Skip to main content

Redactie Beroepseer

Verzorgenden IG voelen zich niet gehoord en erkend in hun beroep. Maar zij zijn wel onmisbaar

“Ik ben belangrijk

Ik help mensen met wassen, douchen en aankleden. Ik doe ook wondzorg, ik mag injecteren, ik verwissel katheters, ik sluit sondevoeding aan.

Maar wat mijn werk zo mooi maakt is dat ik het luisterend oor ben voor de steeds eenzamer wordende oudere, dat ik een moeder in een gezin mag helpen zodat ze thuis kan blijven wonen, dat ik een schouder mag zijn voor mijn cliënten als ze er even door heen zitten.

Dat ik mensen een stukje van hun waardigheid terug kan geven. Dat mensen na een operatie weer steeds zelfstandiger worden en uiteindelijk zichzelf weer kunnen redden.

En steeds vaker mag ik mensen warme zorg geven. Dit betekent dat mensen die niet meer beter kunnen worden en thuis willen sterven die mogelijkheid ook krijgen. Ik mag dan deel uit maken van de kostbare tijd die hun nog gegeven is. Natuurlijk is dat wel eens moeilijk maar het ook zo ontzettend dankbaar.

Ik ben: verzorgende IG in de wijkverpleging”

(Ontleend aan onderzoeksrapport ‘Verzorgenden IG in beeld’)

De beroepsgroep verzorgenden Individuele Gezondheidszorg (verzorgenden IG) is de grootste in de langdurige zorg. Hun aandeel in de verpleeghuiszorg en de wijkverpleging is dan ook aanzienlijk en daarmee zijn zij onmisbaar voor cliënten en zorgorganisaties. Door de specifieke zorg die verzorgenden IG verlenen en het intensieve contact dat zij met cliënten hebben, beschikken zij over unieke kennis die van belang is voor zorgorganisaties. In het licht van de vergrijzing wordt verwacht dat het belang van hun werk en kennis nog verder zal toenemen. Het is daarom essentieel om verzorgenden IG die op dit moment werkzaam zijn voor het vak te behouden. Met het oog op de toenemende tekorten is het tevens belangrijk om nieuwe mensen  aan te trekken.

Deze grote beroepsgroep in de zorg voelt zich vaak niet gezien, gehoord en erkend. Ze zijn niet in beeld bij managers en bestuurders van zorginstellingen of bij landelijke beleidsmakers. De coronacrisis heeft dit nog eens duidelijk gemaakt. Ze ervaren hun positie als gemarginaliseerd. Dat blijkt uit een onderzoek van de Vrije Universiteit in samenwerking met Hogeschool Inholland en het ROC Nova College. Gedurende 2,5 jaar is de stem en de positie van deze verzorgenden onderzocht om te weten te komen wat verzorgenden kunnen doen om gehoord te worden en hoe zij een positie kunnen verwerven. Het gaat om erkenning voor hun vak.
Feit is dat zonder deze verzorgenden de langdurige zorg nergens is.

Verzorgenden IG zijn niet of nauwelijks vertegenwoordigd in de adviesraden

De situatie waarin veel verzorgenden IG in de langdurige zorg zich op dit moment bevinden is problematisch, en wel om vier redenen.

Ten eerste hebben de langdurige zorg (verpleging en verzorging, care) en het werk in deze sector minder aanzien dan de zorgverlening en zorgverleners in ziekenhuizen (genezing, cure). Hoewel dit al langer bekend is, maakte de coronacrisis de statusverschillen in ons zorgstelsel pijnlijk duidelijk. Qua aanzien en imago staan de verpleeghuiszorg en wijkverpleging, en met name de ouderenzorg onderaan in de zorghiërarchie.

Ten tweede, binnen zorgorganisaties in deze sectoren bestaat opnieuw een hiërarchie van beroepsgroepen. De beroepsgroep van verzorgenden IG staat daarin, wederom, laag in hiërarchie. Veel verzorgenden IG ervaren binnen hun organisatie een gebrek aan waardering en (h)erkenning voor hun werk. Verder hebben zij lang niet altijd mogelijkheden om zich door te ontwikkelen.

Ten derde kunnen verzorgenden IG in veel zorgorganisaties vaak niet inhoudelijk meepraten over ontwikkelingen in de zorg en zorgorganisaties en (de invloed daarvan op) hun vak. Dat wil zeggen, als het gaat om formeel georganiseerde inspraak en medezeggenschap ontvangen verzorgenden IG in veel organisaties geen uitnodiging of stimulans om de beroepsgroep te vertegenwoordigen en mee te praten in vertegenwoordigings- en/of adviesorganen. Daardoor is de beroepsgroep vaak niet of nauwelijks vertegenwoordigd in Verpleegkundige- of Professionele Adviesraden, die sinds de nieuwe kwaliteitskaders in de wijkverpleging en de verpleeghuiszorg – als het goed is – zijn opgericht.

Ten vierde zijn verzorgenden IG zelf lang niet altijd in staat om hun belangen goed voor het voetlicht te brengen, of te verwoorden wat zij nodig hebben voor het uitvoeren van hun beroep. Zij hebben de vaardigheden daarvoor
niet geleerd.

Marieke van Wieringen, projectleider en hoofdonderzoeker:

“Zeggenschap moet van twee kanten komen. Ook voor verzorgenden IG ligt er een opgave. Om naar voren te durven stappen, hun rol en kennis uit te dragen en samen verantwoordelijkheid te nemen voor een prettig, collegiaal werkklimaat. Dat vraagt ook om goed en ondersteunend werkgeverschap. Dat betekent dat zorgorganisaties zeggenschap door verzorgenden IG moeten faciliteren, en dat managers en beleidsmakers medewerkers zien en naar ze luisteren, zodat ze weten wat er in de zorgpraktijk speelt”.

Verzorgenden IG in beeld – Samen werken aan een duidelijke stem en betere positie voor de beroepsgroep, door dr. Marieke van Wieringen, Karin Kee, MSc., prof. dr. Henk Nies, dr. Robbert Gobbens, prof. dr. Peter Groenewegen, prof. dr. Bianca Beersma, VU, InHolland Hogeschool, november 2021: https://beroepseer.nl

Het onderzoeksrapport is 15 november 2021 aangeboden aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)

Grootste groep zorgmedewerkers voelt zich niet gehoord, VU, 16 november 2021: https://vu.nl/nl/nieuws/2021/grootste-groep-zorgmedewerkers-voelt-zich-niet-gehoord (Niet meer beschikbaar). Zie: Grootste beroepsgroep in de zorg is onzichtbaar, VU: https://vu.nl/nl/onderzoek/grootste-beroepsgroep-in-de-zorg-is-onzichtbaar

 U P D A T E

Dit zijn wij: verzorgenden IG – Een eigentijdse weergave van het beroep, V&VN, maart 2024: https://beroepseer.nl

Vier NBA-faculties voor vergaren van kennis en beroepsontwikkeling van de accountant

Met de meerjarenvisie Een beroep met toekomst heeft de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) in 2018 de ambities voor komende jaren neergelegd. Een NBA als vitale gemeenschap en centrum voor beroepsontwikkeling van de accountant. Onderdeel van de vernieuwde structuur zijn de communities en de faculties. Communities staan voor verbinding, samenwerking en het delen van kennis. Ze worden ondersteund op internet in een NBA community Platform.
In een faculty is kennis en informatie te vinden over huidige en toekomstige ontwikkelingen die relevant zijn voor werk en loopbaan. Denk hierbij aan grote thema’s als fraude, duurzaamheid, digitalisering en continuïteit.

