Skip to main content

Redactie Beroepseer

“Ze weten niet hoe het is om onderaan te staan”. Analyse van wantrouwen lageropgeleiden t.o.v. politici

’Ze weten niet hoe het is om onderaan te staan” is de titel van een onderzoek naar de rol van gevoelens van afstand tot politici in de belevingswereld van lageropgeleide burgers. Die afstand blijkt een belangrijke reden voor politiek wantrouwen.
Het onderzoek is verricht door Kjell Noordzij, Willem de Koster en Jeroen van der Waal, allen verbonden aan de Master Politics & Society van de afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze hebben hun bevindingen gepubliceerd in British Journal of Sociology dat in december 2020 een speciaal nummer heeft gewijd aan het onder de loep nemen van de ‘radicaal onverwachte’ gebeurtenissen tijdens het Brexit-referendum en de verkiezingsoverwinning van Donald Trump in 2016. Beide gebeurtenissen legden diepgewortelde onvrede over de politiek onder grote delen van de bevolking bloot. Ze benadrukken de urgentie van een sociologisch begrip van de politieke onvrede onder “groepen die zich gemarginaliseerd, ondermijnd en niet vertegenwoordigd voelen door formele politieke krachten”.

Om erachter te komen wat deze afstand voor betrokkenen betekent en hoe deze een rol speelt in hun politiek wantrouwen voerden de onderzoekers (groeps)gesprekken met zesentwintig politiek wantrouwende, lageropgeleide burgers in diverse provincies. Niet alleen is onderzocht of de ervaren afstand van belang is voor hun denkbeelden over de politiek, maar vooral wat deze afstand betekent voor de lageropgeleiden zelf en hoe het een rol speelt in hun wantrouwen in de politiek.

Gevoelens van culturele afstand

In hun artikel in het online Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken schrijven de auteurs:

“Alhoewel zij allemaal een zeker wantrouwen in de politiek deelden, waren de groepen gemêleerd: sommigen maakten onderdeel uit van Gele Hesjes Nederland, waren politiek actief voor de PVV, of spraken hun waardering uit voor Lilian Marijnissen, terwijl anderen niets van de politiek wilden hebben.

Geïnspireerd door sociologen als Arlie Hochschild, waren wij ons bewust van cultuurverschillen tussen interviewers en geïnterviewden die wederzijds begrip in de weg kunnen zitten. Wij hebben geprobeerd om deze zogeheten ‘empathy wall’ af te breken. Bij de werving benadrukten wij daarom onze oprechte interesse in wat mensen zelf van de politiek vinden. Daarnaast spraken wij mensen op locaties die zij zelf voorstelden en werden deelnemers aan de groepsgesprekken door mensen zelf uitgezocht. We gebruikten open vragen om de discussie op gang te brengen, zoals ‘welke politici vind je goed, en welke slecht?’. Veel deelnemers gaven achteraf aan het gevoel te hebben dat zij ‘de kans [kregen] om alles te zeggen’.

Tijdens onze gesprekken voerden gevoelens van culturele afstand tot politici de boventoon. In algemene termen spraken aanwezigen over politici als mensen die in ‘hun skybox’ zitten, ‘mijlenver’ verwijderd van ‘het volk’. Er werd vaak niet precies duidelijk gemaakt wie er onderdeel is van ‘het volk’, maar duidelijk was wel dat menig politicus hiervan uitgesloten is. Het onderscheid tussen politici (‘zij’) en ‘het volk’ (‘wij’) doet sterk denken aan klassieke literatuur over populisme van Margaret Canovan of Cas Mudde, en dankzij onze diepgaande gesprekken zijn we in staat om aan te wijzen wat deze afstand betekent voor de geïnterviewden”.

Neerkijken op politieke voorkeuren

Door verder te gaan dan de vaak genoemde ongespecificeerde kloof tussen het ‘volk’ en de ‘elite’, onthult “They don’t know what it’s like to be at the bottom” het volgende aan de hand van de uitspraken van geïnterviewden:

1. Menig politicus zou niet gevoelig zijn voor de manier waarop ‘het volk’ leeft. Politici ‘kijken naar hun eigen wereldje en daar gaat alles goed en hebben geen weet van [hoe het is om] aan die onderkant te zitten.

2. De manier waarop politici praten. Dit in tegenstelling tot de directe manier van spreken die ‘het volk’ zou kenmerken
Dit zou je vooral zien aan politici die ergens ‘omheen gaan draaien, of niet direct zijn’.

3. Het gevoel dat menig politicus neerkijkt op de politieke voorkeuren, problemen, levensstijlen en manier van spreken van ‘het volk’. Dit gevoel ging vooral gepaard met frustratie, daar waar men zich miskend voelt in het politieke domein: ‘het klootjesvolk’ en de ‘simpele zielen’ hoeven geen vragen te stellen, ‘want jullie weten toch niks’. ‘je wordt weggezet als een tokkie [omdat] je geen scholing heb gevolgd’.

