Skip to main content

Redactie Beroepseer

Aandacht voor het ‘doenvermogen’ van burgers bij het ontwerpen van beleid en regelgeving

Veel beleid en regelgeving hanteren een rationalistisch perspectief: als burgers maar genoeg voorlichting en de juiste financiële prikkels krijgen, zullen zij vanzelf de regels volgen. De praktijk is anders, zo leren de vele affaires rond toeslagen en uitkeringen. Daar kwamen bonafide burgers in grote problemen, omdat de regelgeving teveel alertheid van hen verwacht. De gedragswetenschap leert dat het denk- en doenvermogen van burgers niet onuitputtelijk is. Dat geldt niet alleen voor laaggeletterden of minder begaafden, maar ook voor goedopgeleide burgers.

In 2017 verscheen het rapport Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid, waarin de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) aandacht vroeg voor het belang van niet-cognitieve vermogens, zoals een doel stellen, in actie komen, volhouden en om kunnen gaan met verleiding en tegenslag. Naast denkvermogen is ‘doenvermogen’ minstens zo belangrijk om aan de hoge eisen van de participatiesamenleving te kunnen voldoen. De overheid verwacht van burgers steeds vaker dat ze zelfredzaam zijn op het gebied van gezondheid, persoonlijke financiën en de arbeidsmarkt. Het rapport kwam tot stand na een intensief proces van consultatie en analyse. Naast bestudering van de wetenschappelijke literatuur waren er gesprekken gevoerd met ruim negentig experts, beleidsmakers en betrokkenen uit de praktijk. De WRR-projectgroep staat onder leiding van prof. dr. Mark Bovens.

Vervolg op Weten is nog geen doen: Doenvermogen: van toets naar tools

Om beleidsmakers en wetgevingsjuristen handvatten te bieden schreef de WRR een vervolg: Doenvermogen: van toets naar tools, geïnspireerd op twee expertsessies die de WRR samen met het ministerie van Justitie en Veiligheid organiseerde. Tijdens deze sessies bogen de deelnemers zich over de vraag hoe meer aandacht te besteden aan het doenvermogen van de burger.

Er is sprake van tools omdat dit document instrumenten biedt aan iedereen die de doenlijkheid van regels wil vergroten. Dat kunnen wetgevingsjuristen zijn die formeel verantwoordelijk zijn voor het (laten) uitvoeren van een doenvermogen-toets als onderdeel van de uitvoeringstoetsen bij ontwerpwetgeving, maar ook anderen die betrokken zijn bij het ontwerpen van beleid.

Realistisch burgerperspectief

Doenvermogen: Van toets naar tools onderscheidt vijf basisstappen, geeft suggesties voor een paar hulpmiddelen die van pas kunnen komen en benoemt tot slot vier proceselementen om succesvol tot een realistisch burgerperspectief te komen.

Podcast over Weten is nog geen doen

In aflevering 4 van WRR podcast-serie Vogelvlucht (17 september 2020) vertellen raadslid Mark Bovens en staflid Anne-Greet Keizer wat er na publicatie van Weten is nog geen doen is gebeurd en geven zij een toelichting op het nieuwe document Doenvermogen: van toets naar tools: https://pod.link/wrrvogelvlucht/episode/34090fa6d45c17b0fe4eb93a07a7a288

Downloaden van Doenvermogen: van toets naar tools, WRR, 17 september 2020: www.wrr.nl/publicaties/publicaties/2020/09/15/doenvermogen

Downloaden van Weten is nog geen doen – Een realistisch perspectief op redzaamheid, WWR rapport no 97, 24 aril 207:
https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2017/04/24/weten-is-nog-geen-doen

Huidige trend naar optimalisatie ontmoedigt personeel. Behandel werknemers niet als machines

De lange mars naar verlicht management is begin jaren dertig van de vorige eeuw begonnen. In die periode stapten onderzoekers en, belangrijker nog, bedrijfsleiders af van het idee dat werknemers als machines moesten worden behandeld en verplicht waren taken uit te voeren volgens nauwkeurig uitgewerkte voorschriften. Ze waren ervan overtuigd dat bedrijfsprestaties zouden verbeteren als werknemers betrokken zouden worden bij de besluitvorming. Decennia lang groeide het kamp dat de voorkeur gaf aan empowerment van werknemers*). Maar vandaag zijn er sterke aanwijzingen dat er een tegenbeweging in opkomst is. De slinger dreigt de andere kant uit te gaan. Het oude managementmodel doet zich weer gelden.
Volgens Peter Cappelli geeft deze ontwikkeling reden tot bezorgheid. In zijn artikel Stop Overengineering People Management in Harvard Business Review (HBR) – Amerikaans vaktijdschrift op bedrijfseconomisch gebied – legt hij uit waarom.
Cappelli is hoogleraar Management en directeur van het Center for Human Resources aan de Wharton School, University of Pennsylvania, VS. Hij is de auteur van diverse boeken, waaronder Will college pay off? A Guide to the most important financial decision you’ll ever make ( PublicAffairs, 2015).

Optimalisatie van personeel

Terwijl veel bedrijven en organisaties nog steeds zeggen te geloven in het belang van betrokken werknemers, schijnt een aanzienlijk en stijgend aantal te kiezen voor optimalisatie**) van personeel. Besluitvorming en zeggenschap over het eigen werk maken plaats voor experts en algoritmen. Arbeid wordt behandeld als handelswaar. De bedoeling is dat die arbeid tot een minimum wordt teruggebracht. Dat gebeurt door werknemers te vervangen door contract- en gig-personeel***) en door inzet van automatisering en software. Zodoende wordt de behoefte aan menselijk beoordelingsvermogen verminderd. De overige werknemers wordt ideaal gedrag aangeleerd. Zij worden nauwlettend gecontroleerd op naleving.
Tot nu toe is niet onderzocht of deze verandering een verbetering is.

Optimalisatie spreekt de meeste leidinggevenden aan omdat ze het snappen en geleerd hebben hoe ze het moeten toepassen. De idee als zouden problemen slechts van technische aard zijn, blijkt zeer hardnekkig, zoals de geschiedenis leert. We zouden intussen beter moeten weten. Bewijzen van de voordelen van empowerment van werknemers worden genegeerd, evenals de hoogte van de kosten bij afschaffing ervan. Nu is het weliswaar mogelijk een evenwicht te vinden tussen de beide modellen en te profiteren van beider voordelen, maar dat vereist dat we afzien van het idee dat prestaties van werknemers van technische aard zijn.

Human relations movement

De populariteit van de technische benadering neemt toe tijdens een economische recessie – werknemers stappen niet op, ook al verafschuwen ze het als een machine te worden behandeld – en daalt tijdens een hoogconjunctuur; werknemers stappen dan wel op, of protesteren. De gevolgen van de door Covid-19 veroorzaakte economische recessie laten zich raden. Optimalisatie zal zich verder doorzetten als er geen tegenwicht komt van de arbeidsmarkt en de gevolgen worden onderzocht. Het zou een vreselijke vergissing zijn.