Met de faculties wil NBA leden en belanghebbenden verbinden op inhoud. Centraal hierin staat de systematische ontwikkeling van het accountantsberoep.

Er zijn vier faculties opgericht, elk met een eigen thema:

  • Ethiek, cultuur en gedrag
  • Business & management
  • Opstellen, samenstellen en verantwoorden
  • Audit & assurance

Momenteel wordt een fundament gelegd voor de faculties. Dat kost tijd. Het inventariseren van alle aanwezige kennis, het afstemmen met andere gremia en stakeholders en het duiden wat op korte en lange termijn relevant is voor het beroep. Een eerste, reeds afgeronde stap was het equiperen van de faculties. De besturen gaan nu aan het werk en zullen hun nieuwe plannen begin 2022 presenteren.

Ethiek, cultuur en gedrag

Voor tijdschrift Accountancy interviewt Peter Steeman de vier voorzitters van de faculties over hun aanpak en werkwijze. Het eerste interview is met Margreeth Kloppenburg, voorzitter sinds februari 2021 van faculty Ethiek, cultuur en gedrag. Kloppenburg is publicist en als onderzoeker/docent verbonden aan Hogeschool Utrecht. In 2017 verscheen de door haar en Thijs Jansen geredigeerde bundel Artikel 5 – De beroepseer van de accountant, die inmiddels een vierde druk beleeft.

Voorzitter Margreeth Kloppenburg over Ethiek, cultuur en gedrag

“De ambitie van de faculty rijmt met mijn opvatting over wat een beroepsorganisatie moet zijn voor haar leden. Het gaat om het creëren van betrokkenheid. Zorgen dat leden vinden wat ze nodig hebben om hun beroep moreel vorm te geven. Doortimmerd en laagdrempelig. Dat is niet eenvoudig. Die ambitie hebben we als volgt geformuleerd: ‘De faculty is er om in lijn met de maatschappelijke ontwikkelingen de accountants in hun professionele omgeving te helpen morele afwegingen te maken op een zorgvuldige, uitlegbare en standvastige manier in het belang van die samenleving. De accountant hoort niet alleen het rechtmatige maar vooral ook het rechtvaardige te doen”.

“Er is een bestuur samengesteld. Daarmee hebben we allereerst nagedacht over een ordening waarmee we langere tijd uit de voeten kunnen. Dat heeft geleid tot drie blokken. De eerste gaat over de accountant als professional. Daar horen bepaalde individuele eigenschappen bij, zoals integriteit en morele oordeelsvorming, die belangrijk zijn om goed werk te leveren. Het tweede blok is de accountant en de omgeving. Die omgeving creëert in het beste geval institutionele voorwaarden om de accountant te helpen die eigenschappen waar te maken. Het derde blok bestaat uit een aanbod waarmee we de accountant betrekken bij centrale kwesties in onze maatschappij. Dat doen we vanuit de gedachte dat professionals het hogere doel van hun beroepspraktijk doorzien en hierdoor gemotiveerd raken”.

“Ook hebben we een eerste project gedefinieerd. We willen een ethisch profiel van de accountant ontwikkelen. Van de accountant wordt verondersteld dat hij of zij een ethisch professional is, maar wat betekent dat? Ben je je bewust van vooroordelen? Kun je voldoende doorvragen? Hoe richt je het voor jezelf zo in dat je de juiste besluiten neemt? Als je naar jezelf kijkt ben je misschien heel tevreden over je eigen integriteit, maar de toets zit in het afstemmen met anderen. Voor integriteit heb je anderen nodig. Die collegiale toets kun je faciliteren. Bijvoorbeeld in de vorm van intervisie sessies waar je in een vertrouwde omgeving met vakgenoten kunt spreken over dilemma’s. Een aantal grote kantoren kennen dat al. Als faculty brengen we dit binnen het bereik van alle leden”.

“Tot slot voeren we als bestuursleden gesprekken met een diverse groep mensen – van hoogleraren, MCA-leden*) tot praktiserende accountants – om hun gedachten over de oprichting van deze faculty te horen. Wat hopen zij dat de faculty gaat brengen?”

Noot
*) MCA = Monitoring Commissie Accountancy

Lees het hele interview met Margreeth Kloppeburg: Faculty Ethiek, Cultuur & Gedrag: ‘Voor integriteit heb je anderen nodig’ door Peter Steeman, Accountancy, 17 november 2021: www.accountant.nl/achtergrond/2021/11/faculty-ethiek-cultuur–gedrag-voor-integriteit-heb-je-anderen-nodig/

Meer info over de faculties: www.nba.nl

Een beroep met toekomst in het publieke belang. Vernieuwingsagenda accountantsberoep, NBA, april 2018: www.nba.nl/globalassets/projecten/visie/nba-bmt_vernieuwingsagenda.pdf

Faculty ECG: Ethiek, Cultuur en Gedrag: www.nba.nl/over-de-nba/faculty-ethiek-cultuur-gedrag/

Veel personeelsverloop in gesloten jeugdhulp. Luister eens naar de groepsleiders in JeugdzorgPlus

Professionals in de JeugdzorgPlus werken onder zware omstandigheden en voelen zich vaak niet gehoord. Ook voelen ze zich in hun vakmanschap onvoldoende erkend.
JeugdzorgPlus is een vorm van gesloten jeugdhulp waar kinderen worden opgenomen bij wie lichtere vormen van hulp niet afdoende zijn. Daardoor is  gedwongen opname nodig, ter bescherming van zichzelf en van anderen. Het gaat om jongens en meisjes met ernstige (gedrags)problemen (bijvoorbeeld agressief gedrag), maar ook meisjes die problemen hebben met loverboys. JeugdzorgPlus is niet bedoeld als straf, maar als mogelijkheid jongeren in geslotenheid de behandeling te geven die zij nodig hebben. Opname in de JeugdzorgPlus gebeurt altijd op last van de kinderrechter en kent twee vormen: plaatsing in vrijwillig kader (waarbij het ouderlijk gezag gehandhaafd blijft) en onder toezichtstelling (als jeugdbeschermingsmaatregel).
Het werk in deze instellingen vraagt veel van professionals. Het vereist een breed palet aan kennis, vaardigheden en houding om jongeren optimaal te ondersteunen.