Downloaden onderzoeksrapport “They don’t know what it’s like to be at the bottom”: Exploring the role of perceived cultural distance in less-educated citizens’ discontent with politicians, door Kjell Noordzij, Willem de Koster, Jeroen van der Waal, British Journal of Sociology, december 2020. https://doi.org/10.1111/1468-4446.12800

Lageropgeleiden wantrouwen politici die ver afstaan van hun leefwereld, door Kjell Noordzij, Willem de Koster, Jeroen van der Waal. Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, 7 januari 2021: https://www.socialevraagstukken.nl/lageropgeleiden-wantrouwen-politici-die-ver-afstaan-van-hun-leefwereld/

 

Foto bovenaan is van Roel Wijnants: Binnenhof, Den Haag, juni 2010. https://www.flickr.com/photos/roel1943/

De juridische kant van democratische innovatie en burgerparticipatie op lokaal niveau

Donderdag 14 januari 2021 promoveert Joost Westerweel aan de Universiteit van Leiden. In zijn proefschriftonderzoek behandelde hij de vraag in hoeverre de gemeentelijke democratie zoals die juridisch is vormgegeven, aangevuld kan worden met vormen van maatschappelijke democratie die gebruik maken van burgerparticipatie. Bij uitgeverij Wolters Kluwer verschijnt zijn proefschrift, getiteld: Lokale democratische innovatie.
Westerweel werd in 2015 aangesteld als promovendus voor het promotieonderzoek bij de Thorbecke Leerstoel aan de Universiteit van Leiden die tot leeropdracht heeft de decentrale overheden als bestuurlijk, politiek en juridisch systeem.

De titel van het door het Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) gefinancierde onderzoek luidde: Gemeenterecht als georganiseerde democratie. Over inpassing van nieuwe concepten in bestaande structuren.
Vanaf 1 september 2019 is Westerweel verbonden aan Universiteit Leiden als gastmedewerker aan de afdeling staats- en bestuursrecht.

Westerweels proefschrift verkent uiteenlopende vraagstukken die zich op het gebied van burgerparticipatie en democratie voordoen aan de hand van vier casussen.

Hoe moet zeggenschap eigenlijk georganiseerd worden?

Vragen rondom burgerparticipatie worden in het boek voor het eerst vanuit een juridische invalshoek onder de loep genomen. Hoeveel zeggenschap mag er aan burgers gegeven worden? En hoe moet zeggenschap eigenlijk georganiseerd worden? Kwesties zoals deze worden in Lokale democratische innovatie geanalyseerd en toegelicht.

Nieuwe vormen van democratie

Er wordt steeds meer geëxperimenteerd met nieuwe vormen van democratie en democratische besluitvormingsprocessen. Denk hierbij aan burgerjury’s, burgerbegrotingen en wijkraden. Het is daarbij de bedoeling dat de lokale burgers meer inhoudelijk betrokken worden bij de voorbereiding, besluitvorming en uitvoering van gemeentelijk beleid. Het streven is om uiteindelijk de bestaande lokale democratie aan te vullen met andere vormen van democratie en burgers meer zeggenschap te geven over hun eigen leefomgeving.
Hierbij komen juridische vragen kijken.
De lokale democratie is namelijk niet alleen een zaak van politieke cultuur, maar is ook vormgegeven in wet- en regelgeving. Aan de hand van vier casussen uit de gemeentelijke praktijk geeft dit proefschrift antwoord op vragen zoals:

  • Kunnen burgerinitiatieven over juridische bevoegdheden beschikken en, zo ja, welke?
  • Hoe mogen zij daar gebruik van maken?
  • Hoe verhouden zij zich tot traditionele bestuursorganen als de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders?

De vier casussen worden getoetst op verenigbaarheid met relevante wet- en regelgeving en met beginselen die ten grondslag liggen aan de geïnstitutionaliseerde lokale democratie.

Meer info over promotie op 14 januari 2021 en bijwonen via live videostream: www.universiteitleiden.nl/agenda/2021/01/lokale-democratische-innovatie

Lokale democratische innovatie, door Joost Westerweel, Universiteit Leiden,  2021: https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/access/item%3A3070950/view

Lokale democratische innovatie, door J. Westerweel, Wolters Kluwer, 2021: https://shop.wolterskluwer.nl/Lokale-democratische-innovatie-sNPLOKDEIN/

Kinderopvangtoeslagaffaire is symptoom van grimmig geworden verzorgingsstaat

Dorien Pessers en Paul Frissen reageren in een interview met Marcel van Hooven voor De Groene Amsterdammer op het eindoordeel van het verslag van het parlementaire onderzoek naar de kinderopvangtoeslagaffaire. In het rapport Ongekend onrecht luidt de conclusie: de overheid heeft de ‘grondbeginselen van de rechtsstaat geschonden’. In al zijn gedaantes – als wetgever, als uitvoerder en als rechtspreker – heeft de staat mensen die al in de hoek zitten waar de klappen vallen, met de laagste inkomens en de minste kansen, zo in de steek gelaten.
Dorien Pessers is emeritus hoogleraar rechtstheorie aan de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam. Paul Frissen is decaan van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur en hoogleraar bestuurskunde aan de universiteit van Tilburg,

In de bestrijding van fraude met de kinderopvangtoeslag tuigde de wetgever – parlement en regering – sanctieregelingen op waarin de goeden onder de kwaden leden: een vergeten handtekening kon voor de overheid al voldoende zijn het levensgeluk van mensen te breken, door hen met beslaglegging op huis en inkomen financieel kaal te plukken. Mede dankzij klokkenluiders in eigen kring kon de uitvoerder – de Belastingdienst – weten dat hij onschuldige slachtoffers maakte en toch ging hij ermee door. Tot aan de hoogste rechtsinstantie, de Raad van State, sanctioneerde de bestuursrechter deze praktijk, volgens de commissie onder meer door het ‘wegredeneren’ van algemene beginselen van behoorlijk bestuur die bedoeld zijn als bescherming voor mensen in nood.

