Skip to main content

Redactie Beroepseer

Interview met docent Thijs Roovers met terugblik op 2020

Hanna Bijl van dagblad Het Parool heeft Thijs Roovers geïnterviewd in het kader van de serie Het jaar van, waarin markante Amsterdammers terugblikken op hun 2020. In deze tweede aflevering vertelt basisschooldocent Roovers – hij is tevens met Jan van de Ven oprichter van het Lerarencollectief – over zijn overstap naar een andere school.

Een school waar het écht nodig

Na een bijeenkomst over het lerarentekort in Amsterdam nam hij het besluit van school te veranderen: “Na die bijeenkomst voelde ik heel sterk: ik kan eigenlijk niet op een school blijven werken waar het zo prima in orde is, ik ben ergens anders nodig. Ik vond mezelf daar ook wel lui in, gemakzuchtig dat ik er niet eerder over had nagedacht. Toen heb ik tegen ons bestuur gezegd: zet me maar in op een school waar het écht nodig is. Zo kwam ik terecht op een school bij mij om de hoek, die veel moeite had om nieuwe mensen aan te trekken. Je kunt eindeloos over dit probleem blijven praten, maar uiteindelijk moet je een concrete stap nemen.”

Afstandsonderwijs

Op de vraag of intussen bij docenten de vermoeidheid vanwege lockdowns en afstandsonderwijs al toegeslagen heeft, antwoordt Roovers: “Ja, ik merk het bij mezelf ook. Ik klaag niet, maar ik voel het wel: ik ben nu zo moe als ik normaal vlak voor de zomervakantie ben, aan het eind van het schooljaar. Dat schakelen tussen online en fysiek onderwijs, elke week andere collega’s en leerlingen die in quarantaine moeten, wat doen we met de studiedagen…”

Roovers hoopte dat de op 14 december afgekondigde lockdown niet zou gelden voor het basisonderwijs, maar dat is dus wel zo: “Mijn kinderen hebben vorig jaar al zoveel achterstand opgelopen, nog meer kun je ze gewoon niet aandoen”.
Roovers heeft het over de leerlingen in zijn groep 7, grotendeels met een niet-westerse achtergrond. En over de duizenden vergelijkbare leerlingen in Amsterdam, die niet allemaal ouders hebben die ze in tijden van thuisonderwijs helpen met extra bijles.

Over een half jaar vertrekt Roovers naar Zaandam, wegens gebrek aan een adequate woning in Amsterdam: “Nu woon ik met mijn vriendin en zoon van tien in een appartement van 50 vierkante meter (… ) Nu kom ik mijn leerlingen tegen in de supermarkt, en ik weet wat speelt in de wijk waar ik lesgeef omdat ik er zelf woon. Een leraar heeft buiten de lesuren om ook een functie in de maatschappij, ik wil dat mijn leerlingen en hun ouders weten dat ze me op straat kunnen aanspreken voor een praatje. Dat verlies ik straks”.

Lees het hele interview Docent Thijs Roovers zei tegen het bestuur: ‘Zet me op een school waar het écht nodig is’, door Hanna Bijl, Het Parool, 15 december 2020: www.parool.nl

Lerarencollectief van start: ‘We gaan het samen, zelf doen’, Blogs Beroepseer, 3 maart 2020: https://beroepseer.nl

 

Thijs Roovers is voortrekker van Stichting Beroepseer

Dossier Artificial Intelligence. De transformatie van arbeid en maatschappij

Kunstmatige intelligentie dringt door tot een breed scala gebieden en is gericht op het transformeren van werk en maatschappij. Dossier Artificial intelligence van Social Europe, gepubliceerd in samenwerking met de Friedrich Ebert Stiftung en het Weizenbaum Institut, gaat in op de mogelijkheden en uitdagingen van kunstmatige intelligentie of AI – Artificial Intelligence. Het gaat vooral om beantwoording van de vraag wat er politiek gezien gedaan moet worden om de transformatie te laten gebeuren voor het algemeen belang.

AI roept een dystopie van robots op die werknemers uit het arbeidsproces verdringen. Sommigen hebben grootschalige arbeidsvervanging voorspeld, anderen vragen zich af of zo’n van tevoren vastgestelde uitkomst kan worden verondersteld: of er banen verloren gaan en hoe die worden veranderd, hangt af van de vraag of werknemers betrokken zijn bij de te nemen beslissingen. Soortgelijke zorgen gelden voor kwesties in verband met aanwerving en toezicht op werknemers: gaan AI-gegevens een ‘toezichtkapitalisme’ dienen of kan het de werknemers helpen bij het uitvoeren van hun taken als zij meer macht hebben bij het beïnvloeden van de uitkomst?

Privacy en burgervrijheid

AI roept bredere vragen op over de huidige en de toekomstige maatschappij waarin we leven. Marktonderzoeksinstituten voorzien enorme voordelen op het gebied van efficiëntie, maar zijn deze geloofwaardig en zo ja, wie zal profiteren van die voordelen, en hoe? Feministen en antiracisten hebben hun bezorgdheid geuit over het feit dat algoritmen waarvan AI afhankelijk is, onbewust maatschappelijke vooroordelen van hun menselijke auteurs bevatten.

Kwesties als privacy en burgervrijheid omvatten ook het eigenaarschap en het beheer van de door AI verkregen gegevens. Op het spel staat ook hoe het onderwijs zodanig kan veranderen dat burgers mondig worden in plaats van vervreemd door AI. Dan is er ook  nog de kwestie klimaatverandering en biodiversiteit.

Interview met Elena Espositie

Het laatste deel van het dossier is gewijd aan een interview met sociologe Elena Esposito door Florian Butollo. Zij stelt voor onze aandacht meer te richten op AI als communicatiepartner in plaats van als een intelligente machine.

Butollo’s eerste vraag aan Esposito: Artificiële intelligentie zou antwoorden geven op vragen als de juiste belastingniveaus, behoorlijke stadsplanning, management van bedrijven en de beoordeling van sollicitanten. Zijn de capaciteiten van AI om te voorspellen en te beoordelen beter dan die van de mens? Wil de beschikbaarheid van enorme hoeveelheden gegevens zeggen dat de wereld voorspelbaarder wordt?