In een twee jaar durend onderzoek zijn het werk en de arbeidsomstandigheden in de JeugdzorgPlus bestudeerd en is er gekeken naar de competenties die bij het beroep van jeugdzorgwerker horen. De bevindingen zijn gepubliceerd in drie deelrapporten en een samenvattend rapport, onder de titel Werken aan de toekomst van JeugdzorgPlus. Het onderzoek  is uitgevoerd door de lectoraten ‘Samenwerkende professionals’ en ‘Jeugdzorg’ van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en het Verwey-Jonker instituut.

Gekeken is ook naar de veranderingen in de jeugdzorg. Die blijken een negatieve invloed te hebben gehad op het werk in de sector. Er is veel verloop onder personeel. Ook daar is onderzoek naar gedaan. Onderzocht zijn de arbeidsomstandigheden de medewerkers in JeugdzorgPlus en onder welke voorwaarden de werkomstandigheden kunnen worden verbeterd. Ook hoe het werk in de sector aantrekkelijker gemaakt kan worden.

Ongehoord

De ervaringen rond de kwaliteit van de arbeid van de groepsleiders in de JeugdzorgPlus staan centraal in het rapport Ongehoord. Wie het rapport Het betere werk van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) kent, zal daaruit veel herkennen. Het gaat niet goed met de kwaliteit van de arbeid in Nederland. De JeugdzorgPlus vormt daar geen uitzondering op. Sterker nog, de onderzoekers zijn geschrokken van het weinig rooskleurige en ook zorgwekkende beeld van de arbeidssituatie dat zij daar hebben aangetroffen. Behalve de algehele situatie is het ook de stapeling van factoren die bijdraagt aan een beeld dat weinig hoop geeft op verbeteringen op de korte termijn. Het heeft de onderzoekers doen beseffen dat er iets fundamenteels dient te veranderen aan de arbeidssituatie in de JeugdzorgPlus.

De titel van dit rapport is Ongehoord, omdat de onderzoekers vinden dat de professionals in de JeugdzorgPlus zich vaak letterlijk niet gehoord voelen en dat hun vakmanschap in onvoldoende mate wordt erkend en herkend. Maar ze noemen het ook ongehoord in de zin van bijna niet voor te stellen hoe groepsleiders in de JeugdzorgPlus elke dag met overtuiging, toewijding en ook humor hun moeilijke en verantwoordelijke taken uitvoeren, ondanks de vaak zware omstandigheden van hun werk.
De aanleiding voor het onderzoek zijn o.a. de signalen van een problematische arbeidssituatie van medewerkers in de jeugdzorgsector. “Van de 30.000 jeugdzorgwerkers is 18 procent ziek, 20 procent loopt weg en de instroom begint te stagneren. Voorheen haakten vooral jonge mensen af, nu verlaten ook ervaren mensen de sector,” stelde Maaike van der Aar, bestuurder van vakbond FNV, in september 2019 tijdens de eerste staking in de geschiedenis van de jeugdzorg. Platform voor onderzoeksjournalistiek Follow the money noemt een verloopcijfer voor de Jeugdbescherming (onderdeel van de JeugdzorgPlus) van 20 procent per jaar in 2019.

Behoud personeel

Het onderzoek wil een een bijdrage leveren aan de werving en het behoud van medewerkers in de JeugdzorgPlus. Het voorlaatste hoofdstuk, hoofdstuk 6, bevat een aantal aanbevelingen op vier niveaus. Op het niveau van het team van groepsleiders, de instelling, de sector en de politiek.

Het slothoofstuk, hoofdstuk 7,  bevat informatie over de onderzoeken zelf, hoe ze verlopen zijn en wat goed en niet goed is gegaan. De resultaten van de individuele interviews en de focusgroepen geven een weinig rooskleurig en ook zorgwekkend beeld van de arbeidssituatie van de respondenten. Zorgwekkender ook dan de onderzoekers van tevoren verwacht hadden.

Uit het slothoofdstuk

“De data zijn afkomstig van verschillende teams – en leidinggevenden en gedragswetenschappers – op vijf verschillende locaties van drie instellingen verspreid over het land. Men kan dan ook terecht de vraag stellen in hoeverre dit kwalitatieve onderzoek een representatief en/of te generaliseren beeld schetst van de arbeidssituatie van medewerkers in de sector.

Met de individuele interviews kregen we een diepgaand beeld van en inzicht in de arbeidssituaties van onze respondenten, die we met de focusgroepen hebben uitgediept. Daarbij valt op dat in de verhalen telkens dezelfde rode draad valt te herkennen. Met name de verhalen van de groepsleiders zijn vrij eenduidig, en onderdelen van die verhalen zien we ook terug in de eerste deelstudie van dit onderzoek. Het is daarom waarschijnlijk dat in de overige instellingen dezelfde verhalen te horen vallen. Natuurlijk is het beeld niet overal eenduidig. Afwijkingen in deze eenduidigheid hebben wij vermeld waar zich dat heeft voorgedaan. Door quotes te gebruiken die illustratief zijn voor resultaten die we in meerdere gesprekken en individuele interviews hoorden, hebben we zoveel mogelijk de medewerkers zelf  ‘aan het woord’ gelaten. Daar waar uitkomsten specifiek gelden voor een specifieke medewerker, locatie of context, hebben we dat vermeld bij de uitkomsten.

We hebben besloten om de uitkomsten van één focusgroep niet mee te nemen in de analyse als ervaringen en opvattingen van groepsleiders, maar als focusgroep van leidinggevende en gedragswetenschappers. Bij deze online focusgroep kwamen de groepsleiders nauwelijks aan het woord. Op vragen aan de groepsleiders gaven de leidinggevende, de groepscoach en de gedragswetenschapper antwoorden. Onze inschatting was dat de groepsleiders zich niet veilig genoeg voelden om zich te uiten, wat in onze inschatting ook bleek uit hun sociaal wenselijke antwoorden op vragen die wij persoonlijk aan hen stelden in een poging om hen aan het woord te krijgen. Ons besluit is mede gebaseerd op het gegeven dat we tegenovergestelde geluiden hoorden uit een focusgroep met een team dat onder dezelfde leidinggevende, groepscoach en gedragswetenschapper valt, maar waarbij zij niet aanwezig waren”.

