Skip to main content

Redactie Beroepseer

Expositie ‘Ridders van de Molen’ brengt ode aan het molenaarsambacht

Het nieuwe Molenmuseum brengt met de foto-expositie Ridders van de molen een ode aan het molenaarsambacht. Het is de eerste expositie, en blijvend onderdeel, van de multimediale ontdekkingstocht Wereld van windmolens in het nieuw geopende Molenmuseum op de Zaanse Schans, de historische buurt van Zaandam.
Fotograaf Jeroen Nieuwhuis maakte een serie indrukwekkende foto’s van molenaars van vereniging de Zaansche Molen tijdens hun dagelijkse werkzaamheden. Met deze serie, getiteld The miller’s craft, won de fotograaf de zilveren prijs van de prestigieuze PX3 Prix de la Photographie Paris 2020.

Vakmanschap en immaterieel erfgoed

Molenaars zijn uit bijzonder hout gesneden. Ze zijn verknocht aan hun molen. Op de dertien molens van vereniging De Zaansche Molen werken ongeveer veertig molenaars, van jong tot oud. Sommigen in dienst, anderen vrijwillig. De molenaars houden het ambacht levend. UNESCO heeft het belang van het molenaarschap officieel erkend door het in 2017 te bestempelen als immaterieel erfgoed. Twee molenaars zijn in juni 2020 koninklijk onderscheiden met een ridderorde, vanwege hun grote verdiensten voor het behoud van het molenaarsambacht. De kennis en deskundigheid van de molenaars zijn van onschatbare waarde.
Jeroen Nieuwhuis is met filmmaker Jan Minkhorst vanaf februari 2020 in weer en wind, van zonsopkomst tot zonsondergang, dagelijks bezig geweest met het vastleggen van het vakmanschap en de passie van de molenaars.

In het Noordhollands Dagblad vertelt Nieuwhuis in een interview dat “hij echt gegrepen werd tijdens het fotograferen door het werk van de molenaars. Aan de andere kant realiseerde ik mij ook dat veel mensen een heel ander beeld zullen hebben, dat van ‘oud’ en ‘folklore’. Ik wilde juist de dynamiek en de veelzijdigheid van dit beroep laten zien. Vooral om jongeren te interesseren dit vak op te pakken, zodat de historische windmolens niet verloren gaan”.

Het nieuwe Molenmuseum

De molens op de Zaanse Schans liggen op loopafstand van het museum dat feestelijk werd geopend op 28 september 2020. Tickets zijn verkrijgbaar bij het museum en bij de molens. Toegang is beperkt vanwege COVID-19; reserveren is noodzakelijk. Maar, wie onaangekondigd aan de deur komt, wordt niet buitengehouden, hoewel dat afhankelijk is van het aantal toegestane bezoekers op dat moment. Is er plaats, dan zijn bezoekers welkom. Spontaan bezoek is dus mogelijk.

Molens en Molenmuseum vallen onder beheer van vereniging de Zaansche Molen. Leden dragen door hun contributie al bijna honderd jaar bij aan het in standhouden van dit Zaanse erfgoed.

Het Molenmuseum is dagelijks geopend van 10.00 tot 17.00 uur.
Meer inlichtingen over de expositie, toegangsprijzen en openingstijden op De Zaansche Molen: www.zaanschemolen.nl

Hieronder introductievideo Wereld van windmolens – Erfgoed van wereldformaat.

Zaansche Schans – Knights of the windmill, fotoserie van Jeroen Nieuwhuis: www.jeroennieuwhuis.nl/tegel/knights-of-the-windmill/

Bekroonde foto-expositie van Zaanse molenaars. Ode aan het molenaarsambacht, door Ronald Massaut, Noorhollands Dagbad, regio Zaanstreek-Waterland, 7 oktober 2020: www.noordhollandsdagblad.nl/cnt/DMF20201006_86740496/bekroonde-foto-expositie-van-zaanse-molenaars-ode-aan-het-molenaarsambacht

Fotografie: Jeroen Nieuwhuis

Enquête over effecten COVID-19 op leven en werk inwoners EU tijdens lockdown en drie maanden later

Om de directe gevolgen van de COVID-19-pandemie op de manier van leven en werken van inwoners van Europa in kaart te brengen, heeft stichting Eurofound een online-enquête in de hele Europese Unie gehouden. Het rapport met de resultaten van onderzoek is getiteld Living, working and COVID-19. Er zijn tot nu toe twee enquêteronden geweest, in april en juni, waardoor het mogelijk is de omstandigheden van de respondenten ten tijde van de lockdown te vergelijken met de periode drie maanden later waarin de strenge maatregelen in veel landen werden versoepeld.

De online-enquête is anders dan voorgaande enquêtes over kwaliteit van leven en arbeidsomstandigheden*). De gegevens zijn online verzameld met behulp van diverse in het rapport beschreven methoden. De enquête werd bovendien onder de aandacht gebracht op de website van Eurofound en op Facebook teneinde zoveel mogelijk personen boven de 18 jaar te bereiken.

De enquête bevat vragen over de arbeidsomstandigheden van respondenten, de balans tussen werk en privéleven en het gebruik van telewerk tijdens de COVID-19-crisis. Het onderzoek gaat ook over de kwaliteit van leven en de maatschappij, met vragen die variëren van welzijn, geluk en optimisme tot gezondheid en de mate van vertrouwen in instellingen. Voor de tweede ronde zijn nieuwe vragen toegevoegd over de kwaliteit van arbeid en gezondheid, veiligheid op het werk, online-onderwijs, gebruik van online-diensten, alsook een reeks vragen gericht op het verkrijgen van inzicht in de de mate waarin respondenten hebben verzocht om financiële steun van de overheid of daarvan gebruik hebben gemaakt.

Beleid

De gevolgen van de COVID-19-pandemie is van ongekende omvang voor de gezondheid en de sociaal-economische omstandigheden van miljoenen mensen over de hele wereld. (Eurofound publiceerde begin mei 2020 de eerste resultaten van ronde 1 van de enquête). In september blijkt dat meer dan 2,2 miljoen mensen het virus hebben opgelopen in de EU. De economische gevolgen zijn niet minder grimmig. In juli schatte de Europese Commissie dat de Europese economie in 2020 met 8,3% zou krimpen. Voorspeld wordt dat afwijkingen tussen lidstaten groter worden vanwege grote verschillen in omvang van de gevolgen van de pandemie en herstelmaatregelen.

