Skip to main content

Redactie Beroepseer

Leraren en schoolleiders als gewaardeerde professionals

Erken en waardeer leraren en schoolleiders als professionals door hun een stem te geven in kwesties betreffende hun werk en beroep. Deze aanbeveling komt voort uit een internationaal grootschalig, vergelijkend onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Het betreft de in maart 2020 gepubliceerde vervolgrapportage over het lerarenberoep en de school, getiteld: TALIS 2018 Results (Volume II) – Teachers and School Leaders as Valued Professionals. TALIS staat voor Teaching and Learning International Survey .
Het onderzoek vond plaats in de periode 2016-2018. De eerste rapportage is gepubliceerd in juni 2019.
Aan TALIS hebben deelgenomen ruim 250.000 leraren en schoolleiders van het voortgezet onderwijs uit 48 landen en van het primair onderwijs uit 15 landen.

TALIS 2018 biedt leraren en schoolleiders de mogelijkheid zich uit te spreken over hun eigen professie en werkomstandigheden en zo een bijdrage te leveren aan nationale beleidsontwikkeling.

In Nederland hebben ruim 2.500 leraren en bijna 180 schoolleiders van ruim 160 scholen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs meegedaan aan het onderzoek, in het primair onderwijs waren dat ruim 2.000 leraren en bijna 180 schoolleiders van bijna 180 scholen. De resultaten voor Nederland zijn te vinden op de Nederlandse site van TALIS 2018. https://talis2018.nl/resultaten-talis-2018 (Website bestaat niet meer. Zie onderaan voor downloaden rapport).

Stress en werkdruk

Het gemiddelde percentage van leraren in het voortgezet onderwijs dat last heeft van stress is 49 procent. In Nederland ligt dat getal wat lager: 34 procent in het voortgezet onderwijs en 37 procent in het primair onderwijs. Het percentage leraren dat tevreden is met hun salaris bedraagt 58 procent in Nederland. Internationaal is dat 39 procent.
Over (administratieve) werkdruk in het onderwijs wordt internationaal steeds luider geklaagd. In Nederland is dat percentage 46 procent in het voortgezet onderwijs, in het basisonderwijs 75 procent.

De leraar als professional

Leraren en schoolleiders als ‘professionals’ erkennen wil zeggen dat we hoge verwachtingen van hen hebben. Het betekent dat ze hun werk niet alleen op een effectieve manier behoren uit te voeren maar dat ze tijdens hun loopbaan ook hun vaardigheden verbeteren en samenwerken met collega’s en ouders. Ze maken het onderwijs beter en denken op een creatieve manier na over de uitdagingen waarmee ze worden geconfronteerd in hun werk.
Als we van leerkrachten en schoolleiders verwachten dat ze professionals zijn dan behoren we hen ook als zodanig te behandelen.
Het rapport is bedoeld als een diepgaande analyse van de manier waarop leraren en schoolleiders hun beroep en de waarde van hun werk beleven. Hoe is het gesteld met hun welzijn en in hoeverre hebben ze te maken met stress? Zijn ze tevreden over hun arbeidsvoorwaarden? Er wordt ook ingegaan op contractafspraken van leerkrachten en schoolleiders, de mogelijkheden voor het verrichten van professionele taken zoals samenwerken in teamverband, zelfstandig beslissingen nemen en leiderschapspraktijken.

De resultaten laten zien dat de overgrote meerderheid van leraren en schoolleiders – 76 procent – tevreden is met hun beroep.
Scholen zouden moeten profiteren van dat enthousiasme door scholen te maken tot intellectueel stimulerende werkplaatsen. Als dat niet gebeurt, dan volgt ontgoocheling. Combineer dat met stress en werkdruk vanwege zware administratieve lasten en lesgeven wordt plotseling heel onaantrekkelijk en het beroep wordt niet meer tot de meest gerespecteerde beroepen gerekend.

Frustratie en onvrede mogen niet worden genegeerd

Het is belangrijk erop te wijzen dat bij bevordering van het welzijn van leraren en schoolleiders, zij waarschijnlijk sterker gemotiveerd zijn en dusdanig toegewijd aan hun beroep dat ze er niet over denken ander werk te zoeken. Frustratie en onvrede mogen niet worden genegeerd.
Het vaststellen van oorzaken van stress en het met elkaar in evenwicht brengen van belangen is een van de uitdagingen van TALIS. Stress hoeft niet die verstikkende werking te hebben zoals in andere beroepen voorkomt.
Leraren en schoolleiders behandelen als professionals wil zeggen een open en directe dialoog aangaan met hen en respect tonen voor hun visie op hun eigen ontwikkelingsbehoeften.
Gebleken is dat slechts 26 procent van de leraren denkt dat ze door anderen worden gewaardeerd in hun werk.

De boodschap van TALIS is constant: de kwaliteit van een schoolsysteem kan niet hoger zijn dan de kwaliteit van leraren en schoolleiders. Het nieuwe, tweede deel van TALIS 2018 voegt daaraan toe dat de kwaliteit van docenten en schoolhoofden de kwaliteit van hun opleiding, hun mogelijkheden tot samenwerking en ontwikkeling, en de kwaliteit van hun arbeidsomstandigheden, niet kunnen overtreffen.

Op basis van de uitspraken van de ondervraagde leerkrachten en schoolleiders biedt het rapport een reeks aanbevelingen voor beleid ter versterking van een professionele loopbaan in het onderwijs.

