Skip to main content

Redactie Beroepseer

(Positieve) HRM-lessen. Wat zijn de gevolgen voor werk en werkenden in crisistijd?

Sinds eind maart 2020 publiceert de Vereniging voor Bestuurskunde in de videoreeks Special state of science drie maal per week een mini-college van een hoogleraar bestuurskunde. Wat zijn de lessen van het besturen en managen in crisistijd?
Het meest recente (24 juni) college is van Frank Hendriks, hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg. Hij heeft het over De Coronacrisis en het institutionele filter. Hendriks buigt zich over de vraag hoe we verschillen in het Coronabeleid in West-Europese landen kunnen begrijpen.

Herwaardering voor professionals in publieke sector

Begin juni sprak Eva Knies over (positieve) HRM-lessen in crisistijd. Knies is hoogleraar strategisch human resource management (HRM) aan de Universiteit van Utrecht en verkent de gevolgen van de Coronacrisis voor werk en werkenden, met nadruk op de publieke sector.

Naast negatieve gevolgen – werkdruk, baanonzekerheid en baanverlies – heeft de Coronacrisis ook positieve gevolgen, en het zou mooi zijn als we dat overhouden aan de crisis. Ten eerste is er in maatschappelijk opzicht een herwaardering ontstaan voor professionals in de publieke sector, zoals artsen, verpleegkundigen en leraren. Naast financiële beloning is zulke waardering van groot belang voor publieke professionals.

Ten tweede is werk in meer organisatorisch opzicht ingrijpend veranderd: het vindt op afstand plaats, met grote verschillen tussen medewerkers. Leidinggevenden zijn dan belangrijk, om blijvend het gesprek aan te gaan en om uit te gaan van individuele behoeften.
Ten derde wordt er op individueel niveau meer gereflecteerd op werk en loopbaan, iets dat waardevol is, maar vaak niet gebeurt. Dat kan leiden tot carrièrebeslissingen. Al deze gevolgen zijn extra interessant, omdat de Coronacrisis geen sprint is maar een marathon. Dat maakt lange adem-aandacht voor het personeel – de human resources – prestaties en welzijn relevant.

De Vereniging voor Bestuurskunde (VB), opgericht in 1973, is een bloeiend forum van mensen die geïnteresseerd zijn in het reilen en zeilen van het openbaar bestuur. Onder hen bevinden zich onderzoekers, studenten, organisatieadviseurs, bestuurders en beleidsambtenaren uit alle lagen en sectoren van het openbaar bestuur. (www.youtube.com/channel/UCfhX7w1sMKapd5fDxw-WnPA/videos)

Overleg in Tweede Kamer over toekomst van ons geldstelsel

Op 24 juni 2020 spreekt de commissie voor Financiën in een notaoverleg over de toekomst van het geldstelsel. Minister Hoekstra van Financiën komt voor het overleg naar de Tweede Kamer.
Op de agenda staan de kabinetsreacties op het WRR-rapport Geld en schuld en het rapport van De Nederlandsche Bank over digitaal centralebankgeld en het schriftelijk overleg over de initiatiefnota van Tweede Kamerlid Alkaya (SP), getiteld 100% veilig sparen en betalen.

Nutsbank

Het burgerinitiatief ‘Ons Geld’ heeft in 2015 voorgesteld om het scheppen van geld aan de overheid en niet aan de banken te laten. Het debat in de Tweede Kamer op 16 maart 2016 over het initiatief leidde tot een verzoek aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) om de voor- en nadelen van verschillende systemen van geldschepping te onderzoeken. De WRR zag in zijn rapport Geld en schuld in januari 2019 bezwaren tegen het plan van burgerinitiatief ‘Ons Geld’, maar onderkende ook de nadelen van het huidige geldsysteem. De raad pleitte daarom voor de oprichting van een nutsbank die zich alleen met betalen en sparen bezighoudt. De minister van Financiën heeft in juni 2019 aan de Kamer laten weten dat het kabinet onvoldoende redenen ziet om zelf een dergelijke bank op te richten.

Initiatiefnota veilig sparen en betalen

Het Tweede Kamerlid Alkaya (SP) stelt in zijn nota in december 2018 voor om een alternatief te bieden voor de dienstverlening van de commerciële banken met de oprichting van een publieke depositobank, waar burgers hun spaargeld kunnen onderbrengen. Verder bepleit hij een onderzoek naar een publieke betaalinfrastructuur naast de al bestaande systemen van de banken.

Digitaal centralebankgeld

De WRR noemt in zijn rapport ook de mogelijkheid van digitaal centralebankgeld als alternatief voor het betalingsverkeer van de private banken. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft de mogelijkheid van een eigen digitale munt dit jaar (2020) onderzocht, naar aanleiding van het plan van Facebook om een eigen cryptomunt, de Libra, in te voeren. DNB kan dan betaalrekeningen gaan aanbieden en ook sparen bij DNB mogelijk maken. Door de opkomst van digitaal betalen en daarmee een veel kleiner aandeel contant geld zijn de centrale banken hun belangrijke rol in het betalingsverkeer kwijtgeraakt. Een eigen digitale munt moet de toezichthouder weer een partij daarin maken. De minister van Financiën heeft in april 2020 aan de Kamer laten weten dat hij zich er samen met DNB voor gaat inzetten dat in Nederland een experiment wordt opgezet voor digitaal centralebankgeld, maar dat de eerste verantwoordelijkheid om in de Eurozone digitaal centralebankgeld mogelijk te maken bij het Eurosysteem/de ECB ligt.

Burgerinitiatief ‘Ons Geld’

Het burgerinitiatief ‘Ons Geld’ werd genomen in 2015. Met meer dan 100.000 steunbetuigingen nodigde de Stichting Ons Geld de Tweede Kamer uit om eens kritisch te kijken naar het op schuld gebaseerde geldstelsel. De media en de Kamer wisten zich geen raad met de vraagstelling. Maar het initiatief werd een groot succes. De Kamer stemde unaniem voor een ‘veilige betaalrekening voor iedereen’. Ook vroeg ze om onderzoek naar het geldstelsel door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Het burgerinitiatief leidde tot de consensus dat er een veilig alternatief moet komen voor de bankrekening.