In reactie hebben de Europese Unie en de lidstaten veel maatregelen getroffen om de sociale en economische gevolgen van de pandemie het hoofd te bieden. Het zwaartepunt van de inspanningen ligt bij maatregelen gericht op de wederopbouw van de nationale economie, het veilig stellen van banen en het bevorderen van sociale cohesie. Op 27 mei 2020 kondigde voorzitter Ursula von der Leyen van de Europese Commissie een plan aan om 750 miljard euro te lenen ter ondersteuning van het economisch herstel in de EU. Op 21 juli hebben staatshoofden en regeringsleiders van de 27 lidstaten overeenstemming bereikt over het plan tijdens een speciale vergadering – de langste ooit – van de Europese Raad. Over het plan wordt nog steeds onderhandeld tussen het Europese parlement en de EU-lidstaten.

De COVID-19-crisis benadrukt het belang van gelijke rechten op sociale bescherming. Via de invoering van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) zal dit recht worden uitgebreid tot alle mensen, ongeacht hun arbeidsverhoudingen, dus ook de zelfstandigen. De crisis toont ook het belang aan van inkomensbescherming – het EU-programma voor het nationale minimumloon wordt binnenkort ingevoerd als onderdeel van het EPSR. Nu er veel banen zijn verdwenen (althans tijdelijk), onderstreept de crisis ook de noodzaak van dringende maatregelen de werkloosheid aan te pakken, vooral de jeugdwerkloosheid.

Voornaamste conclusies

  • In heel Europa ondervonden mensen na de lockdown een verbetering van hun toestand en hadden ze meer werkuren en minder baanonzekerheid in vergelijking met april. Er is evenwel grote ongelijkheid onder specifieke groepen.
  • Ondanks de snelle invoering van maatregelen ter ondersteuning van degenen die hun baan zijn kwijtgeraakt, heeft meer dan de helft van de werkloze respondenten sinds de uitbraak van COVID-19 geen enkele financiële steun meer ontvangen, waardoor velen sterk afhankelijk zijn van informele steun. Het aantal mensen dat melding maakt van moeite om de eindjes aan elkaar te knopen was het hoogst onder de werkloze respondenten, en in juli was wat dat betreft het aantal verdubbeld bij werkende huishoudens.
  • Jongeren komen naar voren als behorend tot een van de grootste groepen verliezers van de lockdown, samen met de werklozen. Zij melden een laag niveau van welzijn, ondanks enige verbetering sinds het begin van de pandemie. Hoewel welzijn en optimisme sinds april zijn toegenomen, blijven jongeren zich buitengesloten voelen van de maatschappij en lopen ze het grootste risico op een depressie. Het laat zien wat voor invloed de beperkingen tijdens de lockdown op hen hebben.
  • Ook vrouwen hebben nog steeds te maken met onevenredig grote gevolgen en blijven minder optimistisch over hun toekomst dan mannen. De kloof is tussen april en juli nog groter geworden. De pandemie heeft ook meer invloed gehad op het evenwicht tussen werk en privéleven van vrouwen dan van mannen. Vrouwen kregen meer te maken met arbeidstijdverkorting en jonge vrouwen hadden meer kans hun baan te verliezen dan mannen. Vooral de zorgtaken voor vrouwen zijn toegenomen tijdens de pandemie.
  • Het vertrouwen in de EU is toegenomen in juli, terwijl het vertrouwen in de nationale regering is afgenomen. De grootste toename deed zich voor in Italië en Spanje, landen die het hardst zijn getroffen door de pandemie. Het vertrouwen in zowel de nationale regering als de EU is aanzienlijk groter bij EU-burgers die tijdens de pandemie financiële steun hebben ontvangen.

Downloaden Living, working and COVID-19, Eurofound, 28 september 2020: www.eurofound.europa.eu/nl/publications/report/2020/living-working-and-covid-19

Noot
*) European Quality of Life Survey – EQLS, en European Working Conditions Survey – EWCS:
www.eurofound.europa.eu/surveys/european-working-conditions-surveys-ewcs
www.eurofound.europa.eu/surveys/european-quality-of-life-surveys

Eurofound is de Europese Stichting tot verbetering van levens- en arbeidsomstandigheden: www.eurofound.europa.eu/

Landelijke actie ‘Aandacht voor elkaar’ start 6 oktober in Den Bosch

Dinsdag 6 oktober 2020 start de landelijke periode waarin gevraagd wordt om aandacht voor elkaar.  Aandacht voor elkaar begint in ’s-Hertogenbosch waar minister-president Mark Rutte en minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in gesprek gaan met Brabanders die op verschillende manieren te maken hebben gehad met het coronavirus.

Het coronavirus vraagt veel van de maatschappij en de mentale weerbaarheid van alle Nederlanders. Er is verlies op alle fronten. Mensen die ziek worden of een dierbare verliezen. Ondernemers die harde klappen krijgen. Mensen die hun baan verliezen. Jongeren die beperkt worden in alles wat belangrijk is als je jong bent. Mensen die eenzaam zijn. Corona is daarmee een virus dat niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk slopend kan zijn.

Ruimte voor bijzondere verhalen

Met Aandacht voor elkaar wil de overheid steun geven aan de vele initiatieven die rond corona zijn genomen. Er is speciaal een website ontworpen – www.aandachtvoorelkaar.nl –  waarop initiatieven – van klein tot groot – worden verzameld. Gemeenten, (maatschappelijke) organisaties, bedrijven en personen zijn opgeroepen om hun initiatieven via deze website aan te melden. Ook kunnen mensen via deze website hun persoonlijke verhaal delen.

De vele mooie initiatieven en acties kunnen daarbij een inspiratie zijn om elkaar verder te helpen om door deze moeilijke periode heen te komen.

Aftrap in Congrescentrum 1931

Tijdens de aftrap in ’s-Hertogenbosch op dinsdag 6 oktober gaan minister-president Rutte en minister De Jonge in gesprek met mensen die de afgelopen maanden op verschillende manieren in aanraking zijn gekomen met het coronavirus: van patiënten en zorgprofessionals tot ondernemers en mensen uit het onderwijs. Deze mensen zijn, samen met de beide bewindspersonen, vervolgens te gast bij de uitzending Tijd voor Max. Dit programma wordt op dinsdag 6 oktober vanaf 17.10 uur live uitgezonden op NPO 1: www.maxvandaag.nl/sessies/themas/media-cultuur/mark-rutte-en-hugo-de-jonge-te-gast-bij-tijd-voor-max-vanuit-s-hertogenbosch/

De periode van Aandacht voor elkaar duurt tot het einde van 2020.

 

Aandacht voor elkaar start in de jaarlijkse Week van de eenzaamheid die loopt van 1  t/m 8 oktober 2020.

