Skip to main content

Redactie Beroepseer

Enquête onder 6.600 zorgmedewerkers wijst uit: coronacrisis heeft er bij hen flink ingehakt

De coronacrisis heeft op medewerkers in de zorg zwaar ingehakt. Een grote meerderheid van hen, 85 procent, vindt dat zorgpersoneel in die periode te zwaar belast is. De helft voelt zich fysiek en emotioneel uitgeput. Ruim een kwart overweegt minder te gaan werken of te stoppen. Er is veel ergernis over het gebrek aan concrete waardering voor zorgpersoneel.
Dat blijkt uit onderzoek onder ruim 6.600 medewerkers van ziekenhuizen, zorginstellingen en thuiszorg. Het onderzoek is uitgevoerd door het tv-programma Hollandse Zaken van Omroep MAX in samenwerking met vakbond FNV.
Van de zorgmedewerkers voelde meer dan de helft zich tijdens hun werk onveilig en onvoldoende beschermd. Meer dan een kwart heeft het werk tijdens de coronacrisis zelfs als traumatisch ervaren.

Waardering

Zorgpersoneel hunkert naar échte waardering, zo blijkt uit het onderzoek. De landelijke applausactie in maart gaf en geeft veel zorgverleners een dubbel gevoel, omdat een hogere beloning uitblijft. En juist meer salaris heeft voor de overgrote meerderheid (88 procent) de hoogste prioriteit. Daarnaast heeft zorgpersoneel dringend behoefte aan minder werkdruk, meer collega’s en minder bureaucratie.

Bonus twee keer zo hoog

En de op 25 juni 2020 aangekondigde bonus van € 1000? Die had volgens het zorgpersoneel bijna twee keer zo hoog moeten zijn: € 1850. En dan nog heeft een bonus alleen zin als er ook een stevige structurele loonsverhoging komt, vindt driekwart (74 procent).
Vakbond FNV eist 5 procent meer loon, met een minimum van € 200 extra per maand. De zorgmedewerkers vinden dat ze – gemiddeld – recht hebben op 7,6 procent erbij. .

Werkbelasting

Volgens FNV-vice-voorzitter Kitty Jong is de werkbelasting van zorgpersoneel ‘echt veel en veel te hoog’. Ze vindt het kwart dat overweegt minder te werken of te stoppen ‘schokkend’ met het oog op het toch al grote personeelstekort. En dan komt er mogelijk ook nog een tweede corona-golf aan, waarvoor veel zorgmedewerkers blijkens het onderzoek bang zijn.

Frustrerend: niet mogen staken

Uit het onderzoek spreekt veel onmacht en cynisme over de arbeidsomstandigheden en de waardering. Zo denkt driekwart (74 procent) na de corona-crisis te kunnen fluiten naar een loonsverhoging. Het frustreert een even grote groep dat ze als zorgmedewerkers niet mogen staken. En dat terwijl het gros (90 procent) vindt dat er hard met de vuist op tafel moet worden geslagen.

Hete herfst

Kitty Jong voorspelt een hete herfst en acties voor hoger loon in de zorg. De bonus is een begin. Maar er is meer nodig. ‘Nu ervaren veel zorgmedewerkers niet zozeer applaus, maar eerder een opgestoken middelvinger, vooral vanuit de politiek.

Televisie-uitzending zaterdag 27 juni 2020

Het televisieprogramma Hollandse Zaken van Omroep MAX besteedt in de uitzending van zaterdagavond 27 juni 2020 aandacht aan de waardering voor de zorg en laat zien hoe het zorgpersoneel terugblikt op de coronazorg: ‘Helden van de zorg’ terug bij af? Aanvang 20.35 u op NPO 2: https://pers.omroepmax.nl

Zorgpersoneel uitgeput door coronacrisis, Max Vandaag, 27 juni 2020: www.maxvandaag.nl

Downloaden Zorgenquête FNV, 25 juni 2020: https://beroepseer.nl

Zorg- en welzijnswerkers uitgeput door coronacrisis, door Peter te Lintel Hekkert, FNV, 27 juni 2020: www.fnv.nl

Geen plek voor grote problemen. Algemene Rekenkamer brengt oorzaken wachtlijsten GGZ in beeld

De Algemene Rekenkamer heeft de aanpak van wachtlijsten in de specialistische GGZ onderzocht. De opzet daarvan is zo breed, dat patiënten met zware psychische problemen, vaak veroorzaakt door een combinatie van aandoeningen, er niet mee geholpen zijn. Naar schatting moeten 11.000 van deze patiënten vier maanden of langer wachten tot de behandeling kan beginnen

Hoe complexer de problematiek, hoe langer de wachttijd

De Algemene Rekenkamer trekt de conclusie dat hoe complexer de problematiek is, hoe langer de wachttijd. Dat geldt zeker als een ernstige psychische aandoening gepaard gaat met andere problemen of als de patiënt verstandelijk beperkt is.

De schatting dat 11.000 mensen te lang moeten wachten op de start van de behandeling is gebaseerd op peilingen naar de wachtlijsten bij ggz-instellingen, die de koepelorganisaties GGZ Nederland en MeerGGZ in 2018 hielden. Het ligt zo’n 40 keer hoger dan de 250 à 300 patiënten waarmee de staatssecretaris van VWS rekent in het plan van aanpak dat hij in maart 2020 naar de Tweede Kamer stuurde. De Rekenkamer zegt daarom dat het risico bestaat dat dit plan ‘onvoldoende zal bijdragen aan het verkorten van de wachttijden’.

Jaarlijks doen 1,3 miljoen mensen een beroep op de ggz. Het overgrote deel van hen wordt op tijd geholpen. Dat neemt echter niet weg dat voor de relatief kleine groep van 11.000 mensen de consequenties van te lange wachttijden groot kunnen zijn.

De Algemene Rekenkamer wijst drie oorzaken aan voor te lange wachttijden:

Financiële prikkels in de bekostiging van de ggz maken het voor de zorgaanbieders aantrekkelijk om zich vooral te richten op patiënten met minder zware problemen.
Patiënten met een zware zorgvraag zijn aangewezen op geïntegreerde ggz-instellingen, waar professionals vanuit verschillende disciplines samenwerken. Juist in deze instellingen is een capaciteitsprobleem, onder meer door een personeelsgebrek.
Het is moeilijk om geschikte begeleiding te vinden voor patiënten die de specialistische ggz kunnen verlaten. Hierdoor blijven zij plaatsen innemen die eigenlijk vrij zouden moeten komen voor nieuwe patiënten.

