijkt de sector nog te defensief naar het debat over de structuurmodellen.
De rapporten van de AFM en van de monitoringcommissie baren minister Hoekstra zorgen, juist omdat het erop lijkt dat de sector de complexiteit van het proces tot verbeteringen onderschat en nog onvoldoende bereid is te kijken naar fundamentele veranderingen.

De minister beseft wel dat het traject dat de sector in 2014 insloeg tijd kost, maar hij is van mening dat fundamenteler ingrijpen nodig kan zijn. Eenvoudig zal dat overigens niet zijn, omdat accountantsorganisaties internationaal opereren en ingebed zijn in een Europees juridisch kader.

Uit de toespraak van minister Hoekstra

“Uiteindelijk zal ik met de conclusies van deze onafhankelijke commissie in de hand, én met de nieuwste bevindingen van de Autoriteit Financiële Markten én het laatste verslag van de Monitoringscommissie Accountancy, de balans opmaken. En eerlijk is eerlijk, in de tussenliggende periode hoop ik dat u, dat de sector niet stil zit.

Wat verwacht ik nu van u en uw vakgenoten? Dat komt niet toevallig overeen met wat de samenleving van een accountant mag verwachten. En met wat elke Nederlander en elke ondernemer mag verwachten als hij of zij een accountant inhuurt.

Ik verwacht kortom dat u onberispelijk werk levert, dat u uw beroepseer hoog houdt en dat u uw cruciale rol in onze economie met verve vervult.”

“Ik spreek als minister regelmatig met accountants en mensen die de sector goed kennen. En eerlijk is eerlijk, in die gesprekken krijg regelmatig te horen dat de sector een spiegel nodig heeft.*) Ook van een aantal mensen die vandaag in de zaal zitten. Blijft u rustig zitten, ik zal ze niet bij naam noemen. Een spiegel om jezelf eens goed in de ogen te kijken. Om te kijken of je de dingen die je doet, ook goed doet. En precies daar bestaan ook bij een aantal van u zorgen over.

En natuurlijk, de goeden niet te na gesproken. Ongetwijfeld zitten er onder u velen in de zaal die zich kunnen scharen onder die goeden. Die elke dag met de juiste motieven aan het werk gaan. Maar er is toch ook alle reden voor de spiegel die ik noemde. In het verleden is het namelijk te vaak fout gegaan. Te vaak stond de beroepsgroep in een negatief daglicht. Te vaak stonden accountants in het beklaagdenbankje. En te vaak gaf de rechter de eiser gelijk.”

Dames en heren, zoals gezegd, ik weet dat er velen in de zaal zitten die elke dag werken voor het publieke belang en zich inzetten voor het versterken van vertrouwen in de sector. Ik ben daar blij om, en ik hoop dat juist ook zij het voortouw zullen nemen bij de hervormingen die nog steeds nodig zijn. Of u nu aan het begin van uw carrière staat, of al een tijdje bezig bent. Of u nog in de collegebanken zit, of al richting de pensioenleeftijd gaat: ik heb vandaag voor u allemaal dezelfde oproep. Blijf elkaar bevragen. Wees kritisch op ongeschreven gewoontes en gebruiken, wees kritisch op gedrag en cultuur op de werkvloer. En denk aan die spiegel. Met die kritische blik naar uzelf en uw omgeving bouwt u aan het vertrouwen in de professionaliteit en reputatie van uw beroepsgroep. En daarmee aan het vertrouwen in uw handtekening onder de stukken.”

Luister naar de Toespraak van minister Hoekstra op Accountantsdag 2018, 21 november 2018: www.youtube.com/watch?v=2WUani7UpXg

Toespraak van minister Hoekstra bij Accountantsdag 2018, Open Overheid.nl, 21 november 2018: https://open.overheid.nl/

Minister Hoekstra stelt ‘Commissie toekomst accountancysector’ in voor verbetering werk accountants, Accountant, 21 november 2018: www.accountant.nl/nieuws/2018/11/hoekstra-stelt-commissie-in-voor-verbetering-wettelijke-controles/

Accountantsdag 2018: www.accountant.nl/nieuws/2018/11/accountantsdag-live-verslag-video–blog/


Noot
*) Tip: In de serie Beroepseer-boeken verscheen de bundel Artikel 5 – De beroepseer van de accountant (Met spiegel op omslag).  Bekijk de inhoudsopgave op: https://beroepseer.nl/artikel-5/

Tegenlicht-rechters en raadsheren komen met voorstel om toekomst onafhankelijke rechtspraak veilig te stellen