Het zogenaamde ‘wetenschappelijke management’ werd uitgevonden in de VS en toegepast in fabrieken aan het begin van de twintigste eeuw. De intellectuele drijfkracht achter deze bedrijfsvoering was de Amerikaan Frederick Taylor (1856-1915). Arbeid moest puur analytisch benaderd worden. Objectieve productienormen werden vastgesteld aan de hand waarvan prestaties konden worden beoordeeld.
In de jaren dertig kwam er een tegenkracht. Het Amerikaanse elektronische en produktiebedrijf Western Electric en andere werkgevers zagen dat deze aanpak niet goed werkte. Werknemers presteerden onder hun kunnen. Men begon daarop te experimenteren met meer inspraak van werknemers. De veranderingen leverden aanzienlijke voordelen op.

Elton Mayo en zijn collega’s van Harvard Business School verwerkten de resultaten van deze ontwikkeling en lanceerden vervolgens in 1930 de ‘human relations movement’, gericht op verkenning van het verband tussen het welzijn van werknemers en hun productiviteit. Aandacht voor de psychologische en sociale behoeften van de werknemers stond centraal: relaties met andere werknemers, het gevoel dat hun werk van belang is en betrokken worden bij besluitvorming.
Als aan deze voorwaarden was voldaan, schoten de prestaties van de werknemers omhoog. Als er niet aan was voldaan gebeurde het tegenovergestelde.

Software die letterlijk alles in de gaten houdt

Cappelli belicht in zijn artikel de cruciale momenten in de ontwikkeling van personeelsmanagement en belandt uiteindelijk bij de aanpak tijdens de Covid-19-crisis. Hij schrijft dat er een ‘onthullend moment’ kwam tijdens de lockdown. Organisaties droegen hun werknemers op thuis te gaan werken en vroegen zich af of hun mensen wel waren te vertrouwen. Zouden ze wel werken? Of gingen bedrijven hun mensen thuis controleren? Dat laatste blijkt het geval. Drew Harwell van dagblad The Washington Post meldde een toename van het gebruik van ‘tattleware’, software die letterlijk alles in de gaten houdt wat werknemers thuis doen op hun computer. Een leverancier van de software zei dat zijn klanten zich “volledig gerechtigd voelen te weten wat de werknemers thuis doen”.
Konrad Putzier en Chip Cutter van The Wall Street Journal rapporteerden dat bedrijven die na de lockdown de werknemers weer toelieten op hun werkplek, zogenaamde ‘indoor-mapping’-software installeerden voor controle van werknemers. Ze wilden weten of de werknemers zich wel hielden aan de nieuwe regels waaronder sociale distantie. Waarnemers merkten op dat er geen redenen waren om de software na de pandemie te verwijderen.

Werknemers hebben het nooit prettig gevonden gecontroleerd te worden. De stakingsgolf van fabrieksarbeiders in de jaren dertig mondde uit in de geboorte van vakbonden. Deze werden evenzeer gemotiveerd door het terugdringen van managementcontrole en Tayloristische eisen – zoals de toegestane tijd voor een korte pauze om naar de wc te gaan – als door de onvrede over lonen. Bovendien werkt controle zelden zoals bedoeld, omdat werknemers manieren vinden controle te mijden. Meer dan een kwart van de werknemers geeft toe de webcam van hun bedrijfscomputer af te dekken. Volgens onderzoek van de banenzoeksite SimplyHired schakelt bijna een derde over van bedrijfstelefoon naar een persoonlijke mobiele telefoon wanneer ze met collega’s praten om te voorkomen dat de werkgever meeluistert.

Niet goedkoop

Op kunstmatige intelligentie (AI) gebaseerde optimalisatie blijkt niet goedkoop te zijn. Het is niet gratis. Net zoals met Taylors wetenschappelijk management het geval was en fabrieken een stoet deskundigen in dienst moesten nemen vanwege de toenmalige eisen van de industrie, voeden de optimaliseringsinspanningen van vandaag de vraag naar datawetenschappers. De banen voor mensen die algoritmen bouwen nemen snel toe. Hun gemiddelde basissalaris is 113.309 dollar volgens carrièresite Glassdoor.

Cappelli besluit met een waarschuwing die erop neerkomt dat we niet opnieuw in de val moeten lopen. Want dat doen we steeds. Intellectueel worden we aangetrokken tot optimalisatie en de belofte van een simpele manier van management die voorgoed de beste blijkt te zijn. Managers kunnen zodoende inspanning vermijden. In plaats van medewerkers te betrekken bij het oplossen van problemen op het werk, wijden ze zich aan opwindende beleidstaken.
De schrijver Kurt Vonnegut verwoordde het zo in zijn roman Player Piano, een dystopie van een volledig geautomatiseerde samenleving ergens in de toekomst: “Als het niet om de mensen ging, die verdomde mensen die altijd verstrikt raken in machines… dan zou de wereld een paradijs voor technici zijn”.
Het mag dan makkelijk lijken mensen te negeren, maar we zijn er nog steeds, merkt Cappelli droogjes op. Het is belangrijk rekening te houden met onze behoeften en belangen. Op efficiëntie gerichte leiddinggevenden behoren daar rekening mee te houden.

Noten
*) Een gangbare definitie van empowerment is ‘een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie’.(Canon sociaal werk).
**) Optimalisatie levert volgens voorstanders een robuust systeem op dat wordt geacht langer winstgevend te blijven in een veranderende markt. De resultaten van een optimalisatie kunnen worden gevisualiseerd in een grafiek.
***) Een gig-economie drijft niet op vaste banen maar op projecten en klein ondernemerschap.

Stop Overengineering People Management, door Peter Cappelli, Harvard Business Review, september/oktober 2020: https://hbr.org/2020/09/stop-overengineering-people-management

Harvard Business Review, september/oktober 2020: https://hbr.org/archive-toc/BR2005

 

Afbeelding bovenaan is van slon.pics

Door covid-crisis en snelle technologische ontwikkeling behoort mobiliteit van werknemers prioriteit te hebben

Het lijkt een goed moment voor de overheid om met fiscale maatregelen te komen die snelle aanpassingen op de arbeidsmarkt mogelijk maken, schrijft Han Mesters in het artikel Human capital: het enige kapitaal dat ertoe doet op ZiPconomy, onafhankelijke kennisplatform en community voor eigenzinnige meningen over flexibilisering van organisaties en de markt voor interim professionals. Mesters is Sector Banker bij ABN AMRO en binnen de afdeling Sector Advisory verantwoordelijk voor de zakelijke dienstverlening.
ABN AMRO onderzoekt of het mogelijk is een verlaging van de lasten op arbeid en verhoging van belastingen op grondstoffen en vervuilende productie in te voeren in een serie publicaties waarin de voor- en tegenargumenten worden belicht.