Aanbevelingen

De Algemene Rekenkamer beveelt de staatssecretaris van VWS aan om met wachttijdbeleid te komen dat zich speciaal richt op de groep van 11.000 patiënten die te lang op behandeling moeten wachten.

Methoden en normen

Om antwoord te vinden op de vraag naar de resultaten van de aanpak van wachttijden in de specialistische ggz, heeft de Algemene Rekenkamer literatuuronderzoek gedaan, data geanalyseerd en vijftig interviews afgenomen met betrokkenen. Dat waren onder meer vertegenwoordigers van landelijke organisaties, aanbieders van ggz, patiëntvertegenwoordigers, huisartsen, zorgverzekeraars, gemeenten en betrokkenen in acht regio’s (in zes daarvan zijn taskforces actief om de wachttijden aan te pakken).

Downloaden rapport Geen plek voor grote problemen, Algemene Rekenkamer, 25 juni 2020: https://beroepseer.nl

Geen plek voor grote problemen. Aanpak van wachttijden in de specialistische ggz, Algemene Rekenkamer, 25 juni 2020: www.rekenkamer.nl

Eerste reflecties op effect van Coronacrisis op openbaar bestuur, democratie en rechtsstaat

In tijden van crisis wordt een bestuurder geheel in beslag genomen door de urgentie van de situatie. Er moeten beslissingen worden genomen, het liefst onmiddellijk. Daarbij moeten op dat moment strijdige belangen en waarden tegen elkaar worden afgewogen. Het ene besluit is goed voor het beschermen van die ene waarde (bijvoorbeeld gezondheid), maar een andere beslissing tast die juist aan en borgt een andere waarde (bijvoorbeeld welvaart, veiligheid of privacy). In een crisissituatie moet een bestuurder tegengestelde waarden tegen elkaar afwegen, dat moet hij snel doen en zonder dat hij over volledige
informatie beschikt.

Probeer in een dergelijke situatie ook nog maar eens ruimte te creëren – in hoofd of agenda – om te reflecteren. Om even uit het oog van de storm te stappen en jezelf af te vragen: wat gebeurt hier eigenlijk? Waar ben ik op het ogenblik onderdeel van? Wat maak ik hier mee? De paradox is dat reflectie tijdens crises enerzijds een haast onmogelijke opgave is en dat ruimte voor bezinning en analyse anderzijds onmisbaar zijn om een crisissituatie doeltreffend het hoofd te kunnen bieden. En dus is het zaak dat anderen die reflectie en bezinning organiseren.

De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) heeft een reader samengesteld met daarin de eerste reflecties op het effect van de Coronacrisis op het openbaar bestuur, de democratie en de rechtsstaat: Het openbaar bestuur voorbij Corona.
De lockdown die nodig was om de verspreiding van het Coronavirus tegen te gaan, was twee maanden onderweg toen de Raad  besloot om aan bijna vijftig wetenschappers en bestuurders te vragen korte verkenningen op te stellen over de invloed van de huidige Coronacrisis op het functioneren van het openbaar bestuur, de democratie en de rechtsstaat. De Raad was vooral benieuwd naar beknopte observaties, notities, knelpunten en dilemma’s. Meer dan dertig auteurs waren bereid om binnen een week hun bijdrage te leveren.

Trots over slagkracht

Tal van auteurs wijzen erop dat deze crisis door het openbaar bestuur doeltreffend en met flinke slagkracht het hoofd is geboden. Daarbij wordt vooral gewezen op het succes van de Veiligheidsregio. Die bleek in staat snel en kordaat te handelen, met de burgemeester van de grootste gemeente in de regio als boegbeeld. Daarbij hielp het dat de Coronacrisis voor een deel ook een regionaal gesitueerde en gespreide crisis was. Enkele bijdragen stellen daarbij dat deze Coronacrisis definitief heeft bewezen dat de regio ‘here to stay’ is. De afgelopen maanden hebben bewezen dat de regio het schaalniveau is waar grote maatschappelijke opgaven met daadkracht kunnen worden aangepakt.

Zorgen over democratie en rechtsstaat

De paradox is dat de zorgen die tegelijk worden gesignaleerd over democratie en rechtsstaat ook verband houden met die Veiligheidsregio. De democratische omissie is erin gelegen dat de Veiligheidsregio geen bestuurslaag is met een gekozen volksvertegenwoordiging die het regionale bestuur kan controleren. De burgemeester van de grootste gemeente vervult de rol van voorzitter van de Veiligheidsregio, maar die zal niet alle Raden van de gemeenten die in zijn verzorgingsgebied vallen langs gaan om daar uitleg te verschaffen aan of verantwoording af te leggen in de plaatselijke gemeenteraad. Tal van gemeenteraden maar ook colleges van burgemeester en wethouders hebben werkloos moeten toezien hoe een andere en niet democratisch gekozen bestuurslaag de macht overnam en ingrijpende besluiten nam.

In het verlengde daarvan noteren enkele auteurs in hun bijdrage hun zorgen over de borging van tot voor kort als onaantastbaar geachte rechtsstatelijke principes. De vrijheden van (bijvoorbeeld) vergadering, godsdienst en ontmoeting werden op het hoogtepunt van de Coronacrisis tijdelijk ‘on hold’ gezet. Het maatschappelijke draagvlak daarvoor was groot, maar politieke controle en tegenspraak was aanvankelijk gering. Een adequate rechtsstatelijke borging vereist dat de inperking van grondrechten een goede onderbouwing krijgt en voor een beperkte tijd geldt waarbij vooraf duidelijk is voor hoe lang of onder welke voorwaarden die beperkingen weer kunnen worden opgeheven. Die duidelijkheid en kaders ontbraken en ontbreken in veel gevallen nog steeds.

Inhoudsopgave

Ter inleiding
Han Polman & Rien Fraanje

Deel I Algemene reflecties
Caspar van den Berg | De boel rechtsstatelijk een beetje bij elkaar houden
Paul Frissen | Aanbevelingen aan dienaren van de staat
Leonard Geluk | De ‘verroer-je-niet-samenleving’ is geen doel om naar te streven
Ira Helsloot | Er zal meer met minder moeten gebeuren op het veiligheidsdomein
Liza Mügge & Zahra Runderkamp | Diversiteit in besluitvorming
Trui Steen | De rol van de overheid ook tijdens crisis: hoe om te gaan met (conflicterende)
publieke waarden?
Bernard Steunenberg | Nederland digitaal in Coronatijd; een realitycheck
Katrien Termeer | De Coronacrisis als wicked problem