Het overleg over de toekomst van het geldstelsel vindt plaats op woensdag 24 juni 2020 in de Oude Zaal van de Tweede Kamer en duurt van 14.00 tot 18.00 uur. Via de website van de Tweede Kamer is het overleg live te volgen. Zie: www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/uitgelicht/toekomst-van-het-geldstelsel

Livestream: Actualiteitenkanaal Tweede Kamer: www.tweedekamer.nl/vergaderingen/livedebat/actualiteitenkanaal

Lees meer over de geschiedenis van het burgerinitiatief Ons Geld op site van Stichting Ons Geld: https://blog.onsgeld.nu/de-toekomst-van-het-geldstelsel/

Ruimte voor en vertrouwen in zorgprofessional belangrijk thema in SER-nota ‘Zorg voor de toekomst’

De zorguitgaven gaan, bij ongewijzigd beleid, de komende twintig jaar verdubbelen. Dat heeft gevolgen voor de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de zorg. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we gebruik blijven maken van goede medische zorg?
De houdbaarheid van de zorg op lange termijn staat centraal in de verkenning Zorg voor de toekomst. De Sociaal-Economische Raad (SER) beveelt aan om meer in te zetten op preventie. “We zullen alle zeilen moeten bijzetten om iedereen zorg te blijven bieden”, zegt Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER. “Daarvoor zijn nodig: een sterkere positie voor de zorgprofessional, nieuwe technologie inzetten, preventie buiten de zorg versterken en steeds kritisch blijven kijken naar wat wel en niet vergoed wordt. En dan nog blijven er vragen open over de jeugdzorg en ouderenzorg”.

Gebrek aan autonomie en personeelstekort

Een van de vier thema’s van de nota betreft de zorgprofessional. Het gebrek aan autonomie van de zorgprofessional is een van de oorzaken van het personeelstekort in de zorg. Verpleegkundigen en ander zorgpersoneel zeggen al jaren dat zij meer zelf willen bepalen hoe zij hun werk doen. Jaarlijks komen er ruim 150.000 nieuwe krachten binnen maar vertrekken er ook 111.000 medewerkers. Bijna de helft van de nieuwe aanwas vertrekt binnen twee jaar.

Enkele passages over zorgprofessionals uit het rapport

Ruimte voor de zorgprofessional

In de discussie over de verschillende knelpunten op de arbeidsmarkt neemt de ruimte die de zorgprofessional (niet) krijgt een belangrijke plaats in. Zorgprofessionals zijn intrinsiek gemotiveerd om in de zorg te werken maar krijgen vaak te maken met administratieve lasten waar zij het nut niet van inzien, met personeelstekorten die leiden tot gaten in werkroosters en tot druk op de continuïteit en kwaliteit van de zorg en met moeite om werk en privézorg te combineren.

Ruimte wordt veelal omschreven als de toegestane handelingsruimte van een medewerker in relatie tot zijn of haar leidinggevende(n) met betrekking tot de aard, hoeveelheid en kwaliteit van diensten. Medewerkers met ruimte hebben volgens deze definitie discretionaire ruimte om professioneel te handelen. Wanneer er professionele ruimte is, wordt het handelen van de medewerker niet enkel bepaald door gestandaardiseerde procedures en regels, maar ook door kennis van de medewerker zelf.
De ‘ruimte’ in relatie tot de professional betekent dat er sprake is van een organisatiewijze die het vakmanschap van medewerkers tot zijn recht laat komen. In algemene zin wordt de ruimte voor een professional niet alleen bepaald door wat hij of zij ‘mag’, maar ook door wat de professional wil, weet en kan.

Als zorgprofessional meedenken

Uit literatuur en onderzoek komen een aantal beperkende factoren naar voren die de ruimte voor zorgprofessionals beperken. Regeldruk en administratieve lasten zijn een belangrijk oorzaak van gebrek aan ruimte. Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden van administratieve lasten in de zorg. Zorgprofessionals zelf noemen nadrukkelijk overigens ook andere factoren.

Controle en bureaucratie zijn tot op zekere hoogte onvermijdelijk in het zorgstelsel. Verantwoordingspraktijk is nodig voor de patiëntveiligheid, om onrechtmatigheden en fraude te voorkomen, om ongewenste praktijkvariatie te voorkomen, en om informatie te verzamelen opdat patiënten een keuze kunnen maken voor een zorgverlener. Het helpt als zorgprofessionals begrijpen waarom in bepaalde gevallen over processen verantwoording (ervaren als regeldruk en administratieve last) moet worden afgelegd en als zorgprofessional kunnen meedenken over wat er vastgelegd moet en kan worden. Dit kan het gevoel van werkdruk reduceren. Een constructief gesprek hierover tussen leidinggevende en het team (ook over hoe het eventueel anders kan) kan hierbij helpen.

Bottom-up-benadering

Een van de kernmerken van de nota is de ‘bottom-up’- benadering. Dat wil zeggen dat rekening wordt gehouden met ervaringen van zorgprofessionals en van patiënten. Naast solidariteit speelt ook (institutioneel) vertrouwen een belangrijke rol in de (ervaren) houdbaarheid van het zorgstelsel en de steun daarvoor. Onderzoek van het NIVEL laat zien dat het vertrouwen in zorgprofessionals in Nederland groot is maar de laatste jaren wel iets afneemt. Het vertrouwen in zorgverleners is vooral groot onder burgers en patiënten, maar ook zorgverzekeraars hebben veel vertrouwen in zorgverleners. Het vertrouwen in zorgverzekeraars ligt echter een stuk lager. Opvallend genoeg lijkt dit onder zorgprofessionals aanzienlijk lager te liggen dan onder burgers.