Rechtsbeginselen als goede trouw, proportionaliteit en evenredigheid

De collectieve schuld van alle organen van de staat heeft Dorien Pessers misschien nog wel het meest geschokt in deze affaire. Volgens haar zijn de oerbeginselen uit de rechtsgeleerdheid in het toeslagenschandaal ondergesneeuwd.
Pessers legt uit: “De oudste beginselen van het recht stammen uit het Romeinse recht. Het eerste is: dura lex sed lex, de wet is hard, maar het is nu eenmaal de wet. Dat wil zeggen: daar zitten we aan vast, want de wet behoort tot de orde van de dogma’s. Maar tegelijkertijd beseften de Romeinen goed dat de atrocitas, de hardheid van de wet, verzacht moet kunnen worden, en wel door middel van de kunst van het goede en billijke: de ars boni et aequi. Het recht is dus niet alleen een dogmatiek, maar ook altijd en tegelijkertijd een antidogmatiek. Die beheersing van de dogmatiek én antidogmatiek tezamen maakt de rechtsgeleerdheid uit. Dat is geniaal bedacht door Romeinse rechtsgeleerden. Op die manier ontwikkelden zij het recht als een effectieve sociale technologie die tot op heden haar functie heeft bewezen.
Voor degenen die de wet uitvoeren moet dus altijd een belangenafweging mogelijk zijn, met het oog op de specifieke omstandigheden van een concreet geval. Ze moeten daarbij letten op rechtsbeginselen als goede trouw, proportionaliteit en evenredigheid. Dat is de discretionaire bevoegdheid die uitdrukkelijk in de Algemene wet bestuursrecht is vastgelegd. De kernidee is dat je bij uitvoering van de wet tevens je praktische wijsheid moet laten spreken”.

Minder bemoeizucht van de overheid

Paul Frissen bekijkt de affaire vanuit een andere hoek. Vanwege een mogelijke invloed van het politieke klimaat op ambtelijke beslissingen is hij juist tegenstander van het verlenen van discretionaire bevoegdheden aan de bureaucratie. Frissen: “Ik heb liever geen staat waarin de ambtenaar een hoge mate van beleidsvrijheid heeft. Want: wie geeft die ambtenaar zijn opdrachten? Ik vermoed dat we die beleidsvrijheid van de ambtenaar minder acceptabel vinden als bij de volgende verkiezingen een meerderheid ontstaat die tegen hem zegt: je weet wel wie de vervelende maatschappelijke groepen zijn die jij extra in de gaten moet houden”.

Voor Frissen is de uitkomst van het parlementaire onderzoek opnieuw aanleiding voor een pleidooi om de verzorgingsstaat op een nieuwe leest te schoeien. Zijn conclusie is dat de organisaties van burgers zelf – vakbonden, werkgeversverbanden, maatschappelijke organisaties – de sociale zekerheid meer in eigen hand nemen. “Dus meer aan de maatschappij overlaten, de mensen dingen zelf laten doen. De consequentie is evident: meer verschil, meer variëteit. En ik kan het ook onvriendelijker zeggen: meer ongelijkheid. Maar ook: minder bemoeizucht van de overheid, minder interventiedrang”.
De toeslagenaffaire is volgens hem geen incident, maar een symptoom van een ‘grimmig’ geworden verzorgingsstaat.

Lees het hele artikel De verzorgingsstaat is grimmig geworden, door Marcel van Hooven, De Groene Amsterdammer, nummer 1, 6 januari 2021: www.groene.nl/artikel/de-verzorgingsstaat-is-grimmig-geworden

 


Foto bovenaan is van Tumisu

Sociaal Cultureel Planbureau in vierde kwartaal 2020: Nederlanders worden pessimistischer

2020 eindigt totaal anders dan het begon. Dat geldt ook voor de publieke stemming. Waar in januari 2020 het optimisme en politiek vertrouwen net boven het gemiddelde lag en men heel optimistisch was over de economie, veranderde de stemming aan het begin van de coronacrisis. Terugkijkend op dit jaar, ziet het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) zowel grote schommelingen als constanten in de publieke opinie.

In april steeg het optimisme over Nederland, dankzij de goede coronacijfers van dat moment, de intelligente lockdown en een sterk gevoel van saamhorigheid. In oktober was die stemming omgeslagen en overheerste het pessimisme. Het vertrouwen in de politiek steeg aan het begin van de crisis sterk. In juli en oktober daalde het vertrouwen, maar het ligt nog steeds aanzienlijk hoger dan in januari 2020. Over de economie werd men vanaf april somber en dat bleef de rest van het jaar zo.

Lichtpunten van april maken plaats voor pessimisme

Dit voorjaar was er nog een relatief hoopvolle coronastemming vanwege daling in besmettingscijfers, saamhorigheid en daadkrachtig optreden van de regering, dit najaar overheerste somberheid. Men geeft aan dat dit pessimisme werd veroorzaakt door stijgende coronacijfers, omdat men de corona-aanpak te traag vond en omdat de saamhorigheid van eerder ver te zoeken is. Ook maken veel mensen zich zorgen over de economie. In oktober verwacht 79% van de ondervraagden het komende jaar een verslechtering van de economie. Het is nog niet bekend wat de effecten zijn van de tweede lockdown op de coronastemming. Die stemming is dit jaar beweeglijk gebleken, maar het is waarschijnlijk dat ook in december het pessimisme overheerst. Als de coronacijfers de goede kant opgaan of er zicht is op snelle distributie van een vaccin, kan de stemming mogelijk weer wat optimistischer worden.