Ongehoord. Een onderzoek naar de arbeidssituatie van groepsleiders in de JeugdzorgPlus. Deelrapport 2 van ‘Werken aan de toekomst van JeugdzorgPlus’, door A.M.M. Hunkar, J.H.G. Zinsmeister, D. van Middelkoop, Verwey-Jonker Instituut/Hogeschool van Amsterdam, Lectoraat Samenwerkende Professionals – The Work Lab, oktober 2021: https://beroepseer.nl/wp-content/uploads/2021/11/ongehoord_jeugdzorgplus.pdf

Alle rapporten zijn te downloaden op: Werken aan de toekomst van JeugdzorgPlus, HvA: www.hva.nl/akmi/gedeelde-content/projecten/projecten-algemeen/jeugdzorg/werken-in-de-jeugdzorg.html

Vakbond CMHF voor ambtenaren stuurt alarmbrief aan informateurs. ‘Maak werk van nieuwe infrastructuur met recht op ambtelijk vakmanschap’

“Een goed werkend ambtenarenapparaat is belangrijk voor het goed functioneren van het landelijk bestuur”. Het staat in de alarmbrief van de Sectoren Rijk en Lagere overheden van de Centrale voor Middelbare en Hogere Functionarissen (CMHF)*) aan de kabinetsinformateurs Remkes en Koolmees. Zonder investering in ambtelijk vakmanschap komt er weinig terecht van de drie hoofdthema’s van een nieuw kabinet: nieuwe bestuursstijl, versterking van de democratische rechtsorde en aanpak van de problemen in de uitvoering.
CMHF vraagt om erkenning voor ambtenaren, van arbeidsinspecteurs tot afdelingshoofden van de Belastingdienst. Ze vragen niet alleen om het opleiden van nieuw personeel, maar ook om bijscholing van personeel.

De boodschap is: ‘Een goed bestuur kan niet zonder een goede ambtelijke dienst’.
Passages uit de brief:

Versterking van ambtelijk vakmanschap vraagt investering en visie gericht op de langere termijn. Als CMHF/FO en LO hebben wij vanuit onze achterban signalen dat er in toenemende mate sprake is van een gebrek aan kennis en kunde. Ook zijn er vragen over de positie van de ambtenaar als dienaar van de Staat of decentrale overheid. Wij hebben de indruk dat ambtenaren aan het werk zijn, als waren zij een politiek assistent. Hetgeen volgens ons niet de bedoeling is.

CMHF/FO ziet een urgente noodzaak voor een nieuwe infrastructuur voor ambtelijk vakmanschap en voor strategische specialisten in de rijksdienst en stelt voor een werkgroep van betrokken ambtenaren van werkgevers- en werknemerszijde in te stellen die in 2022 met een concreet uitvoeringsplan voor 2022-2030 komt.

Ambtenaar zijn is een vak – in dienst van de samenleving. De ambtenaar is een constante factor voor het bestuur van ons land. Het vakmanschap moet worden aangewend om de politiek vooraf en achteraf met consequenties van ambities te confronteren. Niet werkbare besluiten zijn zinloos en geld verspillend. En leiden tot onrecht voor burgers en gewetensnood voor de ambtenaren die moeten uitvoeren.

Lees de hele brief van CHMF aan de informateurs Remkes en Koolmees, 5 november 2012: https://beroepseer.nl

Lees meer over de achtergronden in de bijlagen

Deltaplan Sector Rijk:  https://beroepseer.nl

Deltaplan Sector Lagere overheden: https://beroepseer.nl

Sector Rijk en Sector LO sturen alarmbrief aan de informateurs, CMHF: https://cmhf.nl/overig/sector-rijk-en-sector-lo-sturen-alarmbrief-aan-de-informateurs/

Noot
*) CMHF – Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen. Koepel van beroeps- en belangenverenigingen bij overheid, onderwijs, zorg en bedrijfsleven. Aangesloten bij de Vakcentrale voor Professionals.
CMHF FO = Sector Functionarissen Overheid
CMHF LO = Sector Lagere overheden. De sector Lagere overheden behartigt de belangen van de werknemers bij gemeenten, provincies, waterschappen, gemeenschappelijke regelingen en Veiligheidsregio’s.

Afbeelding bovenaan is van Mohamed Hassan

 

 

Petitie: Passend behandelaanbod in GGZ moet blijven

Passend behandelaanbod moet blijven heet de petitie van actiegroep ZGP aan Zet. Behalve de start van de petitie op 15 november 2021 heeft de groep de dag ervoor een brandbrief gestuurd aan staatssecretaris Paul Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De brief is geschreven namens meer dan 230 zelfstandig gevestigde psychiaters (ZGP’s) die een signaal willen afgeven. Al eerder is er een brief gestuurd naar de staatssecretaris door de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP).
De brief betreft de bezwaren tegen de nieuwe maatregelen die gaan leiden tot grote problemen in de geestelijke gezondheidszorg en wil een eind te maken aan pogingen om de ZGP’s uit hun vak te jagen. Ook dient er een eind te komen aan de schadelijke, negatieve beeldvorming die over deze groep psychiaters wordt verspreid. De brief bevat tevens een reeks, alleszins redelijke oplossingen die ervoor moeten zorgen dat patiënten met ernstige psychiatrische problemen niet in de kou komen te staan.

Een passende behandeling bij ZGP is een recht bij complexe psychiatrische problematiek

Vanaf 1 januari 2022 krijgen zelfstandig gevestigde psychiaters veel minder betaald voor hun behandelingen dan de psychiaters in de grote GGZ-instellingen. Oorzaak hiervan is de nieuwe bekostiging voor de GGZ en de forensische zorg die is bedacht door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).

Er is een tendens vanuit de overheid, de NZa en de zorgverzekeraars om ZGP’s te dirigeren naar GGZ-instellingen waar grote personeelstekorten zijn. Maar veel psychiaters willen niet (terug) naar een instelling, waar zij zich voelen beknot in hun professionele autonomie en hun vak niet (meer) naar behoren kunnen uitoefenen. In de vrije vestiging kunnen psychiaters dat wel. In het huidige systeem is het nog mogelijk om het beroep van psychiater in de volle breedte uit te oefenen. Bijna elke ZGP kiest voor een eigen praktijk uit liefde voor het vak. Op deze manier geeft het behandelen voldoening en dat is een belangrijke motivatie voor de ZGP.
Door de nieuwe maatregel vallen patiënten die juist zijn vastgelopen binnen de geestelijke gezondheidszorg tussen wal en schip. Dat wil zeggen dat 60.000 goed lopende complexe behandelingen in gevaar komen.

Petitie Passend behandelaanbod moet blijven

De petitie Passend behandelaanbod moet blijven is op 15 november 2021 gestart en heeft al meer dan 1500 handtekeningen binnen (aantal op dinsdag 16 november, vroeg in de middag).

De ZGP’s constateren:

  • Marktwerking veroorzaakt langere wachtlijsten, discriminatie GGZ-patiënten en meer schendingen patiëntrechten!
  • Destructieve regelzucht van NZa (Nederlandse Zorgautoriteit) en zorgverzekeraars ondermijnt passende behandeling van ruim 60.000 mensen.
  • De ZGP levert gepaste, kostenefficiënte zorg (multidisciplinair in 1 persoon) bij complexe psychiatrische problematiek.
  • De ZGP moet behouden blijven!
  • Straks staan 60.000 patiënten op straat. Doe dit patiënten en de overbelaste zorg niet aan.

en verzoeken:

  • Stop verlaging van tarieven, behandelplafonds en strafkortingen voor ZGP’s zolang er wachtlijsten zijn.
  • Stop discriminatie GGZ-patiënten.
  • Behoud restitutiepolis voor GGZ.
  • Onderken funeste gevolgen beleid voor patiënt en professional.
  • Luister naar patiënt en behandelaar: ZGP levert doelmatige zorg bij complexe psychiatrische problemen. De ZGP moet blijven!