Deel II Openbaar bestuur
Meike Bokhorst | Permanente staat van crisismanagement vergroot behoefte aan lange
termijn gerichtheid van het openbaar bestuur
Mark Bovens | Blijvende verandering van functioneren van openbaar bestuur?
Martiene Branderhorst | Leed en lessen
Kees Breed | Post-corona: welke toekomst voor gemeenten?
Sandra Groeneveld | Grensoverschrijdende samenwerking in tijden van crisis
Paul ’t Hart | Tussen hoop en vrees: besturen na Corona
Albert Meijer | Coronacrisis, nieuwe technologie en openbaar bestuur
Mirko Noordegraaf | Openbaar bestuur in en na Covid19: meer maatschappelijke
intelligentie
Huri Sahin | Inclusief openbaar bestuur in crisistijd
Peter Verheij | Intelligente bestuurlijke en financiële verhoudingen
Kees Jan de Vet | Ineens was er één overheid
Miranda de Vries | Centrale sturing en decentrale uitvoering in tijden van crisis
Kutsal Yesilkagit | Het openbaar bestuur na Corona: terug naar normaal

Deel III Democratie
Marcel Boogers | Democratie na Corona
Geerten Boogaard & Martijn van der Steen | Lokale democratie onder druk
Frank Hendriks | Corona en democratie
Sarah L. de Lange | Democratische neergang in tijden van crisis
Monique Leyenaar | Corona en democratische besluitvorming

Deel IV Rechtsstaat
Jan Brouwer & Jon Schilder | Herziening staatsrecht noodzakelijk
Ernst Hirsch Ballin & Corien Prins | De publieke taken van een democratische rechtsstaat
Frank van Ommeren | En weer zwelt de reguleringsgolf aan…
Barbara Oomen | De rechtsstaat en Corona

Downloaden Het openbaar bestuur voorbij Corona, Raad voor het Openbaar Bestuur, 18 juni 2020: https://beroepseer.nl

Wat is de invloed van de Coronacrisis op het openbaar bestuur, de democratie en rechtsstaat?, Raad voor het Openbaar Bestuur, 18 juni 2020: www.raadopenbaarbestuur.nl

“Nu de grootste urgentie van de crisis – een oncontroleerbare toeloop op de ic’s – voorlopig is geweken, gaat de Coronacrisis een nieuwe fase in. Daarbij is het wenselijk dat de politiek zijn primaat weer pakt en de rechtsstaat voor een machtsbalans tussen de instituties zorgt”
(Han Polman, voorzitter ROB)

(Positieve) HRM-lessen. Wat zijn de gevolgen voor werk en werkenden in crisistijd?

Sinds eind maart 2020 publiceert de Vereniging voor Bestuurskunde in de videoreeks Special state of science drie maal per week een mini-college van een hoogleraar bestuurskunde. Wat zijn de lessen van het besturen en managen in crisistijd?
Het meest recente (24 juni) college is van Frank Hendriks, hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg. Hij heeft het over De Coronacrisis en het institutionele filter. Hendriks buigt zich over de vraag hoe we verschillen in het Coronabeleid in West-Europese landen kunnen begrijpen.

Herwaardering voor professionals in publieke sector

Begin juni sprak Eva Knies over (positieve) HRM-lessen in crisistijd. Knies is hoogleraar strategisch human resource management (HRM) aan de Universiteit van Utrecht en verkent de gevolgen van de Coronacrisis voor werk en werkenden, met nadruk op de publieke sector.

Naast negatieve gevolgen – werkdruk, baanonzekerheid en baanverlies – heeft de Coronacrisis ook positieve gevolgen, en het zou mooi zijn als we dat overhouden aan de crisis. Ten eerste is er in maatschappelijk opzicht een herwaardering ontstaan voor professionals in de publieke sector, zoals artsen, verpleegkundigen en leraren. Naast financiële beloning is zulke waardering van groot belang voor publieke professionals.

Ten tweede is werk in meer organisatorisch opzicht ingrijpend veranderd: het vindt op afstand plaats, met grote verschillen tussen medewerkers. Leidinggevenden zijn dan belangrijk, om blijvend het gesprek aan te gaan en om uit te gaan van individuele behoeften.
Ten derde wordt er op individueel niveau meer gereflecteerd op werk en loopbaan, iets dat waardevol is, maar vaak niet gebeurt. Dat kan leiden tot carrièrebeslissingen. Al deze gevolgen zijn extra interessant, omdat de Coronacrisis geen sprint is maar een marathon. Dat maakt lange adem-aandacht voor het personeel – de human resources – prestaties en welzijn relevant.

De Vereniging voor Bestuurskunde (VB), opgericht in 1973, is een bloeiend forum van mensen die geïnteresseerd zijn in het reilen en zeilen van het openbaar bestuur. Onder hen bevinden zich onderzoekers, studenten, organisatieadviseurs, bestuurders en beleidsambtenaren uit alle lagen en sectoren van het openbaar bestuur. (www.youtube.com/channel/UCfhX7w1sMKapd5fDxw-WnPA/videos)

Overleg in Tweede Kamer over toekomst van ons geldstelsel

Op 24 juni 2020 spreekt de commissie voor Financiën in een notaoverleg over de toekomst van het geldstelsel. Minister Hoekstra van Financiën komt voor het overleg naar de Tweede Kamer.
Op de agenda staan de kabinetsreacties op het WRR-rapport Geld en schuld en het rapport van De Nederlandsche Bank over digitaal centralebankgeld en het schriftelijk overleg over de initiatiefnota van Tweede Kamerlid Alkaya (SP), getiteld 100% veilig sparen en betalen.

Nutsbank

Het burgerinitiatief ‘Ons Geld’ heeft in 2015 voorgesteld om het scheppen van geld aan de overheid en niet aan de banken te laten. Het debat in de Tweede Kamer op 16 maart 2016 over het initiatief leidde tot een verzoek aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) om de voor- en nadelen van verschillende systemen van geldschepping te onderzoeken. De WRR zag in zijn rapport Geld en schuld in januari 2019 bezwaren tegen het plan van burgerinitiatief ‘Ons Geld’, maar onderkende ook de nadelen van het huidige geldsysteem. De raad pleitte daarom voor de oprichting van een nutsbank die zich alleen met betalen en sparen bezighoudt. De minister van Financiën heeft in juni 2019 aan de Kamer laten weten dat het kabinet onvoldoende redenen ziet om zelf een dergelijke bank op te richten.

Initiatiefnota veilig sparen en betalen

Het Tweede Kamerlid Alkaya (SP) stelt in zijn nota in december 2018 voor om een alternatief te bieden voor de dienstverlening van de commerciële banken met de oprichting van een publieke depositobank, waar burgers hun spaargeld kunnen onderbrengen. Verder bepleit hij een onderzoek naar een publieke betaalinfrastructuur naast de al bestaande systemen van de banken.