Mesters: “De coronacrisis komt bovenop een trend binnen de arbeidsmarkt die al veel langer gaande is; de verschuiving van banen met een repetitief karakter naar banen waar creativiteit en analytisch vermogen noodzakelijk is. Het Centraal Planbureau (CPB) toont deze ontwikkeling door de verschillende vormen van werk in een aantal herkenbare categorieën te classificeren, een methode die al langer wordt gebruikt door het Amerikaanse Bureau of Labor Statistics (BLS). De boodschap is voor Nederland en de Verenigde Staten identiek: technologie vervangt al jaren werk met een sterk routinematig karakter. Deze ontwikkeling was eerst vooral zichtbaar bij fysieke arbeid met een sterk routinematig karakter, zoals bij productieprocessen in de auto-industrie waarbij de arbeider langzaam werd verdrongen door de robot. Inmiddels laat de computer ook diepe sporen na bij repetitief denkwerk (‘routine cognitief’). Hier gaat het om bijvoorbeeld administratieve functies en teken- en rekenwerkzaamheden in technische beroepen die in toenemende mate worden geautomatiseerd.

De aandacht van werkgevers in de meeste sectoren gaat tegenwoordig vooral uit naar zogeheten kenniswerkers, professionals met opleiding HBO+
[ … ]
Het zijn deze kenniswerkers die nu het verschil maken; bij het ontwikkelen van nieuwe producten, bij het samenwerken met andere professionals in teams, bij het te woord staan van klanten en bij het aansturen van andere professionals. Koplopers als Microsoft laten zien dat het onderscheidend vermogen van succesvolle ondernemingen allang niet meer ligt in machines, productiecapaciteit en procesoptimalisatie, maar in kennis en creativiteit van medewerkers. Microsoft kent aan deze laatste factoren in ieder geval zelf verreweg de hoogste financiële waarde toe”.

Omscholing

Mesters schrijft vervolgens dat de gevolgen van de coronacrisis en de al langer ingezette automatisering een flexibele arbeidsmarkt vereisen waarbij werknemers makkelijk naar andere sectoren en ander type werk kunnen overstappen. Dit vergt hoge investeringen in om- en bijscholing en het aanbieden van werkplekken waar relatief onervaren werknemers ervaring kunnen opdoen.

Mesters besluit met het voorstel de lasten op arbeid generiek te verlagen: “Dit stimuleert werkgevers om nieuwe werknemers op de werkvloer ervaring te laten opdoen en het creëert extra financiële ruimte om fondsen voor om- en bijscholing op te zetten. Specifieke maatregelen om opleidingskosten te drukken, zijn eveneens welkom. Waar de overheid nu wel een speciale investeringsaftrek biedt voor bijvoorbeeld kleinschalige investeringen in bedrijfsmiddelen of in milieumaatregelen, ontbreekt het aan een dergelijke regeling voor scholingskosten. In een samenleving die op de kop staat door de crisis en razendsnelle technologische ontwikkeling, zou mobiliteit van de werknemers prioriteit moeten hebben”.

Human capital: het enige kapitaal dat ertoe doet, door Han Mesters, Zipconomy, 13 oktober 2020: www.zipconomy.nl/2020/10/human-capital-het-enige-kapitaal-dat-ertoe-doet/

 

Afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann

Welke banen lopen gevaar door Covid-19 en automatisering?

Covid-19 zal waarschijnlijk ‘een tsunami van banenverlies’ veroorzaken. Er zijn ook signalen dat de pandemie het tempo van de technologische veranderingen snel zou kunnen opvoeren. De Royal society for arts, manufactures and commerce (RSA) heeft het rapport Who is at risk? gepubliceerd van een onderzoek naar de manier waarop deze krachten op elkaar kunnen inwerken om de arbeidsmarkt fundamenteel te hervormen.
De RSA is een in Londen gevestigde Britse multidisciplinaire organisatie, gesticht in 1743, met als doel het verrijken van de maatschappij door middel van ideeën en activiteiten. De RSA voelt zich betrokken bij goed werk: “Als goed werk het doel is en werkelijkheid wil worden, dan is steun van de maatschappij en het brede publiek noodzakelijk. We zouden graag zien dat iedereen meehelpt het doel na te streven: goed werk voor iedereen”.

Fabian Wallace-Stephens, senior onderzoeker in het Economy, Enterprise en Manufacturing Team van de RSA schrijft dat RSA voor het onderzoek een risicoregister heeft ontwikkeld waarin een analyse van de gevolgen van de pandemie voor verschillende sectoren is gecombineerd met automatiseringmaatregelen en hun groei of afname in de afgelopen tien jaar.

Robots in een pandemie: drie belangrijke stellingen

Of het nu gaat om robots die specifieke taken automatiseren, of om software dat de arbeidsinput wijzigt, nodig voor dienstverlening via Zoom, er zijn sterke signalen dat de pandemie het tempo van de technologische veranderingen zal versnellen en het aantal beschikbare banen zal verminderen.

De drie stellingen

1. Overwegingen in verband met de volksgezondheid

Bedrijven zouden meer kunnen automatiseren om de interactie tussen werknemers en consumenten tot een minimum te beperken en het risico op besmetting te verminderen. Zo is er bijvoorbeeld een verschuiving opgetreden naar contactloze (touchless) horeca en contactloos winkelen. Amazon opent binnenkort zijn eerste kassaloze winkel in Groot-Brittannië, terwijl mobiele robots roomservice leveren aan hotelgasten in Hongkong.

2. Consumentenvoorkeuren

Hoewel nieuwe technologieën in eerste instantie misschien zijn ingevoerd om gezondheids- en veiligheidsredenen, sommige zullen blijven bestaan omdat ze het de consument makkelijker en aangenamer maken en omdat ze goedkoper zijn.
Cursussen over Zoom kunnen goedkoop worden aangeboden aan veel meer mensen waardoor er minder behoefte is aan fitnessinstructeurs, schoonmakers en ander onderhoudspersoneel van een gebouw. De opkomst van e-commerce en platforms voor voedselbezorgng zal leiden tot meer koeriers maar zal het bedienend- en winkelpersoneel kunnen verminderen.

3. De kosten van arbeid tijdens een pandemie

Sociaal afstand houden en andere beschermende maatregelen verhogen de kosten van menselijke arbeid ten opzichte van machines die hetzelfde werk kunnen doen maar zich niet hoeven te isoleren en geen ziektegeld nodig hebben.
Deze stelling is vooral van belang in sectoren als de maakindustrie, waar bedrijven mogelijk moeten herstructureren om met minder werknemers dezelfde productiviteit te halen.

Natuurlijk blijft er veel onzeker. De tweede golf die we nu doormaken kan een nieuwe impuls geven aan automatisering. Maar, als er spoedig een vaccin beschikbaar is, dan zou het nieuwe normaal er verrassend uit kunnen zien als het oude.
RSA hoopt dat het risicoregister in deze onzekere tijden beleidsmakers kan helpen bij het bepalen welke groepen werknemers het kwetsbaarst zijn en welke het best bestand zijn tegen al deze ontwikkelingen. Welk beleid verdient ondersteuning om ervoor te zorgen dat alle werknemers tijdens en na de pandemie toegang krijgen tot goed werk of het behouden?