Ook wordt er steeds meer duidelijk over hoe de crisis doorwerkt op de arbeidsmarkt voor de zorg en de positie van de zorgprofessional, eveneens een van de centrale onderwerpen in deze verkenning. Zorgprofessionals worden fysiek en emotioneel zwaar belast. Veel zorgprofessionals zijn zelf ziek geworden, het ziekteverzuim in de sector is hoog. Het herstelproces na de ziekte kan heel lang zijn en de gevolgen op lange termijn zijn vooralsnog onduidelijk. De problematiek met de persoonlijke beschermende middelen heeft gezorgd voor extra uitstroom uit de sector. Stages zijn stopgezet, met ook weer gevolgen voor de instroom van nieuwe mensen in de zorg. En het weer opstarten van de reguliere zorg en het risico op een tweede piek in COVID19 leidt tot een extra vraag naar zorgmedewerkers.

Hoge werkdruk en hoge administratieve lasten

De vraag naar zorg groeit en er is een groeiend tekort aan zorgprofessionals, met als resultaat een hoge werkdruk en een hoog ziekteverzuim. Zorgprofessionals hebben te maken met hoge administratieve lasten en regeldruk, waardoor zij onvoldoende tijd aan hun patiënt kunnen besteden. Zij zijn dagelijks onnodig veel tijd kwijt om te kunnen beschikken over de medische gegevens die zij nodig hebben voor hun belangrijke werk. Zij voelen zich niet altijd gewaardeerd, ervaren onvoldoende autonomie in hun werk of maken zich zorgen dat de menselijke maat verloren gaat. De Nederlandse arbeidsmarkt is krap, ook in de zorg. Deze personeelstekorten zullen de komende jaren naar verwachting nog groter worden. Voor het jaar 2022 wordt een tekort van 80.000 zorgmedewerkers verwacht waarvan ruim 60.000 in de verpleging, verzorging en thuiszorg. Arbeidsmarkttekorten vertalen zich weer in ongewenste wachtlijsten en daarmee voor patiënten in druk op de kwaliteit en op de toegankelijkheid van de zorg.

Dat is voor de zorgprofessionals, voor de werkenden en voor de samenleving als geheel niet houdbaar. Het risico is dat een groeiende groep mensen is die zorg nodig heeft die niet zal kunnen krijgen. Dit kan resulteren in wachtlijsten en dat mensen die dat zich kunnen veroorloven, hun eigen zorg gaan organiseren en schaarse zorgprofessionals aan zich binden. Dat is ongewenst in het huidige solidaire zorgstelsel waarin iedereen ongeacht inkomen toegang heeft tot betaalbare en toegankelijke zorg van goede kwaliteit.

Zorgprofessionals over de Nederlandse gezondheidszorg: Laat ons gewoon zorg verlenen

Verder hechten de zorgprofessionals belang aan juiste zorg op de juiste plek, en de juiste professional op de juiste plek. Men vindt het belangrijk om mensgerichte zorg te kunnen leveren. Naast dat de patiënt belangrijk is of centraal staat, moet ook de professional centraal staan. Die moet nee kunnen zeggen tegen bepaalde taken of tegen extra uren. Nog te vaak worden allerlei werkzaamheden bij de professional neergelegd, waardoor werk maar half gedaan kan worden, wat de werkdruk negatief beïnvloedt.

Voor de verkenning zijn ook enkele zorgprofessionals geïnterviewd over de vraag wat zij zelf belangrijk vinden als het gaat om de Nederlandse gezondheidszorg? Een van hen zegt: “Ik ben ook vakbondslid. Onlangs stond ik te demonstreren voor loonsverhoging. De verhoudingen in de zorg zijn echt scheef. Hoe kan het dat gehandicaptenzorg zo slecht wordt betaald, terwijl het werk zo veeleisend is? We hebben een vak geleerd, een hbo-diploma behaald, maar een basisschoolleerkracht verdient duizend euro bruto meer dan ik. Dat schuurt natuurlijk”.

Conclusie

Een volwaardige positie van de zorgprofessional is evenwel noodzakelijk voor een kwalitatief goede zorg. Kern daarbij is de relatie tussen de patiënt en de zorgprofessional alsook de relatie tussen zorgprofessional en leidinggevende. Om de positie van de zorgprofessional te borgen dient aan een aantal voorwaarden te worden voldoen zoals de SER die eerder heeft geschetst. De relatie tussen zorggebruiker en zorgprofessional is vooral gebaat bij ruimte voor de zorgprofessional om vanuit ervaring en vakmanschap te kunnen werken, met professionele autonomie en zeggenschap over het eigen werk en tijd. Veel zorgprofessionals ervaren dat in de praktijk niet. De zorg wordt steeds complexer en onveiligheid en agressie komt vaak voor. Dit draagt bij aan het hoge aandeel werknemers die de zorg en welzijnssector volledig verlaten.
Het verloopcijfer in de jeugdsector is het hoogst van alle zorgsectoren. Zorgwekkend is ook dat met name het verloop (en verzuim) onder medewerkers binnen de eerste twee jaar van het dienstverband groot is.

SER -rapport Zorg voor de toekomst – Over de toekomstbestendigheid van de zorg, juni 2020: www.ser.nl

Zorg in Nederland: hoe houden we het betaalbaar? SER, 19 juni 2020: www.ser.nl/nl/actueel/Nieuws/zorg-in-nederland

Ser: Strenge regels voor zorgpersoneel doen meer kwaad dan goed, door Marco Visser, Trouw, 19 juni 2020: www.trouw.nl

Medewerkers in de zorg willen tij keren met ‘Manifest voor de Zorg’

Zaterdag 20 juni 2020 is het Manifest voor de Zorg gepresenteerd op sociale media. Daarmee willen zorgprofessionals een nieuwe koers inzetten voor de zorgsector als geheel.

De ondertekenaars vinden verandering nodig wil de zorg nog een toekomst hebben in dit land. Het manifest wordt gedeeld op sociale media, in de pers en wordt de komende tijd door verschillende acties onder de aandacht gebracht van politiek en andere belanghebbenden.

De onvrede op de werkvloeren in alle sectoren van de zorg is groot. De zorg is ziek, en zorgprofessionals worden daar zelf ziek van of stromen uit. Het huidige zorgstelsel is onhoudbaar; het is niet effectief en het wordt alleen maar duurder. De werkvloer ziet wat er anders kan en moet, maar de macht ligt op dit moment bij leken en zorgverzekeraars. Er zijn vijf verschillende CAO’s wat enkel zorgt voor verzuiling en onnodige bureaucratie.