Esposito: Algoritmen kunnen oneindig meer gegevens verwerken en bepaalde taken nauwkeuriger en betrouwbaarder uitvoeren dan menselijke wezens. Dat is een groot voordeel dat we ook in gedachten moeten houden als we de grenzen benadrukken die er zijn en die fundamenteel zijn. Wat algoritmen voor alles doen is leren op basis van beschikbare gegevens de toekomst te voorspellen d.m.v. projectie van structuren van de huidige situatie, met inbegrip van vooroordelen en wanverhoudingen.
Dat levert ook problemen op, van ‘overfitting’*) zoals we dat noemen. Dat treedt op wanneer het systeem op een overdreven manier wordt aangepast aan voorbeelden uit het verleden. Daardoor verliest het het vermogen de empirische verscheidenheid van de wereld vast te leggen. Het heeft bijvoorbeeld door oefening en ervaring zo goed geleerd te reageren op rechtshandige gebruikers dat het een linkshandige persoon als mogelijke gebruiker niet herkent.

Algoritmen lijden ook aan een specifieke blindheid, vooral met betrekking tot cirkelvorming waardoor voorspellingen invloed hebben op de toekomst die ze geacht worden te voorspellen. In veel gevallen wordt de door de modellen voorspelde toekomst geen werkelijkheid, niet omdat ze het mis hadden maar juist omdat ze correct waren en werden toegepast. Denk bijvoorbeeld aan de verkeersprognoses in de zomer voor de zogenaamde ‘smart departures’: zwarte, rode of gele dagen. De modellen voorspellen dat er op 31 juli om 12 uur ’s middags files zullen zijn op de snelweg. Het is beter om twee uur in de ochtend te gaan rijden. Als we de goede en betrouwbare voorspellingen volgen, zullen we allemaal in de file staan op de snelweg, ’s morgens vroeg om twee uur – tegen de voorspelling in.

Deze cirkelvorming heeft invloed op alle voorspellingsmodellen: als je de voorspelling volgt, neem je het risico op vervalsing. Het is moeilijk om verrassingen te voorspellen, en teveel vertrouwen op algoritmische modellen dreigt de ruimte voor uitvinden en een transparante toekomst te beperken.

Op de vraag aan Esposito of zij  politieke gevaren ziet in teveel vertrouwen in AI en of de huidige belangstelling voor het onderwerp een teken van verlies van onze soevereine maatschappij is, antwoordt zij: De politieke gevaren zijn er, maar ze worden niet direct bepaald door middel van technologie. De mogelijkheden van algoritmen kunnen leiden tot zeer verschillende politieke resultaten en risico’s. Van de hype over personalisering die leidt tot het ontwikkelen van autonomie van individuele gebruikers tot het tegendeel ervan, het Chinese ‘maatschappelijke krediet’-stelsel.

Lees het hele interview met Elena Esposito en de bijdragen van achttien auteurs van het Dossier Artificial intelligence, Social Europe Publishing, 1 augustus 2020: https://www.socialeurope.eu/wp-content/uploads/2020/08/Artificial_intelligence_dossier.pdf

Dossier Artificial intelligence, Social Europe i.s.m. Friedrich-Ebert Stiftung en Weizenbaum Institut: https://www.socialeurope.eu/book/artificial-intelligence

Sociaal Europa (SE), voorheen Social Europe Journal, is een toonaangevende Europese uitgever van digitale media, alsmede een forum voor debat en innovatief denken en is gericht op versterking van de democratische praktijk door bij te dragen aan onderzoek en openbare discussies over urgente politieke en economische kwesties w.o. werkgelegenheid en arbeid.

Wat zijn de consequenties voor werk en banen als machines voor ons denken?, Blog Beroepseer, 14 mei 2020: https://beroepseer.nl

 

Noot
*) Overfitting is bij het machineleren een tekortkoming, een modelleringsfout. Overfitting van het model neigt over het algemeen tot het maken van een te complex model ter verklaring van de eigenaardigheden in de onderzochte data. Een overfitted model bevat meer parameters dan door de gegevens kan worden gerechtvaardigd. Het is overmatig uitgerust met veel meer gegevens dan nodig is.

Resultaten Nationale enquête jonge specialisten bekend: 24 procent overweegt te stoppen met opleiding. 98 procent is trots op werk

De Jonge Specialist heeft de resultaten bekend gemaakt van een in 2020 gehouden enquête in het rapport Nationale a(n)ios-enquête 2020 – Gezond en veilig werken. De Jonge Specialist (DJS) is de landelijke belangenbehartiger voor alle basisartsen (nog niet) in opleiding – aios en anios – tot specialist, spoedeisende hulparts, ziekenhuisapotheker, klinisch chemicus en klinisch fysicus.

De enquête is ingevuld door 1.522 a(n)ios, waarvan 1.419 respondenten meegenomen zijn in de analyse: 1.139 aios, 216 anios, 45 arts-onderzoekers en 19 respondenten met een andere functie (o.a. dubbele aanstelling). De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 31 jaar en driekwart is vrouw. Er is een goede verdeling over de specialismen en de opleidings- en onderwijsregio’s.

Samenvatting resultaten

A(n)ios willen het liefst rond de 40 uur per week werken in een fulltime verband en 35 uur per week in een parttime verband. 25% noemt het aantal contracturen, diensten en het aantal vakantie-uren zaken die zij anders zouden willen zien. In totaal geeft 82% van de respondenten aan overuren te maken met een gemiddelde van 8 uur; het merendeel (78%) krijgt hiervoor geen compensatie. Daarnaast kan 48% slechts zelden tot nooit pauze nemen,omdat dat rustmoment is ingevuld met werk of opleiding gerelateerde zaken. En bij langdurige uitval tengevolge van ziekte of zwangerschap, wordt er bij 70% geen vervanging geregeld. Daarnaast komt naar voren dat één op de drie anios in algemene ziekenhuizen werkt volgens een ongeldig contract van 38 betaalde arbeidsuren en 10 onbetaalde opleidingsuren.