TALIS 2018 Results (Volume II) – Teachers and School Leaders as Valued Professionals, 23 maart 2020: https://www.oecd-ilibrary.org/education/talis-2018-results-volume-ii_19cf08df-en

TALIS 2018 Results (Volume I) – Teachers and School Leaders as Lifelong Learners, 19 juni 2019: https://www.oecd-ilibrary.org/education/talis-2018-results-volume-i_1d0bc92a-en

TALIS 2018: Nationaal rapport voortgezet onderwijs, mei 2020: https://beroepseer.nl

Stress voor leraren is wereldwijd probleem, door Michiel van Nieuwstadt, AOb, 13 juli 2020: www.aob.nl

De stille ramp. Wat zich afspeelde achter gesloten deuren van verpleeghuizen tijdens de coronacrisis

De stille ramp is een film over ware verhalen, verteld door acteurs in de rol van ouderen en verpleegkundigen. We worden als kijker betrokken bij gebeurtenissen in de zorginstellingen en de wijkzorg tijdens de eerste maanden van de coronacrisis. Terwijl alle ogen gericht waren op de capaciteit van bedden op de Intensive Care en de dagelijkse berichten met cijfers van het RIVM, voltrok zich letterlijk een stille ramp.

Bericht van 26 maart. Geïsoleerd in het verpleeghuis: ‘Mijn moeder wil het liefste dood’.
Familieleden van bewoners van verpleeghuizen mogen hun dierbaren sinds vorige week niet meer bezoeken. Het gemis is groot, aan beide kanten. ‘Het is ongekend en onmenselijk’.

Bericht van 10 april: Stille ramp in verpleeghuis: ‘De ouderen gaan hier één-voor’-eén dood’.
Laatste familiebezoeken in beschermende kleding, hele verdiepingen in volledige isolatie en afdelingen waar meer dan de helft van de bewoners overlijdt. In verpleeghuizen maakt het coronavirus onder hoogbejaarde ouderen veel slechtoffers.

Bericht van 16 april. Stille ramp in verpleeghuizen met honderden doden door coronavrius, ‘Te lang niks gedaan met waarschuwing’.

Bericht van 19 april. Virus kwam als een sluipmoordenaar dit verpleeghuis binnen en sloeg ongenadig hard toe.
Zorggroep Ter Weel in Goes telt in Zeeland voor zover bekend de meeste cliënten die besmet zijn met corona of aan het virus zijn overleden. Een infectiegolf in een van de grotere afdelingen voor mensen met dementie was hiervan de oorzaak.

Bericht van 13 mei. Toch op bezoek in het verpleeghuis, dankzij de ‘babbelbox’.
Nu de deuren van de verpleeghuizen al twee maanden dicht zijn, kampen veel bewoners met eenzaamheid. Bij Vondelstede kunnen naasten langskomen in een ‘babbelbox’.

Bericht van 23 mei. Twentse hoogleraar: ‘Alleen doden en ic-bedden zijn geteld, alsof dat het enige is dat ertoe doet’.
Hij beticht gezondheidsminister Hugo de Jonge van het ‘wekken van verkeerde verwachtingen’ en virologen van ‘onbescheidenheid’. Marcel Olde Rikkert, hoogleraar ouderengeneeskunde, kraakt harde noten over hoe Nederland tot nu toe is omgegaan met het virus, met zijn ouderen en met de jongere generaties.

Bericht 19 juni. Twijfel, angst en frustratie, dat voelden zij door het onbeschermd werken.
Er was waardering, zeker, maar buiten de ziekenhuizen voelden de ‘helden van de zorg’ zich de afgelopen maanden ook in de steek gelaten. Nu de situatie normaliseert, vertellen drie van hen hun verhaal. ‘Ik had me nooit gerealiseerd dat we onderaan stonden’.

De stille ramp is gemaakt door actrice en schrijfster Loes Wouterson met steun van het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Acteurs: Evie Daniels, Howard van Dodemont André Witbreuk en Loes Wouterson.
In 1991 won Wouterson een Gouden Kalf voor beste actrice voor haar rol in de televisieserie Bij nader inzien van Frans Weisz. Wouterson is mede-oprichter van de opleiding WWLA Acteur in het Bedrijfsleven: https://www.wwla.nl/

Duur van de video: 52 minuten.
Loes Wouterson website: https://loeswouterson.nl/werk/de-stille-ramp/

 

Eerste verkenning van eenzaamheid onder 75-plussers

Tussen 2015 en 2018 is eenzaamheid onder ouderen stabiel gebleven: een op de tien ouderen was (zeer) eenzaam. Eenzaamheid kwam iets vaker voor in de groep ouderen met een lichamelijke beperking dan in de groep ouderen uit de algemene bevolking. Deze eenzaamheid komt vaak voort uit het beschikken over slechts een beperkt netwerk en – wat minder – uit het gemis van een persoon met wie je een intieme band hebt. Dit blijkt uit onderzoek van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg Nivel, in opdracht van het ministerie van VWS.

Jaarlijks ondervraagt Nivel ouderen over eenzaamheid en maatschappelijke participatie. De komende jaren blijft Nivel deze groep volgen en is er ook aandacht voor de effecten van de coronamaatregelen.

Ouderen en corona

Met name ouderen van 75 jaar en ouder hebben een grotere kans om met eenzaamheid te maken te krijgen als gevolg van de coronamaatregelen: door het wegvallen van ontmoetingsactiviteiten, van bezoek en van praktische hulp aan huis wordt hun sociale netwerk namelijk erg ingeperkt. Onze speciale aandacht zal de komende jaren uitgaan naar deze groep.