Vandaag start het omslagpunt: het Manifest voor de Zorg is breed gedragen vanuit alle werkvelden. Zorgprofessionals zullen vanaf nu in toenemende mate de regie over de organisatie en uitvoering van de zorg terugnemen, zodat het geld voor de zorg ook daadwerkelijk besteed kan worden aan de zorg. Er is een groot tekort aan zorgpersoneel en dit gaat alleen maar oplopen de komende jaren. De vandaag aangekondigde koerswijziging zal bijdragen aan het aantrekken en behouden van collega’s, zodat we ook in de toekomst nog zorg kunnen bieden in Nederland.

Contactpersonen voor vragen en opmerkingen:
Rini Kleijn dww2018@hotmail.com
Tanneke Goverse tannekegoverse@live.nl

Foto bovenaan is van Muhammad Ribkhan

 

Brief Vereniging van Hogere Ambtenaren bij Ministerie van Financiën over staat van de Belastingdienst

Het bestuur van de Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën (VHMF) heeft een openbare brief gestuurd aan de secretaris-generaal van het ministerie van Financiën over de staat van de Belastingdienst.

De brief is verstuurd op 17 juni 2020 en luidt als volgt:

Geachte heer Van den Dungen,

De VHMF, die in 2023 haar 150-jarig bestaan zal vieren, weet vanuit haar verleden als geen ander hoe mooi en moeilijk het werken voor het Ministerie en de Belastingdienst is. Al onze leden, de hoger opgeleide medewerkers en zij die zich daarbij betrokken voelen, weten vanuit hun betrokkenheid bij het vak van Inspecteur, Ontvanger, Accountant of als leidinggevende dat zij elke dag onder een vergrootglas liggen.

Door Corona hebben wij helaas eerder geen gelegenheid gehad om met u in gesprek te gaan. Wij maken ons ernstig zorgen over de staat van de Belastingdienst, dit willen wij graag met u bespreken

Ter inspiratie willen wij vast het volgende met u delen.

Gezag. Meer dan van macht, daar moet de Belastingdienst het in de dagelijkse uitvoering van hebben. Dit gezag is voor een groot deel gebaseerd op het vertrouwen van de Nederlandse samenleving dat de Belastingdienst zijn taak goed en verantwoordelijk uitoefent.

De Toeslagenaffaire, die zich al sinds 2017 rond de Belastingdienst afspeelt, doet sterk afbreuk aan dit vertrouwen, en dus aan het gezag van de Belastingdienst. Helemaal funest voor dit gezag is echter de aangifte tegen de organisatie Belastingdienst door zijn ambtelijke en politieke leidinggevenden. Hiermee wordt de schuld voor dit drama niet bij personen of de politiek, maar bij de organisatie gelegd. De politieke en ambtelijke leiding hebben met deze aangifte de facto het vertrouwen in de Belastingdienst opgezegd. Dit is betreurenswaardig voor de Belastingdienst en zijn medewerkers, maar voor de maatschappij is het erger: die verliest het vertrouwen in de Belastingdienst. Dit verlies vermindert de acceptatie van beslissingen van de dienst. Als de Belastingdienst minder gezag heeft zal er meer frictie komen in de aanslagregeling en zal er meer worden geprocedeerd. Onze leden merken de verminderde acceptatie van beslissingen op dit moment al: in toenemende mate worden medewerkers geconfronteerd met dreigementen of beschuldigingen, waarbij gerefereerd wordt aan met name knevelarij.

De hierboven geschetste breuk werkt ook door naar het vertrouwen van de werkvloer in de ambtelijke en politieke leiding. Zoals blijkt uit verschillende onderzoeken was dat ook al vóór de aangifte tanende. In het recent verschenen rapport Cultuuronderzoek Belastingdienst(1) wordt geconcludeerd dat de visie rondom ‘menselijke maat’ niet helder is, doordat processen, beoordelingssystemen en/of het werk meer klantgericht werken niet stimuleren en/of toelaten en medewerkers de ruimte die er is niet benutten. Medewerkers geven aan dat de sturing op kwantiteit en het (te)veel tijd kwijt zijn met interne, inefficiënte processen en procedures de aandacht van het ‘echte werk’ afleiden en resultaten ondermijnen. Door te sturen op resultaat kan het zicht op de eigenlijke doelstelling verdwijnen.

De VHMF wijst er al jaren op dat voldoende professionele ruimte onontbeerlijk is voor een goed functionerende Belastingdienst. Ook het gebrek aan ondersteuning (bijvoorbeeld werkbare IT-oplossingen) is door de VHMF vaker aan de orde gesteld. Door de aangifte bij het OM is het vertrouwen van de werkvloer in de ambtelijke en politieke leiding nog verder verminderd. We voelen ons in de steek gelaten.

Het bestuur van de VHMF licht dit graag toe. Belastingwetgeving is vaak ingewikkeld, mede omdat bewust gebruik wordt gemaakt van open normen (“goed koopmansgebruik”, “in overwegende mate zakelijke overwegingen”, “rechtens dan wel in feite, direct of indirect”). Om deze wetten naar hun bedoeling te kunnen uitvoeren is een slagvaardige organisatie nodig waar zo laag mogelijk in de organisatie de professionele ruimte bestaat om beslissingen te nemen en af en toe bewust een stevige positie in te nemen. Ook “de menselijke maat” kan dan dicht bij de mensen waar het om gaat een plek krijgen. Dat kan niet als de ambtelijke en politieke leiding niet meer achter de medewerker staat. De democratische rechtsstaat is er bij gebaat dat ambtenaren doen wat de politiek wil, omdat zij weten dat de politiek achter hen staat. Dit is de ministeriële verantwoordelijkheid. Wordt met het doen van aangifte deze ministeriële verantwoordelijkheid ontlopen?

Zoals op alle juridische adviezen, is ook op het advies van dhr. Biemond en op het proces naar het doen van aangifte het nodige af te dingen. Zo zou het principe van de immuniteit van overheidsorganisaties er wel eens toe kunnen leiden dat enkel de mensen op het laagste uitvoerende niveau hier risico’s lopen(2) . En heeft de heer Biemond, naar het zich laat aanzien, zich van een beperkt bronnenmateriaal bediend.