25 procent zou niet opnieuw voor studie geneeskunde kiezen

98% van de respondenten is trots op het werk dat hij of zij doet. Desalniettemin zou 25% niet opnieuw voor de studie geneeskunde kiezen. Daarbij geeft 84% aan vaak of altijd veel werk te hebben en vindt 48% dat dit vaak of altijd gehaast moet gebeuren. De sfeer in de vakgroep scoort ruim voldoende. 75% van de a(n)ios ervaart de overdracht vaak tot altijd als veilig. 10% van de a(n)ios voelt zich tijdens de overdracht echter niet gesteund bij discussies over het beleid en 29% voelt zich niet gestimuleerd om deel te nemen aan de discussies. In de meeste gevallen is supervisie goed bereikbaar, maar als een a(n)ios vraagt om medebeoordeling van een patiënt, komt de supervisor maar in 39% van de gevallen altijd.

Van de respondenten heeft 7% wel eens te maken gehad met ongewenste seksuele aandacht door collega’s of leidinggevenden. Bijna 25% heeft wel eens te maken met intimidatie en 5% met lichamelijk geweld vanuit collega’s of leidinggevenden. 8% is het afgelopen jaar wel eens gediscrimineerd en 9% heeft te maken gehad met pesten door collega’s of leidinggevenden.

24 procent overweegt regelmatig tot vaak te stoppen met de opleiding

Driekwart van de aios is tevreden over de opleiding. 92% van de aios zou opnieuw hetzelfde specialisme kiezen. Zorgelijk is dat 24% van de aios regelmatig tot vaak overweegt te stoppen met de opleiding. (In 2018 was dit nog 19%). Redenen die worden genoemd, zijn de werkdruk, de werk-privé balans en de dienstbelasting. Opvallend is dat slechts een kwart van de aios twijfels over voortzetting van de opleiding met de opleider of iemand uit het opleidingsteam bespreekt. Slechts 41% van de a(n)ios is (zeer) tevreden met de balans tussen werk en privé, maar het rapportcijfer dat ze hun leven geven, is met een gemiddelde van een 8,0 hoog. 14% van de respondenten heeft klachten die passen bij burn-out. Dat is lager dan het landelijk gemiddelde in heel Nederland (17%) en in de zorgsector (19%).
De jonge zorgverleners zijn bovengemiddeld bevlogen met een score van 3.8 (schaal 0-5) op de Utrechtse Bevlogenheidsschaal (UBES). Van de respondenten heeft 68% gebruik gemaakt van een vorm van persoonlijke begeleiding, hetgeen voornamelijk vaste onderdelen in de opleiding betrof (mentoraat, buddy etc). 40%geeft aan meer behoefte te hebben aan persoonlijke begeleiding, waarbij coaching de voorkeur heeft.

Tevredenheid over opleiding toegenomen

Ondanks alles zijn a(n)ios trotser op het werk dat ze doen dan twee jaar geleden (98% in 2020 tegenover 85% in 2018) en de tevredenheid onder aios over de opleiding is toegenomen. Ook positief is dat vergeleken met 2018 a(n)ios vaker actie ondernemen wanneer zij te maken krijgen met ongewenst gedrag. Het percentage a(n)ios dat volgens de Utrechtse Burn-Out Schaal (UBOS) burn-out klachten vertoont, is gedaald in vergelijking tot 2018 (19%) en terug op het niveau van 2015 (15%).

Charlotte Boateng, DJS bestuurslid & aios psychiatrie: “Bijna iedere jonge arts is trots op het werk dat hij/zij verricht en doet dat met bovengemiddelde bevlogenheid. Toch overweegt een kwart van deze jonge artsen te stoppen vanwege arbeidsomstandigheden. Dat is zorgelijk voor de gezondheidszorg. Laten wij zorgen voor de medisch specialisten van morgen en hun bevlogenheid koesteren, door betere arbeidsomstandigheden en begeleiding te bewerkstelligen, hetgeen van goed werkgeverschap en opleidingsmentaliteit getuigt.”

Downloaden rapport Nationale a(n)ios-enquête 2020. Gezond en veilig werken, uitgave van De Jonge Specialist, december 2020: https://dejongespecialist.nl

Resultaten nationale a(n)ios enquête DJS 2020 bekend, De Jonge Specialist 11 december 2020: https://dejongespecialist.nl/2020/opleidingsklimaat-jonge-artsen-onder-druk/

Wat is ‘uitdaagrecht’ in de lokale democratie en hoe gaan burger en gemeente daarmee om?

De essaybundel over het uitdaagrecht Uitdagen en uitgedaagd worden is gepresenteerd op het landelijke congres Uitdaagrecht op 10 december 2020. In de bundel laten drie prominente denkers en oud-bestuurders hun licht schijnen over het uitdaagrecht in heden, verleden en toekomst: Jan Terlouw, Daan Roovers en Paul Schnabel.
De gemeente is niet meer allesbepalend, inwoners willen meer invloed en zeggenschap op hun leefomgeving. Steeds vaker pakken inwoners op eigen initiatief problemen in hun buurt aan. En vaak kunnen zij dat beter of goedkoper dan hun gemeente. Via het uitdaagrecht kunnen inwoners hun gemeente uitdagen om gemeentelijke taken (en budget) over te nemen om hun buurt te verbeteren. Een sterke lokale democratie is gebaat bij betrokken inwoners.

Het uitdaagrecht – ook bekend als Right to challenge – is niet altijd makkelijk toe te passen. Het inpassen van maatschappelijke initiatieven is vaak tijdrovend en kan daardoor ook frustrerend zijn. Daar staat tegenover dat bewoners beter betrokken willen zijn, verantwoordelijkheid willen dragen en invloed willen hebben op de kwaliteit van hun straat, buurt of gemeente. Het kabinet wil stimuleren dat gemeenten ruimte bieden aan deze lokale initiatieven. Hoe ze dat precies aanpakken is maatwerk: elke gemeente kan zelf kiezen óf en onder welke voorwaarden zij het uitdaagrecht invoert.