Aandacht voor elkaar, Rijksoverheid: www.aandachtvoorelkaar.nl

Meer informatie Week van de eenzaamheid is te vinden op www.eentegeneenzaamheid.nl

 

 

Foto bovenaan is van Beeldbank, Rijksoverheid

Hoe kunnen wij ons voorbereiden op een epidemie? Daniel Defoe gaf advies en aanwijzingen

“Mensen denken dat deze pandemie een ongeluk is”, schreef Nassim Nicholas Taleb in mei 2020 over de Covid-19 crisis. “Dat is het niet. Deze maakt deel uit van het systeem dat we hebben opgebouwd. Als je over de geschiedenis van Engeland, Italië en het Midden-Oosten leest, lees je over frequente quarantaines en lockdowns als gevolg van belegeringen en plagen. Ze werden ingebouwd in het economische landschap en in de kosten van elke koopman. De kosten van de pandemie en toekomstige pandemieën moeten dus worden afgezet tegen de cijfers van het bruto binnenlands product”.

Het in 2007 opgerichte Amerikaanse literaire kwartaaltijdschrift Laphams Quarterly, heeft een nummer gewijd aan het thema epidemie, met essays getiteld: Signs and wonders, The virus and the Martians en What preparations are due?
Elk nummer van Laphams Quarterly behandelt een thema met primair bronmateriaal uit de geschiedenis

Travis Chi Wing Lau schreef het essay What preparations are due? Welke voorbereidingen behoren wij te treffen? De auteur is universitair docent aan Kenyon College, Ohio, VS en begint zijn essay met een verwijzing naar de roman A Journal of the Plague Year van de Engelse schrijver en journalist Daniel Defoe. In deze in 1722 verschenen roman legt een zekere H.F., zadelmaker uit de Londense wijk Whitechapel getuigenis af van de gebeurtenissen tijdens de Grote pestepidemie van 1665. Het verhaal gaat over de poging van één man besmetting te voorkomen en tegelijkertijd de verschrikkingen van een epidemie te trotseren: het gedwongen afsluiten van huizen, de pestkuilen die nauwelijks in staat zijn het aantal doden te beperken, de ontbinding van de sociale orde. Defoe had zelf de epidemie meegemaakt. Hij was toen vijf jaar oud.

A Journal of the Plague Year is gratis te lezen en te downloaden als e-boek op site van Project Gutenberg: www.gutenberg.org/ebooks/376
en
www.gutenberg.org/files/376/376-h/376-h.htm

Leren leven in crisistijd

Defoe probeerde zijn land te leren hoe te leven in een wereld waar de volgende crisis altijd dichterbij is dan we denken.
Tengevolge van de Grote pestepidemie van 1665 kwam meer dan 20 procent van de ongeveer 460.000 inwoners van Londen om het leven. De uitbraak begon in de kleine parochie van St. Giles-in-the-Fields, net buiten de stad. Toen er in 1664 en 1665  meldingen binnenkwamen van ongewone sterfgevallen, meestal van arme arbeiders, werden ze niet direct in verband gebracht met de pest.
Hoewel het aantal doden uit elk deel van Londen sinds 1603 was geregistreerd en vastgelegd in overlijdensakten, bevatten deze officiële dossiers vaak te weinig melding van sterfgevallen, vooral als ze tot paniek en burgerlijke onrust konden leiden.
Dit verzuim, alsmede de trage reacties van stadsbestuurders waren de oorzaak van de plotselinge piek van het aantal doden aan het begin van de zomer van 1665, waarin bijna achtduizend mensen stierven in een week tijd. Net als Dickens’ romans over sociale hervormingen meer dan een eeuw later was in A Journal of the Plague Year sprake van de tragische – persoonlijke en collectieve – prijs die men moest betalen voor het onvoorbereid zijn, met als gevolg verergering van het lijden van duizenden, aan de pest overleden Londenaren. .
A Journal of the Plague Year was gebaseerd op de pestepidemieën waarover Defoe sinds 1709 in tijdschriften als de Daily Post en Applebee’s Original Weekly Journal had gepubliceerd. Hij beschreef de omstandigheden van het geteisterde Frankrijk en de wrede quarantainemaatregelen voor gezinnen. Zijn eigen herinneringen aan de epidemie, in combinatie met zijn onderzoek, waren zo beeldend beschreven dat men veronderstelde dat A Journal of the Plague Year de memoires waren van een anonieme ‘burger’ in plaats van een roman van een reeds beroemde schrijver die een aantal malen was gearresteerd en perioden in de gevangenis had doorgebracht wegens politieke activiteiten en opruiende publicaties.

Reacties en commentaren op het boek noemden nooit de naam van Defoe als auteur en pas in de late 18e eeuw begonnen critici te discussiëren over de vraag of het boek als geschiedenis moest worden beschouwd. De discussie zette zich voort tot 1920; een recensent van de Times Literary Supplement was tot de conclusie gekomen dat Defoe een historicus was en geen romanschrijver.

Slechts een maand voor verschijnen van A Journal of the Plague Year, had Defoe een non-fictieverhaal over epidemieën gepubliceerd, waarin de dagelijkse ervaringen met de pest uit het verleden verweven waren met advies voor te treffen maatregelen als de plaag eraan komt.
Het iets eerder gepubliceerde werk waarvan de volledige titel luidt Due Preparations for the Plague, as Well for Soul as Body: Being Some Seasonable Thoughts upon the Visible Approach of the Present Dreadful Contagion in France; the Properest Measures to Prevent It, and the Great Work of Submitting to It, leest volgens literatuurwetenschapper Louis A. Landa als ‘een handleiding’ voor gedrag voorafgaand aan de plaag.

Defoe en morele verantwoordelijkheid

Defoe geloofde – hij was 62 jaar oud – dat hij een morele verantwoordelijkheid had om ‘het grote voorbereidende werk aan te moedigen’, op zowel individueel als nationaal niveau, voordat de onvermijdelijke, volgende ramp zich aandiende. Hij vond dat de conditie van de Engelsen te lijden had van uitspattingen van gulzigheid. Hij had het over de ‘beste preventieve geneesmiddelen’ als voorwaarde voor gezondheid, variërend van strenge dieetvoorschriften tot dagelijks gebed als geestelijke boetedoening die lichaam en ziel zouden voorbereiden op epidemieën. Hij roept de regering op tot ‘nationale voorbereidingen’ met nadruk op het scheiden van zieke en gezonde mensen, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen als armen, gedetineerden en kinderen.