Digitaal centralebankgeld

De WRR noemt in zijn rapport ook de mogelijkheid van digitaal centralebankgeld als alternatief voor het betalingsverkeer van de private banken. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft de mogelijkheid van een eigen digitale munt dit jaar (2020) onderzocht, naar aanleiding van het plan van Facebook om een eigen cryptomunt, de Libra, in te voeren. DNB kan dan betaalrekeningen gaan aanbieden en ook sparen bij DNB mogelijk maken. Door de opkomst van digitaal betalen en daarmee een veel kleiner aandeel contant geld zijn de centrale banken hun belangrijke rol in het betalingsverkeer kwijtgeraakt. Een eigen digitale munt moet de toezichthouder weer een partij daarin maken. De minister van Financiën heeft in april 2020 aan de Kamer laten weten dat hij zich er samen met DNB voor gaat inzetten dat in Nederland een experiment wordt opgezet voor digitaal centralebankgeld, maar dat de eerste verantwoordelijkheid om in de Eurozone digitaal centralebankgeld mogelijk te maken bij het Eurosysteem/de ECB ligt.

Burgerinitiatief ‘Ons Geld’

Het burgerinitiatief ‘Ons Geld’ werd genomen in 2015. Met meer dan 100.000 steunbetuigingen nodigde de Stichting Ons Geld de Tweede Kamer uit om eens kritisch te kijken naar het op schuld gebaseerde geldstelsel. De media en de Kamer wisten zich geen raad met de vraagstelling. Maar het initiatief werd een groot succes. De Kamer stemde unaniem voor een ‘veilige betaalrekening voor iedereen’. Ook vroeg ze om onderzoek naar het geldstelsel door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Het burgerinitiatief leidde tot de consensus dat er een veilig alternatief moet komen voor de bankrekening.

Het overleg over de toekomst van het geldstelsel vindt plaats op woensdag 24 juni 2020 in de Oude Zaal van de Tweede Kamer en duurt van 14.00 tot 18.00 uur. Via de website van de Tweede Kamer is het overleg live te volgen. Zie: www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/uitgelicht/toekomst-van-het-geldstelsel

Livestream: Actualiteitenkanaal Tweede Kamer: www.tweedekamer.nl/vergaderingen/livedebat/actualiteitenkanaal

Lees meer over de geschiedenis van het burgerinitiatief Ons Geld op site van Stichting Ons Geld: https://blog.onsgeld.nu/de-toekomst-van-het-geldstelsel/

Ruimte voor en vertrouwen in zorgprofessional belangrijk thema in SER-nota ‘Zorg voor de toekomst’

De zorguitgaven gaan, bij ongewijzigd beleid, de komende twintig jaar verdubbelen. Dat heeft gevolgen voor de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de zorg. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we gebruik blijven maken van goede medische zorg?
De houdbaarheid van de zorg op lange termijn staat centraal in de verkenning Zorg voor de toekomst. De Sociaal-Economische Raad (SER) beveelt aan om meer in te zetten op preventie. “We zullen alle zeilen moeten bijzetten om iedereen zorg te blijven bieden”, zegt Mariëtte Hamer, voorzitter van de SER. “Daarvoor zijn nodig: een sterkere positie voor de zorgprofessional, nieuwe technologie inzetten, preventie buiten de zorg versterken en steeds kritisch blijven kijken naar wat wel en niet vergoed wordt. En dan nog blijven er vragen open over de jeugdzorg en ouderenzorg”.

Gebrek aan autonomie en personeelstekort

Een van de vier thema’s van de nota betreft de zorgprofessional. Het gebrek aan autonomie van de zorgprofessional is een van de oorzaken van het personeelstekort in de zorg. Verpleegkundigen en ander zorgpersoneel zeggen al jaren dat zij meer zelf willen bepalen hoe zij hun werk doen. Jaarlijks komen er ruim 150.000 nieuwe krachten binnen maar vertrekken er ook 111.000 medewerkers. Bijna de helft van de nieuwe aanwas vertrekt binnen twee jaar.

Enkele passages over zorgprofessionals uit het rapport

Ruimte voor de zorgprofessional

In de discussie over de verschillende knelpunten op de arbeidsmarkt neemt de ruimte die de zorgprofessional (niet) krijgt een belangrijke plaats in. Zorgprofessionals zijn intrinsiek gemotiveerd om in de zorg te werken maar krijgen vaak te maken met administratieve lasten waar zij het nut niet van inzien, met personeelstekorten die leiden tot gaten in werkroosters en tot druk op de continuïteit en kwaliteit van de zorg en met moeite om werk en privézorg te combineren.

Ruimte wordt veelal omschreven als de toegestane handelingsruimte van een medewerker in relatie tot zijn of haar leidinggevende(n) met betrekking tot de aard, hoeveelheid en kwaliteit van diensten. Medewerkers met ruimte hebben volgens deze definitie discretionaire ruimte om professioneel te handelen. Wanneer er professionele ruimte is, wordt het handelen van de medewerker niet enkel bepaald door gestandaardiseerde procedures en regels, maar ook door kennis van de medewerker zelf.
De ‘ruimte’ in relatie tot de professional betekent dat er sprake is van een organisatiewijze die het vakmanschap van medewerkers tot zijn recht laat komen. In algemene zin wordt de ruimte voor een professional niet alleen bepaald door wat hij of zij ‘mag’, maar ook door wat de professional wil, weet en kan.

Als zorgprofessional meedenken

Uit literatuur en onderzoek komen een aantal beperkende factoren naar voren die de ruimte voor zorgprofessionals beperken. Regeldruk en administratieve lasten zijn een belangrijk oorzaak van gebrek aan ruimte. Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden van administratieve lasten in de zorg. Zorgprofessionals zelf noemen nadrukkelijk overigens ook andere factoren.

Controle en bureaucratie zijn tot op zekere hoogte onvermijdelijk in het zorgstelsel. Verantwoordingspraktijk is nodig voor de patiëntveiligheid, om onrechtmatigheden en fraude te voorkomen, om ongewenste praktijkvariatie te voorkomen, en om informatie te verzamelen opdat patiënten een keuze kunnen maken voor een zorgverlener. Het helpt als zorgprofessionals begrijpen waarom in bepaalde gevallen over processen verantwoording (ervaren als regeldruk en administratieve last) moet worden afgelegd en als zorgprofessional kunnen meedenken over wat er vastgelegd moet en kan worden. Dit kan het gevoel van werkdruk reduceren. Een constructief gesprek hierover tussen leidinggevende en het team (ook over hoe het eventueel anders kan) kan hierbij helpen.