Zorgen over omgangsvormen en tegenstellingen

Het gevoel van saamhorigheid en ‘het samen moeten doen’ werden aan het begin van de coronacrisis gezien als één van de lichtpuntjes van de crisis die hoop gaven voor de toekomst. Ook dat gevoel nam vanaf de zomer af. In oktober zijn er weer evenveel zorgen over omgangsvormen en een gebrek aan respect als voor de coronacrisis. Veel mensen maken zich zorgen over anderen die zich niet aan de coronamaatregelen houden. Een meerderheid van Nederland denkt dat de coronacrisis tegenstellingen tussen groepen vergroot. Daarbij maakt men zich zorgen om bestaande tegenstellingen tussen jong en oud of arm en rijk. Ook de controverses over het virus en de maatregelen zorgen voor tegenstellingen. Men maakt zich zorgen over de sociale en economische gevolgen op termijn en over de gevolgen van stress en isolement. Men zegt dat de lontjes van mensen korter lijken te worden. Deze zorgen over tegenstellingen zijn overigens niet nieuw: ook voor de coronacrisis waren de zorgen hierover al groot.

Vertrouwen in politiek nog altijd hoger dan voor de crisis, wel lager dan in april en meer kritiek

Aan het begin van de coronacrisis is het vertrouwen in de politiek sterk gestegen. In juli daalde het politiek vertrouwen. In oktober gaf twee derde de politiek een voldoende – en dat is nog altijd aanzienlijk hoger dan in januari 2020 toen ongeveer de helft van de Nederlanders dat deed. De stijging van het vertrouwen in de regering die we in het voorjaar zagen, is geworteld in afnemend cynisme. Burgers hebben een positievere indruk van de competenties van politici en denken vaker dat politici oog hebben voor het landsbelang. Dit sluit aan bij de manier waarop mensen hun vertrouwen in de regering in hun eigen woorden toelichten. Zij noemen zowel de corona-aanpak als de goede bedoelingen en het harde werken als redenen om de regering te vertrouwen. Vergeleken met het begin van de coronacrisis is de kritiek dit najaar wel gegroeid, vooral op de aanpak van de crisis door de overheid. Er zijn twijfels of de regering wel tijdig genoeg ingreep, over de logica achter de maatregelen. In oktober is een meerderheid voorstander van een strenge overheid en strengere maatregelen, een kleine groep vindt de maatregelen te ver gaan.

Angst voor besmetting, verklaring voor stijging vertrouwen in regering

Ook angst voor een coronabesmetting blijkt een oorzaak van de stijging in vertrouwen in de regering sinds maart. Wie bang is voor een coronabesmetting, geeft aan meer politiek vertrouwen te hebben. Ook is deze groep sinds het voorjaar minder gedaald in vertrouwen, dan bij de groep die geen angst voor corona ervaart. Angst is een bekend onderdeel van de rally ‘round the flag. Dit fenomeen laat zien dat in reactie op een externe dreiging de steun voor politieke leiders stijgt vanwege een hang naar veiligheid. Ook beleidsvoorkeuren over de aanpak van de crisis (aanpak pandemie vs. heropenen economie) beïnvloeden het vertrouwen tijdens de tweede golf. Onder burgers die de economie willen heropenen is de vertrouwensdaling in oktober sterker dan onder burgers die de pandemie zo hard mogelijk de kop in willen drukken. Wat de tweede lockdown betekent voor het vertrouwen in de politiek is nog onduidelijk. Een vertrouwensstijging van de omvang van dit voorjaar is echter niet te verwachten. Dat komt omdat het nu geen plotselinge crisis meer is die ons overkomt en omdat er meer publieke en politieke discussie is over de noodzaak van de gekozen aanpak dan afgelopen voorjaar.

Downloaden Burgerperspectieven 2020/4, door Josje den Ridder, Emily Miltenburg, Eefje Steenvoorden, Tom van der Meer en Paul Dekker, Sociaal Cultureel Planbureau, december 2020: www.scp.nl/publicaties/publicaties/2020/12/28/burgerperspectieven-2020-4

In het sociaal werk ontbreekt het aan vertrouwde gezichten. Hoe krijgen we relationele continuïteit terug?

In het winternummer van Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken staat een artikel over “het belang van vertrouwde gezichten”. Continuïteit in de relaties blijkt de achilleshiel van het sociaal werk te zijn. Van vertrouwde gezichten is meestal geen sprake. Beperkte carrière-mogelijkheden, gebrekkige arbeidsomstandigheden en korte financieringstermijnen zijn de oorzaak van een groot personeelsverloop en tal van personeelswisselingen.

Begin dit jaar voerde Stichting Vergeten Kind de campagne ‘Voor ieder kind een liefdevol thuis’. Stichtingsdirecteur Ende-Van den Broek vertelde hierin dat uit huis geplaatste kinderen gemiddeld met 65 verschillende hulpverleners te doen hebben. De hoge werkdruk in de jeugdzorg is daar debet aan, met veel ziekteverzuim en een hoog personeelsverloop als gevolg, maar vooral ook dat uit huis geplaatste kinderen gemiddeld zes keer worden doorgeplaatst.

Het belang van relationele continuïteit wordt breed onderschreven, maar er wordt maar beperkt onderzoek naar gedaan. Juist deze relationele continuïteit vinden kinderen, jongeren en ouders zelf van groot belang voor de kwaliteit van zorg. De nadruk in het internationale jeugdzorg-onderzoek ligt vooral op het belang van continuïteit door goed ketenbeheer en toegankelijkheid van patiëntdossiers. Het betreft de meer beheersmatige kanten van continuïteit, bezien vanuit een new public management-achtig perspectief.