Petitie Passend behandelaanbod moet blijven, Petities: https://petities.nl/petitions/passend-behandelaanbod-moet-blijven

Brandbrief van ZGP aan Zet aan staatssecretaris Blokhuis, 14 november 2021: https://irp.cdn-website.com/2408441e/files/uploaded/BRANDBRIEF.pdf

ZGP aan Zet: https://zgpaanzet.nl

U P D A T E

Zie ook: Zorgverzekeraars, NZa, VWS bezig zelfstandig gevestigde psychiaters uit te roken. Een brandbrief, Zorg ICT Zorg, 17 november 2021: www.zorgictzorgen.nl/

Evaluatierapport van programma [Ont]Regel de Zorg is verschenen

Verschenen is het Evaluatierapport van het programma [Ont]Regel de Zorg, een driejarige, sectorbrede agenda om regeldruk in de zorg te verminderen. Het programma, gestart door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in samenwerking met diverse partijen die betrokken zijn bij het verminderen van regeldruk in de zorg, liep van mei 2018 tot en met zomer 2021. Doel was de ervaren regeldruk voor zorgverleners en patiënten merkbaar te verminderen.

(Ont)Regel de Zorg is een initiatief van Het Roer Moet Om (HRMO), actiecomité van huisartsen voor aanpak van  regeldruk in de zorg. In samenwerking met beroepsvereniging voor zorgprofessionals VvAA organiseerde HRMO in november 2017 een succesvolle Schrapconferentie. Daarna hebben honderden zorgverleners in het eerste kwartaal van 2018, samen met een brede representatie uit het zorgveld, vastgesteld welke regels wat hen betreft kunnen worden geschrapt met als direct resultaat meer kwaliteit van zorg en tijd voor de patiënt. Deze 62 ‘schrappunten’ werden 27 maart 2018 onder grote belangstelling aangeboden aan toenmalige minister Bruins voor Medische Zorg.

In mei 2018 werd Ontregel de Zorg geadopteerd door het ministerie van VWS, met als doel ‘onzinnige’ regels, die niet bijdragen aan de kwaliteit van zorg, terug te dringen. Het programma is begeleid door de Argumentenfabriek – ‘denkbedrijf voor heldere argumentatie’.

Het wil maar niet lukken

Op 4 oktober 2019 informeerden minister De Jonge, minister Bruins en staatssecretaris Blokhuis van VWS de Tweede Kamer in een brief over de voortgang van het programma. Het bleek dat zorgverleners nog te weinig merkten van het programma. Er was zelfs sprake van een toename van bureaucratie.

En dan, bijna vier jaar na de de start van (Ont)Regel de Zorg, blijken zorgverleners pessimistischer dan ooit over de voortgang van het terugdringen van de regeldruk. Uit de OntRegelmonitor 2020, gepubliceerd in maart 2021, kwam naar voren dat maar liefst 70% er nog maar (heel) weinig vertrouwen in heeft dat de regeldruk in de zorg daadwerkelijk wordt teruggedrongen.

De centrale vraag van de evaluatie was: Wat ging volgens betrokken partijen goed in de aanpak van het programma (Ont)Regel de Zorg en wat kon beter? De antwoorden zijn verkregen d.m.v. elf (groeps)interviews met dertig personen die bij het programma betrokken zijn geweest. De interviews gingen uitsluitend over de rol en aanpak van het ministerie van VWS en niet over die van betrokken partijen zelf.

Wat ging goed? Een voorbeeld

Het programma vergrootte de aandacht binnen het ministerie van VWS voor het voorkomen van nieuwe regeldruk bij nieuwe wet- en regelgeving. Hierdoor nam de bereidheid toe binnen het ministerie tot verdergaande samenwerking met het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). De uitgevoerde experimenten bij zorgaanbieders leidden in de praktijk tot merkbaar minder regeldruk bij zorgverleners.

Wat kon beter? Een voorbeeld

Het ministerie voerde in de looptijd van het programma [Ont]Regel de Zorg nieuw wetten en regels in, die juist leidden tot extra administratieve lasten, zoals bijvoorbeeld de Wet verplichte ggz, de Wet zorg en dwang en het Registratiebesluit BIG. Experimenten om registratielast te verminderen vonden plaats bij een beperkt aantal zorgaanbieders en nog
niet in alle deelsectoren van de zorg. Het bleek voor partijen lastig experimenten op te zetten door de complexiteit van regelgeving. De uitrol van de geleerde ervaringen stokte.

Enkele aanbevelingen uit het rapport

Het verminderen van regeldruk in de zorg vergt permanente aandacht en een lange adem. Maak ontregelen daarom structureel onderdeel van het zorgbeleid, over meerdere kabinetsperiodes heen. Zorg dat topambtenaren en de bewindspersonen betrokken zijn en prioriteit geven aan ontregelen bij conflicterende belangen.

Stel een norm voor de hoeveelheid tijd die een zorgverlener maximaal aan administratie zou mogen besteden, bijvoorbeeld maximaal 25 procent. Dit helpt om stevige maatregelen te nemen die bijdragen aan het verminderen van huidige en het voorkomen van nieuwe regeldruk. Deze normering geldt meer als richtsnoer, dan als getal waarop continu
gemonitord moet worden. Een dergelijke norm zou echter niet tot nieuwe administratiedruk mogen leiden.

Het ministerie trok in 2018 in relatief korte tijd het programma [Ont]Regel de Zorg van de grond. Naar omstandigheden heeft het ministerie dit goed gedaan. De bezwaren en de suggesties voor verbetering van betrokken partijen zijn deels te verklaren door het tempo waarin het programma tot stand kwam en werd uitgevoerd.
Het ministerie kan hiervan leren, door een vervolg goed te regelen, met duidelijke doelen, voldoende budget en capaciteit, samenwerkingsafspraken en bestuurlijke betrokkenheid.

Oorzaak van de weinig echte successen van [Ont]Regel de Zorg

Al met al valt te concluderen uit het evaluatierapport dat er weinig echte successen in het ontregelen van de zorg zijn te melden. En dat komt volgens Thijs Jansen, directeur van Stichting Beroepseer, door het totale gebrek aan een gevoel van urgentie bij de uitvoerende partijen: “Zolang dat aanhoudt, en ik zie het niet veranderen, zullen de aanbevelingen uit dit rapport weinig helpen. Deze institutionele partijen zullen pas echt werk gaan maken van ontregel de zorg als dit door veel grotere druk van zorgverleners en patiënten wordt afgedwongen”.