Democratie in actie

Congres en bundel over het uitdaagrecht zijn onderdeel van het programma Democratie in actie dat van start ging in november 2018 en loopt tot 2022. Het betreft een samenwerkingsprogramma van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de beroeps- en belangenverenigingen van raadsleden, griffiers, wethouders, gemeentesecretarissen en burgemeesters. Waar mogelijk zet het samenwerkingsprogramma zich ook in voor provincies en waterschappen.

Videoserie

Een andere onderdeel vormt de videoserie van vijf afleveringen van de VNG die gaan over toekomstscenarios’s voor lokaal bestuur en democratie: Thorbecke 2024 – maatwerk. De eerste aflevering met thema De democratische schaal: van dorps- tot regiodemocratie was te zien op het congres Schaal en betrokkenheid, democratie in de kern op 5 november 2020, georganiseerd door Binnenlands Bestuur, Democratie in Actie en het Nederlands Gesprek Centrum. De vervolgafleveringen hebben als thema: inclusieve democratie, directe democratie, digitale democratie en burgerbestuur.

Ga voor meer info en bekijken video’s naar Thorbecke 2024 – maatwerk in lokale democratie en bestuur: https://vng.nl/artikelen/introductie-thorbecke-2024

Essays Uitdagen en uitgedaagd worden

Schrijver, oud-Tweede Kamerlid en minister Jan Terlouw roept in de essaybundel de overheid op haar burgers weer te gaan vertrouwen. Volgens hem ondervinden burgers een verstikkende regelgeving. Terlouw noemt het uitdaagrecht een gezonde gedachte, waarbij vertrouwen het cement van samenwerking is. In een vergelijking tussen het referendum en het uitdaagrecht noemt hij het eerste de mogelijkheid voor burgers om te zeggen: ‘ik weet het beter’, waar het uitdaagrecht hen de mogelijkheid geeft om te zeggen: ‘ik kan het beter’.

Filosoof, docent en Denker des Vaderlands Daan Roovers pleit voor een overheid die haar betrokken burgers beloont, in de vorm van het uitdaagrecht. Volgens Roovers heeft de markt grote delen van voorheen publieke taken overgenomen en is het zaak dat de burgers hun stem weer terugkrijgen. De burger is een gelijkwaardige gesprekspartner van de overheid, zegt ze. Maar de hoge verwachtingen die bij die verhouding van gelijkwaardigheid passen, brengen ook fricties met zich mee. Volgens Roovers moeten we radicaal anders durven te denken en het uitdaagrecht uitbreiden van publieke taken naar publieke doelstellingen.

Socioloog en oud-directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau Paul Schnabel gaat tot slot in op het onderscheid tussen de Britse voorloper van het uitdaagrecht, het Right to challenge, en de Nederlandse situatie. In ons eigen land benoemt hij de verschillen in decentrale en centrale thema’s waar burgers met het uitdaagrecht meer of minder invloed op hebben. Burgers hebben niet op alle terreinen evenveel right to challenge, zegt hij. In zijn ogen vraagt het heft bij burgers in eigen handen duwen van de overheid een zorgvuldige afweging in de mate waarin dat mag gebeuren. Vertrouwen is daarbij het toverwoord. Door elkaar ruimte, vertrouwen en waar nodig een helpende hand te bieden, kunnen burgers samen én met de overheid mooie dingen voor hun buurt, gemeenten en daarbuiten doen. Maar, eerlijk is eerlijk, met vertrouwen alleen zijn niet opeens alle hobbels weggenomen. Dan nog vraagt het veel van initiatiefnemers.

Downloaden Essays over het uitdaagrecht – Uitdagen en uitgedaagd worden, door Jan Terlouw, Daan Roovers, Paul Schnabel, Democratie in actie, december 2020: https://lokale-democratie.nl/file/download/57981614

Onderwerpen van het landelijk congres Uitdaagrecht van 10 december 2020: https://lokale-democratie.nl/events/view/57981412/landelijk-congres-uitdaagrecht (Niet meer beschikbaar)

Hieronder vijfde aflevering – Burgerbestuur – van videoserie Thorbecke 2024 – maatwerk:

 

 

Scholen kunnen weer inzenden voor de KNAW Onderwijsprijs

Ook in 2021 reikt de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) de prijs voor de beste vwo-profielwerkstukken van Nederland uit. Vanaf 9 december 2020 kunnen vwo-scholen in heel Nederland de profielwerkstukken van hun leerlingen nomineren voor de KNAW Onderwijsprijs 2021.

Een school kan maximaal twaalf werkstukken inzenden, drie per profiel. De profielen zijn:

  • Economie en maatschappij
  • Natuur en gezondheid
  • Natuur en techniek
  • Cultuur en maatschappij

De deadline voor inzending is 4 maart 2021.

Wetenschappelijke opzet

De KNAW Onderwijsprijs is bedoeld voor werkstukken met een wetenschappelijke opzet, gebaseerd op zelfstandig onderzoek. De KNAW wil met deze prijs benadrukken dat inspirerend onderwijs de basis legt voor de ontwikkeling van de wetenschap. De KNAW Onderwijsprijs wordt voor het dertiende jaar uitgereikt. Jaarlijks zenden ruim honderdzestig scholen samen ruim driehonderd profielwerkstukken in.

Meedoen

Meer informatie op website KNAW Onderwijsprijs: www.knawonderwijsprijs.nl/meedoen/meedoen (niet meer beschikbaar)

Bekijk hieronder op video de prijsuitreiking van de KNAW Onderwijsprijs 2020 in debatcentrum De Balie in Amsterdam op  9 juni 2020.

Nederlandse ambtenaren lijden aan vijf vormen van vervreemding. De Kindertoeslagaffaire toont het duidelijk aan

“Deze casus is in de naoorlogse geschiedenis van Nederland het ernstigste geval waarin het vertrouwen tussen burger en overheid is ondermijnd en aangetast”. In een gesprek met Jelle van Baardewijk op online-zender De nieuwe wereld becommentarieert en analyseert Gabriël van den Brink wat de Kindertoeslagaffaire is gaan heten*). Hij vraagt zich af of politici en bestuurders de ernst van deze affaire eigenlijk wel beseffen.
Van den Brink is hoogleraar wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit. Van Baardewijk is cultuurfilosoof, lector bedrijfsethiek aan Hogeschool Rotterdam en universitair docent maatschappelijke bestuurskunde aan de Vrije Universiteit.