Het risicoregister

RSA heeft ontdekt dat sectoren met de hoogste graad van opgenomen verlof, een aanzienlijk groter risico lopen op automatisering. Maar, dit verband is verre van eenvoudig. Niet alle bedrijven die door de pandemie zijn getroffen, lopen een groot risico op automatisering. Sommige van de meest automatiseerbare sectoren zijn behoed voor de gevolgen van de pandemie en hebben wellicht zelfs geprofiteerd van de Covid-19-economie. RSA heeft een een segmentatie-analyse gemaakt om dit verband nader te onderzoeken (Zie figuur 1 in rapport).
Langs de assen van Covid-19 en automatiseringsrisico zijn vier brede clusters van sectoren vastgesteld. De analyse bevat ook gegevens over leeftijd, geslacht, inkomen en opleidingsniveau om te illustreren wat voor invloed deze krachten op verschillende demografische groepen heeft.

  • Hoge Covid-19, hoog automatiseringsrisico. Deze bedrijven hebben meestal een hoge graad van jonge werknemers (jonger dan 30 jaar). Werknemers zijn eerder mannen, verdienen meestal minder en hebben minder kans op een hogere opleiding. 17 procent van de werkgelegenheid. Hieronder vallen sectoren als horeca, sport en recreatie en delen van de industrie en de bouw.
  • Hoge Covid-19, laag tot gemiddeld automatiseringsrisico. Werknemers in deze sectoren zijn meestal mannen, worden relatief goed betaald en hebben een hoger opleidingsniveau. 9 procent van de werkgelegenheid. Inclusief bedrijfstakken als vliegverkeer en toerisme, kunst en amusement, architectuur, filmproductie, musea en cultuur.
  • Lage/gemiddelde Covid-19, hoog automatiseringsrisico. Deze bedrijfstakken zijn relatief evenwichtig verdeeld over de geslachten, verdienen meestal minder en hebben minder kans op een hogere opleiding. 17 procent van de werkgelegenheid. Inclusief een aantal belangrijke bedrijfstakken zoals detailhandel, voedselproductie, thuiszorg en postbezorgings- en koeriersdiensten.
  • Lage Covid-19, laag automatiseringsrisico. Over het algemeen zijn de werknemers in de meest veerkrachtige sectroren vaker vrouw, worden ze vaak goed betaald en hebben ze een hoog opleidingsniveau. 35 procent van de werkgelegenheid. Inclusief wetenschappelijk onderzoek, gezondheidszorg en onderwijs en enkele door mannen gedomineerde bedrijfstakken zoals computerprogrammering.

Ondersteuning van risico-werknemers

De analyse toont niet alleen waar de pandemie het tempo van de automatisering zou kunnen opvoeren, maar onderstreept ook hoe Covid-19 nieuwe winnaars en verliezers creëert. Bedrijfstakken waarvan men eerder dacht dat ze tamelijk veerkrachtig waren, staan nu op de rand van de afgrond.
Voor een belangrijk deel stelt deze analyse in staat verder te gaan dan een ‘one size fits all’-aanpak bij het ontwikkelen van aanbevelingen voor toekomstig beleid. RSA doet een aantal aanbevelingen ter ondersteuning van verschillende groepen werknemers:

  1. Gerichte steun voor sectoren die een risico vormen voor Covid-19: Invoering van een gewijzigde versie van de Regeling voor de ondersteuning van de werkgelegenheid
    van de overheid (Job Support Scheme) op basis van het zogeheten Franse tweesporenstelsel met gereduceerde bijdragen voor sectoren die het meeste risico lopen. Voorwaarde voor langdurige steun is dat elk bedrijf met meer dan twintig werknemers een ondernemingsraad invoert.
  2. Overgangsactiviteiten voor werknemers die risico lopen op Covid-19 en automatisering: Invoering van een centrum voor baanzekerheid naast regelingen voor het scheppen van banen om de meest risicovolle werknemers te helpen bij de overgang naar veerkrachtiger sectoren. Een overgangsbasisinkomen bieden om deze werknemers financieel te ondersteunen bij hun omscholing.
  3. Bijscholen van werknemers die het risico lopen op automatisering: Introduceer een persoonlijke leerrekening in toekomstbestendige beroepen in sectoren met een groot risico op automatisering, met name in sectoren die sinds de pandemie een groei hebben doorgemaakt.

De overgangsactiviteiten moeten gericht zijn op bedrijfstakken die zowel door Covid-19 als door automatisering worden bedreigd. In de eerste plaats is het minder waarschijnlijk dat banen in sectoren die automatiseerbaar zijn, op de lange termijn levensvatbaar zijn, ook al zijn ze in de context van een pandemie iets levensvatbaarder.
In de tweede plaats worden deze werknemers over het algemeen minder goed betaald en daarom zou de overgang naar een nieuwe, beter betaalde of zekerder baan in een groeisector een kans kunnen zijn om de gaten in goed werk te dichten.

Of de economie al dan niet in staat is massaal banen te creëren, RSA ziet voor Groot-Brittannië een aangepaste versie van de Job Support Scheme als vangnet voor de stijgende werkloosheid. Maar er valt ook iets te zeggen voor het beschermen van goede banen in bedrijfstakken die waarschijnlijk op lange termijn levensvatbaar zijn, ondanks het feit dat ze op korte termijn minder levensvatbaar zijn vanwege de beperkingen op het gebied van de volksgezondheid. Hoewel er veel onzekerheid bestaat over de mogelijkheid van massaal testen of een vaccin in de komende zes maanden, zou de regering dit niet dienen uit te sluiten.

Downloaden rapport Work and automation in the time of Covid-19, door Fabian Wallace-Stephens en Emma Morgante, RSA, oktober 2020: www.thersa.org

Which jobs are at risk from Covid-19 and automation? door Fabian Wallace-Stephens, RSA, 12 oktober 2020: www.thersa.org/blog/2020/10/jobs-risk-covid-automation

EU-barometer analyseert impact COVID op regio’s en steden. Meer dan helft Europeanen heeft vertrouwen in regionale en lokale overheid

De eerste van de op 12 oktober 2020 verschenen editie van het rapport van de Jaarlijkse regionale en lokale barometer van de EU legt de nadruk op de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de Europese burger. Het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) – dat in 1994 naar aanleiding van het Verdrag van Maastricht is opgericht – bestaat uit 329 afgevaardigden van de lokale en regionale overheden uit alle 27 lidstaten van de Europese Unie. Samen vertegenwoordigen zij meer dan 446 miljoen Europeanen.

Het doel van deze eerste editie is een een overzicht geven van de toestand van de regio’s en lokale gemeenten tijdens deze crisis, aan de hand van feiten, cijfers, kaarten, voorbeelden en analyses. Op die manier krijgen regio’s, lokale gemeenten, nationale regeringen, EU-instellingen en andere belanghebbenden een duidelijk inzicht in de betekenis van deze crisis in de dagelijkse praktijk en de gevolgen voor de samenleving. Zo kan de barometer helpen bij het treffen van herstelmaatregelen.