Een groep rechters en raadsheren uit alle rechtbanken en gerechtshoven van Nederland (elf rechtbanken en vier gerechtshoven) verenigd onder de naam Tegenlicht, heeft een brandbrief gestuurd naar de Tweede Kamer. De groep is bezorgd over de omstandigheden waaronder ze moet werken en vreest voor de toekomst van de onafhankelijke rechtspraak.
In het Nederlands Juristenblad schrijven zij dat rechters vanwege hun functie in de rechtsstaat een eigen verantwoordelijkheid hebben om ervoor te waken dat de rechterlijke organisatie hen in staat stelt en blijft stellen kwalitatief goede rechtspraak te leveren. Tegenlicht wil op constructieve wijze bijdragen aan het signaleren en analyseren van knelpunten en concrete voorstellen tot verbetering doen.
Rechters in Nederland zijn een onafhankelijke staatsmacht en vallen dus niet onder een ministerie. Om die reden is er een onafhankelijk orgaan met een bestuur ingesteld dat gaat over de rechters: de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) die ervoor zorgt dat rechters hun werk goed kunnen doen en opkomt voor de belangen van de rechtspraak in de politiek. De Rvdr krijgt geld vanuit de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Digitaal debacle

In het voorjaar van 2018 zijn de mislukking van het grootschalige ict-project KEI en de financiële gevolgen daarvan bekend gemaakt. De digitalisering begon zes jaar geleden en zou in 2018 afgerond moeten zijn. Maar door grote problemen zijn de kosten opgelopen tot 200 miljoen euro. Er moet dan ook zo snel mogelijk een einde komen aan proefprojecten met digitaal procederen, aldus Tegenlicht.

De Raad voor de rechtspraak en minister Dekker van Rechtsbescherming hebben inmiddels een probleemanalyse met oplossingen gepresenteerd.

De problemen
1. een gebrek aan top-down doorzettingsmacht, 2. de onwil op de werkvloer en 3. op termijn ongeschikte software.
De oplossingen
1. de afwenteling van de financiële gevolgen van het KEI-debacle op de gerechten en 2. meer doorzettingsmacht (dus sterkere top-down besturing) voor de Rvdr ten opzichte van de gerechten.

Tegenlicht kan zich niet vinden in de analyse van de problemen en de oplossingen.

Kort voor de zomer heeft Tegenlicht in een landelijke enquête aan alle rechters en raadsheren gevraagd in hoeverre zij de zorgen van Tegenlicht delen over de oplossingen van de Rvdr en de minister naar aanleiding van het KEI-debacle. De helft van de ruim 2300 rechters en raadsheren heeft gereageerd. Het eerste punt van zorg dat werd voorgelegd, ging over het idee om meer zeggenschap aan de Rvdr toe te kennen, dus een sterkere top-down besturing. Het tweede punt van zorg betrof het plan de financiële gevolgen van KEI af te wentelen op de begroting van de gerechten, waaruit de zaaksafhandeling betaald moet worden. Beide punten van zorg werden door een overweldigende meerderheid van afgerond 92% respectievelijk 97% van de respondenten gedeeld.

Tegenlicht stelt ook dat rechters en officieren van justitie met structurele overbelasting kampen, zoals de Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak in september 20181) ook al betoogde. Ook zorgt de zogeheten ‘outputfinanciering’, waarbij de Rechtspraak per zaak betaald krijgt, volgens Tegenlicht voor veel problemen.. Dit probleem speelt al langer.

De alarmbel klonk al eerder

Rechters trokken al eerder aan de alarmbel met een manifest dat door raadsheren van het gerechtshof in Leeuwarden was opgesteld. De groep raadsheren kwam in december 2012 in opstand tegen de in hun ogen steeds zwaardere productie-eisen die aan het rechtspreken worden gesteld. De rechters zeiden hun werk niet goed meer te kunnen doen en zich niet vertegenwoordigd te voelen door de Raad voor de rechtspraak.
De ondertekenaars van het manifest betoogden dat de rechtspraak steeds meer ging lijken op een koekjesfabriek waarin productiecijfers en minutenprijzen leidend zijn. “Wij moeten onze targets halen”, zei Menno Zandbergen, senior raadsheer en een van de initiatiefnemers: “Daar gaan perverse prikkels van uit. Het wordt verleidelijk om bijvoorbeeld getuigen niet op te roepen, of te vonnissen als dat niet nodig is, omdat je anders je doelen niet haalt”.2)