De openbare verhoren door de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) over de problemen rond de fraudeaanpak van de kindertoeslag vonden plaats in november 2020 en waren online te volgen. Bij dergelijke parlementaire verhoren ondervraagt de politiek de ambtenarij. De Tweede Kamer stelt zich op als inquisiteur. Maar, daar zit een hypocriete kant aan. Immers, de Tweede Kamer, als instituut, is deel van het probleem.

Wat de verhoren lieten zien was de enorme vervreemding die zich heeft meester gemaakt van de ambtenaren en de ambtenarij. En niet zomaar een beetje vervreemding, maar vervreemding in vele opzichten. Van den Brink: “Het woord vervreemding gebruik ik hier met opzet (…) Het komt eigenlijk van Karl Marx die in de 19e eeuw sprak van de vervreemding van de arbeider. Het kapitalisme kwam op en Marx beschrijft in 1844, in de Parijse manuscripten, dat de arbeiders uit die tijd onderhevig zijn aan een viervoudige vorm van vervreemding. Van hun eigen arbeid die hun wordt afgenomen en anders dan zij zouden willen georganiseerd in een fabriek. Ze zijn vervreemd van het product van hun arbeid. Dat wordt verkocht en de kapitalist maakt er winst mee. Ze zijn vervreemd van elkaar want ze concurreren als arbeiders op de arbeidsmarkt en hebben niet meer de solidariteit die werkenden met elkaar eigenlijk van oudsher hebben of zouden moeten hebben. En ze zijn vervreemd van het menselijk wezen.
Dat was toen en we zijn bijna tweehonderd jaar verder en ik denk niet dat die theorie zo nog op het particuliere bedrijfsleven van toepassing is. Maar ik moest eraan denken toen ik deze ambtenaren zag. In hoeveel opzichten zijn zij niet vervreemd? Laten we eens nalopen waaruit dat blijkt”.

Vijf vormen van vervreemding

De eerste vervreemding betreft het doel, het motief, waarom ambtenaren ooit de publieke dienst zijn ingegaan en wat zij ermee gedaan hebben. Hier ligt een grote kloof. De meeste van deze ambtenaren zijn – dat geldt van hoog tot laag – ooit ambtenaar geworden om het algemeen belang te dienen. Wat dat betreft hebben zij het hart op de goede plaats.

Tweede vorm van vervreemding. De ambtenarij is ook gericht op dienen van de politiek. Maar met de politiek mogen ze niet meer spreken. De oekaze van Kok heeft met zich meegebracht dat er geen contact mag zijn tussen Tweede Kamerleden en ambtenaren. Zij moeten zich uitsluitend richten naar hun leidinggevenden. Mensen die eventueel een misstand zouden hebben kunnen signaleren, mogen dat dus niet melden aan de Tweede Kamer. Dat is vreemd, en een vorm van vervreemding.

Derde vorm van vervreemding. Bij de eerste verhoren waren de ambtenaren van de Belastingdienst aan de beurt. Dan is er ook nog een Departement van Sociale Zaken. We hebben de werkelijkheid opgeknipt in silo’s: Financiën, Economische zaken, Justitie, Sociale zaken. Zij hebben allemaal hun eigen beleidswerkelijkheid. Ze werken niet automatisch samen. Dat is ook een vorm van vervreemding, ze zijn vervreemd van elkaar. Als er iets moeilijks langs komt, dan gaat het balletje naar de ander toe natuurlijk. Dat is niet fraai, maar een gevolg van het feit dat er eigenlijk geen vorm van natuurlijke samenwerking tussen de departementen is. En zeker niet bij zo’n ingewikkelde wet.

De vierde vorm is vervreemding van de eigen ambachtelijkheid. Ambtenaar zijn is ook een vak. Je moet een heleboel dingen kunnen en niet alleen de wet kennen, maar weten hoe je processen inkleedt, hoe je met burgers omgaat. Dat is een vak en dat vak is uitgekleed en van zijn inhoud ontdaan. Je hebt ambtenaren die processen aansturen zonder te weten waarover ze gaan. Dat is een vorm van bewust beleid en heeft in Den Haag zijn voetsporen nagelaten. Er zijn ambtenaren die rouleren van het ene onderwerp naar het andere en na zoveel jaar gaan ze daar weer weg. Ze werken eerst bij het Ministerie van Landbouw dat gaat over natuur of over de veestapel en een tijdje later gaan ze naar Justitie. Het is niet mogelijk je te verdiepen in een zaak. Dat is een bewuste keuze geweest. De processen moeten aangestuurd worden. Dat geeft vervreemding van de zaak waarover het gaat.

Ten vijfde. Men is vervreemd van de groepen waarvoor het beleid bedoeld is. De Kindertoeslagaffaire gaat over ouders die hulp nodig hadden en toeslagen kregen. Toch vaak mensen met wat lagere inkomens in de grote steden. De ambtenaren spreken niet met hen maar ze nemen wel beslissingen die gevolgen hebben voor deze mensen. Ze hebben niet eens de verbeelding om zich voor te stellen hoe die gevolgen zijn. Ze houden zich aan de wet, aan de regels, en ze proberen hun werk zo goed mogelijk te doen. Ze staan helemaal los van die wereld. Je ziet op allerlei vlakken ook enorme eenzaamheid, en isolement. Ze handelen wel, en ze zijn bezig met hun werk, maar ze weten eigenlijk niet wat ze doen. Ze zijn helemaal losgesneden van waar het eigenlijk over gaat.

Volg op de video hieronder het hele gesprek met Gabriël van den Brink, waarin hij dieper ingaat op ambtelijk vakmanschap en de noodzakelijke organisatieverandering van de silo’s van de Rijksoverheid. Hoe de overheid zou moeten zijn, in relatie tot de burger, is van het allergrootste belang op dit moment. Ook de rol van de media mag wel eens onder de loep gelegd. Alles wat in de media veel opwinding veroorzaakt, is van voorbijgaande aard. Alles wat er echt toe doet, komt bijna niet in beeld. Daar ligt een taak voor mensen die nadenken, onderzoeken en echt onderscheid weten te maken tussen hoofd- en bijzaken. Het urgente, het nieuwswaardige is niet altijd het belangrijkste.