De Barometer kan regio’s en lokale gemeenten ook helpen hun stem te laten horen in het besluitvormingsproces van de EU, door hun aanvragen te onderbouwen met bewijsmateriaal en gegevens.

Kernvragen van de Barometer zijn: Wat is het effect van de COVID-19-crisis op regio’s en lokale gemeenten in de EU? Welke verschillen zijn er tussen de regio’s? In welke mate hebben regio’s en lokale gemeenten te maken gehad met de gevolgen van de crisis op het gebied van gezondheid, het sociaal domein, economie en milieu? Hoe staat het met de lokale democratie in Europa? Hoe heeft de crisis de visie van de mensen op de EU beïnvloed? Welke EU-maatregelen zijn voorgesteld en ingevoerd? Hoe gaan zij de lokale gemeenten en regio’s helpen met herstel?

De Barometer geeft aan het slot van het rapport een aantal aanbevelingen, bedoeld om beleidsmakers op alle niveaus bij te staan bij het bieden van efficiënte en gerichte steun voor herstel en een betere toekomst in de regio en de lokale gemeente.

Een greep uit de inhoud van rapport:

  • De economische impact van COVID op regio’s en steden. Dalende inkomsten, stijgende kosten: de gevaren van het ‘schaareffect’.
  • De gevolgen voor de werkgelegenheid en de gemeenschappen. De noodzaak om een verloren COVID-19-generatie te voorkomen.
  • De asymmetrische gevolgen van de pandemie voor de regionale en lokale gezondheidsstelsels.
  • Meer geloof, meer vertrouwen: tijd om de democratie in de EU te veranderen.

De rol van de regionale en lokale overheid in de crisis

Het CvdR heeft tussen 3 en 17 september 2020 een enquête gehouden onder 26 000 burgers van de EU-lidstaten over de COVID-19-crisis en de rol van de regionale en lokale overheden. Gebleken is dat meer Europeanen vertrouwen hebben in regionale en lokale overheden (52%) dan in de EU (47%) en hun nationale overheid (43%).

Regionale of lokale overheden genieten ook meer vertrouwen (48%) dan de EU (45%) en de nationale regering (44%) wat betreft het nemen van de juiste maatregelen, zowel in het heden als in de toekomst, om de economische en sociale gevolgen van de coronacrisis het hoofd te bieden..

Meer in het algemeen zijn twee op de drie Europeanen van mening dat de regionale en lokale autoriteiten onvoldoende invloed hebben op de besluiten die op EU-niveau worden genomen, en 58% – waaronder een aanzienlijke meerderheid in alle 27 lidstaten – is van mening dat meer invloed van de regionale en lokale autoriteiten een positief effect zou hebben op het vermogen van de EU om problemen op te lossen.

Op de vraag welke gebieden meer invloed qua beleid zouden moeten hebben, gaat de voorkeur uit naar gebieden als gezondheidszorg (45%), werkgelegenheid en sociale zaken (43%), en onderwijs, opleiding en cultuur (40%).

De economische impact van COVID – de gevaren van het ‘schaareffect’

Dalende inkomsten en stijgende uitgaven, het zogenaamde ‘schaar-effect’, brengen de overheidsfinanciën van gemeenten, steden en regio’s in de EU in gevaar. Zo wordt de daling van de inkomsten van de sub-nationale overheden in Frankrijk, Duitsland en Italië in 2020 alleen al geraamd op ongeveer 30 miljard euro voor de drie landen, wat tot 10% van de respectieve totale inkomsten uitmaakt. Meer dan 90% van de EU-regio’s en -gemeenten verwachte een daling van hun inkomsten

COVID-19 heeft in de hele EU een enorme economische impact. Uit het rapport blijkt dat sommige gebieden bijzonder kwetsbaar zijn: Île-de-France, de Spaanse regio’s Andalusië, Castilië en León, Madrid en Valencia en de meeste Italiaanse regio’s zijn het hardst getroffen, samen met de kustgebieden van Kroatië, Oost-Bulgarije en Griekenland.

In het rapport wordt het verband gelegd tussen gezondheid en economie. Er wordt een evaluatie gemaakt van de mogelijke economische gevolgen van de lockdowns die zijn opgelegd om de verspreiding van het virus te voorkomen. Ook wordt het ‘schaareffect’ op de financiën van lokale en regionale overheden getoond. Enerzijds zijn hun uitgaven voor gezondheidszorg, sociale diensten en civiele bescherming explosief gestegen. Anderzijds krimpen hun inkomsten uit economische activiteiten snel.

Uit de antwoorden op een enquête die in samenwerking met de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in driehonderd gemeenten en regio’s is verricht, blijkt dat meer dan de helft van de sub-nationale overheden in 2020 een zeer grote impact op de sub-nationale financiën ondervindt (33% een matige impact). Zonder adequate steun zal de situatie in 2021 en zelfs 2022 volgens een grote meerderheid van regionale en lokale overheden in de EU verslechteren. Vooral steden worden getroffen: 78% van de respondenten die grote gemeenten (met meer dan 250.000 inwoners) vertegenwoordigen, maakt melding van een sterke impact van COVID-19 op hun financiën en functioneren. 83% van hen verwacht een daling van hun belastinginkomsten, en 53% van hen zelfs een sterke daling.

Downloaden van de samenvatting (in het Nederlands) van de Jaarlijkse regionale en lokale barometer van de EU – Berekening van de kosten van de COVID-pandemie voor de regio’s, steden en dorpen van de EU, Europees Comité van de Regio’s (CvdR), oktober 2020: klik hier.

Downloaden van het volledige rapport (in het Engels): EU Annual regional and local barometer, European Committee of the Regions, oktober 2020: https://cor.europa.eu/en/our-work/EURegionalBarometerDocs/4370-Barometer%20optimized.pdf

Video: Staat van de regio’s en steden van de Europese Unie, EU-assemblee van regionale en lokale afgevaardigden: https://cor.europa.eu/nl/our-work/Pages/EURegionalBarometer-2020.aspx

Zie ook: Nederlander vertrouwt vooral eigen regering, door Simon Trommel, Binnenlands Bestuur, 12 oktober 2020: www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-en-organisatie/nieuws/nederlander-vertrouwt-vooral-eigen-regering.14759686.lynkx

Ons gedrag aanpassen aan surveillance en voortaan je kind verbieden de handstand te doen in de openbare ruimte

Maxim Februari gaf de ROB-lezing van 2020 de titel mee: Hoe de inzet van data-technologie het karakter en de werking van het recht verandert. De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) is bezig met de voorbereiding van een advies, voorlopig genoemd Verantwoord sturen met data, waarmee de Raad wil bijdragen aan de (politieke) discussie over de legitimiteit van gedragssturing met data.
Maxim Februari is filosoof, jurist, schrijver en columnist. Hij begon zijn lezing met een voorbeeld, het SyRI-systeem, een wettelijk instrument dat de overheid gebruikte om persoonsgegevens van burgers aan elkaar te koppelen. Tegen SyRI (Systeem Risico Indicatie), was een rechtszaak aangespannen dat door eisers, onder wie Maxim Februari, in februari 2020 werd gewonnen.

