Skip to main content

Redactie Beroepseer

Maak kennis met de voortrekkers!

voortrekkers_kleinVoortrekkers zijn professionals die in hun eigen beroep hun nek hebben uitgestoken om de kwaliteit van het werk te verbeteren. Dat doen zij soms tegen flinke weerstanden in. Zij laten zien wat beroepseer en beroepstrots in de praktijk kunnen betekenen.

Zij hebben zich verbonden aan de Stichting Beroepseer. Van een flink aantal is het verhaal  te vinden in een van de videofilms op deze website en/of in het boek Beroepstrots dat vorig jaar verschenen is. Daarnaast verzorgen zij ateliers Beroepstrots. Hou daarvoor de Evenementen-agenda op deze site in de gaten.
Wilt u ook  voortrekker van onze Stichting worden? Neem contact met ons op!

Thijs Emons

thijs_emonsThijs Emons (1980) is psycholoog en met Fred Leffers en Co Klaver oprichter van “De GGZ laat zich horen”, een digitale nieuwsbrief met informatie en inspiratie voor werkenden in de GGZ.  Aanleiding was de toename van allerlei regels die zich steeds meer opdringen tot in de behandelkamer, zoals de DBC, de diagnosebehandelcombinatie. Er hebben zich inmiddels circa 5000 leden aangemeld.

Emons vindt dat klagen niet zoveel zin heeft. Het is beter te proberen te verbinden en te betrekken. Een van zijn uitspraken is: “Zet liever je boosheid in dan je angst. Doe je mond open als je vindt dat je iets onverantwoords moet doen in je werk. Zeg: dit is niet mijn werk, dit hoort er niet bij”.

De GGZ laat zich horen maakt verschil vanwege het hevige, eensgezinde verzet van de sector tegen aangekondigde, de GGZ duperende maatregelen, zoals de Nieuwsbrief van oktober 2010 laat zien onder de kop  ‘Maar we hebben invloed’:
“Ruimte voor de sector om zelf met argumenten en voorstellen te komen is er ook. Zo heeft VVD-woordvoerder Halbe Zijlstra toegezegd dat de sector, door zelf met goede alternatieven te komen, kan voorkomen dat per 2012 alsnog een eigen bijdrage wordt ingevoerd. Kortom er is werk aan de winkel. Wachten we af, dan staan ons botte bezuinigingen te wachten. Maar als we ons constructief-kritisch laten horen, met sterke argumenten die een breed draagvlak hebben, dan kunnen we wel degelijk het beleid beïnvloeden”.

Wim van de Merwe

wim_van_de_merwe_2

Wim van de Merwe (1951) was tot oktober 2016 vmbo-docent metaaltechniek op de CSG Reggesteyn in Rijssen. In alle veertig jaren van zijn loopbaan heeft hij zich een enthousiast pleitbezorger voor technisch onderwijs getoond. Steeds weer bedacht hij nieuwe plannen om het te promoten, ook bij de overheid. Hij ontving dan ook regelmatig hoog bezoek op school, zoals in november 2006 van minister-president Balkenende en in 2010 van de heer Wientjes, voorzitter VNO/NCW, en van de ministers Cohen en Plasterk.

Een van zijn bijdragen om jongeren nog meer te interesseren voor techniek was het organiseren van de Metaalontdekkingsdagen voor groep 8 van basisscholen in Rijssen. De kinderen bezoeken bedrijven in de regio en kunnen met eigen ogen zien wat techniek inhoudt.

Een hoogtepunt van al zijn inspanningen vormen voor Van de Merwe de junior Vakkanjerwedstrijden voor metaal- en elektrotalenten. Hij presteerde het om vanaf 2007 vier keer op rij met zijn leerlingen Nederlands kampioen lassen te worden. Op de vraag waarop hij het meest trots is, antwoordde hij: “Dat ik elk jaar weer uit een leerling iets haal van wie anderen denken: dat redt die jongen niet”.

Al is hij nu ‘gestopt’ met lesgeven op het vmbo, Van de Merwe gaat niet nietsdoen. Integendeel. Hij werkt nog steeds drie dagen per week: “Hoofdmoot van mijn huidige werk is het organiseren van laswedstrijden voor het mbo-onderwijs, de Skills Heroes vakwedstrijden. Dit doe ik in opdracht van WorldSkills Netherlands. Als onderdeel van deze opdracht begeleid ik samen met een oud-deelnemer de Nederlandse winnaar tijdens het internationale WorldSkills-toernooi. Dat heeft me al naar Abu Dhabi, Japan, Brazilië en Rusland gebracht; in 2022 vindt de eindronde plaats in Shanghai”.