Iets meer sociale dan emotionele eenzaamheid

Eenzaamheid wordt vaak onderscheiden in sociale eenzaamheid, dat zich kenmerkt door een te beperkt sociaal netwerk, en emotionele eenzaamheid, waarbij een hechte, intieme band met anderen afwezig is. In de periode 2015-2018 waren sociale en emotionele eenzaamheid stabiel; er werd iets meer sociale eenzaamheid dan emotionele eenzaamheid gerapporteerd.

Slechts kleine schommelingen in maatschappelijke participatie

Bij de maatschappelijke participatie van ouderen wordt gekeken naar verschillende gebieden, waaronder het gebruik van buurtvoorzieningen en het gebruik van openbaar vervoer. In de gemeten vier jaar (2015-2018) waren er soms kleine schommelingen binnen de verschillende gebieden, maar over het geheel genomen was de maatschappelijke participatie van ouderen stabiel. De maatschappelijke participatie van ouderen met een lichamelijke beperking was in alle deelgebieden iets lager dan die van ouderen uit de algemene bevolking. De grootste verschillen deden zich voor bij het doen van vrijwilligerswerk en het dagelijks buitenshuis komen.

Over het onderzoek

In 2018 startte het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid, dat als doel heeft de trend van eenzaamheid onder ouderen te doorbreken. Monitoring van het programma wordt onder meer door het Nivel gedaan. Dit eerste rapport geeft een overzicht van eenzaamheid en maatschappelijke participatie van ouderen over de periode 2015 tot en met 2018. In 2020 en 2021 zal Nivel volgende metingen toevoegen om na te gaan in hoeverre het actieprogramma van VWS de gestelde doelen realiseert. Extra aandacht hierbij gaat uit naar het effect van de coronamaatregelen.

Monitoring Eén tegen eenzaamheid: eerste verkenning 2015-2018 onder 75 plussers, door Jill Knapen, Veerle Mariën, Hennie Boeije, NIVEL, 7 juli 2020: www.nivel.nl

Downloaden PDF Monitoring Eén tegen eenzaamheid – Eerste verkenning 2015-2018onder 75-plussers, door Jill Knapen, Veerle Mariën, Hennie Boeije, NIVEL, maart 2020: https://nivel.nl

Meer over het programma Monitoring ‘Eén tegen eenzaamheid’ 2019: www.nivel.nl/nl/project/monitoring-een-tegen-eenzaamheid-2019

Eenzaamheid onder ouderen stabiel, een op de tien is (zeer) eenzaam, Nivel, 7 juli 2020: www.nivel.nl

Wat een goede accountant is, moet je leren. Experiment met accountants in opleiding resulteert in uiteenlopende visies op hun beroep

Telkens rijst weer de vraag hoe accountants zelf over hun eigen beroepsuitoefening denken. Het vakblad voor economen ESB besteedt aandacht aan accountants in opleiding die hebben meegedaan aan een experiment om erachter te komen hoe zij denken over hun eigen beroepsoefening. Het resultaat liet uiteenlopende visies zien.
De auteurs van het artikel – Job van Exel, Gjalt de Graaf en Antoinette Rijsenbilt – beginnen hun analyse met een verwijzing naar Théodore Limperg, de grondlegger van het accountantsvak in Nederland. Hij beschreef de accountant als ‘de vertrouwensman van het maatschappelijke verkeer’.

Goed vakmanschap

Accountants hebben de publieke verantwoordelijkheid om de boekhouding van organisaties te controleren. Ze worden hiervoor door die organisaties zelf ingehuurd en betaald, en uiteraard hebben deze organisaties een belang bij de uitkomst van de controle. Maar daarnaast hebben accountants en accountantskantoren ook hun eigen belangen.
In de dagelijkse praktijk komen al deze verschillende belangen – van de samenleving, de klant, de werkgever, collega’s, carrière, het eigen geweten – bij elkaar, en men kan zich makkelijk voorstellen dat deze belangen soms heel divers zijn. Vandaar de aanhoudende incidenten, zodat de sector al jaren onder een vergrootglas ligt en toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (AFM) een kritisch oordeel velt over de kwaliteit van het accountantswerk.

Het concept van goed vakmanschap dat accountants hanteren is moreel van belang, want het zegt iets over welke waardeconflicten ze in hun dagelijkse praktijk ervaren, en hoe ze daarmee omgaan.

Visies op het beroep

De visie van accountant op het beroep, is niet alleen ideëel: de toewijding van accountants aan het object van hun loyaliteit beïnvloedt namelijk hun gedrag, bijvoorbeeld via de prioriteit die ze geven aan signalen, onderwerpen en afspraken. Met andere woorden, accountants met uiteenlopende visies op goed vakmanschap zullen in de dagelijkse praktijk andere belangenconflicten ervaren en andere keuzes maken. De visies op het beroep zijn dus ook moreel van belang: ze tonen hoe accountants hun wereld zien en benaderen. Dus welke dilemma’s accountants ervaren, en wat de morele implicaties en mogelijke oplossingen hiervan zijn, hangt af van wat hun visie is op goed vakmanschap.

In hun analyse richten de auteurs zich op de intrinsieke motivatie en de keuzes en dilemma’s van junior accountants, die aan het begin staan van hun carrière. Deze groep is bijzonder relevant omdat zij in de komende jaren het vakgebied zullen gaan vormen.