De Britse reactie op pestuitbraak was tot dan toe altijd ad hoc en inconsequent geweest, ondanks het feit dat de desastreuze gevolgen van de Zwarte Dood van de 14e eeuw nog niet vergeten waren. In vroeger eeuwen werd de pest toegeschreven aan een ‘kwellende voorzienigheid’ van een wraakzuchtige God. De pest was een straf van God, maar werd ook gezien als een natuurramp van onbekende oorsprong. Zelfs in de tijd waarin medici en wetenschappelijke schrijvers probeerden rationele oorzaken van epidemieën aan te wijzen, zoals miasma’s of persoonlijk contact, bediende men zich nog steeds van religieuze taal.
Due Preparations belichaamt de epidemie-theorie op het moment van transformatie in de 18e eeuw. Men was van opvatting dat de plaag zowel een fysiek als een spiritueel verschijnsel was.

Defoe goochelde met al deze tegenstrijdige opvattingen in zijn poging een verdediging tegen de epidemie op te bouwen die het persoonlijke en politieke, het economische en morele, het wetenschappelijke en spirituele in evenwicht met elkaar zou brengen. Hij pleitte voor een grootse burgerregie in een land dat tot dan toe had gereageerd op epidemieën met krampachtig beleid en grillige sprongen in het duister.

De quarantaine

Zowel Due Preparations als A Journal of the Plague Year waren een directe reactie op de politieke en medische discussies die in de jaren 1720 een hoogtepunt bereikten. De Engelse aanpak van de pest had de neiging om de nadruk te leggen op het inperken van de epidemie in plaats van op preventie. Hoewel de scheiding en inperking van mensen die aan de ziekte waren blootgesteld zijn wortels heeft in het Bijbelboek Leviticus, ontstond de quarantaine als strategie voor beheersing van de pest in Venetië in 1348. Deze aanpak werd in de 16e en 17e eeuw steeds populairder, mede door de opkomst van de zeehandel.

Het quarantainebeleid heeft de latere reacties op epidemieën beïnvloed. Zeehavens werden aangewezen als plaatsen van overdracht en de epidemie moest worden bedwongen door beperking van menselijk verkeer waaronder sociale distantie en isolatie. Maar, bij gebrek aan een helder begrip van de pest en de inconsequente uitvoering van het quarantainebeleid sinds de Grote pestepidemie van 1665, besloot de Engelse regering de aanpak van ziektebeheersing en volksgezondheid drastisch aan te passen.
In het begin van de 18e eeuw dwongen koningin Anna van Groot-Brittannië en het parlement zeer strenge quarantaine-maatregelen af tijdens een pestuitbraak in het Oostzeegebied ten tijde van de Grote Noordse Oorlog (1700-1721) tussen Rusland en Zweden.
Volgens de Quarantaine-wet van 1710 werden alle schepen die vanuit de Baltische staten de Britse havens binnenvoeren, gedurende veertig dagen aan de ketting gelegd en gecontroleerd. Het woord quarantaine is afgeleid van het Latijnse quarantena en het Franse quarantaine, dat veertig betekent. In deze periode moest de lading van elk schip worden gelucht, terwijl bemanningsleden of passagiers moesten bewijzen dat ze in goede gezondheid verkeerden, anders werden ze afgezonderd.
In tegenstelling tot eerdere maatregelen, die uiteenliepen van een verbod op handel met landen die verdacht werden van infectie tot het preventief verbranden van lading, werd de wet van 1710 uitgebreid met strenge boetes en straffen, waaronder gebruik van geweld door ambtenaren bij vermoeden van overtreding van de wet.

Na meldingen van een uitbraak in Marseille in 1720 scherpte het Britse parlement de wet nog eens extra aan en voerde een ’handelsverbod’ in voor een jaar met elk land waar een infectie heerste. Er kwamen lazaretten, quarantainestations waar passagiers en bemanningsleden onder dwang werden gehuisvest. Er werden cordon sanitaires of  ‘schutkringen’ ingesteld, bewaakte grenzen rond een stad bij vermoeden van infecties. Ernst en omvang van deze aanvullingen gaven blijk van een verschuiving naar agressief ingrijpen, niet alleen bij melding van een uitbraak, maar ook als er alleen maar een vermoeden van een uitbraak was.

Geestelijke voorbereiding

De titel Due Preparations belooft advies over manieren om lichaam en ziel te beschermen tijdens de pest. De tweede helft van het boek wordt besteed aan geloofskwesties. Op basis van een 16e- en 17e-eeuwse schrijverstraditie over de pest, o.m. in de tractaten van Thomas Dekker, Thomas Nashe en William Bullein, illustreert Defoe de urgentie van de geestelijke voorbereiding door middel van een moralistisch verhaal over de ervaring van een naamloze Engelse familie met de pest in 1665. In plaats van de meer logische argumenten t.a.v. ziektepreventie in het eerste deel, voert Defoe een reeks dialogen op tussen een ‘vrome en ernstige moeder’ en haar twee koopmanszonen met ‘een hoofd en een hart… die geheel in beslag worden genomen door handel drijven en de wereld’.
In het begin berispen de broers hun moeder vanwege ‘melancholie’ en paranoia maar langzaamaan ontdekken zij de prijs die wordt betaald voor niet ‘beter voorbereid’ zijn, omdat ze hun handel en aardse bezittingen verliezen in de chaos van de uitbraak.

De plotselinge pest biedt hen niet de tijd zich te bekeren en zich te verzoenen met de goddelijke voorzienigheid, ondanks de smeekbeden van hun moeder zich voor te bereiden. Hoewel de ene broer wordt verlost door zijn trouwe zus die hem tot boetedoening beweegt, negeert de andere hen. Hij lijdt in eenzaamheid omdat hij er niet in slaagt ‘een goed en solide fundament’ voor zijn eigen leven op te bouwen.
De gelijkenis van Defoe versterkt zijn filosofie van individuele paraatheid door aanmoediging zich niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk voor te bereiden.

Travis Chi Wing Lau eindigt zijn essay met Defoe’s voorstelling van reële persoonlijke gevolgen van de weigering zich voor te bereiden of niet weten hoe je voor te bereiden op een uitbraak. Voorbereiding is volgens Defoe voortdurend leren in de praktijk te leven met crisis.

Het essay is gelardeerd met citaten, waaronder een van auteur Miguel de Cervantes, bekend van zijn boek Don Quichot van La Mancha (1605): “Het begin van gezondheid ligt in het begrijpen van de ziekte”.