Harde bewijzen

In de huisartsenzorg zijn er harde bewijzen voor het belang van relationele continuïteit. Voor oudere patiënten die het minst van huisarts wisselen, is de kans op overlijden 20 procent lager dan voor patiënten die vaker wisselen. Ander onderzoek laat zien dat ouderen die voor medische hulp steeds dezelfde huisarts, en niet vaak een vervanger, spreken, minder vaak onnodig worden doorverwezen naar een medisch specialist en minder vaak naar de polikliniek gaan. Ook worden mensen minder vaak en korter in het ziekenhuis opgenomen dan patiënten zonder vaste huisarts, is er een afname in het gebruik van spoeddiensten en daalt het aantal operaties.

Dergelijke harde bewijzen ontbreken voor het sociaal werk. Dat is een gemis, omdat het duidelijk is dat het er daar vaak op een schrijnende manier aan schort. In de jeugdzorg is het belang van een duurzame relatie tussen kind en hulpverlener zonneklaar maar is het geen vanzelfsprekendheid. De cijfers tonen dat aan. Ook in de geestelijke gezondheidszorg en bij de maatschappelijke ondersteuning staat de duurzaamheid van de relatie tussen sociaal werker en hulpvrager hevig onder druk. Steeds weer andere financiering, voortdurende wisseling van personeel en kortlopende wijkprogramma’s zijn hier debet aan.

Groot verloop

Onderzoek van het CBS toont aan dat het sociaal werk de grootste uitstroom heeft van de zorgsector; bijna 17 procent. Veelzeggend is dat 31 procent van de werknemers in de afgelopen twaalf maanden actie heeft ondernomen om ander werk te zoeken en 44 procent binnen vijf jaar wil vertrekken. Het grote verloop is volgens Edwin Luttik, senior adviseur professionalisering en opleidingen bij Platform Sociaal Werk Nederland, terug te voeren tot een combinatie van factoren. Bijvoorbeeld gebrekkige aansturing, ontevredenheid over de inhoud en uitdaging van het werk, beperkte ontwikkel- en loopbaanmogelijkheden, werksfeer en samenwerking Het grote verloop verbreekt niet alleen verbindingen; het ondermijnt daardoor tevens het vertrouwen van cliënten in het sociaal werk.

Is deze situatie te verbeteren? Dat een sociaal werker nauwelijks toekomt aan relationele continuïteit en machteloos is overgeleverd aan de nukken van het systeem?

De auteurs van het artikel zien aanknopingspunten tot verbetering. Bijvoorbeeld als sociaal werkers hun professionele vrijheid meer durven benutten. Er is er vaak meer mogelijk dan ze veronderstellen. Professionele ruimte nemen is een basishouding die een sociaal werker zichzelf kan aanleren. Daarnaast zouden beleidsmakers de visie op continuïteit van sociaal werkers meer een plek moeten geven in het beleid, nadat ze bij hen te rade zijn gegaan.

Download het hele artikel Achilleshiel van het sociaal werk, geschreven door Neeltje Spit, promovenda aan de Universiteit voor Humanistiek/docent-onderzoeker aan Fontys Hogeschool Sociale Studies; Thijs Jansen, directeur van Stichting Beroepseer; Radboud Engbersen, expert sociaal domein bij kennisinstituut Movisie. Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, nummer 4, winter 2020: https://beroepseer.nl

Jeugdzorg: wat gaat er mis en hoe kan het beter?

Jelle van Baardewijk gaat op online zender De nieuwe wereld in gesprek met Maaike van der Aar en Thijs Jansen over noodzakelijke veranderingen in de jeugdzorg. Maaike van der Aar is bestuurder Jeugdzorg bij vakbond FNV; Thijs Jansen is directeur Stichting Beroepseer; Jelle van Baardewijk is cultuurfilosoof, lector bedrijfsethiek aan Hogeschool Rotterdam en universitair docent maatschappelijke bestuurskunde aan de Vrije Universiteit.

FNV Zorg en Welzijn en Stichting Beroepseer hebben de handen ineen geslagen en de denktank Jeugdsprong opgericht om te komen tot een nieuw jeugdzorgstelsel. Daarbij wordt gedacht aan minder bureaucratie, minder administratieve taken, meer professionele vrijheid vanuit ‘praktische wijsheid’, meer inbreng van en samenwerking met jeugd en familie zelf en meer zeggenschap van professionals over hun eigen vakgebied.

Vanuit de overheid gebeurt te weinig om tot goede, structurele oplossingen te komen. Het is nu de beurt aan goede ideeën en plannen vanuit het veld. Jeugdsprong bestaat uit een kernteam van vijftien leden, die zich gaan buigen over het vraagstuk van een betere jeugdzorg. Zij hebben verschillende rollen en taken in de jeugdzorg en zijn in staat gebleken buiten de kaders te denken en te handelen. Het kernteam wordt geleid door Steven de Waal, oprichter en voorzitter van Public Space, dat als missie het bevorderen van maatschappelijk ondernemerschap en actief burgerschap heeft.
Het is de bedoeling na de parlementsverkiezingen, rondom de formatie van een nieuwe regering in het voorjaar van 2021, een advies van de denktank te presenteren.