Evaluatie Programma [Ont]Regel de Zorg – Betrokken partijen over de ontregelaanpak in de periode 2018-2021, door Gertrude van Driesten, Thomas Bakker, Kees Wessels, Kees Kraaijeveld, De Argumentenfabriek, Rijksoverheid, 2021: www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/11/02/evaluatie-ontregel-de-zorg

70% van zorgverleners heeft weinig vertrouwen dat regeldruk in de zorg wordt teruggedrongen, Blogs Beroepseer, 21 maart 2021: https://beroepseer.nl

 

Podcast met raadsheer Ybo Buruma over vertrouwen en controle

“Het grote probleem zit ‘m erin dat deze leiders binnen de politie-organisatie een organisatie hebben die in hoge mate gebaseerd is op intern wantrouwen. Mensen moeten zich verantwoorden…”
In de zevende aflevering van de Podcastserie Radiostilte spreken Piet-Hein Peeters en Sophie van Berkesteijn-Gootjes met raadsheer mr. Ybo Buruma, lid van de Hoge Raad. Radiostilte is een podcast voor politieleiders en wordt geproduceerd door de School voor Politie Leiderschap van de Politieacademie. In iedere aflevering wordt een relevante term voor politiewerk en leiderschap onder de loep genomen.
Het gesprek met Buruma gaat over vertrouwen. Buruma ziet geïnstitutionaliseerd wantrouwen bij de overheid jegens de burger en bij publieke organisaties jegens professionals. Hij legt uit waarom hij burgerwaarnemers bij politiewerk in Amsterdam  geen goed idee vindt. Wat zijn de risico’s van vertrouwen en waarom behoren risico’s toch te worden genomen? Wat kan van leidinggevenden worden gevraagd?

Smeerolie

Ter sprake komt dat vertrouwen wel de smeerolie van de samenleving wordt genoemd. Er zijn evenwel soorten vertrouwen te onderscheiden. Er is vertrouwen tussen burgers onderling en er is vertrouwen tussen burgers en overheid, maar ook tussen overheidsfunctionarissen onderling. Je hebt bijvoorbeeld de baas van de agent op straat, en de agent. Vertrouwen kent verschillende niveaus.

We denken al gauw dat vertrouwen gaat over mensen die elkaar lief moeten vinden of over burgers die de overheid wel of niet meer vertrouwen. We hebben hier allemaal mee te maken. Bijvoorbeeld de agent die eigenlijk vertrouwen wil geven aan die jongen of dat meisje op straat, maar denkt dat hij dat niet kan doen, want hij moet zich verantwoorden naar boven toe. Volgens Buruma zijn we in dergelijke mechanismen vast komen te zitten.
Het oude idee dat vrijheid van handelen zo ontzettend belangrijk is, ook binnen bepaalde beperkingen, begint een beetje weg te zakken. Mensen hebben het idee: ik heet wel vrij te zijn, maar zo gauw ik buiten het paadje loop, krijg ik op mijn flikker. Dus dan loop ik niet buiten het paadje, of ik zeg niet dat ik buiten het paadje loop.

Een dergelijke houding roept een gevoel van benauwdheid op, van bestuursrigiditeit, van verkalking.

Goede intenties

Voor Buruma is vertrouwen ervan uitgaan dat degene met wie je hebt te maken en aan wie je jouw vertrouwen geeft, het in beginsel goed bedoelt, goede intenties heeft. Je weet dat er wel iets kan misgaan, maar de intentie is belangrijk. Om hiermee goed om te gaan is het belangrijk voor ogen te houden dat in langer durende relaties, ook voor een wijkagent, vertrouwen soms belangrijker is dan de vraag of iets een beetje kan misgaan..
Buruma: “Ik weet ook wel dat dit niet geldt als je aan de knoppen zit van Tsjernobyl. Als je die niet controleert, ontploft de kerncentrale, en dat willen we niet. Daar is de langdurige relatie niet het belangrijkste, maar de effectiviteit van het handelen in wie je het vertrouwen stelt. Hoe groter het risico, des te meer reden om te controleren. Maar omgekeerd, als het risico niet zo heel groot is, hoef je niet voortdurend te controleren”.

Buruma kan zich indenken dat rechercheurs die met georganiseerde misdaad bezig zijn, meer moeten laten controleren dan de agent die er eigenlijk vooral is om de vrede in de wijk te bewaren. Wat dat betreft is het niet zo gek dat er verschillen zijn. Dus de mate van vertrouwen die we moeten hebben is wel situationeel bepaald. Je hoeft niet onnozel te zijn.

Controleren is een soort indekken

Controleren wil niet zeggen dat de dingen beter worden. Het is voor een deel een soort indekken. Buruma: “We zijn verzeild geraakt in wat ik al eerder zei: ‘vertrouwen is goed, controleren is beter’. Dat begon misschien vanuit het belang van de burger, dat paste ook bij die tijd, maar inmiddels is het verworden tot iets wat de organisatie belangrijk vindt. Want dan heb ik de organisatie op orde. Dat blijkt wel uit onze zelf-evaluatie. Die fout kunnen we helemaal terugleiden naar die ene agent, of huisarts, of onderwijzer die het net niet goed gedaan heeft, want wij hebben ons helemaal ingedekt.
Pardon, wij hebben het goed georganiseerd. Nee, we hadden ons alleen maar ingedekt.
Het gaat niet meer om de inhoud, het is een kunstje geworden. En dat is waar ik chagrijnig om word en waar ik mijn impuls vandaan haal om vertrouwen aan de orde te stellen. De wegen die het wantrouwen is gaan bewandelen, daar geloof ik niet meer in”.

Een vraag is of door de grote nadruk op wantrouwen, in plaats van vertrouwen, ook de kwaliteit van het werk wordt geschaad dat bijvoorbeeld publieke functionarissen leveren? Zij zijn bezig met het afstrepen van lijstjes, in plaats van naar de burger of de patiënt om te zien.
Buruma antwoordt dat dat heel goed zou kunnen, maar daarmee is nog niet gezegd, dat het allemaal verkeerd gaat. Er is ook een kwantitatieve kant. Er is minder tijd door al het verantwoording afleggen. We zouden meer aan de inhoud kunnen doen dan aan verantwoording.
Buruma: “Ik denk dat er momenten zijn, dat je niet meer kijkt naar de mens die tegenover je zit, maar naar de protocollen. We durven niet meer een nieuwe weg te bewandelen, een creatieve oplossing te kiezen. Mensen zouden vanuit hun professionaliteit, vanuit hun ” wel iets willen doen, maar denken dat dat niet mag”.

Buruma wijst ook op de digitale ontwikkelingen die een nieuw beroep op vertrouwen eisen. Wat de politie betreft kunnen we de vraag stellen of het terecht is als iemand op een lijst van verdachten staat. Iemands naam staat daarop vermeld bijvoorbeeld omdat twee vrienden van hem slachtoffer zijn geworden van een bende. De vraag is: Hoe gaan wij daarmee om? De digitalisering stelt ons voor nieuwe vraagstukken die creativiteit vereisen en vragen om ruimte,

Luister naar de hele podcast – zevende aflevering van Radiostilte (18 oktober 2021).
Duur : 47 min.

https://anchor.fm/politieleiderschap

Opent wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) de weg naar ‘massasurveillance’?