What Preparations Are Due? door Travis Chi Wing Lau, Laphams Quarterly, Volume XIII, Number 3, summer 2020: www.laphamsquarterly.org/epidemic/what-preparations-are-due

Meer informatie over Defoe en zijn boeken: Fiction vs. History?: Plague Narrative and the Facts: https://prezi.com/iwxp-3fywpkz/fiction-vs-history-plague-narrative-and-the-facts/

Tail risk of contagious diseases, Pasquale Cirillo en Nassim Nicholas Taleb, Nature Physics, 25 mei 2020: www.nature.com/articles/s41567-020-0921-x#citeas


Afbeelding bovenaan: Ets van (vermoedelijk) Coenraet Decker (1650-1685): Gezicht op het Pesthuis nabij Delft, Rijksmuseum

1 oktober jubileum-webinar van Sociaal-Economische Raad: ’70 jaar SER – Verbinding in samenleving’

1 oktober 2020 wordt het 70-jarig jubileum van de Sociaal Economische Raad (SER) gevierd. De SER adviseert kabinet en parlement over het sociaal-economisch beleid, bijvoorbeeld over arbeidsrecht en sociale zekerheid.

Op donderdagmiddag is er van 15.00 uur tot 16.15 uur een webinar over 70 jaar SER: Verbinding in samenleving. Het is een online congres, gratis toegankelijk voor iedereen en met volop interactie met de deelnemers.
Onder leiding van presentatrice Nadia Moussaid bespreekt SER-voorzitter Mariëtte Hamer samen met minister Wouter Koolmees en andere gasten de rol van de SER en de overlegeconomie in een sterk veranderende samenleving. Met als eregast Koningin Máxima.

Gastsprekers zijn: David Van Reybrouck, historicus en publicist; Sheila Sitalsing, nieuwscolumnist De Volkskrant; Farid Tabarki, oprichter en eigenaar Studio Zeitgeist; Ingrid Thijssen, voorzitter VNO-NCW; Han Busker, voorzitter FNV; Luce van Kempen, Kroonlid SER.

Mariëtte Hamer schreef een jubileumcolumn in het SER-magazine, getiteld Meer dan ooit behoefte aan draagvlak. Ze schrijft dat in het 70-jarig bestaan van de SER de samenleving enorm veranderd is. Het voortbestaan van de SER is nooit vanzelfsprekend geworden, maar er is alle reden om te blijven ‘polderen’:

“Zaten we tijdens de oprichting van de SER nog midden in de verzuiling, nu is de samenleving in veel opzichten geïndividualiseerd. Het politieke landschap is constant in beweging. Ook het economisch perspectief is veranderd: we zijn op weg naar een digitale en circulaire economie.

We betrekken waar mogelijk de brede samenleving

De SER is met die veranderingen meegegaan. Sterker: de SER houdt zich juist met die veranderingen bezig. De samenstelling van de SER als zodanig is gelijk gebleven, maar de deuren en ramen zijn wijd opengezet voor vele maatschappelijke organisaties en betrokkenen. Via het jongerenplatform zijn ook de jongerenorganisaties hecht aangesloten. Waar mogelijk wordt dus de brede samenleving in het adviesproces betrokken.

Als we niet uitkijken, nemen tegenstellingen toe

Het belang van die verbreding is groot, want we staan voor complexe vraagstukken, zowel in Nederland, als in Europa en wereldwijd. De coronacrisis heeft dat nog duidelijker gemaakt. Als we niet uitkijken, nemen de tegenstellingen toe. Tussen arbeid en kapitaal, arm en rijk, jongeren en ouderen, economie en natuur en tussen de korte en de lange termijn. Daarom zet de SER zich ervoor in om de samenleving bij elkaar te houden en tegenstellingen te overbruggen.

De politiek heeft meer dan ooit behoefte aan draagvlak

“Geen politieke democratie zonder maatschappelijke democratie”, zegt Herman Tjeenk Willink, minister van staat, in het interview verderop in dit nummer. De politiek heeft meer dan ooit behoefte aan draagvlak voor keuzes en beleid in de samenleving. Zeker als het om grote systeem-veranderingen gaat. Daaraan levert de SER een belangrijke bijdrage.

Telkens weer heeft de SER zijn bestaansrecht moeten bewijzen

Buitenlanders verbazen zich er vaak over hoe Nederland er al polderend in slaagt compromissen te sluiten tussen wat soms onverenigbaar lijkt. In eigen land worden het nut en de legitimiteit van het sociaal overleg nog wel eens betwist. Het voortbestaan van de SER is dan ook nooit vanzelfsprekend geworden; telkens weer heeft de SER zijn bestaansrecht moeten bewijzen. Misschien is dat wel het geheim achter de vitaliteit van de SER.

Alle reden om te blijven ‘polderen’

Er is alle reden voor de SER om te blijven ‘polderen’. Onder het motto: ‘Denkwerk voor draagvlak door dialoog’ blijven we ons inzetten voor een sterke, duurzame economie waarin zo veel mogelijk mensen aan het werk zijn en de inkomens redelijk verdeeld zijn. Een samenleving waarin iedereen meetelt en zich kan blijven ontwikkelen. De blik gericht naar de toekomst: een duurzame, inclusieve samenleving”.

Jubileumcolumn Mariëtte Hamer: ‘Meer dan ooit behoefte aan draagvlak’,  SER, 29 september 2020: www.ser.nl/nl/Publicaties/jubileumcolumn-mariette-hamer

Aanmelden en meer inlichtingen over webinar 70 jaar SER: Verbinding in samenleving: https://jubileum.evenement.ser.nl/ (Niet meer beschikbaar)

Vijfdelige blogserie over 25 jaar persoonsgebonden budget

2020 is het vijfentwintig jaar geleden dat het persoonsgebonden budget (pgb) werd ingevoerd. In die kwart eeuw heeft het pgb zich gemanifesteerd als een uitgelezen manier om de keuzevrijheid van zorgbehoevenden te waarborgen, maar heeft het ook kritiek te verduren gehad.

Het nieuwsportaal Zorg & Sociaalweb is een vijfdelige blogserie gestart over 25 jaar persoonsgebonden budget waarin de vraag wordt gesteld: Hoe heeft het pgb zich in de verschillende zorgdomeinen ontwikkeld? Het eerste deel, gepubliceerd op 29 september 2020, biedt een terugblik en is geschreven door Aline Molenaar, oprichtster van de landelijke vereniging Per Saldo voor mensen met een persoonsgebonden budget en Paul van Trigt, historicus.