Professionele standaarden

Het Nederlands Juristenblad besteedt uitgebreid aandacht aan het voorstel van Tegenlicht voor oplossingen. Van financiering tot begroting tot bestuursmodel en professionele standaarden: “Door de professionele standaarden als uitgangspunt te nemen bij de financiering, zal de verbinding tussen bestuur en professionals worden versterkt door een gedeelde focus op de inhoud van de rechterlijke taak. Het zal een positie als (rechterlijk lid-) bestuurder bij uitstek aantrekkelijk en geschikt maken voor personen met inhoudelijk gezag en affiniteit met het optimaliseren van de kwaliteit van de rechtspraak, waarvan snelheid en toegankelijkheid elementaire aspecten zijn”.

Rechters zijn de belichaming van de derde staatsmacht, zij zijn de professionals in de rechterlijke organisatie. Uit betrokkenheid en verantwoordelijkheidsbesef dragen zij hun ervaringen en analyses aan om een constructieve bijdrage te leveren aan verbetering. Hun bijdrage is essentieel en verdient serieus genomen te worden. Zowel binnen de eigen organisatie als binnen het politieke bestel.

Noten
1) Rechters en officieren klagen nood bij politiek, Advocatenblad, 14 september 2018: www.advocatenblad.nl
2) Zie Rechtspraak, magazine van de Raad voor de rechtspraak, september 2013: www.rechtspraak.nl

Toekomstvisie landelijk Tegenlicht: concreet en constructief, Nederlands Juristenblad, 13 november 2018.  www.njb.nl/blogs/toekomstvisie-landelijk-tegenlicht-concreet-en-constructief/
Of downloaden in PDF: https://beroepseer.nl

Tegenlicht-rechters vrezen voor de toekomst van de rechtspraak, door Nathalie Gloudemans-Voogd, Advocatenblad, 8 november 2018: www.advocatenblad.nl

Brandbrief rechters: wij vrezen voor de toekomst van de rechtspraak. Zie ook de video met raadsheer Anja van Holten en rechter Leendert Saarloos van Tegenlicht over de uitkomsten van de enquête en hun zorgen in programma Nieuwsuur, NOS, 8 november 2018: https://nos.nl

KEI onderuit, door Taru Spronken, Nederlands Juristenblad, 10 juli 2018: www.njb.nl/blogs/kei-onderuit/

WOinActie

Demonstratie van WOinActie in Den Haag op 14 december 2018

Elf landelijke actiecomités van WOinActie hebben besloten vrijdagmiddag 14 december 2018 te demonstreren in Den Haag.
WOinActie is een beweging van universiteitsmedewerkers en studenten, én een landelijke platform voor lokale acties.  De voorbije maanden is actie gevoerd tegen besparingen op universiteiten (er is een gebrek aan investeringen in het wetenschappelijke onderwijs) overvolle colleges en de almaar toenemende werkdruk.
Landeijke protestacties vonden plaats in de periode 22 – 25 mei en 24 – 28 september op universiteiten; op 2 oktober deed WOinActie mee aan de actie in Den Haag voor de gehele publieke sector. WOinActie is gestart met het aanbieden van een petitie aan de Kamercommissie onderwijs, cultuur en wetenschap in Den Haag in december 2017.

Sinds 2000 is het aantal studenten aan de Nederlandse universiteiten met 68 procent toegenomen, maar is de rijksbijdrage per student met 25 procent afgenomen. Daardoor is op veel afdelingen de werkdruk onhoudbaar geworden, en dreigt de kwaliteit van het onderwijs in gevaar te komen. In dergelijke omstandigheden blijven de verbeteringen in de kwaliteit van het onderwijs die de studenten beloofd was als tegenprestatie voor het afschaffen van de basisbeurs waarschijnlijk uit. WOinActie eist dan ook dat de financiering van de universiteiten hersteld wordt, en dat twee recent aangekondigde bezuinigingen van de baan gaan.