Aanbevolen boek: Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag, door Gabriël van den Brink en Thijs Jansen: https://beroepseer.nl

Noot
*) De Kindertoeslagaffaire: Er zijn grove fouten gemaakt door de Belastingdienst met het toekennen, stopzetten en terugvorderen van kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst heeft willens en wetens duizenden ouders gedupeerd en beticht van fraude. Er is nog geen einde gekomen aan de affaire, die nu al anderhalf jaar de gemoederen bezighoudt. Er werden overigens bij de Belastingsdienst zelf al in 2017 vraagtekens gezet bij de harde fraudeaanpak rond de kinderopvangtoeslag, blijkt uit een interne memo.
De Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK), bestaande uit diverse Tweede Kamerleden is in november 2020 gestart met openbare verhoren voor een onderzoek naar politieke en ambtelijke betrokkenheid in deze affaire. Diverse (oud) ministers, staatssecretarissen, ambtenaren en anderen zijn verhoord. De commissie biedt op 17 december 2020 haar verslag met bevindingen aan de Tweede Kamer aan. De Kamerleden kunnen vervolgens op basis van deze bevindingen het debat starten met de verantwoordelijke bewindspersonen. Het debat is gepland voor januari 2021.

Foto helemaal bovenaan: Links Jelle van Baardewijk, rechts Gabriël van den Brink

‘Spanningen in het grijs’. Wanneer is er sprake van oneigenlijke druk in politiek en bij ambtenaren?

In het rapport Spanningen in het grijs staat de vraag centraal: Hoe kan ‘oneigenlijke druk’ in de politiek-bestuurlijke en ambtelijke context vanuit de wetenschap worden gedefinieerd en welk onderscheid is er te maken tussen de verschillende typen oneigenlijke druk?

Leonie Heres en Clara Bovens hebben in opdracht van de gemeente Rotterdam onderzoek gedaan naar ‘oneigenlijke druk’ – een fenomeen dat zich kan voordoen in afhankelijkheidsrelaties tussen opdrachtgevers en uitvoerders. Ambtenaren of onderzoekers hebben soms het gevoel door de politiek of opdrachtgevers onder druk gezet te worden en zien zich voor morele dilemma’s geplaatst. Er moet meer ruimte komen om met elkaar te spreken over ieders rol en verantwoordelijkheid en welke grenzen daaraan zitten, zeggen de onderzoekers. In hun rapport doen zij concrete aanbevelingen voor beleid, bestuurders, topambtenaren en medewerkers.
Leonie Heres en Clara Bovens zijn beiden verbonden aan het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) van de Universiteit Utrecht.

In juli 2018 presenteerde de Rekenkamer Rotterdam het onderzoek Werken onder druk. Onderzoek oneigenlijke politiek-bestuurlijke druk op ambtenaren. Op basis van dat onderzoek stelde de rekenkamer vast dat in de periode van 2010 tot medio 2017 tenminste 7% van de ambtenaren binnen de gemeente Rotterdam vermoedelijk te maken heeft gehad met een vorm van oneigenlijke politiek-bestuurlijke druk. Sindsdien staat oneigenlijke druk hoog op de agenda binnen de gemeente en wordt oneigenlijke druk als een belangrijk onderwerp gezien. Ook buiten de gemeente Rotterdam is de laatste jaren veel aandacht voor de verhoudingen tussen het ambtelijk apparaat en de politiek, en voor de (mogelijke) uitoefening van oneigenlijke druk en invloed binnen publieke organisaties. Illustratief is de geruchtmakende WODC-affaire*).

Efficiënte aanpak van oneigenlijke druk van groot belang

Sindsdien vindt ook breder onderzoek plaats naar oneigenlijke druk in de politiek-ambtelijke context. In de 2020 Monitor Integriteit en veiligheid openbaar bestuur rapporteerde het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) dat 25% van de politieke ambtsdragers vermoedt dat collega-ambtsdragers oneigenlijke druk hebben uitgeoefend op ambtenaren. En I&O – het onderzoeksbureau voor overheid en non-profit – concludeerde in 2018 dat bij gemeenten ongeveer de helft van de ambtenaren en politieke ambtsdragers bij het uitoefenen van hun taken wel eens een ‘oneigenlijk verzoek’ krijgt.
In het I&O-onderzoek werd echter aangetekend dat er onder betrokkenen onduidelijkheid bestaat over wat eigenlijk precies een ‘oneigenlijk’ verzoek is en hoe men dan kan handelen. Tegelijkertijd is een effectieve aanpak van oneigenlijke druk van groot belang: voor de bescherming van de integriteit van het openbaar bestuur, maar ook voor de direct betrokkenen waarop oneigenlijke druk een grote impact kan hebben. Zo rapporteert de helft van de respondenten in een onderzoek in opdracht van vakbond FNV naar integriteit binnen de Rijksoverheid dat zij psychische klachten ervaren nadat zij in hun organisatie onder druk zijn gezet om niet-integer te handelen. Ook geven respondenten aan zich aangetast te voelen in hun professionaliteit, cynisch te zijn geworden en/of minder plezier te hebben in hun werk.

RIVM

Een recent voorbeeld van oneigenlijke druk is de zichtbare worsteling van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) met de dilemma’s in de onafhankelijke, wetenschappelijke bijdrage aan de bestrijding van het coronavirus.
Leonie Heres: “Tijdens een debat in de Tweede Kamer werd Diederik Gommers (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care) gebeld door een ambtenaar van het ministerie van VWS of hij extra bedden op de IC-afdelingen kon toezeggen, zodat minister Hugo de Jonge dat nog tijdens het debat aan de kamer kon beloven. Terwijl hij dat ook niet wist en geen invloed had op beschikbare ic-bedden. Daar zie je een vorm van druk ontstaan die het kritisch bekijken waard is”.