De aangifte doorkruist daarom ook het resterende vertrouwen van de werkvloer in de ambtelijke en politieke leiding. Dit is een gevaarlijke ontwikkeling. Herstel is noodzakelijk. Hoe spijtig een ontwikkeling ook is, hoe erg een geconstateerde vertrouwensbreuk is, we moeten wel verder. De Belastingdienst is te belangrijk voor de samenleving.

Niemand is geholpen met een gehavende Belastingdienst. De Belastingdienst is verantwoordelijk voor de inkomstenstroom van de Nederlandse overheid en het economisch bestaan van velen. Een goed functionerende Belastingdienst is in het belang van alle inwoners van Nederland, de politiek en haar wensen. En niet in de laatste plaats van de medewerkers van de Belastingdienst die elke dag in touw zijn om de bevolking te dienen. Om het gezag van de Belastingdienst weer op te kunnen bouwen is herstel van vertrouwen op alle bovengenoemde niveaus nodig.

Om het vertrouwen van burgers in de Belastingdienst weer op te bouwen is waarheidsvinding essentieel. Daartoe dient zo snel mogelijk een open onderzoek te worden gestart, liefst in de vorm van een parlementaire enquête. Niet gericht op het vinden van een zondebok, maar op waarheidsvinding. In dit onderzoek moet aandacht worden besteed aan de rol van de wetgevende, rechtsprekende en de uitvoerende macht. Deze machten dienen lering te trekken uit dit onderzoek. Om dit echt te realiseren moeten alle heilige huisjes ter discussie gesteld worden. Dat kan alleen als de veiligheid van medewerkers voorop staat.

Vragen die gesteld en beantwoord moeten worden zijn bijvoorbeeld:

    • wat is de invloed geweest van de politiek en wetgeving, dit vanaf het opzetten van de toeslagen;
    • wat is de rol geweest van de opdrachtgevende ministeries;
    • wat zijn de effecten geweest van de bedrijfsmatige inrichting van de processen van Toeslagen;
    • wat is de invloed geweest van de keuze bij de inrichting van Toeslagen om het werkproces van Toeslagen de juridische
    • regels en beperkingen slechts te in de werkinstructies en handboeken en in concrete situaties, waarin een afweging van juridische en andere aspecten vereist, juristen niet of onvoldoende te betrekken of hun advies te ‘overrulen’(3).

Om dit parlementaire onderzoek de vereiste openheid te geven dient het strafrechtelijke onderzoek te worden opgeschort. Slechts zonder druk van een strafrechtelijk onderzoek kunnen goede antwoorden gevonden worden. Pas na een dergelijk parlementair onderzoek kan eventueel worden bekeken of er reden is voor een strafrechtelijk onderzoek tegen personen. Voor de nodige veiligheid van de werknemers van de Belastingdienst, waaronder onze leden, is nu het volgende op korte termijn nodig:

    1. Juridische bijstand zonder beperkingen voor collega’s die eventueel zullen worden betrokken in het strafonderzoek/vervolging;
    2. Ondersteuning door de afdelingen Communicatie en Vaktechniek voor medewerkers bij en beroep van belastingplichtigen op knevelarij. Medewerkers lopen risico’s – zijn er safe harbours?

Alleen door te zoeken naar echte antwoorden, het bieden van veiligheid en het daadwerkelijk gaan staan voor de medewerkers kan het vertrouwen hersteld worden. En, om de menselijke maat centraal te kunnen stellen is bovendien voldoende professionele ruimte onontbeerlijk. Op de iets langere termijn dient daarom onder onafhankelijke leiding een onderzoek te komen naar de professionele ruimte die nodig is om de wet goed uit te voeren.

Het bestuur van de VHMF dringt dus aan op een gesprek op korte termijn, ergens in de komende twee á drie weken, waarin wij graag van u horen hoe u denkt over de huidige situatie en de gegeven oplossingsrichtingen voor herstel van vertrouwen en, uiteindelijk, gezag.

Om duidelijk te maken dat transparantie voor ons belangrijk is, zullen wij deze brief naar onze leden sturen én publiceren op onze website.

Namens het bestuur van de VHMF

Jurjen Glazenburg
voorzitter VHMF

(1) Rapport cultuuronderzoek belastingdienst (klik hier)
(2) Zie bijvoorbeeld het stuk van Guido de Bont in TFB 2020/15: Knevelarij?! Strafrecht is niet de oplossing
(3) Zie hoofdstuk 5 van het rapport van de Adviescommissie uitvoering toeslagen.


Nieuwsbrief VHMF, juni 2020: www.vhmf.nl/index.php/nieuwsbrieven?view=article&id=125:nieuwsbrief-20200617&catid=19

Informatief, uitgave van Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën, april 2020: www.vhmf.nl/images/stories/informatief/Informatief2020-95w.pdf

 

Afbeelding bovenaan: zie uitgave ‘Informatief’  van VHMF

Advies Raad van State: Ambtelijk vakmanschap moet weer op de voorgrond staan

De Raad van State heeft een ongevraagd advies uitgebracht over ministeriële verantwoordelijkheid. Daarin staat een hoofdstuk over ambtelijk vakmanschap, een van de belangrijke thema’s waaraan Stichting Beroepseer aandacht schenkt. Zie bijvoorbeeld de titels uit de Beroepseer Boekenreeks: Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag en Voorbij boos en achteloos.