Waarom WOinActie steun verdient

Op de site van DUB, de onafhankelijke nieuwssite van de Universiteit van Utrecht, leggen acht medewerkers, onder wie Ingrid Robeyns van de Universiteit van Utrecht, uit waarom WOinActie steun verdient en waarom het zin heeft actie te voeren. Vier punten:

  • Ten eerste is het nu geen punt van discussie meer dat de werkdruk aan de universiteiten voor vele medewerkers te hoog is; dat was een paar jaar geleden nog wel anders. Ook de minister van Onderwijs Ingrid van Engelshoven, heeft in een debat erkend dat dit een reëel probleem is.
  • Ten tweede hebben Kamerleden vragen gesteld bij de bespreking van de begroting van het ministerie van Onderwijs in de Tweede Kamer, daarbij gevoed door de opiniestukken die door wetenschappers en studenten actief binnen WOinActie gepubliceerd zijn.
  • Ten derde zijn meer wetenschappers en studenten zich bewust geworden van de situatie waarin we ons bevinden, en dat deze situatie op termijn onhoudbaar is. De excessieve werkdruk is een structureel probleem en vraagt daarom om structurele oplossingen.
  • Ten vierde is het te verwachten dat WOinActie de onderhandelingspositie van de Colleges van Bestuur van de Nederlandse universiteiten in hun gesprekken met de overheid versterkt. Immers, wie moet onderhandelen over budgetten en regels en daarbij kan wijzen op een grote groep boze medewerkers en studenten, staat sterker dan wie moet onderhandelen terwijl er nergens een spoortje van onvrede te bekennen is.

Voordat de doelen zijn bereikt is er nog een lange weg te gaan. Actievoeren is een kwestie van lange adem.

Meedoen

Wie de komende vier weken wil meehelpen met het verspreiden van posters en andere vormen van mobiliseren, is van harte welkom op de wekelijkse vergaderingen van WOinActie. Ze vinden plaats op:

In Amsterdam
Vrijdag 23 november (15-17 uur, Oudemanhuispoort 4-6, zaal D0.09)
In Utrecht
dinsdag 27 november (12.30 -13.30 uur): Drift 23, k.0.12
dinsdag 4 december (12.30 -13.30 uur): Janskerkhof 13, k.0.06
dinsdag 11 december (12.30 -13.30 uur): Drift 6, k.0.0

rood vierkant voor WOiActieSymbool van WOinActie is het rode vierkantje. Het symboliseert dat de rek in het WO er helemaal uit is.

Zie verder

Waarom zou ik WOinActie steunen?, DUB, 20 november 2018: https://dub.uu.nl

Brede steun universiteiten voor WOinActie, DUB, 20 november 2018: https://dub.uu.nl

WOinActie: https://woinactie.blogspot.com

Klik hier voor gedetailleerde uitleg over Studiefinancieringsstelsel:
https://drive.google.com/file/d/1o5gq8g3X0KTzgWwFRE9CmrpKWwSMK-05/view

Zie ook: Landelijke protestactie van vier dagen tegen besparingen op universiteiten begint op 22 mei 2018, Blogs Beroepseer, 16 mei 2018: https://beroepseer.nl

Omslag Echt doen wat nodig is jeugdhulp

Manifest voor een vernieuwde jeugdhulp die écht doet wat nodig is

Vandaag, woensdag 21 november 2018, wordt het boek Écht doen wat nodig is. Een pleidooi voor kleinschalige en effectieve jeugdhulp gepresenteerd*). Deze bijeenkomst is tegelijkertijd de eerste inhoudelijke bijeenkomst van het Alternatieven-kabinet. Na de presentatie wordt er op basis van het boek tijdens het eerste Alternatieven-lab gezocht naar duurzame oplossingen voor de problemen in de jeugdhulp.

Dat is nodig nu veel gemeenten met forse tekorten op de jeugdhulp te kampen krijgen wachtlijsten, budgetplafonds en keukentafelgesprekken de sector in de greep. Zo stagneert de noodzakelijke vernieuwing en dat mag niet gebeuren. Er bestaan namelijk ruimschoots voldoende praktijken en inzichten van vernieuwers, onderzoekers, ervaringsdeskundigen en professionals die bewijzen dat de jeugdhulp veel beter kan. Gemeenten, focus op kwaliteit in plaats van op geld! Alleen zo wordt de jeugdhulp goedkoper. Dat vraagt om een andere manier van kijken en handelen. Dat is de kernboodschap van het boek ‘Écht doen wat nodig is.

In het eerste Alternatieven-lab gaan we op zoek naar duurzame manieren om dat te doen. Dat doen we aan de hand van het manifest waarmee het boek Écht doen wat nodig is afsluit.  Daarin benoemen we vijf speerpunten die bijdragen aan de beoogde transformatie. We nodigen alle partijen die zich aangesproken voelen door dit manifest uit kennis, ervaring en krachten te bundelen.