Een van de conclusies luidt:

“Wat een goede accountant is, moet je leren, maar je moet het vervolgens ook onderhouden. Het zou daarom interessant zijn om jonge accountants te volgen in hun morele ontwikkeling tijdens de academische opleiding en hun eerste jaren van werkervaring, om zo inzicht te krijgen in welke belangenconflicten ze tegenkomen, hoe ze die oplossen en met welke motivatie ze dit doen. Het lijkt immers, voor zowel accountantskantoren als de samenleving, relevant om beter te begrijpen hoe het morele kompas van individuele accountants kan bijdragen aan het goed functioneren van een beroepsgroep die haar belangrijke maatschappelijke taak vooropstelt”.

Het artikel kort samengevat:
– Sommige accountants varen op hun eigen morele kompas, anderen hechten aan de objectiviteit van wet- en regelgeving.
– Accountants verschillen in het object van loyaliteit: klant, ­werkgever of de maatschappij.
– Opleiders en werkgevers hebben invloed op deze visies en kunnen dus een rol spelen bij kwaliteitsverbetering.

Lees het hele artikel Accountants in opleiding verschillen in visie op wat een goede accountant is, door Job van Exel, Gjalt de Graaf en Antoinette Rijsenbilt, ESB, 9 juli 2020: https://esb.nu/esb/20060011/accountants-in-opleiding-verschillen-in-visie-op-wat-een-goede-accountant-is

Zie ook: Artikel 5 – De beroepseer van de accountant, bundel artikelen onder redactie van  Margreeth Kloppenburg en Thijs Jansen, uitgave Stichting Beroepseer: https://beroepseer.nl/artikel-5/

Datacommunities brengen data, toepassingen en experts bij elkaar op overheidssite

Het hele jaar 2020 loopt er op de overheidssite data.overheid. nl de pilot ‘Datacommunities’. Sinds mei 2020 zijn er drie datacommunities beschikbaar:  Onderwijs, Corona en Open Data.  Een datacommunity is een centrale plek voor data rond een specifiek beleidsdomein of een maatschappelijk vraagstuk.

Naar goed voorbeeld uit Frankrijk, Ierland en Spanje richt data.overheid.nl communities in om data-eigenaren, hergebruikers en data-experts te verbinden. De communities zijn binnen specifieke domeinen actief op discussiefora en kennisbanken. Ze leiden tot beter toegankelijke data, verbetering van de kwaliteit en inzicht in de impact van data.

Datacommunity Corona

De Datacommunity Corona brengt alle data, toepassingen en experts rond Corona/COVID-19 bij elkaar. Je vindt hier bijvoorbeeld data van het RIVM, de EU, de WHO en ziekenhuizen.
Deze community is een centrale plek om data en toepassingen rond het Coronavirus te verzamelen. De community is gericht op de sociaal-economische gevolgen van de crisis, zoals werkloosheid, thuiswerken, afname van verkeer, toegang tot internet, en onderwijs.

Datacommunity Onderwijs

Datacommunity Onderwijs brengt alle data, toepassingen en dataverzoeken in het domein Onderwijs bij elkaar. Je vindt hier bijvoorbeeld data over onderwijs, wetenschap, en onderzoek. Al meer dan twintig onderwijsorganisaties hebben zich aangesloten, waaronder het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), de Inspectie van het Onderwijs, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en onderwijsorganisaties als Kennisnet, Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO), en Stichting CINOP.

Open datacommunity

De Open Datacommunity is de algemene, ondersteunende community voor data-aanbieders en hergebruikers, voor hulp bij het openen van data, het aanmelden van datasets of het gebruik van de DCAT-standaard. Hier is ook beschikbaar een discussieform voor het stellen van vragen en het delen van kennis, alsmede het nieuwe kennisbank/documentatiecentrum van data.overheid.nl: https://dataoverheid.datacommunities.nl


Hergebruik publieke data

Op verzoek van de regering heeft de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappebn (KNAW) het rapport Hergebruik van publieke data uitgebracht. Gevraagd was  aan te geven wat er nodig is om hergebruik van publieke data door onderzoekers te bevorderen.
Data uit overheidsadministraties leveren een schat aan kennis op voor wetenschap en overheidsbeleid, maar ze worden daarvoor nog niet ten volle benut. Het gaat om data uit administraties van het Rijk, provincies, gemeenten, zorgverzekeraars, waterschappen, scholen en andere organisaties die publieke taken uitvoeren. Deze publieke data kunnen, natuurlijk met inachtneming van alle privacyregels, meer worden gebruikt en hergebruikt voor onderzoek. De KNAW ziet daarbij een belangrijke rol voor een Chief Public Data Officer.
Downloaden Hergebruik van publieke data – Meer wetenschap en beter overheidsbeleid, KNAW, 2018: https://beroepseer.nl

Data communities Onderwijs, Corona en Open Data geopend: https://data.overheid.nl/

Datacommunities: https://data.overheid.nl/community

Dataregister van de Nederlandse Overheid: https://data.overheid.nl

DCAT-standaard: https://data.overheid.nl/actueel/nieuws/dcat-standaard-gebruik

Community Data Overheid: https://dataoverheid.datacommunities.nl

 

Afbeelding bovenaan is van Tumisu

De strijd tegen desinformatie

Tomas Vanheste heeft op uitnodiging van het Rathenau Instituut een uitvoerig artikel geschreven over de bestrijding van desinformatie. Nu er de wildste theorieën over het coronavirus rondgaan, voert de Europese Commissie de strijd tegen desinformatie op. Maar het scheiden van feiten en meningen blijkt voor overheden vaak te hoog gegrepen. Burgers mediawijs en weerbaar maken, lijkt een betere aanpak. Die draagt bovendien bij tot het democratisch debat dat hard nodig is. Steeds meer mensen realiseren zich dat de aanpak van het virus niet bepaald wordt door wetenschappelijke feiten, maar door de politieke beoordeling daarvan aan de hand van waarden en belangen.