Bottom-up-benadering

Een van de kernmerken van de nota is de ‘bottom-up’- benadering. Dat wil zeggen dat rekening wordt gehouden met ervaringen van zorgprofessionals en van patiënten. Naast solidariteit speelt ook (institutioneel) vertrouwen een belangrijke rol in de (ervaren) houdbaarheid van het zorgstelsel en de steun daarvoor. Onderzoek van het NIVEL laat zien dat het vertrouwen in zorgprofessionals in Nederland groot is maar de laatste jaren wel iets afneemt. Het vertrouwen in zorgverleners is vooral groot onder burgers en patiënten, maar ook zorgverzekeraars hebben veel vertrouwen in zorgverleners. Het vertrouwen in zorgverzekeraars ligt echter een stuk lager. Opvallend genoeg lijkt dit onder zorgprofessionals aanzienlijk lager te liggen dan onder burgers.

Ook wordt er steeds meer duidelijk over hoe de crisis doorwerkt op de arbeidsmarkt voor de zorg en de positie van de zorgprofessional, eveneens een van de centrale onderwerpen in deze verkenning. Zorgprofessionals worden fysiek en emotioneel zwaar belast. Veel zorgprofessionals zijn zelf ziek geworden, het ziekteverzuim in de sector is hoog. Het herstelproces na de ziekte kan heel lang zijn en de gevolgen op lange termijn zijn vooralsnog onduidelijk. De problematiek met de persoonlijke beschermende middelen heeft gezorgd voor extra uitstroom uit de sector. Stages zijn stopgezet, met ook weer gevolgen voor de instroom van nieuwe mensen in de zorg. En het weer opstarten van de reguliere zorg en het risico op een tweede piek in COVID19 leidt tot een extra vraag naar zorgmedewerkers.

Hoge werkdruk en hoge administratieve lasten

De vraag naar zorg groeit en er is een groeiend tekort aan zorgprofessionals, met als resultaat een hoge werkdruk en een hoog ziekteverzuim. Zorgprofessionals hebben te maken met hoge administratieve lasten en regeldruk, waardoor zij onvoldoende tijd aan hun patiënt kunnen besteden. Zij zijn dagelijks onnodig veel tijd kwijt om te kunnen beschikken over de medische gegevens die zij nodig hebben voor hun belangrijke werk. Zij voelen zich niet altijd gewaardeerd, ervaren onvoldoende autonomie in hun werk of maken zich zorgen dat de menselijke maat verloren gaat. De Nederlandse arbeidsmarkt is krap, ook in de zorg. Deze personeelstekorten zullen de komende jaren naar verwachting nog groter worden. Voor het jaar 2022 wordt een tekort van 80.000 zorgmedewerkers verwacht waarvan ruim 60.000 in de verpleging, verzorging en thuiszorg. Arbeidsmarkttekorten vertalen zich weer in ongewenste wachtlijsten en daarmee voor patiënten in druk op de kwaliteit en op de toegankelijkheid van de zorg.

Dat is voor de zorgprofessionals, voor de werkenden en voor de samenleving als geheel niet houdbaar. Het risico is dat een groeiende groep mensen is die zorg nodig heeft die niet zal kunnen krijgen. Dit kan resulteren in wachtlijsten en dat mensen die dat zich kunnen veroorloven, hun eigen zorg gaan organiseren en schaarse zorgprofessionals aan zich binden. Dat is ongewenst in het huidige solidaire zorgstelsel waarin iedereen ongeacht inkomen toegang heeft tot betaalbare en toegankelijke zorg van goede kwaliteit.

Zorgprofessionals over de Nederlandse gezondheidszorg: Laat ons gewoon zorg verlenen

Verder hechten de zorgprofessionals belang aan juiste zorg op de juiste plek, en de juiste professional op de juiste plek. Men vindt het belangrijk om mensgerichte zorg te kunnen leveren. Naast dat de patiënt belangrijk is of centraal staat, moet ook de professional centraal staan. Die moet nee kunnen zeggen tegen bepaalde taken of tegen extra uren. Nog te vaak worden allerlei werkzaamheden bij de professional neergelegd, waardoor werk maar half gedaan kan worden, wat de werkdruk negatief beïnvloedt.

Voor de verkenning zijn ook enkele zorgprofessionals geïnterviewd over de vraag wat zij zelf belangrijk vinden als het gaat om de Nederlandse gezondheidszorg? Een van hen zegt: “Ik ben ook vakbondslid. Onlangs stond ik te demonstreren voor loonsverhoging. De verhoudingen in de zorg zijn echt scheef. Hoe kan het dat gehandicaptenzorg zo slecht wordt betaald, terwijl het werk zo veeleisend is? We hebben een vak geleerd, een hbo-diploma behaald, maar een basisschoolleerkracht verdient duizend euro bruto meer dan ik. Dat schuurt natuurlijk”.

Conclusie

Een volwaardige positie van de zorgprofessional is evenwel noodzakelijk voor een kwalitatief goede zorg. Kern daarbij is de relatie tussen de patiënt en de zorgprofessional alsook de relatie tussen zorgprofessional en leidinggevende. Om de positie van de zorgprofessional te borgen dient aan een aantal voorwaarden te worden voldoen zoals de SER die eerder heeft geschetst. De relatie tussen zorggebruiker en zorgprofessional is vooral gebaat bij ruimte voor de zorgprofessional om vanuit ervaring en vakmanschap te kunnen werken, met professionele autonomie en zeggenschap over het eigen werk en tijd. Veel zorgprofessionals ervaren dat in de praktijk niet. De zorg wordt steeds complexer en onveiligheid en agressie komt vaak voor. Dit draagt bij aan het hoge aandeel werknemers die de zorg en welzijnssector volledig verlaten.
Het verloopcijfer in de jeugdsector is het hoogst van alle zorgsectoren. Zorgwekkend is ook dat met name het verloop (en verzuim) onder medewerkers binnen de eerste twee jaar van het dienstverband groot is.

SER -rapport Zorg voor de toekomst – Over de toekomstbestendigheid van de zorg, juni 2020: www.ser.nl

Zorg in Nederland: hoe houden we het betaalbaar? SER, 19 juni 2020: www.ser.nl/nl/actueel/Nieuws/zorg-in-nederland

Ser: Strenge regels voor zorgpersoneel doen meer kwaad dan goed, door Marco Visser, Trouw, 19 juni 2020: www.trouw.nl

Medewerkers in de zorg willen tij keren met ‘Manifest voor de Zorg’

Zaterdag 20 juni 2020 is het Manifest voor de Zorg gepresenteerd op sociale media. Daarmee willen zorgprofessionals een nieuwe koers inzetten voor de zorgsector als geheel.