17 december 2020 is een gedenkwaardige dag. Op die donderdag vonden twee belangrijke, met elkaar verband houdende gebeurtenissen plaats. De Tweede Kamer nam het wetsvoorstel gevensverwerking door samenwerkingsverbanden aan. Voor stemden: PvdA, Krol, 50PLUS, VVD, SGP, CDA, ChristenUnie, PVV en FVD. Tegen stemden: D66, GroenLinks, SP, PvdD, DENK, Van Kooten-Arissen.
Wetsvoorstel WGS wil een juridische basis bieden voor de verwerking van persoonsgegevens door samenwerkingsverbanden. Samenwerkingsverbanden zijn verbanden van bestuursorganen en private partijen die gezamenlijk gegevens verwerken voor zwaarwegende algemene belangen, zoals de bestrijding van fraude en de georganiseerde criminaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan het Financieel Expertise-centrum (FEC), de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV), de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s) en de Zorg- en Veiligheidshuizen (ZVH’s).
Het voorstel is een kaderwet met een aantal algemene regels over de taak van het samenwerkingsverband, de inrichting en het functioneren daarvan.

Met het voorstel wordt voorzien in een juridische grondslag voor het systematisch delen en verwerken van persoonsgegevens, onder meer door profilering. Bij algemene maatregel van bestuur (amvb) wordt bepaald welke samenwerkingsverbanden onder deze kaderwet zullen vallen. Dan vindt ook de aanwijzing van de deelnemende partijen plaats, de concretisering van het zwaarwegende algemene belang waarvoor persoonsgegevens mogen worden verwerkt en de werkwijze van het samenwerkingsverband.

Het wetsvoorstel ligt momenteel bij de Eerste Kamer, die als laatste advies had gevraagd aan de Autoriteit Persoonsgegevens, de instantie die toezicht houdt op de privacy van Nederlandse burgers. het advies is uitgebracht op 9 november 2021 en luidt: Eerste Kamer: neem WGS niet aan.

‘Tweede toeslagenaffaire in de maak’

Op de dag dat er werd gestemd voor deze nieuwe wet – donderdag 17 december 2020 – presenteerde de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag het rapport Ongekend onrecht over de toeslagenaffaire.
Rudy van Belkom van Stichting Toekomstbeeld der Techniek vond dat ‘schrijnend’ en zei tegen de verslaggever van de NOS dat deze wet zou leiden tot een “tweede toeslagenaffaire in de maak”.
Het onderwerp stond niet hoog op de agenda bij de Kamerleden. “Niet eens de helft van de fracties was aanwezig”, herinnert zich Kathalijne Buitenweg, oud-Kamerlid en sinds 1 juni 2021 staatsraad bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Zij was voorzitter van de commissie die concludeerde dat er te weinig kennis is bij de Kamer. In haar boek Datamacht en tegenkracht (april 2021) roept zij de lezers op niet naïef te zijn over de keerzijde van digitalisering. “Het is belangrijk om te weten dat techniek niet neutraal is, dat algoritmes niet objectief zijn. We moeten veel beter bepalen wat wel en niet aanvaardbaar is”.

Buitenweg noemt het fraude-opsporingssyteem SyRI als meest pijnlijke voorbeeld van gebrekkige politieke aandacht. Met dat systeem werden potentiële fraudeurs opgespoord, door allerlei gegevens van overheidsinstanties aan elkaar te koppelen. De Kamer nam deze wet in 2014 als hamerstuk aan: zonder er zelfs maar over te debatteren. Later verbood de rechter SyRI, vanwege de niet te verantwoorden inbreuk op de grondrechten.
Het ziet ernaar uit dat de overheid hardnekkig blijft proberen wetten te ontwerpen voor gegevensverwerking. Zodra een wetsvoorstel wordt verworpen of door de rechter wordt afgekeurd, komen vlijtige ambtenaren met nieuwe voorstellen voor nieuwe varianten. Feit is dat de overheid veel gegevens verzamelt en gebruikt zonder daar publiekelijk verantwoording voor af te leggen. Dit vergroot de kans op discriminatie aanzienlijk.

Autoriteit Persoonsgegevens, ROB

Volgens Aleid Wolfsen, voorzitter van Autoriteit Persoonsgegevens, zet het nieuwe “wetsvoorstel de deur wagenwijd open voor een onbegrensde surveillance door een onbegrensde hoeveelheid partijen, publiek en privaat. En betrekt daarbij het parlement niet zoals dat hoort. Wij adviseren de Eerste Kamer daarom dringend om dit wetsvoorstel niet aan te nemen”.

De Raad voor het Openbaar bestuur (ROB), een belangrijk adviesorgaan voor het openbaar bestuur in Nederland, adviseerde eerder, in mei 2021, het wetsvoorstel toch vooral niet aan te nemen. In het rapport Sturen of gestuurd worden? Over de legitimiteit van sturen met data concludeerde ROB: “Goedbedoelde maatregelen, zoals de Wet gegevensverzameling samenwerkingsverbanden (WGS) die het makkelijker maakt gegevens over burgers uit te wisselen om fraude op te sporen, kunnen ongewenste effecten hebben. Door het verzamelen van en sturen met data riskeren de Nederlandse overheid en bedrijven bepaalde groepen ongelijk en discriminerend te behandelen. Hoe voorkomen we dat het weer misgaat?”

Raad van State

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 20 november 2019 advies uitgebracht over het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is op 29 april 2020 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden. Passages uit het advies:

Omdat het wetsvoorstel vergaande beperkingen van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer mogelijk wil maken en tegelijkertijd niet de wezenlijke elementen en begrenzingen bevat, voldoet het voorstel in deze vorm niet aan de eisen van artikel 10 Grondwet. Dat artikel beschermt het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (zie hierna punt 7). Dat is niet alleen een principieel bezwaar. Door een onvoldoende juridische grondslag te bieden, geeft het wetsvoorstel ook onvoldoende zekerheid voor de beoogde, vergaande, gegevensverwerking en -uitwisseling. Concretisering van wezenlijke elementen bij lagere regelgeving, zoals deze kaderwet beoogt, neemt deze bezwaren niet of onvoldoende weg en zet het parlement als medewetgever te zeer op afstand.

Op grond van de voorgaande elementen tezamen (b tot en met d) meent de Afdeling dat de gerechtvaardigde doelstellingen van het wetsvoorstel niet effectief zullen worden bereikt.