In het kort:

  • De Europese Commissie trekt het initiatief bij de bestrijding van desinformatie naar zich toe.
  • Een overheid is niet de instantie om aan te geven wat nepnieuws is en wat niet.
  • Kijk ook waarom burgers ontvankelijk zijn voor desinformatie en naar de mechanismen die de verspreiding bevorderen.

Vanheste:

“Sinds de uitbraak van de coronacrisis is er vooral online een golf van desinformatie. Die diagnose stelt de Europese Commissie. Ze ziet daarin de hand van buitenlandse mogendheden, met name Rusland en China, die erop uit zijn Europa te destabiliseren en het eigen stoepje schoon te vegen.

Angst en onzekerheid vormen de vruchtbare grond waarin desinformatie welig kan tieren, denkt althans Commissievoorzitter Ursula von der Leyen. Wellicht kunnen we daar nog boosheid aan toevoegen, of die nu gerechtvaardigd is of niet. Boosheid over een overheid die in de bestrijding van de gezondheidscrisis de burgerlijke vrijheden ernstig inperkt en een publiek debat dat zeker aanvankelijk weinig ruimte biedt voor kritiek op de gekozen aanpak en waarin het medisch-virologische perspectief domineert.

Misleidend en onjuist nieuws

Het stimuleren van een breed debat over de aanpak van de coronacrisis lijkt niet de eerste bekommernis van de Europese Commissie. Zij focust zich vooral op het bestrijden van desinformatie. Op 10 juni kondigt ze aan het gevecht tegen misleidend en onjuist nieuws op te voeren. Bij de presentatie van de aanpak van aan Covid-19 gerelateerde desinformatie zegt buitenlandcommissaris Josep Borrell: ‘Informatie is de grondstof van de democratie’, en hij voegt eraan toe: ‘Opinies zijn vrij, maar de feiten zijn de feiten.’

Dat correcte informatie van wezenlijk belang is in een vitale democratie, kunnen we volledig onderschrijven. Maar dat de feiten de feiten zijn, is iets te eenvoudig gedacht. De Commissie definieert desinformatie als ‘aantoonbaar onjuiste of misleidende informatie, die wordt gemaakt, gepresenteerd en verspreid met economisch gewin als doel of de intentie het publiek te bedriegen.’ Die definitie laat veel ruimte voor interpretatie. De vraag is wanneer iets aantoonbaar onjuist is en wanneer er kwade opzet achter schuilgaat.

Verspreidingsmechanismen

Ook bijt de Commissie zich te veel vast in de inhoud van berichten. Het Rathenau Instituut heeft er in verschillende publicaties op gewezen dat het belangrijk is om meer te focussen op de rol van de verspreidingsmechanismen, de achterliggende algoritmes die bepalen welk nieuws mensen online te zien krijgen.

Daarnaast leidt de eenzijdige aandacht voor correcte informatie af van het feit dat aan beslissingen over het te voeren beleid altijd politieke keuzes ten grondslag liggen, ook in tijden van crisis. Ze worden niet afgedwongen door de feiten alleen, maar zijn gebaseerd op waarden- en belangenafwegingen. Omdat die afwegingen vaak ongelijk uitpakken voor verschillende groepen, is het belangrijk om hierover een open en breed debat te voeren. Zijn er ook visies en belangen die ten onrechte geen aandacht krijgen? Voelen mensen zich belemmerd om bepaalde zaken te bespreken?

Dat burgers op dit moment gretig desinformatie delen, kan heel goed voortkomen uit onvrede over hoe de coronacrisis hun vrijheid en bestaanszekerheid aantast. Of uit het gevoel daarover niet gehoord te worden.

Feit of interpretatie

Om te illustreren wat desinformatie is, geeft de Europese Commissie onder de aanhef Twijfelt u soms aan wat u leest? Hier zijn een paar feiten enkele voorbeelden van nepnieuws en haar reactie daarop. Het eerste gepresenteerde ‘feit’ is dit: ‘Geen superschurk achter de wereldwijde inspanning om de pandemie een halt toe te roepen: alleen maar wetenschappers die een vaccin voor iedereen zoeken’.”

Lees het hele artikel van Tomas Vanheste: Democratisch debat vergt meer dan bestrijding van desinformatie, Rathenau Instituut, 25 juni 2020: www.rathenau.nl

De strijd tegen desinformatie, Europese Commissie: https://ec.europa.eu

Het Rathenau Instituut houdt zich bezig met onderzoek en debat over de impact van wetenschap, innovatie en technologie op de samenleving.

Taskforce lerarentekort

Kabinet komt met landelijke taskforce ter versteviging aanpak lerarentekort

Onderwijsministers Arie Slob en Ingrid van Engelshoven stellen samen met het onderwijsveld een landelijke taskforce in om de aanpak van het lerarentekort te verstevigen. Ook moet de samenwerking tussen scholen en lerarenopleidingen minder vrijblijvend worden.

Dat schrijven de ministers aan de Tweede Kamer naar aanleiding van de aanbevelingen van Merel van Vroonhoven. Zij is vorig jaar door minister Slob aangesteld als onafhankelijk aanjager om te onderzoeken wat er goed gaat en wat er beter kan in de aanpak van het lerarentekort.