Februari:
“SyRI was een fraude opsporingssysteem dat gebruik maakte van alle, maar dan ook echt alle, gegevens die over ons als burgers zijn verzameld. En volgens de Raad van State waren dat er zoveel dat er nauwelijks een persoonsgegeven te bedenken is dat er niet onder valt. Voor zover bekend was dit zelfs wereldwijd de eerste rechtszaak waarin bezwaar werd gemaakt tegen datasturing met een beroep op de mensenrechten. En we wonnen dus. De rechter verklaarde SyRI in strijd met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Goed dat was in februari. Maar ja, de staat geeft niet op want er ligt meteen al een voorstel van de regering voor een nieuwe wet, de Wet gegevensverwerking samenwerkingsverbanden. En die gaat nog verder dan de vorige. En dan kun je als coalitie van burgers en burgerrechten-organisaties, mensenrechtenadvocaten wel dapper opnieuw gaan procederen, maar iets aan die gang van zaken klopt niet.
Datasturing is niet minder dan een revolutie en de rechtsbescherming van de burger daarin moet niet afhangen van een handjevol verontruste burgers en organisaties, en van de vraag of ze überhaupt geld bij elkaar kunnen sprokkelen voor een rechtszaak.
De staat moet zelf geïnteresseerd zijn in bescherming van de burgers. Niet een systeem of een app in gebruik nemen en dan maar zien of iemand puf heeft om daar protest tegen aan te tekenen. Maar goed, sinds februari…
en vervolgens sinds maart, sinds het gedoe met de corona-apps lijkt er wel wat beweging in de zaak te komen. En hier en daar hoor je zowaar tegenwoordig een roep om een juridisch kader”.

Een Disneyland zonder kinderen

Een ander voorbeeld is het nieuwe, op Schiphol in gebruik genomen veiligheidssysteem waarmee je verdachte bewegingen kan opsporen. Volgens een hoogleraar hoeft men zich daar niet ongerust over te maken want zo’n systeem kan alleen maar afwijking in gedrag herkennen. Februari:
“Ziet het systeem bijvoorbeeld iets raars dan moet er nog steeds een mens aan te pas komen om te beslissen of er echt een gevaar is. Of, zei hij, dat bijvoorbeeld een kind de handstand doet. Toen ik dit las kreeg ik een duidelijk visioen van het chilling effect, het aanpassen van je gedrag aan surveillance. Want je kunt je voorstellen dat mensen in het vervolg hun kinderen op Schiphol verbieden nog de handstand te doen omdat ze er last mee krijgen, en oponthoud. Waarna de handstand voorgoed uit ons straatbeeld zal verdwijnen.

Een Disneyland zonder kinderen, sommige bestuurders noemen dat een veilige samenleving. Maar het verzamelen van data verandert niet alleen ons gedrag, menselijk gedrag, het verandert ook het onderzoek naar menselijk gedrag, de gedragswetenschap en de productie van kennis en dat is een punt dat ik zelf wezenloos en mateloos interessant vind”.

Rechtstatelijkheid

Volgens Februari heeft de overheid een achterstand opgelopen op de technologie. Bestuurders blijken absoluut niet op de hoogte van de juridische impact van het verzamelen van data: “Het gaat niet om privacy. Het onderwerp waar bestuurders en ambtenaren ‘s nachts van wakker zouden moeten liggen is rechtsstatelijkheid van deze nieuwe, geautomatiseerde staat. De geautomatiseerde staat is een staat die wordt bestuurd met behulp van data, code en software. Goed dit is het heden, je hebt bestuurders die spreken nog met een vies gezicht over privacy, en de regering interesseert zich niet diepgaand voor het onderwerp van de rechtsstatelijkheid. Maar in beschouwelijke kringen wordt gelukkig volop nagedacht over de rechtsbescherming van de burger. Er is een beter juridisch raamwerk nodig zeggen de deskundigen. En voor een juridisch raamwerk heb je een ethisch raamwerk nodig, want je wilt dat die datasturing wordt bepaald door publieke waarden, en niet door de mogelijkheden van de IT”.

De hype en de horror

Februari zegt dat er twee manieren zijn om naar de toekomst te kijken: de hype en de horror.
“De hype is de toekomstvisie van de techno-optimisten die denken dat je alle sociaal-politieke problemen kunt oplossen door simpelweg software los te laten op dataverzamelingen. Alles komt vanzelf goed, als je de straten maar volhangt met programma’s voor gezichtsherkenning. De bestuurlijke wereld helt naar deze kant over. Ik kom de visie althans veel tegen tijdens mijn bezoeken aan de wereld van het openbaar bestuur. En wee degenen die komen met aarzelingen over rechtvaardigheid. Die zijn, zoals het verwijt tot mijn verbazing of misschien zelfs verbijstering dit jaar nog steeds luidt: bang voor de stoomtrein.

Het andere extreem is de horror. Het is het beeld van de Dickensiaanse dystopie. Dat is een term die ik tegenkwam in The Guardian in een artikel over algoritmes die de armen straffen. Armen die het zwaarst getroffen worden door het gebruik van algoritmen. De Amerikaanse politicologe Virginia Eubanks noemt het the digital poorhouse, het algoritmische armenhuis. In deze visie leiden datasturing en geautomatiseerde besluitvorming tot armoede, ongelijkheid, discriminatie en algeheel verlies aan rechten. En ons Nederlands debacle met de belastingtoeslagen past natuurlijk naadloos in dit Dickensiaanse beeld van het armenhuis.
Hype en horror, afzonderlijk zijn die twee misschien allebei geen volledige afbeelding van de werkelijkheid, maar er zijn redenen om aan te nemen dat ze allebei tegelijkertijd kloppen. Het glas is tegelijkertijd halfvol en halfleeg. Door de inzet van datatechnologie kunnen we tegelijkertijd snelle oplossingen verwachten voor echte informatieproblemen en een verergering van de mensenrechtensituatie. Of misschien zelfs het verdwijnen van het mensenrecht.
We kunnen én welvaart én armoede verwachten. En efficiënter bestuur, én teloorgang van het recht. En de vraag of je meer aandacht moet besteden aan de hype of aan de horror, is natuurlijk maar net de vraag wat je belangrijk vindt in het leven. Mij lijkt het dat de staat, tot nu toe in de ban van de hype, wel wat meer aandacht zou mogen besteden aan de horror. Dus dat is mijn vriendelijke advies aan de staat, zolang die nog bestaat”.

In de lezing kwam nog meer aan de orde, zoals het verdwijnen van de staat en de opkomst  van de geprivatiseerde maatschappij waarin nationale en lokale politici en bestuurders de constitutionele rechten van burgers overboord kieperen uit pure technosolutionistische naïviteit.

De uitdaging, aldus voorzitter Han Polman van ROB tot slot, zal zijn of wij ons bewustzijn moeten vergroten of vragen moeten stellen. Of zijn we eraan toe een aantal nieuwe normen te stellen met elkaar?