Aan de orde komen in het eerste deel:

  • Introductie van het pgb in Nederland in 1995 als onderdeel van een golf van zg cash-for-care regelingen in Europa en de mondiale Independent Living-beweging
  • Aansluiting bij marktwerking
  • Markt en emancipatie
  • ‘Vrije markt bureaucratie’
  • Zorgfraude als politieke kwestie
  • Verborgen emancipatie

Conclusie eerste deel van de serie:

Na 25 jaar is het de moeite waard om de emancipatoire werking van het pgb opnieuw op te poetsen. Het pgb is een mooi instrument voor eigen regie van mensen die levensbreed en levenslang afhankelijk zijn van hulp. Het geeft hen de mogelijkheid om die hulp naar eigen behoefte in te vullen, om zelf hulpverleners te kiezen en zorg en ondersteuning te krijgen op de plek en tijd waarop je het nodig hebt. Waar dit in de reguliere zorg niet kan. Helaas zijn er neveneffecten: sommige zorgaanbieders zien het pgb als mogelijkheid om geld te verdienen en er vindt – weliswaar op kleine schaal – fraude plaats. Bovendien is de bureaucratie vaak zodanig toegenomen dat budgethouders zich beperkt voelen. Waar marktwerking en het emancipatie-ideaal van independent living aanvankelijk goed samen leken te gaan, daar wordt dit huwelijk steeds vaker bedreigt door ‘vrije markt bureaucratie’: de overheid laat de ‘zorgmarkt’ niet aan de burger over, tenzij het gaat om onbetaalde zorg die door de gemeenschap wordt geboden.

Volgt een opsomming van zes voorwaarden waaraan een sterk en stevig pgb behoort te voldoen.

Het persoonsgebonden budget: 25 bewogen jaren, Zorg & Sociaalweb, 28 september 2020: https://sociaalweb.nl/nieuws/het-persoonsgebonden-budget-25-bewogen-jaren/

Nieuwsportaal Zorg&Sociaalweb is onderdeel van Berghauser Pont, kennis- en opleidingsinstituut voor de professional

Kwart hoogopgeleide werkzoekenden wil andere baan vanwege slechte relatie met leidinggevende

Meer dan een kwart van degenen die actief op zoek zijn naar ander werk doet dat vanwege een slechte relatie met zijn of haar leidinggevende of het management. Dat blijkt uit het Intermediair Imago Onderzoek 2020 onder bijna vijfduizend hoogopgeleiden. Ook  blijkt dat het vertrouwen in baanzekerheid onder hoogopgeleiden opnieuw is gedaald. Vooral vrouwen voelen zich minder zeker over hun contract.

Waar in 2018 82 procent van de hoogopgeleiden dacht zijn baan niet te verliezen, is dat dit jaar gedaald naar 72 procent. Van de hoogopgeleiden die actief op zoek zijn naar ander werk, doet 27 procent dat vanwege een slechte relatie met leidinggevenden. Dat is bij mannen 50 procent vaker het geval dan bij vrouwen.
Onvoldoende doorgroeimogelijkheden (41 procent) en de inhoud van het werk (40 procent) zijn de belangrijkste redenen voor een overstap. Van de hoogopgeleiden die op dit moment ander werk zoeken, doet de helft dit omdat het werk niet leuk of uitdagend genoeg is.

Angstcultuur

Volgens een onderzoek uitgevoerd door marktonderzoeksbureau Panelwizard onder ruim duizend medewerkers ervaart 17 procent een angstcultuur op het werk. In het artikel Angstcultuur op het werk. ‘We waren vooral bezig niet op te vallen’ in  Intermediair vertelt een medewerkster: “Als mijn baas langs liep, riep hij: ‘tikgeluiden meisjes, tikgeluiden!’’

Ze was ’s ochtends voordat ze naar haar werk ging zó gespannen dat ze haar ontbijt niet kon binnenhouden, vertelt Sara (niet haar echte naam). Als een berg zag ze op tegen de dagstart – door een collega ook wel ‘galgje spelen’ genoemd – omdat hierbij de projecten waarmee iedereen bezig was uitvoerig werden afgekraakt. Haar leidinggevende was nogal temperamentvol en onvoorspelbaar, vertelt de 31-jarige medewerker van een communicatiebureau. “Wat ze de ene dag goed vond, vond ze de andere dag verschrikkelijk. We wisten daardoor op een gegeven moment niet meer hoe we ons werk moesten uitvoeren. We probeerden alleen maar te voorkomen dat ze zou flippen”.

Over de precieze definitie van een angstcultuur bestaat discussie, maar volgens organisatiepsycholoog Roy Sijbom, die onderzoek doet naar leiderschap en hoe leidinggevenden omgaan met suggesties van werknemers, is er bij een angstcultuur sprake van een onveilige werksituatie, hebben werknemers het gevoel dat ze geen fouten mogen maken, is er een sterke machtsrelatie tussen leidinggevenden en werknemers en wordt hiervan ook misbruik gemaakt.

De vijf belangrijkste factoren om werkgever trouw te blijven zijn:

1. Uitdagende inhoud van het werk (60 procent)
2. Prettige collega’s (53 procent)
3. Goede werk-privébalans (52 procent)
4. Goed inkomen (41 procent)
5. Vast contract (38 procent)

Consultancy stijgt in populariteit

Beroepen in consultancy, advies en research (geen IT) nemen de komende jaren een vlucht als het aan hoogopgeleiden ligt. Waar nu nog maar 11 procent van de respondenten in consultancy werkt, hoopt een vijfde van de hoogopgeleiden de komende vijf jaar in een consultancy- of adviseursbaan te gaan werken. Een kwart van de hoogopgeleiden die op zoek zijn naar ander werk, zoekt een baan in deze branche. Dat maakt consultancy het meest gewilde vakgebied voor een banenzoektocht, zeker in het westen van het land (22 procent). ‘Aangezien de crisis ook consultants heeft geraakt, is het de vraag of zij ook daadwerkelijk in de consultancy terecht zullen komen’, zegt Sharita Boon, commercieel directeur bij DPG Recruitment.

De vijf populairste vakgebieden voor komende jaren volgens hoogopgeleiden:

1. Onderwijs/onderzoek/wetenschap
2. Directie/management
3. Beleid/bestuur/staf
4. Consultancy/advies/research
5. Automatisering/ICT

Het Intermediair Imago Onderzoek (IIO) meet jaarlijks onder 5.000 respondenten de naamsbekendheid en het imago van het werkgeversmerk in de belangrijkste functiegroepen. Het IIO leidt ook tot de bekendmaking van de top 50 Favoriete Wwerkgevers van Nederland.