De ondertekenaars vinden verandering nodig wil de zorg nog een toekomst hebben in dit land. Het manifest wordt gedeeld op sociale media, in de pers en wordt de komende tijd door verschillende acties onder de aandacht gebracht van politiek en andere belanghebbenden.

De onvrede op de werkvloeren in alle sectoren van de zorg is groot. De zorg is ziek, en zorgprofessionals worden daar zelf ziek van of stromen uit. Het huidige zorgstelsel is onhoudbaar; het is niet effectief en het wordt alleen maar duurder. De werkvloer ziet wat er anders kan en moet, maar de macht ligt op dit moment bij leken en zorgverzekeraars. Er zijn vijf verschillende CAO’s wat enkel zorgt voor verzuiling en onnodige bureaucratie.

Vandaag start het omslagpunt: het Manifest voor de Zorg is breed gedragen vanuit alle werkvelden. Zorgprofessionals zullen vanaf nu in toenemende mate de regie over de organisatie en uitvoering van de zorg terugnemen, zodat het geld voor de zorg ook daadwerkelijk besteed kan worden aan de zorg. Er is een groot tekort aan zorgpersoneel en dit gaat alleen maar oplopen de komende jaren. De vandaag aangekondigde koerswijziging zal bijdragen aan het aantrekken en behouden van collega’s, zodat we ook in de toekomst nog zorg kunnen bieden in Nederland.

Contactpersonen voor vragen en opmerkingen:
Rini Kleijn dww2018@hotmail.com
Tanneke Goverse tannekegoverse@live.nl

Foto bovenaan is van Muhammad Ribkhan

 

Brief Vereniging van Hogere Ambtenaren bij Ministerie van Financiën over staat van de Belastingdienst

Het bestuur van de Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën (VHMF) heeft een openbare brief gestuurd aan de secretaris-generaal van het ministerie van Financiën over de staat van de Belastingdienst.

De brief is verstuurd op 17 juni 2020 en luidt als volgt:

Geachte heer Van den Dungen,

De VHMF, die in 2023 haar 150-jarig bestaan zal vieren, weet vanuit haar verleden als geen ander hoe mooi en moeilijk het werken voor het Ministerie en de Belastingdienst is. Al onze leden, de hoger opgeleide medewerkers en zij die zich daarbij betrokken voelen, weten vanuit hun betrokkenheid bij het vak van Inspecteur, Ontvanger, Accountant of als leidinggevende dat zij elke dag onder een vergrootglas liggen.

Door Corona hebben wij helaas eerder geen gelegenheid gehad om met u in gesprek te gaan. Wij maken ons ernstig zorgen over de staat van de Belastingdienst, dit willen wij graag met u bespreken

Ter inspiratie willen wij vast het volgende met u delen.

Gezag. Meer dan van macht, daar moet de Belastingdienst het in de dagelijkse uitvoering van hebben. Dit gezag is voor een groot deel gebaseerd op het vertrouwen van de Nederlandse samenleving dat de Belastingdienst zijn taak goed en verantwoordelijk uitoefent.

De Toeslagenaffaire, die zich al sinds 2017 rond de Belastingdienst afspeelt, doet sterk afbreuk aan dit vertrouwen, en dus aan het gezag van de Belastingdienst. Helemaal funest voor dit gezag is echter de aangifte tegen de organisatie Belastingdienst door zijn ambtelijke en politieke leidinggevenden. Hiermee wordt de schuld voor dit drama niet bij personen of de politiek, maar bij de organisatie gelegd. De politieke en ambtelijke leiding hebben met deze aangifte de facto het vertrouwen in de Belastingdienst opgezegd. Dit is betreurenswaardig voor de Belastingdienst en zijn medewerkers, maar voor de maatschappij is het erger: die verliest het vertrouwen in de Belastingdienst. Dit verlies vermindert de acceptatie van beslissingen van de dienst. Als de Belastingdienst minder gezag heeft zal er meer frictie komen in de aanslagregeling en zal er meer worden geprocedeerd. Onze leden merken de verminderde acceptatie van beslissingen op dit moment al: in toenemende mate worden medewerkers geconfronteerd met dreigementen of beschuldigingen, waarbij gerefereerd wordt aan met name knevelarij.

De hierboven geschetste breuk werkt ook door naar het vertrouwen van de werkvloer in de ambtelijke en politieke leiding. Zoals blijkt uit verschillende onderzoeken was dat ook al vóór de aangifte tanende. In het recent verschenen rapport Cultuuronderzoek Belastingdienst(1) wordt geconcludeerd dat de visie rondom ‘menselijke maat’ niet helder is, doordat processen, beoordelingssystemen en/of het werk meer klantgericht werken niet stimuleren en/of toelaten en medewerkers de ruimte die er is niet benutten. Medewerkers geven aan dat de sturing op kwantiteit en het (te)veel tijd kwijt zijn met interne, inefficiënte processen en procedures de aandacht van het ‘echte werk’ afleiden en resultaten ondermijnen. Door te sturen op resultaat kan het zicht op de eigenlijke doelstelling verdwijnen.

De VHMF wijst er al jaren op dat voldoende professionele ruimte onontbeerlijk is voor een goed functionerende Belastingdienst. Ook het gebrek aan ondersteuning (bijvoorbeeld werkbare IT-oplossingen) is door de VHMF vaker aan de orde gesteld. Door de aangifte bij het OM is het vertrouwen van de werkvloer in de ambtelijke en politieke leiding nog verder verminderd. We voelen ons in de steek gelaten.

Het bestuur van de VHMF licht dit graag toe. Belastingwetgeving is vaak ingewikkeld, mede omdat bewust gebruik wordt gemaakt van open normen (“goed koopmansgebruik”, “in overwegende mate zakelijke overwegingen”, “rechtens dan wel in feite, direct of indirect”). Om deze wetten naar hun bedoeling te kunnen uitvoeren is een slagvaardige organisatie nodig waar zo laag mogelijk in de organisatie de professionele ruimte bestaat om beslissingen te nemen en af en toe bewust een stevige positie in te nemen. Ook “de menselijke maat” kan dan dicht bij de mensen waar het om gaat een plek krijgen. Dat kan niet als de ambtelijke en politieke leiding niet meer achter de medewerker staat. De democratische rechtsstaat is er bij gebaat dat ambtenaren doen wat de politiek wil, omdat zij weten dat de politiek achter hen staat. Dit is de ministeriële verantwoordelijkheid. Wordt met het doen van aangifte deze ministeriële verantwoordelijkheid ontlopen?