Op Maxim Februari’s lezing volgde een co-referaat van Martiene Branderhorst, lid van de Raad voor Openbaar Bestuur.

Eind 2020 verschijnt de lezing van Maxim Februari in boekvorm. Een exemplaar kan worden aangevraagd via e-mail met vermelding van naam en adres aan: info@raadopenbaarbestuur.nl

Klik op de afbeelding hieronder voor terugkijken op video van de ROB-lezing van Maxim Februari, gehouden op 1 oktober 2020 in Den Haag.

Iris Oversier heeft alles wat gezegd en bediscussieerd was tijdens de lezing en het co-referaat samengevat in een tekening. Zie afbeelding helemaal bovenaan (detail).

Expositie ‘Ridders van de Molen’ brengt ode aan het molenaarsambacht

Het nieuwe Molenmuseum brengt met de foto-expositie Ridders van de molen een ode aan het molenaarsambacht. Het is de eerste expositie, en blijvend onderdeel, van de multimediale ontdekkingstocht Wereld van windmolens in het nieuw geopende Molenmuseum op de Zaanse Schans, de historische buurt van Zaandam.
Fotograaf Jeroen Nieuwhuis maakte een serie indrukwekkende foto’s van molenaars van vereniging de Zaansche Molen tijdens hun dagelijkse werkzaamheden. Met deze serie, getiteld The miller’s craft, won de fotograaf de zilveren prijs van de prestigieuze PX3 Prix de la Photographie Paris 2020.

Vakmanschap en immaterieel erfgoed

Molenaars zijn uit bijzonder hout gesneden. Ze zijn verknocht aan hun molen. Op de dertien molens van vereniging De Zaansche Molen werken ongeveer veertig molenaars, van jong tot oud. Sommigen in dienst, anderen vrijwillig. De molenaars houden het ambacht levend. UNESCO heeft het belang van het molenaarschap officieel erkend door het in 2017 te bestempelen als immaterieel erfgoed. Twee molenaars zijn in juni 2020 koninklijk onderscheiden met een ridderorde, vanwege hun grote verdiensten voor het behoud van het molenaarsambacht. De kennis en deskundigheid van de molenaars zijn van onschatbare waarde.
Jeroen Nieuwhuis is met filmmaker Jan Minkhorst vanaf februari 2020 in weer en wind, van zonsopkomst tot zonsondergang, dagelijks bezig geweest met het vastleggen van het vakmanschap en de passie van de molenaars.

In het Noordhollands Dagblad vertelt Nieuwhuis in een interview dat “hij echt gegrepen werd tijdens het fotograferen door het werk van de molenaars. Aan de andere kant realiseerde ik mij ook dat veel mensen een heel ander beeld zullen hebben, dat van ‘oud’ en ‘folklore’. Ik wilde juist de dynamiek en de veelzijdigheid van dit beroep laten zien. Vooral om jongeren te interesseren dit vak op te pakken, zodat de historische windmolens niet verloren gaan”.

Het nieuwe Molenmuseum

De molens op de Zaanse Schans liggen op loopafstand van het museum dat feestelijk werd geopend op 28 september 2020. Tickets zijn verkrijgbaar bij het museum en bij de molens. Toegang is beperkt vanwege COVID-19; reserveren is noodzakelijk. Maar, wie onaangekondigd aan de deur komt, wordt niet buitengehouden, hoewel dat afhankelijk is van het aantal toegestane bezoekers op dat moment. Is er plaats, dan zijn bezoekers welkom. Spontaan bezoek is dus mogelijk.

Molens en Molenmuseum vallen onder beheer van vereniging de Zaansche Molen. Leden dragen door hun contributie al bijna honderd jaar bij aan het in standhouden van dit Zaanse erfgoed.

Het Molenmuseum is dagelijks geopend van 10.00 tot 17.00 uur.
Meer inlichtingen over de expositie, toegangsprijzen en openingstijden op De Zaansche Molen: www.zaanschemolen.nl

Hieronder introductievideo Wereld van windmolens – Erfgoed van wereldformaat.

Zaansche Schans – Knights of the windmill, fotoserie van Jeroen Nieuwhuis: www.jeroennieuwhuis.nl/tegel/knights-of-the-windmill/

Bekroonde foto-expositie van Zaanse molenaars. Ode aan het molenaarsambacht, door Ronald Massaut, Noorhollands Dagbad, regio Zaanstreek-Waterland, 7 oktober 2020: www.noordhollandsdagblad.nl/cnt/DMF20201006_86740496/bekroonde-foto-expositie-van-zaanse-molenaars-ode-aan-het-molenaarsambacht

Fotografie: Jeroen Nieuwhuis

Enquête over effecten COVID-19 op leven en werk inwoners EU tijdens lockdown en drie maanden later

Om de directe gevolgen van de COVID-19-pandemie op de manier van leven en werken van inwoners van Europa in kaart te brengen, heeft stichting Eurofound een online-enquête in de hele Europese Unie gehouden. Het rapport met de resultaten van onderzoek is getiteld Living, working and COVID-19. Er zijn tot nu toe twee enquêteronden geweest, in april en juni, waardoor het mogelijk is de omstandigheden van de respondenten ten tijde van de lockdown te vergelijken met de periode drie maanden later waarin de strenge maatregelen in veel landen werden versoepeld.

De online-enquête is anders dan voorgaande enquêtes over kwaliteit van leven en arbeidsomstandigheden*). De gegevens zijn online verzameld met behulp van diverse in het rapport beschreven methoden. De enquête werd bovendien onder de aandacht gebracht op de website van Eurofound en op Facebook teneinde zoveel mogelijk personen boven de 18 jaar te bereiken.

De enquête bevat vragen over de arbeidsomstandigheden van respondenten, de balans tussen werk en privéleven en het gebruik van telewerk tijdens de COVID-19-crisis. Het onderzoek gaat ook over de kwaliteit van leven en de maatschappij, met vragen die variëren van welzijn, geluk en optimisme tot gezondheid en de mate van vertrouwen in instellingen. Voor de tweede ronde zijn nieuwe vragen toegevoegd over de kwaliteit van arbeid en gezondheid, veiligheid op het werk, online-onderwijs, gebruik van online-diensten, alsook een reeks vragen gericht op het verkrijgen van inzicht in de de mate waarin respondenten hebben verzocht om financiële steun van de overheid of daarvan gebruik hebben gemaakt.

Beleid

De gevolgen van de COVID-19-pandemie is van ongekende omvang voor de gezondheid en de sociaal-economische omstandigheden van miljoenen mensen over de hele wereld. (Eurofound publiceerde begin mei 2020 de eerste resultaten van ronde 1 van de enquête). In september blijkt dat meer dan 2,2 miljoen mensen het virus hebben opgelopen in de EU. De economische gevolgen zijn niet minder grimmig. In juli schatte de Europese Commissie dat de Europese economie in 2020 met 8,3% zou krimpen. Voorspeld wordt dat afwijkingen tussen lidstaten groter worden vanwege grote verschillen in omvang van de gevolgen van de pandemie en herstelmaatregelen.