In hoofdstuk 4.6 Versterking politiek-ambtelijke verhoudingen van het Advies staat:

——— “dat er in toenemende mate onzekerheid bestaat bij ambtenaren over hun precieze rol en over de spelregels die gelden in hun relatie met bewindslieden en hun ambtelijke meerderen. Dat leidt tot uiteenlopend gedrag.Daarnaast zijn ambtelijke deskundigheid en continuïteit binnen de ambtelijke organisatie door verschillende factoren minder goed gewaarborgd. Deze ontwikkelingen zijn schadelijk voor het functioneren van de ministeriële verantwoordelijkheid en moeten daarom kritisch tegen het licht worden gehouden.
( … )

Ambtenarencode

In het Verenigd Koninkrijk geldt al geruime tijd de Civil Service Code.  In deze code zijn enkele algemene gedragsstandaarden neergelegd: integriteit, eerlijkheid, objectiviteit en (politieke) onpartijdigheid. Deze algemene principes zijn door middel van een beperkt aantal richtlijnen verder uitgewerkt. Ook voor ministers gelden verplichtingen. Op grond van de Ministerial Code moeten ministers de politieke onpartijdigheid van ambtenaren respecteren en van ambtenaren niet vragen op enigerlei wijze in strijd te handelen met de Civil Service Code. Hij is, aldus de Ministerial Code, verplicht serieus rekening te houden met en gewicht toe te kennen aan de deskundige en onpartijdige adviezen.
Ambtelijke waarden zijn uiteraard ook in Nederland bekend. Deels zijn deze als invulling van de wettelijke norm van ‘goed ambtenaarschap’ vastgelegd in de Gedragscode Integriteit Rijk. Volgens hetzelfde principe kunnen spelregels die gelden voor ambtenaren in politiek-ambtelijke verhoudingen, al dan niet in een apart protocol worden vastgelegd. Daarbij moet voor zover nodig aandacht worden besteed aan de verschillende functies en posities die ambtenaren binnen een ambtelijke organisatie vervullen. ( … )

Kernwaarden van ambtelijk handelen

Voor ambtenaren moeten deze spelregels een nadere invulling bevatten van kernwaarden van ambtelijk handelen, zoals loyaliteit, objectiviteit en onpartijdigheid. Deze waarden impliceren voldoende professionele ruimte voor ontwikkeling van deskundigheid, interne discussie en tegenspraak. Zij impliceren ook dat feiten door ambtenaren en in het bijzonder door inspecties, op onpartijdige wijze worden onderzocht en gerapporteerd aan de bewindslieden. Ook voldoende ruimte voor objectief advies op grond van deskundigheid is in dit kader van cruciaal belang.

In de praktijk dient een minister voor toepassing van de genoemde spelregels ruimte te geven. Tegelijkertijd kan hij zijn ambtenaren aanspreken als zij in de naleving daarvan tekortschieten. Voor een minister vloeit verder uit zijn rol en positie voort dat hij naar buiten toe steeds zijn eigen verantwoordelijkheid benadrukt en zijn ambtenaren niet openlijk bekritiseert of, expliciet of impliciet, van hen afstand neemt.
De opstelling van een gedragscode kan bijdragen aan de noodzakelijke verheldering van politiek-ambtelijke spelregels. Zij kan ook helpen om het gesprek daarover op gang te brengen zodat zij ook praktische invulling en betekenis krijgen. Een gedragscode alleen is uiteraard echter niet genoeg. Er is een herbevestiging, herijking en (deels) vernieuwing van de ambtelijke cultuur nodig waarin de genoemde kernwaarden meer gemeenschappelijk worden gedragen en er in de dagelijkse praktijk ook daadwerkelijk in overeenstemming met die kernwaarden wordt gehandeld. Ambtelijke deskundigheid moet in dat kader weer voorop staan. Daarvoor is op kernposities meer continuïteit en stabiliteit nodig. Ook overigens moeten zodanige arbeidsomstandigheden worden gecreëerd dat ook op termijn de ambtelijke dienst ook voor jonge mensen een aantrekkelijke werkplek blijft.

Hernieuwd ‘esprit de corps’

Kortom, ‘ambtelijk vakmanschap’ moet weer op de voorgrond staan en er moet een hernieuwd ‘esprit de corps’ worden ontwikkeld zodat de onmisbare bijdrage van ambtenaren in een veranderend politiek bestel beter tot zijn recht komt. Ook dat kan in dergelijke spelregels, die het bestaande aan regels en voorschriften revitaliseren, vernieuwen en samenbrengen, respectievelijk een code een prominente plaats krijgen. Het Britse voorbeeld maakt overigens ook duidelijk dat een code alleen niet gelukkig maakt.
( … )

In relatie tot de werking van de ministeriële verantwoordelijkheid zouden heden ten dage kwaliteit van informatiehuishouding, kwaliteit van de rijksdienst en ambtelijk vakmanschap voor de hand liggende thema’s voor zo’n programma zijn. Zowel voor het parlement, de bewindspersonen als de ambtelijke organisatie dient er een voor de rijksdienst en voor een dergelijk programma verantwoordelijke, aanspreekbare minister te zijn.
( … )

Dat proces moet in het teken staan van de kwaliteit van de rijksdienst. Dat betekent in de eerste plaats dat in het mobiliteitsbeleid vakinhoudelijke deskundigheid weer voorrang moet krijgen boven generalistische eisen. Benoemingstermijnen zijn daarbij niet absoluut; ook bij de toepassing daarvan zal de kwaliteit te allen tijde voorop moeten staan. Verder zullen ook andere instrumenten moeten worden heroverwogen. Zo zal de intercollegiale toetsing meer in de sleutel moeten worden geplaatst van vakinhoudelijke kwaliteit en ambtelijke kernwaarden”.—————–

Aanzet tot debat

De aanbevelingen van de Raad van Staten zijn bedoel als aanzet tot een debat over nuttige en noodzakelijke maatregelen om de werking van de ministeriële verantwoordelijkheid te waarborgen en op punten te verbeteren. De Afdeling advisering roept deelnemers van binnen en buiten de politiek op om dit debat zorgvuldig en in het openbaar met elkaar te voeren.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert in de regel over wetsvoorstellen die regering en parlement aan haar voorleggen. Zij kan echter ook advies geven zonder dat een concreet wetsvoorstel voorligt. Dat heet dan een ongevraagd advies. Dit advies over de ministeriële verantwoordelijkheid is daar een voorbeeld van. Het advies is onder andere voorbereid door gesprekken te voeren met leden van de Eerste en Tweede Kamer, (oud-)bewindslieden, ambtenaren en wetenschappers.