Veel bereikt

Van Vroonhoven constateert dat er veel in gang is gezet om de tekorten aan te pakken en dat de aanpak ook resultaat heeft. De belangstelling om in het onderwijs te werken neemt toe. Ook willen veel mensen vanuit andere beroepen met behulp van subsidie als zij-instromer voor de klas. ,,In deze kabinetsperiode is stevig ingezet op de aanpak van het lerarentekort: structureel ruim 800 miljoen euro extra en incidenteel zo’n 360 miljoen”, zegt minister Slob. ,,Daarmee hebben we onder meer de werkdruk verlaagd en de salarissen verhoogd in het primair onderwijs. Maar er is geen enkele reden om nu achterover te leunen. De prognoses van de tekorten zijn onverminderd ernstig. De adviezen van Merel van Vroonhoven geven veel handvatten om daar wat aan te doen. Daarom ga ik aan de slag met de aanbevelingen.”

Nieuwe stappen

Er moeten nu vervolgstappen worden gezet, met name als het om de samenwerking tussen partijen gaat. Van Vroonhoven adviseert om de vrijblijvendheid van de (regionale) samenwerking af te halen. Er moet een landelijk dekkend netwerk komen van regionale verbanden. Ook adviseert ze een taskforce (met een programmabureau) op te richten, om minder versnipperd en met meer slagkracht de tekorten aan te pakken. Daarnaast is het belangrijk dat lerarenopleidingen beter aansluiten op de doelgroep en dat leraren zelf meer bij de aanpak worden betrokken.

Brede steun

Deze aanbevelingen kunnen op brede steun rekenen van de onderwijsorganisaties die samenwerken aan de zogeheten ‘landelijke tafel’ voor de aanpak van de tekorten. De komende periode worden de voorstellen verder uitgewerkt. Na de zomer zal de Tweede Kamer hierover worden geïnformeerd.

Taskforce om aanpak lerarentekort te verstevigen, Rijksoverheid, 2 juli 2020: www.rijksoverheid.nl/

Zie ook bericht: Onderwijsraad: lerarentekort vereist regie ministers:

“Het adviesorgaan van de regering, de Onderwijsraad, pleit voor een landelijke taskforce met één duidelijke aanpak om het lerarentekort te bestrijden”.

door Karin Hagen, Algemene Onderwijsbond, 28 mei 2018: www.aob.nl

Gesprek met oud-topambtenaar Roel Bekker over fouten en falen van de overheid

In de podcastserie Betrouwbare Bronnen spreken politiek journalist Jaap Jansen en historicus Pieter Gerrit Kroeger met Roel Bekker over de ongemakkelijke omgang van de overheid met fouten die vaak worden ontkend of gebagatelliseerd. Roel Bekker schreef er een boek over: Dat had niet zo gemoeten! Fouten en falen van de overheid onder het vergrootglas.

Bekker is oud-topambtenaar. Hij was onder meer plaatsvervangend secretaris-generaal bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, negen jaar secretaris-generaal op Volksgezondheid, Welzijn en Sport en programma-secretaris-generaal voor vernieuwing van de Rijksdienst. Ook was hij bijzonder hoogleraar Arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Leiden.

In het gesprek komen o.m. aan de orde de Belastingdienst, het Ministerie van Justitie, het ministerie van Volksgezondheid, de aanpak van de coronacrisis en de rol van de rechter.
Bekker pleit voor minder haast, minder beleid, minder beleidsambtenaren, meer aandacht voor uitvoerbaarheid en een beter personeelsbeleid: “Er moet een beperkt aantal beleidsambtenaren zijn. Toen ik vertrok bij de rijksoverheid waren het er 10.000. Het plan van de secretarissen-generaal waar ik toen verantwoordelijk voor was, wilde het terugbrengen naar 7.500. En nu zijn het er 12.000. Er is geen moer van terechtgekomen.”

Begin van het gesprek

Jaap Jansen: U heeft voor uw boek een honderdtal casussen bestudeerd waar het misging. Als ik ze even doorkijk ken ik er nog veel  uit de media en uit de Haagse wandelgangen. Maar als je dat allemaal op een rijtje ziet, dan lijkt het wel heel erg. Is het zo erg?

Roel Bekker: “Het lijkt erg omdat het in een boek heel veel is”.

Het zijn toch allemaal redelijk recente voorbeelden.

“Ik heb de laatste 25 jaar bekeken, het is een tamelijk willekeurige selectie. Het zijn zaken waar ik zelf weet van heb, die in kranten hebben gestaan. Maar met bijna alle gevallen heb ik op de een of andere manier iets te maken gehad. Dat is een tamelijk subjectief criterium natuurlijk. Het totale aantal zaken dat fout is gegaan op strategisch niveau, maar vooral ook op uitvoeringsniveau zal ongetwijfeld veel groter zijn maar dit overzicht is in mijn ogen een redelijke doorsnede”.

Is de kans dat dingen misgaan in overheidsorganisaties groter dan in andere organisaties?

“Ik geef wel aan dat bij de overheid een aantal factoren aan de orde is die de kans op fouten behoorlijk vergroot. Dat is zonder meer waar. Ik ken ook bedrijven waar de kans op fouten geminimaliseerd wordt en er veel aandacht is voor het tegengaan van fouten. Ik ben zelf president-commissaris van een grote oliemaatschappij in Nederland, Esso, en als je ziet hoe stringent daar wordt omgegaan met het voorkomen van fouten, dan kan de overheid daar nog wel een puntje aan zuigen”.