De Afdeling advisering ziet in dat het belangrijk is om gegevens te kunnen verwerken voor een van de doelen van het voorstel: het tegengaan van ondermijnende criminaliteit. Maar een brede kaderwet is daarvoor minder geschikt. Het is beter om aparte wetten te maken voor elk samenwerkingsverband afzonderlijk, of voor een cluster van gelijksoortige verbanden. Dat maakt het wel mogelijk om concrete waarborgen te bieden. En dan kan ook nauwkeuriger worden bepaald welke rol private partijen kunnen spelen.

Procedure wetsvoorstel

Nadat een wetsvoorstel door de Tweede Kamer is aangenomen gaat het naar de Eerste Kamer. De behandeling ervan wordt, net als in de Tweede Kamer, eerst schriftelijk voorbereid door een Kamercommissie. Als de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende heeft voorbereid, kan een debat plaatsvinden. De Eerste Kamer kan het voorstel alleen aannemen of verwerpen. Wijzigingen of verbeteringen (amendementen) kunnen niet worden voorgesteld. Datum van behandelen van de wet is nog niet bekend (10 november 2021).

Referenties

Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, Eerste Kamer: https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/35447_wet_gegevensverwerking_door

Voorstel van wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS), Raad van State, 29 april 2020: www.raadvanstate.nl/@116005/w16-19-0159-ii/

AP adviseert Eerste Kamer: neem WGS niet aan, Autoriteit Persoonsgegevens, 9 november 2021: www.autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/nieuws/ap-adviseert-eerste-kamer-neem-wgs-niet-aan

Raad voor het Openbaar Bestuur wil minister voor Digitale Zaken, door Sarah Bürmann en Nynke de Zoeten, NOS, 25 mei 2021: https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2382262-raad-voor-het-openbaar-bestuur-wil-minister-voor-digitale-zaken

Overheid behoort de legitimiteit van sturen met data te waarborgen en burgers te behoeden voor risico’s van data­sturing, Blogs Beroepseer, 14 juni 2021: https://beroepseer.nl

Alarm om ’massasurveillance’: ’Door je buurman op het verkeerde lijstje’, De Telegraaf, 9 november 2021: www.telegraaf.nl/nieuws/293201782/alarm-om-massasurveillance-door-je-buurman-op-het-verkeerde-lijstje

Nieuwe datakoppelwet: zorgelijke inbreuk privacy of belangrijk voor opsporing fraude? NOS, 9 november 2021: https://nos.nl

Het voorstel voor een nieuw regelgevend kader voor de gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, door Dr. mr. M.P. Beijer, Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving, no 6, 2020: www.bjutijdschriften.nl/tijdschrift/TBSH/2020/6/TBSenH_2295-6700_2020_006_006_004.pdf

Privacy Management Partners voor de Rijksoverheid: https://pmpartners.nl/voor-wie/rijksoverheid/

 

Afbeelding bovenaan is van Pete Linforth -The Digital Artist

Ic-verpleegkundigen van UMC’s komen met manifest tegen werkdruk en managementcultuur

“Qua zorgpersoneel is het eigenlijk allang code zwart”, twittert een intensive care-verpleegkundige in opleiding: “We zijn met minder, we zijn opgebrand, we worden structureel ondergewaardeerd. De zorgcrisis is een bestuurscrisis geworden”.
Niet het aantal coronabesmettingen, maar het gebrek aan zorgpersoneel zou het grootste probleem zijn. Het blijkt dat meer dan 27.000 zorgmedewerkers de zorg in de afgelopen anderhalf jaar hebben verlaten. Meer handen aan het bed zou tot minder coronamaatregelen leiden, volgens de mensen in het werkveld.

Manifest tegen werkdruk en voor meer zeggenschap

In het televisieprogramma Een Vandaag komen verpleegkundigen van universitaire centra aan het woord die fors uithalen naar de managementcultuur in de ziekenhuizen. Om hun grieven kracht bij te zeggen hebben ze een manifest tegen de werkdruk opgesteld.  Een belangrijk punt in het manifest is meer zeggenschap.
Is het niet eigenaardig dat verpleegkundigen niet wordt gevraagd te bepalen wat nodig is, hoewel zij wel de kennis in huis hebben om dat te doen?
Dat de werkdruk in de zorg al jaren hoog is, is geen nieuws. Wel werd het in coronatijd scherper zichtbaar, omdat de ic-capaciteit werd gekoppeld aan de coronamaatregelen, vertelt ic-verpleegkundige Irina Angyal: “Directies proberen dat allemaal op te lossen met extra apparatuur, extra technologie, extra bedden, extra ruimte, extra dokters. En nu komt er opnieuw een golf patiënten op ons af, en opnieuw is er niks aan het probleem gedaan. Dus opnieuw moeten we in de maatschappij allerlei maatregelen toepassen om het probleem beheersbaar te houden, terwijl als we meer handen aan het bed hadden, we meer patiënten op zouden kunnen vangen. En dan zijn er minder maatregelen nodig”.

Luister naar de ic-verpleegkundigen zelf

Een groep verpleegkundigen is de afgelopen weken bij elkaar gekomen onder de noemer Nurse Minded. Met het manifest willen ze opkomen voor hun vak en de patiënten. Het gaat om oplossingen aandragen voor het personeelstekort, voorkomen dat mensen uitstromen en het aantrekkelijk maken van het vak voor nieuwe collega’s.
Dat kan al door praktische en eenvoudige aanpassingen. Het verlagen van administratieve last bijvoorbeeld, zodat er meer tijd voor de patiënt is.

De boodschap van het manifest is verpleegkundigen in het werkveld vragen wat er verbeterd kan worden. Luister meer naar het ic-personeel zelf!

De verpleegkundige in opleiding twittert dat hij hoopt dat met het manifest de toon wordt gezet voor alle verpleegkundigen en verzorgenden. Die nu met ’t hart in de keel denken: ‘Daar gaan we weer, ik kan niet meer’.

Ic-verpleegkundigen klaar met regels van bovenaf in ziekenhuizen: ‘Met meer handen aan het bed waren minder coronamaatregelen nodig’, door Barbara van Gooi, Sander ‘t Sas, Een vandaag, AvroTros, 5 november 2021: https://eenvandaag.avrotros.nl

Zie ook: Een berisping voor een ouderenarts in een zwaar onderbezet verpleeghuis? Waar blijft het tuchtrecht voor falende managers? door Bert Keizer, Trouw, 29 oktober 2021: www.trouw.nl

U P D A T E

Nurse Minded – Aanbieden manifest m.b.t. oplossingen voor de tekorten in de zorg, aan vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) van de Tweede Kamer, 24 november 2021: www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2021A07658

Nurse Minded is een groep intrinsiek gemotiveerde (IC-)verpleegkundigen die zich inzet voor meer waardering, zeggenschap en resultaten voor verpleegkundigen. Voorzitter is Thomas Smits, intensive care-verpleegkundige Amsterdam UMC.

Het manifest is te downloaden op Nurse Minded: www.nurseminded.nl/?page_id=110

Meer info op Nurse Minded: www.nurseminded.nl

Linkedin Nurse Minded: www.linkedin.com/company/nurse-minded