Ongevraagd advies over ministeriële verantwoordelijkheid
. Raad van State, 15 juni 2020. Samenvatting en volledige tekst, ook in PDF: https://www.raadvanstate.nl/adviezen/@121354/w04-20-0135/

Invoering van ‘levend’ en rijk ambtelijk statuut nodig als tegenwicht tegen dominant kortetermijndenken van politieke bestuurders, Blogs Beroepseer, 25 mei 2016: https://beroepseer.nl/blogs/x/

Essay Hans Wilmink tegen uitholling rechtsorde: ‘Voorbij boos en achteloos’, Blogs Beroepseer, 9 april 2020: https://beroepseer.nl

Bestellen recente titels Boekenreeks Beroepseer: https://beroepseer.vrijeboeken.com

Omslag van essay van Hans Wilmink, Voorbij boos en achteloos

 

Promotieonderzoek bestuurskundige Mark Reijnders vraagt aandacht voor groep mensen die hulp nodig heeft maar niet krijgt

Bestuurskundige Mark Reijnders vraagt met zijn promotieonderzoek aandacht voor een groep mensen die hulp nodig heeft maar niet krijgt. Omdat ze de weg niet kunnen vinden in het aanbod of tegen teveel bureaucratie aanlopen. Vraagverlegenheid, heet dit in bestuurskundig jargon.
Reijnders promoveert woensdagmiddag 17 juni 2020 aan de Universiteit van Leiden.

Reijnders heeft zijn onderzoek in Den Haag gedaan. “Het onderzoek is voortgekomen uit de praktische behoefte van gemeentelijke beleidsmakers om meer te weten te komen over vraagverlegenheid. Oftewel: mensen die moeite hebben met het vragen om hulp”. Hoe groot de groep precies is, is niet bekend maar Reijnders denkt dat die aanzienlijk is.

Allerlei soorten hulp

Het kan om zeer uiteenlopende vormen van hulp gaan: thuiszorg, lotgenotencontact, administratieve ondersteuning (bijvoorbeeld bij de belastingaangifte), burenhulpprojecten, maaltijdservices (‘tafeltje dekje’), buddyzorg, mantelzorgondersteuning, vervoersdiensten, schuldhulpverlening, dagopvang en het laten doen van aanpassingen in en rond het huis.

Oorzaken

Reijnders keek voor zijn proefschrift naar de oorzaken van vraagverlegenheid en de betekenis daarvan voor het sociaal beleid van de gemeente Den Haag.“Mijn belangrijkste conclusie is dat er in dat beleid onvoldoende oog is voor de vele problemen en obstakels die hulpbehoevenden kunnen tegenkomen. Beleidsmakers gaan te veel uit van de eigen verantwoordelijkheid en de zelfredzaamheid van de hulpzoekende. De oorzaken van vraagverlegenheid liggen deels bij het individu, maar hebben ook veel te maken met de manier waarop het sociaal domein is ingericht. Zo weten mensen door allerlei bureaucratische rompslomp en onoverzichtelijkheid van het hulpaanbod, vaak niet de weg naar hulp te vinden. Ze lopen tegen onduidelijke regels aan of hebben te kampen met een taalbarrière”.

Kwalitatief onderzoek

Reijnders gebruikte kwalitatieve onderzoeksmethoden en sprak onder meer met hulpbehoevenden zelf, die het lastig vonden om hulp te vragen. Zoals een alleenstaande vrouw die te laat is met haar belastingaangifte omdat zij niet weet hoe ze deze moet invullen, een bejaarde man die geen gebruik maakt van een gratis maaltijdservice bij hem in de buurt, een Chinese mantelzorger die overbelast dreigt te raken, maar niet om hulp vraagt vanwege de taalbarrière en een vrouw met reuma die niet wilde vragen om hulp in de huishouding.

Hij raadpleegde ook focusgroepen van ‘ervaringsdeskundigen’, die vanuit Stichting Kompassie gratis advies geven aan mensen die hulp nodig hebben. Zij konden ook vanuit een ander perspectief reflecteren op de problemen die mensen ervaren bij het vragen om hulp. “Dat was een zeer interessante aanvulling op de individuele interviews”.

Moeilijk bereikbare groep

Het was niet makkelijk om individuen met vraagverlegenheid te vinden, vertelt Reijnders. Ze vormen immers een moeilijk bereikbare groep. “Toch is het gelukt, dankzij een goede samenwerking met verschillende organisaties in Den Haag. Zo kon ik mensen spreken via de Voedselbank, een mantelzorgorganisatie en een ziekenhuis”.
Reijnders pleit ook voor meer oog bij onderzoekers voor de moeilijk te traceren groep. “Vraagverlegenheid creëert een ongelijkheid in de samenleving die heel moeilijk zichtbaar te maken is. Mijn proefschrift biedt handvatten om deze verborgen groep mensen mee te nemen in verder wetenschappelijk onderzoek”.

Beter inleven

Zijn advies aan de beleidsmakers  is om zich beter in te leven in ‘vraagverlegen mensen’ en dat mee te nemen in de ontwikkeling en uitvoering van sociaal beleid. “Doe moeite om hen te vinden, ga met hen in gesprek, inventariseer hun behoeften en leer daarvan”. En tegelijkertijd moet ook de hulp toegankelijker worden aangeboden:  “Slecht de bureaucratische barrières, laat organisaties beter samenwerken en wees realistisch ten aanzien van het hulpgedrag van mensen”.

Deel hulpbehoevenden grijpt mis door bureaucratische rompslomp en rommelig aanbod, Universiteit Leiden, 15 juni 2020: www.universiteitleiden.nl

Promotie Mark Reijnders: Non-take-up of social support and its implications for social policies: www.universiteitleiden.nl

 

Foto bovenaan is van Javier Ocampo Zuluaga

Vanaf 1 juli 2020 medisch dossier online inzien

Vanaf 1 juli 2020 hebben patiënten het recht op gratis elektronische inzage in hun medisch dossier, alsmede het recht op een elektronisch afschrift. De zorgverlener mag dit niet weigeren.
Het recht bestaat al langer, maar vanaf 1 juli 2020 is het uitgebreid met een digitale versie. De zorgverlener hoeft het dossier niet meer uit te printen maar kan het nu digitaal versturen, per mail, via een pdf-bestand, maar ook via het portaal van de zorgverlener. Het voordeel hiervan is dat men zelf op elk gewenst moment het eigen dossier kan raadplegen.