Zoals op alle juridische adviezen, is ook op het advies van dhr. Biemond en op het proces naar het doen van aangifte het nodige af te dingen. Zo zou het principe van de immuniteit van overheidsorganisaties er wel eens toe kunnen leiden dat enkel de mensen op het laagste uitvoerende niveau hier risico’s lopen(2) . En heeft de heer Biemond, naar het zich laat aanzien, zich van een beperkt bronnenmateriaal bediend.

De aangifte doorkruist daarom ook het resterende vertrouwen van de werkvloer in de ambtelijke en politieke leiding. Dit is een gevaarlijke ontwikkeling. Herstel is noodzakelijk. Hoe spijtig een ontwikkeling ook is, hoe erg een geconstateerde vertrouwensbreuk is, we moeten wel verder. De Belastingdienst is te belangrijk voor de samenleving.

Niemand is geholpen met een gehavende Belastingdienst. De Belastingdienst is verantwoordelijk voor de inkomstenstroom van de Nederlandse overheid en het economisch bestaan van velen. Een goed functionerende Belastingdienst is in het belang van alle inwoners van Nederland, de politiek en haar wensen. En niet in de laatste plaats van de medewerkers van de Belastingdienst die elke dag in touw zijn om de bevolking te dienen. Om het gezag van de Belastingdienst weer op te kunnen bouwen is herstel van vertrouwen op alle bovengenoemde niveaus nodig.

Om het vertrouwen van burgers in de Belastingdienst weer op te bouwen is waarheidsvinding essentieel. Daartoe dient zo snel mogelijk een open onderzoek te worden gestart, liefst in de vorm van een parlementaire enquête. Niet gericht op het vinden van een zondebok, maar op waarheidsvinding. In dit onderzoek moet aandacht worden besteed aan de rol van de wetgevende, rechtsprekende en de uitvoerende macht. Deze machten dienen lering te trekken uit dit onderzoek. Om dit echt te realiseren moeten alle heilige huisjes ter discussie gesteld worden. Dat kan alleen als de veiligheid van medewerkers voorop staat.

Vragen die gesteld en beantwoord moeten worden zijn bijvoorbeeld:

    • wat is de invloed geweest van de politiek en wetgeving, dit vanaf het opzetten van de toeslagen;
    • wat is de rol geweest van de opdrachtgevende ministeries;
    • wat zijn de effecten geweest van de bedrijfsmatige inrichting van de processen van Toeslagen;
    • wat is de invloed geweest van de keuze bij de inrichting van Toeslagen om het werkproces van Toeslagen de juridische
    • regels en beperkingen slechts te in de werkinstructies en handboeken en in concrete situaties, waarin een afweging van juridische en andere aspecten vereist, juristen niet of onvoldoende te betrekken of hun advies te ‘overrulen’(3).

Om dit parlementaire onderzoek de vereiste openheid te geven dient het strafrechtelijke onderzoek te worden opgeschort. Slechts zonder druk van een strafrechtelijk onderzoek kunnen goede antwoorden gevonden worden. Pas na een dergelijk parlementair onderzoek kan eventueel worden bekeken of er reden is voor een strafrechtelijk onderzoek tegen personen. Voor de nodige veiligheid van de werknemers van de Belastingdienst, waaronder onze leden, is nu het volgende op korte termijn nodig:

    1. Juridische bijstand zonder beperkingen voor collega’s die eventueel zullen worden betrokken in het strafonderzoek/vervolging;
    2. Ondersteuning door de afdelingen Communicatie en Vaktechniek voor medewerkers bij en beroep van belastingplichtigen op knevelarij. Medewerkers lopen risico’s – zijn er safe harbours?

Alleen door te zoeken naar echte antwoorden, het bieden van veiligheid en het daadwerkelijk gaan staan voor de medewerkers kan het vertrouwen hersteld worden. En, om de menselijke maat centraal te kunnen stellen is bovendien voldoende professionele ruimte onontbeerlijk. Op de iets langere termijn dient daarom onder onafhankelijke leiding een onderzoek te komen naar de professionele ruimte die nodig is om de wet goed uit te voeren.

Het bestuur van de VHMF dringt dus aan op een gesprek op korte termijn, ergens in de komende twee á drie weken, waarin wij graag van u horen hoe u denkt over de huidige situatie en de gegeven oplossingsrichtingen voor herstel van vertrouwen en, uiteindelijk, gezag.

Om duidelijk te maken dat transparantie voor ons belangrijk is, zullen wij deze brief naar onze leden sturen én publiceren op onze website.

Namens het bestuur van de VHMF

Jurjen Glazenburg
voorzitter VHMF

(1) Rapport cultuuronderzoek belastingdienst (klik hier)
(2) Zie bijvoorbeeld het stuk van Guido de Bont in TFB 2020/15: Knevelarij?! Strafrecht is niet de oplossing
(3) Zie hoofdstuk 5 van het rapport van de Adviescommissie uitvoering toeslagen.


Nieuwsbrief VHMF, juni 2020: www.vhmf.nl/index.php/nieuwsbrieven?view=article&id=125:nieuwsbrief-20200617&catid=19

Informatief, uitgave van Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën, april 2020: www.vhmf.nl/images/stories/informatief/Informatief2020-95w.pdf

 

Afbeelding bovenaan: zie uitgave ‘Informatief’  van VHMF

Advies Raad van State: Ambtelijk vakmanschap moet weer op de voorgrond staan

De Raad van State heeft een ongevraagd advies uitgebracht over ministeriële verantwoordelijkheid. Daarin staat een hoofdstuk over ambtelijk vakmanschap, een van de belangrijke thema’s waaraan Stichting Beroepseer aandacht schenkt. Zie bijvoorbeeld de titels uit de Beroepseer Boekenreeks: Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag en Voorbij boos en achteloos.