Daarnaast organiseert Wim techniekprojecten voor vmbo- en mbo-scholen, in opdracht van het platform Techniek Talent en werkt hij voor een bedrijf in Nijverdal dat basisschoolleerlingen met projecten wil enthousiasmeren voor het technische onderwijs. Bij dit bedrijf geeft hij ook las-cursussen aan jonge medewerkers.

Vmbo-scholen bellen van de Merwe nog steeds met enige regelmaat, omdat ze een techniekdocent nodig hebben: “Ik val dan wel eens in als docent, maar altijd binnen mijn werkdagen. Ik vind drie werkdagen per week genoeg. De afgelopen decennia heb ik meerdere ministers in mijn klas gehad. Ik heb ze allemaal op het hart gedrukt dat ze zuinig moesten zijn op het vmbo-onderwijs. Het probleem van vandaag is dat techniekdocenten in het vmbo alles moeten kunnen. Ze worden veel te breed ingezet en dat willen ze niet. Ze geven liever een specifiek vak op een mbo-school. Daardoor vinden de vmbo-scholen geen geschikte docenten”.

Leendert Verheij

Leendert Verheij (1951) was sinds najaar 2012 tot april 2018  president van het Gerechtshof Den Haag. Daarvoor was hij vanaf 2008 president van het Gerechtshof Amsterdam.
Sinds 2002 is er in de rechtspraak sterk gestuurd op productie. Sommigen vrezen dat als we zo doorgaan rechters straks alleen nog maar beslisambtenaren zullen zijn. In het Gerechtshof Amsterdam is men daarom begonnen te experimenteren met een alternatieve besturingsfilosofie die de professionals ruimte en verantwoordelijkheid geeft.

De visie van Verheij op leidinggeven en besturen is misschien wel heel kort te formuleren met een aan de Bijbel ontleende passage waarin koning Salomon een verzoek doet, hij vraagt om een “horend hart”.

Verheij:  “Dat is iets wat elke leidinggevende zou moeten hebben…’ Horend hart’ omvat veel meer dan een luisterend oor. Het vraagt om openheid en bewogenheid van binnenuit, en daar is moed voor nodig, of beter: lef: Leb is het Hebreeuwse woord voor hart”.

Volgens Verheij is het nodig dat bij het ontwerpen van een nieuwe organisatiestructuur we eerst afstappen van de courante stijl van leidinggeven en besturen, het industriële paradigma, dat zo sterk is gericht op productie en beheersing, en dan overstappen op een commitment-model.

Annette Schulte

annette schulte 2Annette Schulte (1960) is oprichter van Boontjesdoppen-empowerment. Boontjesdoppen betekent natuurlijk ‘de eigen boontjes doppen’. Maar het verwijst ook naar de sfeer die ontstaat als mensen rondom een tafel zitten om samen boontjes te doppen. Er is tijd en aandacht voor elkaar. Ieders verhaal telt! Op het moment dat je komt boontjesdoppen, word je deel van een groter geheel.

Boontjesdoppen is een sociale lokale onderneming in de gemeente Renkum voor mensen in zogenaamde ‘achterstandposities’ en  die het heft in eigen hand willen nemen. Dat kunnen mensen zijn die langdurig in de bijstand zitten of mensen die in een buurt wonen die aan het verloederen is.Boontjesdoppen richt zich niet alleen op zelfsturing maar vooral ook op SAMENSTURING met alle partijen die er waarde aan hechten dat bewoners/burgers zelf aan het roer staan. www.boontjesdoppen-empowerment.nl

In 2008 belandde Annette Schulte, na in verslavingszorg, TBS, daklozenopvang maar vooral psychiatrie gewerkt te hebben, in een stevige burnout. Zij was beleidsgetraumatiseerd. Ze was een van de eerste mensen uit haar beroepsgroep (verpleegkundigen) die haar stem durfde te laten horen over teloorgang van beroepseer door bureaucratisering. Zo werd zij voortrekker van Beroepseer. Zie  Nederland wordt geregeerd door angst, door Annette Schulte, Blog Beroepseer, 20 november 2009: https://beroepseer.nl

 

Barend Rombout

Barend Rombout (1958) heeft 25 jaar bij de politie in Rotterdam gewerkt. Vanaf 2000 werkte hij bij de gemeente Rotterdam, o.a. als hoofd van Bureau Frontlijn, tot 2018.