Wilt u ook een Alternatieven-lab over de jeugdhulp in uw gemeente en onderzoeken wat er voor nodig is voor een goede, effectieve jeugdhulp? het Alternatieven-kabinet komt graag bij u langs. Mail naar Maurits Hoenders voor een afspraak en meer info: m.hoenders@beroepseer.nl

Het manifest: Écht doen wat nodig is.

Een uitnodiging

‘Doen wat nodig is’ dreigt tegenwoordig het zoveelste cliché in en rondom jeugdhulpkringen te worden. Zeker in een tijd dat veel gemeenten kampen met forse tekorten  op de jeugdhulp, gaat deze veel gebruikte frase hol klinken. Er wordt immers juist steeds minder gedaan wat nodig is: in hoog tempo krijgen budgetplafonds, keukentafelgesprekken en wachtlijsten de sector weer in hun greep. Wij zijn ervan overtuigd dat deze terugval in oude en niet werkende reflexen niet nodig is. De voorwaarde daarvoor is dan wel dat alle betrokken partijen weigeren te accepteren dat  ‘doen wat nodig is’ een holle frase wordt. Dat kunnen zij doen door hun werk te (laten) afmeten aan twee simpele principes van basisfatsoen:  doe écht wat nodig is en handel alsof het je eigen kind en gezin betreft. Deze moeten niet alleen richtinggevend zijn voor de professional, maar net zo goed voor beleidsmakers, politieke bestuurders op gemeentelijk of landelijk niveau en voor bestuurders van organisaties. Van hen allen mag verwacht worden dat ze naar wegen zoeken om een jeugdhulp tot stand te brengen die de toets van die twee principes doorstaat en een  jeugdhulprevolutie ontketent. Pas dan zal zich in Nederland een jeugdhulp kunnen ontwikkelen die gezinnen, kinderen en jongeren adequaat steunt en helpt bij het dagelijkse opvoeden; die naast hen gaan staan en die passende hulp bieden zowel in de basisvoorzieningen als in de specialistische zorg.

Een belangrijke consequentie van het serieus nemen van die twee principes is dat we de pijnlijke gevolgen van niet beschikbare en niet functionerende jeugdhulp die nu gelegd is bij kinderen, jongeren en ouders, naar de sector zelf verleggen. Zet de klassieke reflexen in moeilijke tijden even stil: vraag niet meteen om meer geld, wijs niet naar anderen, verschuil je niet achter wachtlijsten of instellingsbelangen en verwijs niet nostalgisch terug naar een zogenaamd verleden dat nooit bestaan heeft. Laat elke partij die nu verantwoordelijk is voor de jeugdhulp bij zich zelf te rade gaan en zich afvragen: Draag ik  nu werkelijk bij aan een betere en effectievere hulp voor kinderen, jongeren en ouders?  Wat kan ik doen om wachtlijsten uit de wereld te helpen? Wat kan ik  doen aan de  vermindering van regels en administratie? Kan ik zelf toe met minder budget? Ben ik bereid echt te luisteren naar ouders en ervaringsdeskundigen en daar consequenties aan te verbinden? Hoe kan ik stoppen dat jongeren in een carrousel terecht komen van de ene instelling naar de andere? Dat jongeren gesloten worden geplaatst zonder behandeling? Dat kinderen onderdeel zijn van een diagnosedrift, terwijl andere kinderen maar eindeloos aan moeten blijven modderen? Wat kan ik van andere partijen leren? En ben ik dan uiteindelijk bereid om zelf de pijn te lijden  en zelfs mij weg te cijferen als dat beter werkt voor kinderen, jongeren en gezinnen?

Ons boek is de voorzet voor dat gewetensonderzoek. Er komen pioniers aan het woord die met de vaste reflexen gebroken hebben, bereid zijn zich dienstbaar op te stellen en overduidelijk laten zien dat er een andere en betere jeugdhulp mogelijk is. Er komen ervaringsdeskundigen aan het woord die de urgentie laten zien van een veel betere jeugdhulp. Het bevat tegendraadse  ideeën en oplossingsrichtingen die de weg daarheen wijzen. Het laat zien dat kleinschaligheid een belangrijke sleutel tot succes is. Korte lijntjes bevorderen goede jeugdhulp. En dat geldt voor alle relaties die aan de orde zijn:  of het nu gaat om gezin-professional, professional-gemeente, gezin-gemeente of tussen verschillende soorten aanbieders.  De volgende vijf speerpunten vinden wij van groot belang:

  1.   Schep een omgeving waar vanzelfsprekende steun is voor ouders, kinderen en jongeren.

Maak lokaal informatie, advies en steun beschikbaar. Zorg dat kinderen en jongeren hun talenten kunnen ontplooien en kansen krijgen. Laagdrempelige voorzieningen in de wijk zijn van cruciaal belang. Jongeren die het gevoel hebben er zelf niet meer uit te komen of ouders met opvoedvragen,  moeten zich vrij voelen om advies te vragen of hulp in te roepen. Voor effectieve jeugdhulp geldt:  neem de tijd om contact te hebben, om na te gaan hoe de leefwereld van een gezin eruit ziet, vertrouwen over en weer te krijgen. Dan pas kun je écht gaan doen samen met het gezin wat nodig is. Gesprekken, advies en voorlichting moeten toegankelijk zijn zonder direct een label opgeplakt te krijgen of een formele verwijzing te ontvangen. Het realiseren van zo’n omgeving die structureel ontzorgt en normaliseert, vraagt om een aanhoudende en vasthoudende collectieve lange termijn inspanning. Onderken de werkelijke waarde van informele hulp voor jeugdigen. Deze hulp komt alleen tot haar recht als ze serieus wordt genomen en niet wordt gezien als bezuinigingsmaatregel door gemeenten en niet als bedreiging door jeugdhulporganisaties.

  1. Organiseer een sterke en onafhankelijke eerste lijn

Voor het helpen bij  problemen is een sterke en onafhankelijke eerste lijn met teams nodig die bestaan uit verschillende specialisten. Organisatiestructuren en financiering moeten deze dienen. Deze deskundige eerste lijn kan onafhankelijk de situatie in kaart brengen om vervolgens zelfstandig te bepalen welke vervolgstappen er nodig zijn. Voor effectief helpen moet het hoofdmotief  zuiver ‘écht doen wat nodig is’ zijn:  vanuit vakmanschap kunnen en willen ontdekken wat er aan de hand  is en van daaruit iets gaan doen, of juist niet. Daarvoor is een open, deskundige, onderzoekende, geïnteresseerde dialoog  nodig die bemoedigend, belangstellend en vertrouwenwekkend is. Onderdeel daarvan is ook bespreken of en hoe zelfstandigheid en draagkracht versterkt kunnen worden, maar dan wel vanuit het goede motief, namelijk dat zelfstandigheid en draagkracht mogelijk  zijn, dat ze gewenst zijn en aan herstel bijdragen; kortom: omdat het de beste keuze is voor de betrokkenen in de betreffende situatie en de betrokkenen ervaren dat er naar hen geluisterd is.

Alleen op deze manier kan men oprecht zoeken naar oplossingen in het netwerk en binnen de vrij toegankelijke eerstelijnsjeugdhulp. En wanneer het nodig blijkt, moet de deskundige eerste lijn net zo goed onafhankelijk doorverwijzen naar de specialistische jeugdhulp of het gedwongen kader. De jeugdhulp kan alleen transformeren als met deze maatregel directe belangen van instellingen worden doorbroken.

  1. Erken het doorslaggevende belang van gezag en vakkundigheid van jeugdhulpprofessionals

Laat gemeenten luisteren naar professionals en neem hen serieus. Professionals weten wat er speelt en hebben de expertise.  Verder moeten de professionals de bestaande structuren ondergeschikt kunnen maken aan het perspectief van het gezin.  De professionals kunnen hun werk alleen maar goed doen als ze op de hoogte blijven van de laatste inzichten  door her- en bijscholing. Zij hebben kennisinstituten nodig die de beschikbare kennis toegankelijk maken. Zij hebben een organisatie nodig die het lerend werken als leidend principe accepteert en hen daarom faciliteiten voor een goede supervisie, intervisie en monitoring biedt. Zij hebben het onderwijs, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven nodig dat helpt kinderen toekomst te geven. Zij hebben financieel ruimte nodig die hen in staat stelt om te reflecteren op hun resultaten en om verbeteracties door te voeren. Zij hebben cliënten nodig die hen vertellen wat ze voor resultaten ervaren en welke verbeteringen er wat hen betreft mogelijk zijn. Zij hebben een gemeente nodig die hen niet plat afrekent op de prestaties, maar met hen naar het verhaal achter de cijfers zoekt en ruimte maakt voor verbetermogelijkheden. Het mijden van risico’s is een te groot onderdeel geworden van het werk. Zorg dat professionals hun verantwoordelijkheid kunnen en durven nemen en biedt daar als organisatie de ondersteuning voor.