In reactie hebben de Europese Unie en de lidstaten veel maatregelen getroffen om de sociale en economische gevolgen van de pandemie het hoofd te bieden. Het zwaartepunt van de inspanningen ligt bij maatregelen gericht op de wederopbouw van de nationale economie, het veilig stellen van banen en het bevorderen van sociale cohesie. Op 27 mei 2020 kondigde voorzitter Ursula von der Leyen van de Europese Commissie een plan aan om 750 miljard euro te lenen ter ondersteuning van het economisch herstel in de EU. Op 21 juli hebben staatshoofden en regeringsleiders van de 27 lidstaten overeenstemming bereikt over het plan tijdens een speciale vergadering – de langste ooit – van de Europese Raad. Over het plan wordt nog steeds onderhandeld tussen het Europese parlement en de EU-lidstaten.

De COVID-19-crisis benadrukt het belang van gelijke rechten op sociale bescherming. Via de invoering van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) zal dit recht worden uitgebreid tot alle mensen, ongeacht hun arbeidsverhoudingen, dus ook de zelfstandigen. De crisis toont ook het belang aan van inkomensbescherming – het EU-programma voor het nationale minimumloon wordt binnenkort ingevoerd als onderdeel van het EPSR. Nu er veel banen zijn verdwenen (althans tijdelijk), onderstreept de crisis ook de noodzaak van dringende maatregelen de werkloosheid aan te pakken, vooral de jeugdwerkloosheid.

Voornaamste conclusies

  • In heel Europa ondervonden mensen na de lockdown een verbetering van hun toestand en hadden ze meer werkuren en minder baanonzekerheid in vergelijking met april. Er is evenwel grote ongelijkheid onder specifieke groepen.
  • Ondanks de snelle invoering van maatregelen ter ondersteuning van degenen die hun baan zijn kwijtgeraakt, heeft meer dan de helft van de werkloze respondenten sinds de uitbraak van COVID-19 geen enkele financiële steun meer ontvangen, waardoor velen sterk afhankelijk zijn van informele steun. Het aantal mensen dat melding maakt van moeite om de eindjes aan elkaar te knopen was het hoogst onder de werkloze respondenten, en in juli was wat dat betreft het aantal verdubbeld bij werkende huishoudens.
  • Jongeren komen naar voren als behorend tot een van de grootste groepen verliezers van de lockdown, samen met de werklozen. Zij melden een laag niveau van welzijn, ondanks enige verbetering sinds het begin van de pandemie. Hoewel welzijn en optimisme sinds april zijn toegenomen, blijven jongeren zich buitengesloten voelen van de maatschappij en lopen ze het grootste risico op een depressie. Het laat zien wat voor invloed de beperkingen tijdens de lockdown op hen hebben.
  • Ook vrouwen hebben nog steeds te maken met onevenredig grote gevolgen en blijven minder optimistisch over hun toekomst dan mannen. De kloof is tussen april en juli nog groter geworden. De pandemie heeft ook meer invloed gehad op het evenwicht tussen werk en privéleven van vrouwen dan van mannen. Vrouwen kregen meer te maken met arbeidstijdverkorting en jonge vrouwen hadden meer kans hun baan te verliezen dan mannen. Vooral de zorgtaken voor vrouwen zijn toegenomen tijdens de pandemie.
  • Het vertrouwen in de EU is toegenomen in juli, terwijl het vertrouwen in de nationale regering is afgenomen. De grootste toename deed zich voor in Italië en Spanje, landen die het hardst zijn getroffen door de pandemie. Het vertrouwen in zowel de nationale regering als de EU is aanzienlijk groter bij EU-burgers die tijdens de pandemie financiële steun hebben ontvangen.

Downloaden Living, working and COVID-19, Eurofound, 28 september 2020: www.eurofound.europa.eu/nl/publications/report/2020/living-working-and-covid-19

Noot
*) European Quality of Life Survey – EQLS, en European Working Conditions Survey – EWCS:
www.eurofound.europa.eu/surveys/european-working-conditions-surveys-ewcs
www.eurofound.europa.eu/surveys/european-quality-of-life-surveys

Eurofound is de Europese Stichting tot verbetering van levens- en arbeidsomstandigheden: www.eurofound.europa.eu/

Landelijke actie ‘Aandacht voor elkaar’ start 6 oktober in Den Bosch

Dinsdag 6 oktober 2020 start de landelijke periode waarin gevraagd wordt om aandacht voor elkaar.  Aandacht voor elkaar begint in ’s-Hertogenbosch waar minister-president Mark Rutte en minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in gesprek gaan met Brabanders die op verschillende manieren te maken hebben gehad met het coronavirus.

Het coronavirus vraagt veel van de maatschappij en de mentale weerbaarheid van alle Nederlanders. Er is verlies op alle fronten. Mensen die ziek worden of een dierbare verliezen. Ondernemers die harde klappen krijgen. Mensen die hun baan verliezen. Jongeren die beperkt worden in alles wat belangrijk is als je jong bent. Mensen die eenzaam zijn. Corona is daarmee een virus dat niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk slopend kan zijn.

Ruimte voor bijzondere verhalen

Met Aandacht voor elkaar wil de overheid steun geven aan de vele initiatieven die rond corona zijn genomen. Er is speciaal een website ontworpen – www.aandachtvoorelkaar.nl –  waarop initiatieven – van klein tot groot – worden verzameld. Gemeenten, (maatschappelijke) organisaties, bedrijven en personen zijn opgeroepen om hun initiatieven via deze website aan te melden. Ook kunnen mensen via deze website hun persoonlijke verhaal delen.

De vele mooie initiatieven en acties kunnen daarbij een inspiratie zijn om elkaar verder te helpen om door deze moeilijke periode heen te komen.

Aftrap in Congrescentrum 1931

Tijdens de aftrap in ’s-Hertogenbosch op dinsdag 6 oktober gaan minister-president Rutte en minister De Jonge in gesprek met mensen die de afgelopen maanden op verschillende manieren in aanraking zijn gekomen met het coronavirus: van patiënten en zorgprofessionals tot ondernemers en mensen uit het onderwijs. Deze mensen zijn, samen met de beide bewindspersonen, vervolgens te gast bij de uitzending Tijd voor Max. Dit programma wordt op dinsdag 6 oktober vanaf 17.10 uur live uitgezonden op NPO 1: www.maxvandaag.nl/sessies/themas/media-cultuur/mark-rutte-en-hugo-de-jonge-te-gast-bij-tijd-voor-max-vanuit-s-hertogenbosch/

De periode van Aandacht voor elkaar duurt tot het einde van 2020.

 

Aandacht voor elkaar start in de jaarlijkse Week van de eenzaamheid die loopt van 1  t/m 8 oktober 2020.

Aandacht voor elkaar, Rijksoverheid: www.aandachtvoorelkaar.nl

Meer informatie Week van de eenzaamheid is te vinden op www.eentegeneenzaamheid.nl

 

 

Foto bovenaan is van Beeldbank, Rijksoverheid