Kwart hoogopgeleide werkzoekenden wil andere baan om leidinggevende, Intermedair, 29 september 2020: ww.intermediair.nl

Intermediair Imago Onderzoek: www.intermediair.nl

Angstcultuur op het werk: ‘We waren vooral bezig niet op te vallen’, Intermediair, 29 september 2020: www.intermediair.nl

Intermediair, tijdschrift en platform voor hoger opgeleiden: www.intermediair.nl

Extra geld voor versterken gemeentelijke aanpak schulden en armoede

Het Kabinet heeft met gemeenten en andere partijen afspraken gemaakt om de aanpak van schulden en armoede te versterken. Door de coronacrisis krijgen naar verwachting meer mensen te maken met ernstige financiële problemen. Het kabinet stelt 146 miljoen euro beschikbaar om onder meer de gemeentelijke schuldhulpverlening toe te rusten voor een grotere toestroom van hulpvragen. Ook komt er extra inzet op het signaleren van armoede in gezinnen. Met de afspraken wil het kabinet bewerkstelligen dat mensen snel aan de bel trekken bij geldzorgen, weten waar zij welke hulp kunnen krijgen en zo problematische schulden voorkomen.

Vooral kwetsbare groepen worden door de coronacrisis hard geraakt op het terrein van werk, inkomen en participatie. Dat geldt in het bijzonder voor jongeren, flexwerkers, ondernemers met weinig financiële reserves en kinderen in gezinnen die leven rond de armoedegrens. Het kabinet vindt het belangrijk om hen snel te bereiken en te ondersteunen en zet daar samen met gemeenten op in.

Staatssecretaris Bas van ’t Wout (ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – SZW):

“Veel mensen zijn de afgelopen tijd acuut in de financiële problemen geraakt door de coronacrisis. Denk aan de ondernemer zonder opdrachten of de jongere die zijn baan kwijt is geraakt en zijn vaste lasten niet kan betalen. Voor veel anderen dreigt deze situatie. Het is van groot belang dat gemeenten voldoende armslag hebben om mensen met financiële zorgen goed te helpen. Ook is het belangrijk dat mensen zich snel melden als ze in de knel komen. Dan moet de hulp wel laagdrempelig zijn en schuldhulpverlening snel opgestart kunnen worden. Met deze extra inzet willen we dat bereiken”.

Sneller schulden aflossen

De partijen hebben onder meer afspraken gemaakt over het verkorten van schuldhulpverleningstrajecten. Het duurt nu vaak lang voordat de gemeente met alle schuldeisers tot een akkoord komt over de aflossing van schulden. Hierdoor verergeren de problemen. Door collectieve afspraken te maken met schuldeisers start de hulp eerder op en kunnen mensen hun schulden sneller aflossen. Een aantal gemeenten hanteert met succes deze nieuwe schuldenaanpak. Het kabinet wil stimuleren dat alle gemeenten dergelijke collectieve afspraken maken met schuldeisers.

Er komt daarnaast een waarborgfonds om mensen met problematische schulden beter en sneller te ondersteunen. Hiermee is 30 miljoen euro gemoeid. Het fonds maakt het makkelijker voor gemeenten en andere partijen om saneringskredieten in te zetten. Hiermee kunnen schuldeisers in één keer gedeeltelijk worden betaald, wordt de restschuld kwijtgescholden en houdt de hulpvrager nog slechts één schuldeiser over. Hierdoor ontstaat meer grip op de financiële situatie. Ook gaan grote publieke schuldeisers zoals UWV, SVB en de Belastingdienst de mogelijkheid tot uitstel van betaling beter inzichtelijk maken bij mensen met problematische schulden. Het CJIB kent sinds dit voorjaar al de mogelijkheid van een ‘noodstop’, het tijdelijk stoppen van de invordering. Voorwaarde is dat de persoon in kwestie zich meldt bij de gemeentelijke schuldhulpverlening.

Signaleren armoede

Veel gezinnen met een laag inkomen vragen geen hulp, terwijl zij wel in aanmerking komen voor gemeentelijke armoederegelingen. Scholen wijzen ouders in toenemende mate actief op de hulp die voorhanden is. De ministeries van SZW en OCW faciliteren dit. Het gaat dan bijvoorbeeld om gerichte doorverwijzingen naar gemeenten of naar armoedefondsen die stimuleren dat kinderen in armoede mee kunnen doen. Het kabinet wil dat ook de jeugdgezondheidszorg en huisartsen hierin een rol krijgen.

Brede schuldenaanpak

De afspraken die het kabinet heeft gemaakt, vormen een aanvulling op het Actieplan brede schuldenaanpak dat onderdeel is van het regeerakkoord. Het gaat om een veertigtal acties op tal van fronten om de schuldenproblematiek terug te dringen, gericht op preventie, snelle en effectieve schuldhulp en een zorgvuldige, maatschappelijk verantwoorde incasso. Het kabinet werkt in de brede schuldenaanpak samen met gemeenten, uitvoeringsorganisaties en maatschappelijke organisaties. Het stelt daarnaast structureel extra middelen beschikbaar aan gemeenten en maatschappelijke organisaties voor de aanpak van kinderarmoede. Voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede, in het bijzonder onder kinderen, heeft het kabinet aan het begin van de kabinetsperiode incidenteel € 80 miljoen beschikbaar gesteld.

Kamerbrief intensivering armoede- en schuldenaanpak, Rijksoverheid, 28 september 2020: www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/09/28/intensivering-armoede–en-schuldenaanpak
In deze brief informeert staatssecretaris Van ‘t Wout de Tweede Kamer onder andere over de besteding van de tijdelijke middelen die het kabinet voor 2020 en 2021 beschikbaar heeft gesteld voor (de versnelling van) de brede schulden- en armoedeaanpak.

Downloaden Schuldenproblematiek in beeld – Huishoudens met geregistreerde problematische schulden, Centraal Bureau voor de Statistiek, augustus 2020: hwww.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/09/28/schuldenproblematiek-in-beeld

Downloaden Op weg naar financiële redzaamheid, Inspectie SZW, Rijksoverheid, juli 2020: www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/09/28/op-weg-naar-financiele-redzaamheid

Online tentoonstelling ‘Lokale democratie’ brengt 75 jaar ontwikkeling lokale democratie in beeld

Hoe heeft de lokale democratie zich de afgelopen 75 jaar ontwikkeld in Nederland? De digitale tentoonstelling Lokale democratie brengt 75 jaar lokale democratie in beeld, van 1945 tot heden. De expositie is tot stand gekomen onder supervisie van Liesbeth Spies, burgemeester van Alphen aan den Rijn. Zij opende de tentoonstelling met een kort welkomstwoord:

“Aan de hand van beelden, verhalen en mooie gesprekken wordt u meegenomen langs de belangrijkste mijlpalen van de ontwikkelingen van de lokale democratie sinds 1945. Dat gebeurt vanuit het perspectief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en dat betekent dat ook de ontwikkelingen die de geschiedenis in een bepaalde gemeente kleuren, in deze tentoonstelling niet aan bod kunnen komen. Wat opvalt in deze tentoonstelling is de dynamiek in de lokale democratie. Het is geen statisch gebeuren in de afgelopen 75 jaar geweest, maar iedere keer probeert de lokale democratie zich te verhouden tot ontwikkelingen die in de samenleving plaatsvinden. Wat ik mooi vind om te zien in de lokale democratie is dat er zoveel mensen met passie bij betrokken zijn. Inwoners die zich wenden tot hun lokale bestuur. Volksvertegenwoordigers, raadsleden die met heel veel energie het beste proberen voor elkaar te krijgen voor de inwoners van hun gemeente. Medewerkers van gemeenten, medewerkers van de griffie, maar ook wethouders en burgemeesters die zich dag in dag uit inspannen om het beste te doen voor hun gemeente. Ik nodig u van harte uit. Verbaas u, verwonder u. Loop met ons langs de mijlpalen van deze 75 jaar van ontwikkeling van de lokale democratie. En vorm uw eigen beeld. Heel veel plezier daarbij gewenst”.

De tentoonstelling biedt ruimte aan video-interviews, met bijvoorbeeld oud-burgemeesters en hoogleraren. In een korte introductievideo wordt een indruk gegeven van de omvang van de tentoonstelling en wie geïnteresseerd is in achtergrondinformatie kan luisteren naar de podcast van ruim een half uur waarin Boudewijn Steur, programmamanager Versterking Democratie en Bestuur bij het ministerie van BZK, in gesprek gaat met Klaartje Peters en Geerten Boogaard over de staat van de lokale democratie. Klaartje Peters is bijzonder hoogleraar Lokaal en regionaal bestuur aan de Universiteit Maastricht. Geerten Boogaard bekleedt de Thorbeckeleerstoel aan de Universiteit van Leiden.
Een van de grootste veranderingen sinds 1945 is wie er in de lokale democratie meedoen. Voor zowel groepen als individuen is de lokale democratie veel toegankelijker geworden. Deze toegenomen inclusiviteit heeft een interessante ontwikkeling doorgemaakt.

Catalogus en tijdlijn

Een uitgebreide catalogus biedt een overzicht van de verschillende onderdelen van de tentoonstelling: beleidsstukken, staats- en adviescommissies, wetgeving, gemeenteraadsverkiezingen en overige onderwerpen waaronder aandacht voor bijvoorbeeld de beroemde lezing van minister Ien Dales op het congres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG): Een beetje integer kan niet; 100 jaar algemeen kiesrecht: de eerste vrouw in de raad; het ontslag van burgemeester Van Hall van Amsterdam in 1967; de ‘Nacht van Van Thijn’ in 2005 en Truus Smulders-Beliën, de eerste in 1946 benoemde vrouwelijke burgemeester.

De tijdlijn is als volgt verdeeld:
1945 – 1960 Verzuiling en wederopbouw
1960 – 1970 Ontzuiling en verandering
1970 – 1980 Oliecrisis en inspraak
1980 – 1990 Zakelijkheid en bezuinigingen
1990 – 2000 Structuur en modernisering
2000 – 2010 Onrust en ontvlechting
2010 – heden Decentralisaties en dichterbij de burger

Bij het hoofdstuk Wetgeving vinden we informatie over Herziening Gemeentewet (1992):

“De ontwerp-Gemeentewet die de werkgroep Herziening Gemeentewet (Werkgroep van Kinschot) in oktober 1980 bij haar rapport voegt vormt het uitgangspunt bij de voorbereiding van het regeringsontwerp wat leidt tot de herziene gemeentewet 1992. Het duurt nog tot 12 februari 1986 voor de regering het wetsvoorstel indient bij de Tweede Kamer.
Met deze herziening doet artikel 151 (huidig artikel 150) Gemeentewet zijn intrede; “de raad stelt een verordening vast, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken”.

Bij Beleidsstukken de Nota Doe-democratie (2013):

“Op basis van een aantal adviezen (van o.a. de WRR), de motie-Voortman en maatschappelijke ontwikkelingen brengt het kabinet de nota Doe-democratie uit. De verhoudingen tussen de overheid, burger en markt zijn veranderd en vragen van de overheid vertrouwen en ruimte. De overheid moet haar sturende rol loslaten en het zeggenschap overdragen aan actieve burgers. Aan de nota worden verschillende initiatieven verbonden voor de versterking van het ‘doe-vermogen’ van burgers. Het doel is zo veel mogelijk burgers te activeren om op lokaal niveau taken op te pakken, zoals (mantel)zorg, buurtinitiatieven, buurtbemiddeling, vrijwillige brandweer en politie of het ondersteunen van lokale (sport)verenigingen. Er zijn veel vragen rondom bevoegdheden, monitoring en democratische legitimiteit”.

Eveneens bij Beleidsstukken Commissie Toekomstgericht Lokaal Bestuur (2016):

“De VNG-commissie Toekomstgericht Lokaal Bestuur brengt in 2016 een rapport uit over de lokale democratie. De aanbeveling is het maken van een ontwikkelagenda voor de meervoudige democratie, waarin vormen van representatieve en maatschappelijke democratie naast en met elkaar bestaan. De commissie concludeert dat het lokale bestuur en de lokale democratie onder druk staat en er urgentie is om deze te ontwikkelen.

De huidige lokale democratie is gestoeld op de steunpilaren van de representatieve democratie. De commissie komt tot de conclusie dat dit soms botst met verschillende vormen van participatie en burgerinitiatieven. Het advies is dan ook om over te gaan naar een ‘meervoudige democratie’ waarin de balans moet worden gezocht tussen de representatieve (verticale) en de participatieve (horizontale) vormen van besturen. Dat vereist flexibiliteit. Als men ruimte wil bieden voor maatwerk en differentiatie dan moet er ook ruimte zijn voor experimenten, ook in wet- en regelgeving”.

Digitale tentoonstelling Lokale democratie op site Kennis Openbaar Bestuur van het ministerie van BZK: https://kennisopenbaarbestuur.nl/het-geheugen-van-bzk/lokale-democratie/#intro-0 (Niet meer beschikbaar. Wel in archief van BZK. Ga naar https://minbzk.sitearchief.nl/ en tik in zoekveld van grijze linkerkolom: Digitale tentoonstelling lokale democratie
of: Catalogus tentoonstelling lokale democratie

Foto bovenaan: Stemlokaal in gemeente Leiden