  1. Versterk de zeggenschap van ouders en jeugdigen

De positie van ouders, kinderen en jongeren moet versterkt worden in de jeugdhulpsector.  Een jeugdhulp die  de principes doe écht wat nodig is en handel alsof het je eigen kind en gezin betreft , serieus neemt, zal dat ook op alle mogelijke manieren sterk willen bevorderen. Het is dan vanzelfsprekend dat ervaringsdeskundigen een belangrijke stem krijgen, dat hulpverleners, jeugdhulpaanbieders en gemeenten werkelijk geïnteresseerd zijn in wat ze beter en anders kunnen doen.  Ouders en jeugdigen moeten voortdurend actief invloed uit kunnen oefenen op de jeugdhulp, in de beleidsontwikkeling en in de relatie tussen de professional en het gezin of de jeugdige. Er dient geïnvesteerd te worden in de formele en informele positie van ouders en jeugdigen.

  1. Investeer in vernieuwers die écht doen wat nodig is en handelen alsof het hun eigen kind en gezin betreft

Er zal pas echt iets veranderen, als er een einde  komt aan vaste, diep ingesleten bureaucratische patronen bij de overheid, in organisaties en bij jeugdhulp-professionals waardoor het jeugdhulpgebruik nog steeds blijft toenemen; er zal pas echt iets veranderen als niet steeds dezelfde bestuurlijke en financiële belangen, dezelfde aanpakken, dezelfde denkpatronen de nieuwe ordening naar hun hand kunnen zetten. Het is de hoogste tijd dat deze ruimte maken voor het nieuwe.  Dit nieuwe hoeft niet uit de grond gestampt te worden. Het was en is er al. Het  heeft zich in de afgelopen dertig jaar ook met de regelmaat van de klok aangediend. Het was en is daar te vinden waar de twee principes doe écht wat nodig is en handel alsof het je eigen kind en gezin betreft echt serieus genomen zijn, waar mensen en organisaties door roeien en ruiten gaan om deze in de praktijk te brengen.

Om te komen tot een jeugdhulp die substantieel beter is,  zouden  we graag zien dat er structureel geïnvesteerd wordt in experimenteren, leren en verbeteren door de Rijksoverheid, gemeenten en jeugdhulporganisaties: samen lerend doen wat werkt.  Maar dan wel  graag investering in  en met partijen die staan voor vernieuwing, voor een andere benadering dan de oude, de dominante heersende. Meer geld naar de sector is niet de oplossing door de in dit boek beschreven ingesleten negatieve patronen, meer investeren in vernieuwers die werken volgens de twee kernprincipes wel; zij laten zien dat het anders kan.

Er zijn inmiddels genoeg vernieuwingsinitiatieven die kunnen bijdragen aan een betere jeugdhulp. Een kleine greep daaruit:  de Roer moet Om beweging (huisartsen) en de Dappere dokters (huisartsen), Ontregel de zorg (brede beweging in de zorg ondersteund door ministerie VWS, VvAA en de het Roer moet Om beweging), GGZopmaat, Nieuwe GGZ en Hart voor de GGZ (bewegingen die vernieuwing van de GGZ bepleiten), Briedis (coöperatie van jeugdbeschermers), Buurtzorg Jong (sterke eerstelijnshulp in de wijk), de JIM-aanpak (inzetten op informele hulp), ExpEx (Ervaringsdeskundigen Jeugdhulp),  WALHALLAb (leer- en werkplaatsen voor kinderen en jongeren), Gezinshuis.com (pleeggezinnen), UW Ouderplatform, Fier! (behandelcentrum geweld in afhankelijkheidsrelaties), het opdrachtgeverschap van de gemeente Zaltbommel, @ease (de Nederlandse vorm van de Headspace-centra uit Australië),  Integrale  VroegHulp (Ivh) en Garage 2020 (innovatiewerkplaatsen).

Laten we zo spoedig mogelijk werk maken van deze vijf speerpunten en zo invulling geven aan de twee principes doe écht wat nodig is en handel alsof het je eigen kind en gezin betreft. Om de noodzakelijke jeugdhulprevolutie te versnellen, nodigen we alle partijen die zich aangesproken voelen door dit manifest, uit om kennis, ervaring en krachten te bundelen. Het kan, dus het moet!

Echt doen wat nodig is.