In hoofdstuk 4.6 Versterking politiek-ambtelijke verhoudingen van het Advies staat:

——— “dat er in toenemende mate onzekerheid bestaat bij ambtenaren over hun precieze rol en over de spelregels die gelden in hun relatie met bewindslieden en hun ambtelijke meerderen. Dat leidt tot uiteenlopend gedrag.Daarnaast zijn ambtelijke deskundigheid en continuïteit binnen de ambtelijke organisatie door verschillende factoren minder goed gewaarborgd. Deze ontwikkelingen zijn schadelijk voor het functioneren van de ministeriële verantwoordelijkheid en moeten daarom kritisch tegen het licht worden gehouden.
( … )

Ambtenarencode

In het Verenigd Koninkrijk geldt al geruime tijd de Civil Service Code.  In deze code zijn enkele algemene gedragsstandaarden neergelegd: integriteit, eerlijkheid, objectiviteit en (politieke) onpartijdigheid. Deze algemene principes zijn door middel van een beperkt aantal richtlijnen verder uitgewerkt. Ook voor ministers gelden verplichtingen. Op grond van de Ministerial Code moeten ministers de politieke onpartijdigheid van ambtenaren respecteren en van ambtenaren niet vragen op enigerlei wijze in strijd te handelen met de Civil Service Code. Hij is, aldus de Ministerial Code, verplicht serieus rekening te houden met en gewicht toe te kennen aan de deskundige en onpartijdige adviezen.
Ambtelijke waarden zijn uiteraard ook in Nederland bekend. Deels zijn deze als invulling van de wettelijke norm van ‘goed ambtenaarschap’ vastgelegd in de Gedragscode Integriteit Rijk. Volgens hetzelfde principe kunnen spelregels die gelden voor ambtenaren in politiek-ambtelijke verhoudingen, al dan niet in een apart protocol worden vastgelegd. Daarbij moet voor zover nodig aandacht worden besteed aan de verschillende functies en posities die ambtenaren binnen een ambtelijke organisatie vervullen. ( … )

Kernwaarden van ambtelijk handelen

Voor ambtenaren moeten deze spelregels een nadere invulling bevatten van kernwaarden van ambtelijk handelen, zoals loyaliteit, objectiviteit en onpartijdigheid. Deze waarden impliceren voldoende professionele ruimte voor ontwikkeling van deskundigheid, interne discussie en tegenspraak. Zij impliceren ook dat feiten door ambtenaren en in het bijzonder door inspecties, op onpartijdige wijze worden onderzocht en gerapporteerd aan de bewindslieden. Ook voldoende ruimte voor objectief advies op grond van deskundigheid is in dit kader van cruciaal belang.

In de praktijk dient een minister voor toepassing van de genoemde spelregels ruimte te geven. Tegelijkertijd kan hij zijn ambtenaren aanspreken als zij in de naleving daarvan tekortschieten. Voor een minister vloeit verder uit zijn rol en positie voort dat hij naar buiten toe steeds zijn eigen verantwoordelijkheid benadrukt en zijn ambtenaren niet openlijk bekritiseert of, expliciet of impliciet, van hen afstand neemt.
De opstelling van een gedragscode kan bijdragen aan de noodzakelijke verheldering van politiek-ambtelijke spelregels. Zij kan ook helpen om het gesprek daarover op gang te brengen zodat zij ook praktische invulling en betekenis krijgen. Een gedragscode alleen is uiteraard echter niet genoeg. Er is een herbevestiging, herijking en (deels) vernieuwing van de ambtelijke cultuur nodig waarin de genoemde kernwaarden meer gemeenschappelijk worden gedragen en er in de dagelijkse praktijk ook daadwerkelijk in overeenstemming met die kernwaarden wordt gehandeld. Ambtelijke deskundigheid moet in dat kader weer voorop staan. Daarvoor is op kernposities meer continuïteit en stabiliteit nodig. Ook overigens moeten zodanige arbeidsomstandigheden worden gecreëerd dat ook op termijn de ambtelijke dienst ook voor jonge mensen een aantrekkelijke werkplek blijft.

Hernieuwd ‘esprit de corps’

Kortom, ‘ambtelijk vakmanschap’ moet weer op de voorgrond staan en er moet een hernieuwd ‘esprit de corps’ worden ontwikkeld zodat de onmisbare bijdrage van ambtenaren in een veranderend politiek bestel beter tot zijn recht komt. Ook dat kan in dergelijke spelregels, die het bestaande aan regels en voorschriften revitaliseren, vernieuwen en samenbrengen, respectievelijk een code een prominente plaats krijgen. Het Britse voorbeeld maakt overigens ook duidelijk dat een code alleen niet gelukkig maakt.
( … )

In relatie tot de werking van de ministeriële verantwoordelijkheid zouden heden ten dage kwaliteit van informatiehuishouding, kwaliteit van de rijksdienst en ambtelijk vakmanschap voor de hand liggende thema’s voor zo’n programma zijn. Zowel voor het parlement, de bewindspersonen als de ambtelijke organisatie dient er een voor de rijksdienst en voor een dergelijk programma verantwoordelijke, aanspreekbare minister te zijn.
( … )

Dat proces moet in het teken staan van de kwaliteit van de rijksdienst. Dat betekent in de eerste plaats dat in het mobiliteitsbeleid vakinhoudelijke deskundigheid weer voorrang moet krijgen boven generalistische eisen. Benoemingstermijnen zijn daarbij niet absoluut; ook bij de toepassing daarvan zal de kwaliteit te allen tijde voorop moeten staan. Verder zullen ook andere instrumenten moeten worden heroverwogen. Zo zal de intercollegiale toetsing meer in de sleutel moeten worden geplaatst van vakinhoudelijke kwaliteit en ambtelijke kernwaarden”.—————–

Aanzet tot debat

De aanbevelingen van de Raad van Staten zijn bedoel als aanzet tot een debat over nuttige en noodzakelijke maatregelen om de werking van de ministeriële verantwoordelijkheid te waarborgen en op punten te verbeteren. De Afdeling advisering roept deelnemers van binnen en buiten de politiek op om dit debat zorgvuldig en in het openbaar met elkaar te voeren.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert in de regel over wetsvoorstellen die regering en parlement aan haar voorleggen. Zij kan echter ook advies geven zonder dat een concreet wetsvoorstel voorligt. Dat heet dan een ongevraagd advies. Dit advies over de ministeriële verantwoordelijkheid is daar een voorbeeld van. Het advies is onder andere voorbereid door gesprekken te voeren met leden van de Eerste en Tweede Kamer, (oud-)bewindslieden, ambtenaren en wetenschappers.


Ongevraagd advies over ministeriële verantwoordelijkheid
. Raad van State, 15 juni 2020. Samenvatting en volledige tekst, ook in PDF: https://www.raadvanstate.nl/adviezen/@121354/w04-20-0135/

Invoering van ‘levend’ en rijk ambtelijk statuut nodig als tegenwicht tegen dominant kortetermijndenken van politieke bestuurders, Blogs Beroepseer, 25 mei 2016: https://beroepseer.nl/blogs/x/

Essay Hans Wilmink tegen uitholling rechtsorde: ‘Voorbij boos en achteloos’, Blogs Beroepseer, 9 april 2020: https://beroepseer.nl

Bestellen recente titels Boekenreeks Beroepseer: https://beroepseer.vrijeboeken.com

Omslag van essay van Hans Wilmink, Voorbij boos en achteloos