Definitie

De onderzoeksters komen in hun rapport tot een definitie van oneigenlijke druk:

“Oneigenlijke druk vindt plaats wanneer in de context van een principaal—agentrelatie een persoon kracht uitoefent op een andere persoon in een poging diens besluitvorming of gedrag te beïnvloeden, en daarbij zowel de
inhoud van de boodschap áls de middelen waarmee de boodschap wordt overgebracht door de bredere sociaal-professionele omgeving worden opgevat als strijdig met algemeen geldende omgangsnormen en de specifieke
rollen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokken partijen”.

Een interview met Heres en universitair docent Kim Loyens is te lezen op de site van de Universiteit van Utrecht. Daarin noemen ze een een aantal oplossingen voor oneigenlijke druk. Volgens Heres zou een middel kunnen zijn een externe vertrouwenspersoon of een ethische commissie. Zonder meteen te spreken van een integriteitsschending, zou men een morele kwestie kunnen voorleggen, waarnaar mensen van buiten de ambtelijke en politieke wereld kunnen kijken. Heres: “Nodig de kritische blik van buiten uit, durf voorbij de eigen organisatie te kijken. Organiseer op die manier je eigen kritische tegenspraak. Je moet de interne, kwetsbare dynamiek in de organisatie een tegenwicht van buiten bieden”.

Wanneer is er sprake van oneigenlijke druk?, o.a. met interview Leonie Heres en Kim Loyens, Universiteit Utrecht: www.uu.nl

Downloaden Spanningen in het grijs – Over de conceptualisering en operationalisering van oneigenlijke druk in de politiek-ambtelijke omgeving, door dr. Leonie Heres en Clara Bovens BSc, Universiteit Utrecht, 2020: www.uu.nl

Monitor Integriteit en Veiligheid 2020, Rijksoverheid, juli 2020: www.rijksoverheid.nl

Onderzoeksrapport Integriteit bij de Rijksoverheid, FNV, oktober 2018: www.fnv.nl

Week van de integriteit en integriteitsconferentie

Elk jaar vindt er een Week van de integriteit plaats. In 2020 van 1 tot en met 9 december. Zie voor programma en meer info: https://www.weekofintegrity.org/
Initiatiefnemer van de Week van de Integriteit is ICC Nederland, Den Haag. https://www.iccwbo.nl/

Op woensdag 9 december vindt plaats de International Integrity & Anti-corruption Conference 2020: Ethics and Progress, Towards Conscious Capitalism, van van 14.00 – 17.00 u. De conferentie kan online worden bijgewoond.
Booklet Ethics & Progress, Towards Conscious Capitalism, Week of Integrity Foundation and ICC Netherlands, 2020: https://beroepseer.nl


Noot

*) WODC: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) verricht onderzoek voor het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV). In 2017 is de onafhankelijkheid van het WODC ernstig aangetast. De politiek zou jarenlang onderzoeken hebben beïnvloed om uitkomsten te krijgen die het eigen gelijk van ministers en topambtenaren zouden moeten bewijzen.

Manifest Decentraal communicatienetwerk voor de zorg

Medische data behoren toe aan de patiënt en de zorgprofessional, niet aan de softwareleverancier. Het uitgangspunt van softwareleveranciers in de zorgsector behoort te zijn optimale digitale ondersteuning van patiënten en alle betrokken zorgprofessionals bij hun werkzaamheden. Software heeft impact op kwaliteit van zorg, beheersbaarheid, cliënt- en medewerkerstevredenheid en duurzaamheid. Het is de verantwoordelijkheid van leveranciers om dit te erkennen en daar zorgvuldig mee om te gaan.

Stichting NUTS (gestart in 2019) heeft een manifest opgesteld voor een communicatienetwerk voor de zorg. Doel van de stichting is het stimuleren en uitvoeren van onderzoek naar manieren van uitwisseling van medische data tussen patiënten en zorgverleners – van ziekenhuis en fysiotherapeut tot thuiszorgorganisatie en ggz – en het bevorderen van samenwerking tussen ICT-leveranciers in de gezondheidszorg. Belangrijk hierbij is dat de patiënt volledige controle heeft over eigen data en kan beslissen welke data hij met welke zorgverlener deelt.

De stichting ondersteunt een open source community van samenwerkende ICT-leveranciers die een decentrale infrastructuur voor gegevensuitwisseling in de zorg realiseren met het ​NUTS-manifest​ als uitgangspunt.

Brief naar de Kamer

Om de haalbaarheid van zo’n communicatienetwerk te onderzoeken heeft NUTS in oktober 2020 een brief met een oproep gestuurd aan de Tweede Kamer om te onderzoeken op welke manier een decentrale infrastructuur voor de uitwisseling van medische gegevens aansluit bij de wens van de minister van Volksgezondheid (VWS) om medische gegevens in de behandelrelatie uit te wisselen.
Deze oproep komt niet te vroeg, aangezien de druk op de minister om de invoering van de Wet Elektronische gegevensuitwisseling in de Zorg (Wegiz) te bespoedigen met de dag toeneemt..

NUTS:  “Met een naadloze digitale integratie kunnen we fouten tot een minimum beperken, administratieve lasten verlichten en de kosten in de hand houden, ook in de toekomst. We willen patiënten en zorgverleners optimaal laten samenwerken. Wij geloven dat het de taak van softwareleveranciers is om deze uitdaging aan te gaan”.

Acht standpunten van het NUTS-Manifest

1. Basis
2. Patiënt centraal
3. Eigenaarschap
4. Gedistribueerd netwerk
5. Open standaarden
6. Privacy by design
7. Security by design
8. Cryptografische basis

Een toelichting bij de standpunten is te vinden op de site van NUTS: https://nuts.nl/manifest

Eerste gegevensuitwisseling

De inspanningen van NUTS hebben zich onlangs vertaald in de eerste gegevensuitwisseling op basis van NUTS. Zie het artikel Huisarts en thuiszorg Drechtsteden wisselen NUTS-gebaseerd data uit, door Sytse Wilman, Skipr, 14 september 2020: www.skipr.nl/nieuws/huisarts-en-thuiszorg-drechtsteden-wisselen-nuts-gebaseerd-data-uit/

Wat maakt een jeugdhulporganisatie aantrekkelijk om voor te werken? Uitslag van een enquête

Wat maakt een jeugdhulporganisatie aantrekkelijk om voor te werken? ‘Jeugdhulp Alles in het werk’*) vroeg aan medewerkers en bestuurders in de sector welke ingrediënten het succes bepalen. Uit het onderzoek blijkt dat het centraal stellen van het belang van kinderen en jongeren op nummer 1 staat.