——————————————————-

Écht doen wat nodig is. Pleidooi voor kleinschalige effectieve Jeugdhulp onder redactie van Dorien Graas, Annemiek de Klein, Jeffrey Stevens, Thijs Jansen en Gerard van Nunen.
Een uitgave van Stichting Beroepseer, november 2018
https://beroepseer.vrijeboeken.com

*) Uitnodiging Alternatieven-lab Jeugdhulp, Blogs Beroepseer, 31 oktober 2018: https://beroepseer.nl/actueel-in-beroepseer/uitnodiging-alternatieven-lab-jeugdhulp/

Beste Overheidsmanager en Beste Overheidsorganisatie van het Jaar 2018 bekend!

Emine Özyenici is uitgeroepen tot Overheidsmanager van het Jaar 2018 en Waterschap Aa en Maas heeft de verkiezing Beste Overheidsorganisatie van het Jaar 2018 gewonnen. Dat is bekend gemaakt tijdens de uitreiking van de Overheidsawards in de Ridderzaal in Den Haag op 19 november 2018.
Emine Özyenici is directeur Informatievoorziening en Inkoop op het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Namens Waterschap Aa en Maas was secretaris-directeur Piet Sennema aanwezig.
Op deze avond sprak de voorzitter van de Eerste Kamer Ankie Broekers-Knol de jaarlijkse Overheidslezing uit. Na de Provinciale Statenverkiezingen van 2019 verlaat zij de Eerste Kamer.

De twee andere finalisten voor de titel Overheidsmanager van het Jaar 2018 waren: Desirée Curfs, directeur voor het regionaal participatiebedrijf Stroomopwaarts MVS, en Rob Keet, teamleider Grootschalig optreden, Nationale Politie (eenheid Noord-Holland).
De gemeente Heerhugowaard en de Rechtbank Rotterdam waren de twee overige kanshebbers voor de titel Beste Overheidsorganisatie van het Jaar 2018.

De zes finalisten hebben het dit jaar wederom lastig gemaakt voor de beide jury’s, omdat zij alle zes op verschillende wijze indrukwekkende prestaties in het publieke domein hebben verricht.

De jury over Emine Özyenici

Als directeur Informatievoorziening en Inkoop draagt Emine bij aan een digitaal toekomstbestendig Nederland. In deze tijd van constant verdergaande digitalisering wordt het steeds belangrijker om als overheid goed te kunnen opereren in de informatiemaatschappij. Dit vergt aanpassingsvermogen, de rol van Emine en haar team hierin is van groot belang. Als een ‘Leider in Verbinding’ heeft ze haar van oorsprong intern gerichte directie zichtbaar gemaakt door naar buiten te treden en actief de verbinding op te zoeken waar dat niet vanzelfsprekend is. De jury is onder de indruk van de authentieke leiderschapsstijl van Emine en haar vermogen om partijen met verschillende belangen te overtuigen van het gezamenlijk belang. Emine is daarmee een rolmodel voor huidige en toekomstige leidinggevenden.

De jury over Waterschap Aa en Maas

Waterschap Aa en Maas is een zelfbewuste overheidsorganisatie die een aantoonbare doorwerking heeft met vele bewezen resultaten in de praktijk. Zo heeft het Waterschap mooie stappen gezet in de digitale transitie, met onder meer een eigen data-lab, waarin de innovatiekracht vanuit de organisatie wordt aangevuld met data-scientists en samenwerkingen van buiten. Verder vult waterschap Aa en Maas haar maatschappelijke taak anders in, door van handhavende overheid te veranderen naar een partner voor inwoners en bedrijven waar elkaars belangen in duurzame structurele samenwerkingsprojecten resulteren. Bovendien stapt de organisatie in slimme netwerken en coalities, gericht op innovatie en leren. Ook heeft het waterschap Aa en Maas laten zien dat er de afgelopen jaren veel is geïnvesteerd in de cultuur en het HRM-beleid. Er is veel ruimte en stimulans voor ontwikkeling. Tijdens het werkbezoek van de jury was het personeel dan ook erg gedreven en enthousiast.

De Verkiezing Beste Overheidsorganisatie van het Jaar en de Verkiezing Overheidsmanager van het Jaar worden georganiseerd door de Vereniging voor OverheidsManagement (VOM) in samenwerking met negen andere organisaties.

Overheidsawards: www.overheidsawards.nl

Op de foto bovenaan van links naar rechts: Juryvoorzitter verkiezing Overheidsmanager Jetta Klijnsma (Commissaris van de Koning provincie Drenthe); Desirée Curfs; winnares Emine Özyenici; Rob Keet en jurylid verkiezing Overheidsmanager Paul Depla (burgemeester van Breda)