Drastische versimpeling

Van der Aar en Jansen leggen in de video uit hoe het huidige, veel te ingewikkelde en verbureaucratiseerde jeugdzorgstelsel drastisch versimpeld kan worden. Het zou bijvoorbeeld helpen als bestuurders een stapje terug zouden doen en zouden erkennen dat ze eigenlijk niet veel toevoegen in de jeugdzorgsector. Ze zitten vaak op beslissende plekken, maar zijn zeker niet onmisbaar. Ze zouden zichzelf kunnen opheffen. Dat is uiteraard makkelijker gezegd dan gedaan, maar onmogelijk is het niet.
De jeugdzorg zou het beste van onderop opnieuw georganiseerd kunnen worden. Private partijen blijven bestaan; zij zijn vervlochten met het maatschappelijk weefsel. Snelle medicalisering en het labelen van mensen dient vermeden te worden, alsmede de daarmee gepaard gaande bureaucratie.
Belangrijk is dat geloven in goede zorg weer terugkomt. Jansen: “Als je gelooft in zorg, dan helpt de zorg ook beter. Als je zorg krijgt waar je niet in gelooft, dan helpt die zorg überhaupt al niet goed. Onderzocht is dat het hele substantiële effecten heeft, als je gemotiveerd bent”.

Sturen op kwaliteit en niet op de kosten

Hoe gaat een nieuw stelsel betaald en georganiseerd worden? Volgens Van der Aar wordt decentraliseren vaak niet goed begrepen. Gemeenten kopen zorg in en financieren het, maar dat hoeft niet per se samen te gaan. Een mogelijkheid is vanuit het Rijk de geldstroom organiseren. Die gaat dan over het geld, maar niet over de uitvoering: “Wij vinden niet zoals Hugo de Jonge en de VVD nu zeggen, geef het in mijn handen. Dat vinden wij niet. Wij vinden wel dat het de verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid is om het te faciliteren en te financieren en het dan vooral over te laten aan de experts. Zo kunnen we stoppen met de versplintering van zorgorganisaties en gemeenten”.
Thijs Jansen voegt eraan toe hoe belangrijk hierbij is op kwaliteit te sturen: “Als je op kosten stuurt, gaat de kwaliteit omlaag. Als je op kwaliteit stuurt, gaan de kosten omlaag. En dat is een principe dat naar mijn heilige overtuiging echt zo werkt maar tot nu toe niet effectief gebruikt wordt. Het is alleen maar op kosten sturen”.

Drastisch versimpelen van de jeugdzorg. FNV Jeugdzorgplan gepresenteerd in brief aan minister Hugo de Jonge: https://beroepseer.nl

Écht doen wat nodig is. Manifest Stichting Beroepseer: https://beroepseer.nl

FNV Zorg en Welzijn en Stichting Beroepseer slaan de handen ineen voor de uitwerking van een ander jeugdzorgstelsel: https://beroepseer.nl/

Jeugdzorg en Vereniging Nederlandse Gemeenten: financiële verlichting, maar onverminderde bewustzijnsvernauwing, door Maaike van der Aar en Thijs Jansen, Blogs Beroepseer, 21 december 2020: https://beroepseer.nl

 

Foto helemaal bovenaan: Van links naar rechts. Thijs Jansen, Jelle van Baardewijk, Maaike van der Aar

Gemeten: de emotionele temperatuur van de wereld. Gallup 2020 Global Emotions Report

Nog voordat COVID-19 uitbrak, stonden er wereldwijd meer mensen onder druk dan tien jaar geleden. Meer dan één op de drie volwassenen (35%) gaf aan dat ze in 2019 een groot deel van de dag stress hebben ervaren — zes procentpunten meer dan de 29% in 2006. Volgens het Gallup 2020 Global Emotions Report hadden de mensen in de aanloop naar de pandemie in feite meer zorgen, lichamelijke pijn en gevoelens van woede, stress en verdriet dan in de jaren ervoor.

Momenteel voert het Amerikaanse onderzoeks- en adviesbureau Gallup wereldwijd enquêtes uit voor de volgende editie van de Gallup World Poll. De editie van 2020 waarin de onderzoeksresultaten van 2019 zijn opgenomen suggereert dat in veel landen over de hele wereld mensen al in een verhoogde negatieve staat verkeerden voordat ze te maken kregen met de pandemie. Dat belooft waarschijnlijk niet veel goeds voor hun leven na de pandemie, aldus Gallup.
Elk jaar publiceert Gallup een onderzoeksrapport over de dagelijkse ervaringen en gevoelens van mensen. Doel is erachter te komen of mensen plezier beleven, iets interessants maken of leren, uitgerust zijn, zich zorgen maken of boos zijn.

In 2021 wordt gerapporteerd hoe de wereld de COVID-19 uitbraak heeft ervaren en hoe landen hebben gereageerd op de pandemie. In de Verenigde Staten is in 2020 een aanzienlijke stijging te zien wat betreft somberheid en verdriet.

De positieve en de negatieve Experience Index

De wereld is erg goed in het kwantificeren van alles in ons leven, aldus Jon Clifton, Global Managing Partner van Gallup in de inleiding van het rapport Gallup Global Emotions 2020. Vanaf het moment van geboorte en de door ons gefabriceerde en gekochte goederen tot de manier waarop we sterven. Waarin de wereld niet zo goed blijkt te zijn is in het kwantificeren van hoe we ons voelen, hoewel juist onze gevoelens ons doen en laten in het leven beïnvloeden. Het Gallup-rapport probeert dat recht te zetten. De metingen en resultaten zijn niet de typische ‘transactionele getallen’ die de meeste wereldleiders gewend zijn, maar ze kunnen hun wel inspireren eens anders te gaan denken over de maatstaven waaraan ze zich proberen te houden en waarmee ze proberen te regeren.
Gallup toont twee lijsten, de Positive Experience Index en de Negative Experience Index. Ze geven een uniek beeld van de wereld.