In het rapport Ingrediënten voor aantrekkelijke organisaties in jeugdhulp zijn de resultaten opgenomen van twee onderzoeken. Het eerste onderzoek was gericht op het achterhalen van de belangrijkste ingrediënten die organisaties in het jeugddomein aantrekkelijk maken voor medewerkers. Hiervoor is een online-enquête ontwikkeld waaraan 308 medewerkers hebben deelgenomen. Ze zijn afkomstig uit verschillende takken in de brede jeugdhulp, waaronder organisaties voor jeugd-en opvoedhulp, gecertificeerde instellingen, organisaties voor jeugd ggz, organisaties voor jeugd gehandicaptenzorg, JeugdzorgPlus, Veilig Thuis, organisaties die meerdere soorten jeugdhulp aanbieden en overige organisaties. Het merendeel van de deelnemers heeft een functie met jeugdigen of kinderen (primair proces, 73%).

Het tweede onderzoek betreft een secundaire analyse op data uit de werknemersenquête van 2019, uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) als onderdeel van het Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (OAZW). De volgende vraag stond bij deze secundaire analyse centraal: “Zijn er beïnvloedende factoren (of voorspellers) die de uitkomsten van de benoemde ingrediënten van aantrekkelijke organisaties onderstrepen of hier aanvullende informatie voor geven?”

Aantrekkelijke organisaties zijn van onschatbare waarde voor de sector. Zij weten nieuwe medewerkers te trekken en te behouden en dragen zo bij aan een sterke arbeidsmarkt jeugd. Een sector die te maken heeft met een hoog verloop en verzuim. Hoe doen ze dat? De onderzoekers komen met een lijst van bijna veertig ingrediënten die passen bij een organisatie waar het fijn werken is.

Uitkomsten onderzoek

78 procent van de deelnemers noemt het belang van kinderen en jongeren centraal stellen als het belangrijkste ingrediënt. Op nummer twee staat met 63 procent de organisatie die medewerkers tijd geeft voor reflectie, het bespreken en ontwikkelen van ideeën. Als derde ingrediënt noemt 59 procent de waardering en erkenning van professionals. Daarna volgt met 57 procent een cultuur van vertrouwen binnen de organisatie. Aandacht voor werkplezier staat met 55 procent op nummer vijf.

Ook blijkt dat steun van leidinggevenden en de organisatie meteen de belangrijkste voorspeller is voor het verminderen van de ervaren vermoeidheid van medewerkers. Daarnaast spelen werkinhoud, autonomie en arbeidsvoorwaarden een belangrijke rol in het welbevinden van medewerkers.

Jeugdprofessionals aan je binden

De resultaten zijn belangrijk voor de sector, zegt Maaike van der Aar, landelijk bestuurder FNV Zorg en Welzijn. Als lid van de Arbeidsmarkttafel Jeugd is ze trekker van het project ‘Aantrekkelijke organisatie’, waarvan het onderzoek deel uitmaakt. “Uit een rondgang in het veld blijkt dat je op zo’n manier jeugdprofessionals aan je kunt binden als werkgever. Door de organisatie rond medewerkers op te bouwen en niet andersom. Zij zijn per slot van rekening de kern van de sector. Zonder hen geen jeugdzorg”.

Medewerkers geven in het onderzoek ook aan voor welke ingrediënten in organisaties nog onvoldoende aandacht is. Ze noemen doorgroeimogelijkheden en voortdurend aandacht hebben voor het verminderen van regels, bureaucratie en administratieve druk. Ook wordt het ontzorgen van medewerker op het gebied van beroepsregistratie als een belangrijk aandachtspunt genoemd.

In het komend jaar volgt ‘Jeugdhulp. Alles in het werk’ het leerproces van twee organisaties die met deze uitkomsten aan de slag gaan. Maaike van der Aar: “We onderzoeken gaandeweg hoe je deze ingrediënten in de praktijk brengt. Wat merken medewerkers als je daar bewust aandacht aan geeft? De twee organisaties begeleiden we in dit spannende proces. Misschien dat er een cultuurverandering nodig is of een andere manier van werken. Hoe dan ook, wat we ook doen, het moet tot verbeteringen leiden”.

Downloaden rapport Ingrediënten aantrekkelijke organisatie in jeugdhulp, Jeugdhulp Alles in het werk, Joris de Rooij, 1 december 2020: https://jeugdhulpallesinhetwerk.nl/wp-content/uploads/2020/12/Ingredie%CC%88nten-aantrekkelijke-organisatie-in-jeugdhulp-december-2020.pdf

Aanpak Aantrekkelijke organisatie, Jeugdhulp. Alles in het werk: https://jeugdhulpallesinhetwerk.nl/thema/aantrekkelijke-organisatie/

Kamerbrief over Arbeidsmarkttafel Jeugd, 17 december 2019: https://beroepseer.nl


Noot

*) ‘Jeugdhulp. Alles in het werk’ is een initiatief van het platform Arbeidmarkttafel Jeugd, een samenwerkingsverband van Jeugdzorg Nederland, FNV zorg & Welzijn, CNV Zorg & Welzijn en de ministeries VWS en J&V.
Hoge werkdruk, agressie en een tekort aan personeel zorgen ervoor dat veel professionele krachten de jeugdzorg verlaten. Jeugdhulp Alles in het werk wil dat voorkomen d.m.v. activiteiten met vijf doelgerichte thema’s:
– Inwerken en behouden
– Blijf voor de jeugd
– Aantrekkelijke organisaties
– Agressievrij werken
– Arbeidsmarkteffecten SKJ-registratie.

 

Afbeelding bovenaan: infographic Top tien van ingrediënten die een organisatie in de jeugdhulp aantrekkelijk maken.  https://jeugdhulpallesinhetwerk.nl