Denkt u, als ik dit allemaal had geweten wat ik nu bij Esso meemaak, hoe strikt daar bepaalde procedures zijn, dat had ik eigenlijk wel willen toepassen in mijn overheidsverleden?

“Ja. Ik heb zelf ook bij een bedrijf gewerkt, bij Twynstra Gudde als consultant, en ik heb veel van de dingen die ik daar geleerd heb meegenomen naar de overheid. Bijvoorbeeld projectmatig werken. Bij Twynstra Gudde en bij Esso zit het gewoon in het genetisch patroon. Daar sta je mee op en ga je mee naar bed. Als je kijkt hoe slordig dat bij de overheid gaat … Ik heb projectmatig werken bij de overheid wel eens aangeduid als het bouwen van de Sagrada Familia. Je begint ergens aan en het moet er vooral mooi uitzien. Als het klaar is weten we ‘t niet en wat het moet kosten al helemaal niet. Dat kan natuurlijk niet”.

In de jaren tachtig heb ik les gehad van Herman Tjeenk Willink als student en hij zei altijd: Je kunt de overheid niet met een bedrijf vergelijken. De BV Nederland bestaat niet. Dus er is wel degelijk een verschil.

“Dat is zo, overheid en bedrijf is al een onzinnige vergelijking, maar je kunt best functionele processen van een overheidsorganisatie vergelijken met functionele processen van een bedrijf. De Belastingdienst en een grote verzekeringsmaatschappij hebben ongeveer hetzelfde soort administratieve systeem”.

Ze moeten innen en uitkeren ?

“Ja, ze hebben een beperkt aantal parameters en vooral heel veel miljoenen rekeninghouders en belastingplichtigen. Elk geval is anders maar er zijn hele strenge regels, ook zeer rechtmatig, zowel bij een bank als bij de overheid. Je kunt er veel van leren, maar de tegenstelling overheid – bedrijf is onzin.
Een kenmerk van de overheid is dat die functioneert in een democratisch staatsbestel, gebaseerd op de grondwet, democratische controle, een politiek systeem dat daarmee belast is, zowel voor de beleidsbepaling als de beleidscontrole. Dat is in die vorm niet aanwezig in een bedrijf. Daar heb je weer heel andere dingen, een aandeelhoudersvergadering en een raad van commissarissen. Dat zijn ook bijzondere fenomenen, maar met name dat politieke systeem is wel een heel bijzondere factor die ook wel verklaart waarom sommige dingen heel ingewikkeld en moeizaam gaan bij de overheid”.

U zegt wel: de overheid zoomt bij de problemen uit, en dan ga je minder scherp zien, maar de media en de Tweede Kamer zijn juist geneigd in te zoomen op de problemen.

“De overheid heeft de neiging om te zeggen: ja er is wat fout gegaan, maar u moet wel letten op de brede context, hoe moeilijk het was, hoe politiek ingewikkeld. Bovendien is het nog te vroeg om te kunnen beoordelen.
Kijk naar de reactie van de regering op de aandrang om te komen tot een evaluatie van de corona-aanpak. Het is nog veel te vroeg. Men heeft de neiging om uit te zoomen, te nuanceren, te relativeren. Ze zeggen wel dat het bij ons niet goed gaat, maar in Venezuela of in welk land dan ook gaat het nog veel slechter, terwijl de politiek en de media een soort met elkaar verbonden twee-eenheid zijn die inzoomen. Die richten zich op bepaalde gebeurtenissen en gaan daar heel gedetailleerd naar kijken en vervolgens zeggen: het deugt toch allemaal niet”.

En verliezen daarbij veelal het oog voor de context.

“Uitzoomen en inzoomen hebben beide hun voor- en nadelen. In het boek kies ik eigenlijk voor de vijftig millimeterlens. Niet voor de inzoomlens en niet voor de uitzoomlens, maar voor de vijftig millimeterlens. Gewoon betrouwbaar, een algemeen nuchter beeld maken en niet met effecten die je krijgt met inzoomen en uitzoomen”.

Ik wil zo met u gaan kijken of er algemene oorzaken te vinden zijn waarop het vaak misgaat in het overheidsapparaat. Wat opviel zoals u in het boek beschrijft, toen u ging kijken hoe de overheid functioneert. Bij heel veel beleid wordt het doel niet genoemd, het is niet meetbaar. Dat vind ik eigenlijk nogal schokkend, als dat bijna een patroon is.

“Ja dat is toch een duidelijk patroon en de Algemene Rekenkamer waar ik veel aan heb gehad bij het schrijven van dit boek – een heel nuttig en goed instituut – die signaleert het al heel erg lang. Soms zijn er geen doelen, soms zijn er geen meetbare doelen, soms verpakt men het beleid in een aantal ongelijkwaardige doelen. Een leuke categorie vond ik ook dat het doel van het beleid wel werd bereikt, maar niet door het beleid”.

Dat was per ongeluk bereikt?

“In ieder geval door andere factoren. Het is vermakelijk om te zien hoe men dan toch als beleidsmaker of politicus geneigd is om te wijzen op de eigen superieure aanpak, terwijl het vaak democratische factoren zijn, of andere factoren die bepalend zijn”.

Dat is heel menselijk hè?

“Ja dat is heel menselijk. Goed controleerbaar maken van je beleid maakt je natuurlijk ook kwetsbaar voor inzoomen”.

Klik hier en luister verder naar de podcast: Roel Bekker: Waarom bij de overheid dingen zo vaak fout gaan, 26 juni 2020, op de site van ART19 (klik linksboven op het pijltje): https://art19.com/shows/betrouwbare-bronnen/episodes/a2d44af3-4a3b-4ba1-bed9-7669047afacf

Huisarts Albert blikt terug op coronacrisis: ‘Maak van samenwerking weer leidend principe. Laat ons doen waar we goed in zijn’.