Gallup ondervroeg in 2019 ruim 175.000 volwassenen in 144 landen en regio’s. Gevraagd werd welke vijf negatieve ervaringen ze hebben gehad op de dag voordat ze deelnamen aan de enquête. Meer dan een op de drie mensen deelde mee dat ze veel zorgen (39%) of stress (35%) hadden, en drie op de tien leed lichamelijk ernstige pijn (31%). Minstens één op de vijf had last van verdriet (26%) of boosheid (22%).

Het hebben van zorgen, stress, pijn en boosheid bleef onveranderd ten opzichte van 2018. Het percentage verdriet daarentegen steeg in 2019 twee punten ten opzichte van het jaar daarvoor. De trend is dat negatieve ervaringen toenemen.
Gallup geeft de antwoorden op de vijf vragen aan in de lijst Negative Experience Index met de score voor elk onderzocht land.
De scores varieerden wereldwijd, van de hoogste negatieve score van 51 in Irak tot de laagste negatieve score van 13 in Taiwan.
De Irakezen voeren de boventoon wat woede betreft. Dat was duidelijk te merken in 2019 en 2020. 46% gaf aan op de dag van de enquête dat ze dag ervoor veel woede hadden gevoeld.
Landen met de laagste negatieve score hebben niet noodzakelijkerwijs de hoogste positieve score. Veel landen met de laagste score op de Negatieve ervaringsindex in 2019 staan al jaren op deze plek van de lijst.

Een meerderheid gaf aan vier van de vijf items van de Positieve ervaringsindex te hebben ondervonden. Het percentage is onveranderd gebleven ten opzichte van 2018. Minder dan de helft van de mensen wereldwijd (49%) heeft de dag voor het interview iets interessants geleerd of gedaan. Dit percentage was hoger dan de 46% van 2017, maar het is niet de hoogste score ooit. In de periode 2013 – 2015 liep het percentage op tot 51%.

De percentages wereldwijd wat betreft iets interessants te hebben geleerd of gedaan variëren van maar liefst 20% in Turkije – een nieuw dieptepunt voor het land – tot 76% in Panama.
Elk land en elke regio heeft zijn eigen verhaal te vertellen. Sommige landen blijven een sterk welbevinden melden, terwijl andere extreme emotionele onrust ervaren, zoals de Libanezen wier woede, stress en droefheid tot recordhoogte zijn gestegen.

De emotionele toestand van de wereld na COVID-19 wordt een hoofdstuk apart. De uitslag van de enquête van 2019  vormt een belangrijk ijkpunt voor “hoe het er in de periode voorafgaand aan de crisis aan toe ging”.

Downloaden Gallup Global Emotions 2020 Report op site van Gallup: www.gallup.com/analytics/324191/gallup-global-emotions-report-2020.aspx

Bekijk de hotspots van de wereld

Hoe voelde u zich gisteren?  Had u een glimlach op uw gezicht of heeft u uitbundig gelachen? Heeft u iets interessants meegemaakt of geleerd? Was u boos? Gallup heeft in 2018 aan mensen in meer dan 140 landen dezelfde vragen gesteld om erachter te komen hoe ze zich voelen.
Bekijk de hotspots op de interactieve site What Is the World’s Emotional Temperature? van Gallup. Selecteer een van de tien positieve of negatieve ervaringen en een land op de wereldkaart en bekijk welke landen het hoogst en het laagst scoren.

Wat woede betreft scoort Nederland laag: 8% ja, en 92% nee. Wat plezier betreft scoort Nederland hoog: 87 procent.
21% van de Nederlanders blijkt last te hebben van pijn. 64% van de Nederlanders heeft geen zorgen.

What Is the World’s Emotional Temperature? https://news.gallup.com/interactives/248240/global-emotions.aspx

Reacties gevraagd op discussienota ‘Zorg voor de toekomst’ – tot 31 januari 2021

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft opgeroepen te reageren op de discussienota Zorg voor de toekomst. Aanleiding is de houdbaarheid van de gezondheidszorg die onder druk komt te staan: “Hoewel er al hard wordt gewerkt aan noodzakelijke veranderingen, is er meer nodig om de zorg ook in de toekomst goed te kunnen blijven organiseren. In deze discussienota worden denkbare beleidsopties op het gebied van (1.) preventie & gezondheid, (2.) organisatie & regie en (3.) vernieuwing & werkplezier beschreven. Zodat mensen ook in de toekomst kunnen vertrouwen op goede, betaalbare en toegankelijke zorg”.

Tot 31 januari 2021 is het mogelijk via de internetconsultatie te reageren op de nota.

Publicatie reacties

Reacties worden gepubliceerd tijdens de loop van de consultatie. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn.

Doelgroepen die door de regeling worden geraakt

Deze discussienota is van belang voor iedereen in Nederland, in het bijzonver voor partijen die zorg en ondersteuning aanbieden, inkopen of ontvangen.