PGO

De Patiëntenfederatie werkt momenteel met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), zorgaanbieders, zorgverleners en ICT-leveranciers aan een Persoonlijke gezondheidsomgeving. Websites en apps die door patiënten gebruikt worden om allerlei gezondheidsgegevens te verzamelen, te beheren en te delen worden een Persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) genoemd. Een PGO is een levenslang online hulpmiddel voor patiënten om grip te houden op hun eigen gezondheidsdata: van behandeling tot medicatie, onderzoeksuitslagen en inentingen.

Stap voor stap zullen steeds meer zorgaanbieders gegevens kunnen uitwisselen naar een PGO. Er is al een aantal PGO’s beschikbaar, te vinden op Digitale Zorggids, de website van Patiënfederatie Nederland. De Patiëntenfederatie  vertegenwoordigt ruim 200 patiëntenorganisaties en maakt zich sterk voor alle mensen die zorg nodig hebben.

Vanaf 2021 is het mogelijk om de gegevens van de eigen huisarts in de PGO te verzamelen. Daarna volgen de gegevens van andere zorgverleners, bijvoorbeeld van het ziekenhuis of de verloskundige. Dat betekent niet dat alle zorgverleners ook direct al gebruikmaken van deze mogelijkheid. Men kan zelf bij de zorgverlener aangeven of men daar behoefte aan heeft.

Wat is belangrijk in een PGO?

Wat moet een PGO absoluut kunnen volgens u? U kunt meedenken en contact opnemen met de Patiëntenfederatie: pgo@patientenfederatie.nl
Patiëntenfederatie Nederland: www.patientenfederatie.nl

Online medisch dossier inzien, Digitale Zorggids: www.digitalezorggids.nl

Brochure Elektronische gegevensuitwisseling in de zorg – De Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens in de zorg, Rijksoverheid, juni 2017: www.rijksoverheid.nl

Vragen en antwoorden betreffende Uw medisch dossier, Rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl


U P D A T E

Huisartsen druk bezig met digitale inzage medische gegevens, ICT & Heath, 3 juli 2020: www.icthealth.nl/

 


Foto bovenaan is van S. Hermann en F. Richter

Bestuurders stemmen realiteit en beleid niet goed op elkaar af

In tijden van een crisis zoals de uitbraak van het coronavirus kun je als bestuurder maar beter niet de suggestie wekken dat je alles onder controle hebt of gaat krijgen. Dat zegt bestuurskundige en filosoof Robert van Putten. Hij laat zien dat bestuurders realiteit en beleid niet goed op elkaar afstemmen.
Van Putten is gepromoveerd op het proefschrift De ban van beheersing. Naar een reflexieve bestuurskunst aan de VU in Amsterdam op 11 juni 2020.

Maakbaarheid

Van Putten heeft gekeken naar de filosofische grondslagen van bestuur en beleid en in het bijzonder naar het begrip ‘maakbaarheid’, dat draait om een ideaal van beheersing en controle. “Regelmatig valt in politieke en bestuurskundige commentaren het verwijt te lezen dat overheidsbeleid te veel lijdt aan ‘maakbaarheidsdenken’. Een kernprobleem bij ‘maakbaarheid’ is dat het geen recht doet aan de complexiteit van problemen. Neem nu de coronacrisis: alles is zó onzeker, dan is het heel onverstandig om als overheid de suggestie te wekken dat je alles onder controle hebt of denkt te krijgen. Het mechanische wereldbeeld doet geen recht aan de veelkleurigheid van het alledaagse leven.”

Beheersing

Te veel focus op beheersing gaat volgens Van Putten ten koste van vrijheid, democratie en rechtsstaat. “Dat zag je ook in de coronacrisis: het radicaal indammen van de uitbraak van corona ging gepaard met enorme beperking van onze vrijheid, zette het parlement grotendeels buitenspel en wordt door juristen wel een ‘rechtsstatelijk experiment’ genoemd. Normatieve kritiek is ook dat maakbaarheid ‘onmenselijke’ kanten heeft: denk aan het leed in verpleeghuizen: door onze beheersingsdrang mogen heel belangrijke sociale contacten niet onderhouden worden.”

Gat tussen realiteit en beleid

Het onderzoek van Van Putten laat zien dat bestuurders realiteit en beleid niet goed op elkaar afstemmen. “Bestuurders die streven naar beheersing bezien de samenleving als een machine die ze kunnen bedienen. Dit noem ik het ‘wereldbeeld’ van bestuur en beleid. Dat de overheid de coronacrisis nu met een ‘dashboard’ wil bestrijden is een prachtig voorbeeld: het veronderstelt dat de overheid aan de top staat van een voertuig, een cockpit. Dat is typisch een mechanische voorstelling van de samenleving.” Van Putten pleit met zijn onderzoek dan ook voor een meer evenwichtig beleid waar rekening wordt gehouden met de onzekerheid van de situatie. “In tijden van onzekerheid is het van belang om bescheiden en gematigd op te treden. Een overheid die de suggestie wekt dergelijke crisis wel te kunnen beheersen maar dat vervolgens niet kan waarmaken, ondermijnt zijn geloofwaardigheid en legitimiteit.”

Met zijn onderzoek hoopt Van Putten een ander perspectief op beleid en bestuur te formuleren dat kan helpen om verstandiger beleid te maken in onzekere tijden.

Meer informatie over De ban van beheersing: Naar een reflexieve bestuurskunst, door R.J. van Putten op site van Vrije Universiteit: https://research.vu.nl

De ban van beheersing is uitgegeven bij Boom, Den Haag: www.boomdenhaag.nl/webshop/de-ban-van-beheersing

Interview met Van Putten: Bestuurders nog in ban maakbaarheid, door Wouter Boonstra, Binnenlands Bestuur, 11 juni 2020: www.binnenlandsbestuur.nl