Patrick Albert, huisarts en lid van de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VP-Huisartsen) blikt terug op de coronacrisis. Hij schrijft:

Nu de laatste kruitdampen van de corona-oorlog beginnen te verdampen, is het de moeite waard om terug te kijken hoe we deze stress-test hebben doorstaan.

Het begin was overrompelend. Door de afwezigheid van een deskundige aansturing werden we geconfronteerd met tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen en testmogelijkheden. Teveel verzorgenden, verpleegkundigen, huisartsen enz moesten hun werk doen zonder bescherming en hierdoor zijn vermijdbare besmettingen ontstaan. Er zijn toen twee cruciale stappen gezet:
De eerste was de regie teruggeven aan de deskundigen. De tweede was het opheffen van iedere belemmering, die samenwerking zou kunnen hinderen tot en met de onwerkbare privacy-regels.

Deze razendsnelle koerswendingen hebben er toe geleid dat in no time corona-hotels opgetuigd werden, corona-spreekuren op aparte lokaties voor de hele huisartsengroep gedaan werden en een zeer efficiënte landelijke scholing wekelijks gehouden werd. Ook een interessant fenomeen was het opdrogen van het “zorgconsumentisme”: opeens geen zorgsupermarkt meer waar voor iedereen altijd en overal iets te halen valt, maar we gingen weer noodzakelijke zorg leveren. Ondanks de enorme druk en onzekerheid, was het hartverwarmend om er eindelijk weer samen de schouders onder te zetten.

Dan dient zich nu de vraag aan: willen we weer terug naar de oude situatie, waarin we het roer weer terug moeten geven aan verzekeraars en elkaar als concurrenten moeten zien?

Laat ik een aantal zaken van voor de corona-uitbraak nog eens benoemen:

– Er was geen regie: In 2015, in de Amsterdamse Rode Hoed, is door de vier grootste verzekeraars volmondig toegegeven, dat ze niet op kwaliteit kunnen sturen, geen regie kunnen voeren. De enige sturing vindt dus plaats op financiële cijfers, die als “zinnige zorg” in de markt gezet worden. De overheid bleef maar roepen dat “de marktpartijen er zelf uit moesten komen”, wetende dat dat niet gaat lukken zolang er een totaal scheve machtsverhouding bestaat.

– Het fundament onder het huidige zorgstelsel is nog steeds de hypothese dat onderlinge concurrentie de beste zorg voor de beste prijs levert. De corona-crisis heeft aangetoond dat we alleen door volledige, ongehinderde samenwerking de beste zorg kunnen leveren. Interessant hierbij is het feit, dat op 27 juni 2019 de overheid besloten heeft om de ambulancezorg niet aan markt en regels voor aanbesteding bloot te stellen, omdat iedereen het recht heeft op goede spoedeisende ambulancezorg. Als het fundament niet deugt, kun je steeds weer reparaties uitvoeren, maar echt goed zal het nooit worden.

– Het machtsmiddel van de Aanmerkelijke Markt Macht zorgt ervoor dat we als deskundigen onze eigen contracten met de daarbij behorende realistische tarieven niet meer kunnen opstellen. Zelfs het in alle openheid praten over wenselijke tarieven is een riskante aangelegenheid. Vrijheid van meningsuiting is ondergeschikt aan financiële regels.

– Contracten worden steeds meer “fuikcontracten”: in het begin ziet het er redelijk uit, maar na verloop van tijd is het de zoveelste sigaar uit eigen doos.

– Zonder toetsing op uitvoerbaarheid worden allerlei bezuinigingen eenzijdig en dwingend opgelegd, waardoor er steeds weer onwerkbare situaties ontstaan.

Als de politiek echt bereid is om te leren van de afgelopen periode en de waardering voor onze inspanningen niet beperkt blijft tot een paar maanden dan is het nu tijd om de lessen in praktijk te brengen. En dan niet weer een compromis van een compromis, omdat dat het hoogst haalbare is in de politiek, maar een goed, toekomstbestendig stelsel, waar we weer blij van worden:

Geef de regie van de zorg terug aan de deskundigen

Natuurlijk is het belangrijk dat de zorg betaalbaar blijft en dat moet een blijvend punt van aandacht voor alle partijen zijn.  Maar dat bereik je niet door de dokter, de psychiater, de psycholoog, de fysiotherapeut enz. ondergeschikt te maken aan de boekhouder.
De overheid moet in het belang van de burger blijven toezien op prijs en kwaliteit. Dat kan alleen als er voldoende deskundigheid bij de overheid is, mensen uit het veld, niet alleen zorgeconomen, politicologen en bestuurskundigen. Als dat niet verandert blijft het een soort voetbalwedstrijd zonder scheidsrechter.

Maak van samenwerking weer het leidend principe

Geef ons net als de ambulancezorg het vertrouwen, dat we voor de beste kwaliteit gaan. Iedere burger, van Eijsden tot Rodeschool heeft recht op dezelfde hoogwaardige huisartsenzorg, uitgewerkt in één landelijk huisartsencontract voor een periode van minimaal 5 jaar.
Breng weer rust in de zorg en laat ons dat doen waar we goed in zijn.


Corona: Het Roer IS Om!, Patrick Albert, VP Huisartsen, 19 juni 2020: www.vphuisartsen.nl/corona-het-roer-is-om/