Verwachte effecten van de regeling voor de doelgroepen

Nederland heeft een goede gezondheidszorg, maar de houdbaarheid daarvan staat steeds meer onder druk. De toenemende zorgvraag en schaarste aan personeel en middelen zorgen ervoor dat, als we niets doen, onze zorg niet op het huidige niveau kan blijven.
Met de beleidsopties die in deze discussienota worden beschreven wil VWS waarborgen dat iedereen in de toekomst beschikt over goede zorg.

Reageren

Er kan worden gereageerd op de gehele discussienota tot en met 31 januari 2021. U wordt specifiek uitgenodigd om te reageren op de volgende vragen:

  • Herkent u zich in de drie thema’s als de thema’s waar de komende jaren meer verandering op nodig is?
  • Herkent u de knelpunten die op (één van) de drie thema’s worden genoemd, of missen er nog belangrijke knelpunten?
  • Welke beleidsopties die genoemd worden bij de drie thema’s leveren volgens u een belangrijke bijdrage aan de houdbaarheid van ons zorgstelsel?
  • Heeft u concrete suggesties om bepaalde opties nader te concretiseren en praktisch vorm te geven?
  • Welke beleidsopties ontbreken er nog?

Downloaden nota Zorg voor de toekomst: https://beroepseer.nl

Deelnemen aan internetconsultatie, ga naar Discussiestuk ‘Zorg voor de toekomst’: www.internetconsultatie.nl/zorgvoordetoekomst

Meer info over intertnetconsultaties: www.internetconsultatie.nl

Is kinderopvang-toeslagaffaire incident of kanarie in de kolenmijn?

Caroline Raat – onderzoeker, docent, auteur en adviseur staats- en bestuursrecht – legt op de site van Risk & Compliance Platform Europe uit dat de kindertoeslagaffaire geen incident is, ook niet qua fouten in de rechtspraak.
Ze schrijft:

“Het valt op in over elkaar buitelende publicaties over de toeslagenaffaire: niet alleen bestuur en ambtenarij – en de wetgever zelf, maar ook de bestuursrechter (de rechter die in zaken tegen de overheid uitspraak doet) wordt aangewezen als een van de partijen die niet goed heeft opgelet. Dat is uniek, want kritiek op de rechter is ‘not done’ in ons land. Er wordt verwezen naar een prachtige vijfde plek op een ranking die niets voorstelt. We leveren kritiek op het Poolse Constitutionele Hof, terwijl Nederland zo’n rechtsstatelijk instituut niet eens kent.
Zullen we vanaf vandaag ophouden met onze zelfgenoegzaamheid en met oud-ombudsman Brenninkmeijer constateren dat de Nederlandse rechtsstaat erodeert? De toeslagenaffaire is iconisch voor wat er mis kan gaan in de rechtsstaat – waarin de burger wordt beschermd tegen de overheid. Het zou echter vreemd zijn dat dit de enige keer is dat dit gebeurt; het gebeurt veel vaker. Alleen valt dat – net als bij de ouders die slachtoffers werden van een dolgedraaid overheidssysteem – niemand op: de rechter in de laatste plaats niet.

Mensen die nog nooit met de rechtspraak te maken hebben gehad, denken dat de rechter ‘actief’ is: zelf onderzoek doet, stukken opvraagt en die van geen van de partijen onder de indruk raakt”

Dat soort rechters zijn er wel, maar uit een onthutsend voorbeeld uit haar eigen praktijk blijkt dat er bestuursrechters zijn die graag achterover leunen en niet actief zijn. En dat heeft consequenties.
Raat vernam van een eerlijke rechtbankmedewerker dat er wel erg slordig met dossiers wordt omgegaan, waardoor ze niet terechtkomen in het officiële dossier.
“Veel overheden en overheidsadvocaten speculeren erop dat op deze manier de overheid wel erg makkelijk gelijk krijgt. In de uitspraak blijkt dan dat ingezonden stukken om ‘feiten’ te weerleggen, niet worden genoemd”.

Momenteel voert Raat namens een klant een principiële procedure over gerommel met dossiers. Ze geeft ook een voorbeeld van hoe het wel kan, in een zaak waarin behoorlijk wat mensen de dupe zijn geworden van een niet bona fide beleggingsbedrijf.

Actieve, responsieve rechter

Raat pleit voor een actieve rechter. Of een responsieve rechter – een nieuw modewoord. Dat zou volgens haar een aardig begin zijn. De rechter behoort op het dossier te zitten, de stukken goed te lezen en, als er zaken ontbreken, de stukken op te vragen. Dat betekent dat de rechter niet moet ‘versnellen’, zoals de rechtspraak zelf stelt, maar ‘verbeteren’.

Lees het hele artikel  Nederland ‘verpoolt’. De toeslagenaffaire: incident of kanarie in de kolenmijn? door Caroline Raat, Risk & Compliance Platform Europe, 18 december 2020: www.riskcompliance.nl/news/nederland-verpoolt-de-toeslagenaffaire-incident-of-kanarie-in-de-kolenmijn/

 

U P D A T E

Rechter zat opzichtig te slapen in toeslagenaffaire. Ook de rechtspraak heeft gefaald in de toeslagenaffaire. Eén oplettende rechter had het tij kunnen keren, door Tom Eijsbouts, emeritus hoogleraar rechten Universiteit van Amsterdam en Leiden, de Volkskrant, 22 december 2020: www.volkskrant.nl/columns-opinie/rechter-zat-opzichtig-te-slapen-in-toeslagenaffaire~b736294b/

 

Foto bovenaan: De Parlementaire commissie Kinderopvangtoeslag presenteert eindverslag ‘Ongekend onrecht’ op 17 december 2020