Onder leiding van Rombout ontwikkelde Bureau Frontlijn in opdracht van het college van B & W methodieken op het gebied van zorg, onderwijs, jeugd, armoedebestrijding en handhaving voor toepassing – soms al binnen 1 à 2 weken – in de achterstandswijken. De programma’s van Frontlijn zijn gericht op mensen zelf leren dingen te doen.

Rombout probeert veranderingsprocessen op gang te brengen en stelt zich voortdurend de vraag: Wat is nodig? Bijvoorbeeld voor een kind van nul tot vier jaar om fatsoenlijk op te groeien? Ook rekent hij graag de maatschappelijke kosten en baten uit om mensen die met een economische bril naar de maatschappij kijken te laten zien, dat met je hart kijken, in veel gevallen ook nog goedkoper is.

Rombout: “Ieder mens kan dingen leren, tenzij je een stoornis hebt. Zelf leren en zelf doen leidt tot zelfvertrouwen bij ouders en kinderen. Wij helpen mensen, maar ze moeten er ook wat voor terugdoen. Al onze programma’s zijn vrijwillig. Wij zeggen tegen mensen dat we willen helpen, dat je mag weglopen, maar niemand loopt weg. Dat is bijzonder. Ik heb geen protocollen. Nou ja, die hebben we wel, maar ze zijn niet dichtgetimmerd zodat mensen hun werk niet meer kunnen doen. Het protocol is gericht op resultaat, op uitkomst, en niet op het werkproces en hoe je dat precies doet”.

Na de periode op Bureau Frontlijn werkte Rombout als adviseur en ontwikkelaar van programma’s voor overheidsinstellingen in het sociale domein.

Op 24 mei 2022 is Rombout benoemd tot wethouder in de gemeente Westland: “Een hele eer. Ik was in juli 2021 gestart als concerndirecteur bij de gemeente Westland, met de portefeuilles Sociaal Domein, Dienstverlening, Veiligheid en Cultuur. Direct na de verkiezingen werd ik benaderd door de grootste lokale politieke partij Westland Verstandig met de vraag of ik er over na wilde denken om wethouder te worden”.

Alan Ralston

alan_ralstonAlan Ralston (1967) is als psychiater verbonden aan het UMC Utrecht en Parnassia Groep Noord-Holland. Hij is actief geweest als woordvoerder voor de actiegroepen ‘De GGZ laat zich horen’ en ‘Zorg geen markt’.

Reden om daarin actief te zijn is zijn overtuiging dat geneeskunde een vak is waarin behalve wetenschap menselijke waarden centraal staan:
“Het beeld dat in de moderne geneeskunde vaak wordt uitgedragen is van een technisch hoogwaardige, op wetenschap gebaseerde activiteit. Vooral de psychiatrie heeft zich in de afgelopen decennia moeite getroost een wetenschappelijk fundament en uitstraling te verwerven. Daarmee mag echter niet uit het oog verloren worden dat in de geneeskunde menselijk contact, wederzijds begrip en inzicht in de noden van anderen cruciaal zijn, en dat moeilijk vangbare factoren zoals empathie essentieel zijn voor genezingsprocessen”.

“De psychiatrie berust op twee pijlers: feiten en waarden, en daar waar mijn waarden als behandelaar in het geding zijn, vind ik dat er op mij (en op mijn vakgenoten) een ethische plicht rust om in actie te komen. In het afgelopen decennium hebben zorgrationalisering en marktwerkingsprincipes hun intrede gedaan in de GGZ.
Hoewel het een geloofsartikel van de voorstanders is, is er geen bewijs dat een dergelijk stelsel leidt tot kwaliteitsverbetering en beheersing van de kosten.
Aan het huidige stelsel kleeft een aantal risico’s dat zowel voor de professionals als voor de patiënten, en vooral de meest kwetsbare patiënten die moeite hebben om goed gerepresenteerd te worden in een marktsysteem, fors nadelig kan uitpakken. Bureaucratie en verlies van privacy zijn slechts twee risico’s, maar volumegroei aan de zijde van de ‘lichte problematiek’, verschraling in het AWBZ/WMO aanbod voor GGZ-patiënten, weren van de ‘complexe problematiek’, autonomieverlies van de professional, en een machtsdisbalans in de driehoek zorgaanbieder-zorgverzekeraar-patiënt zullen m.i. verstrekkende negatieve gevolgen kunnen hebben.
Wij pleiten voor een betere representatie van de waarden en belangen van de professionals en die van de patiënten die door deze maatregelen getroffen worden”.

Alan Ralston is gepromoveerd op 9  april 2019. Zijn proefschrift is getiteld Philosophy in Psychiatric Practice. Hij onderzocht de filosofische overtuiging van psychiaters zoals deze naar voren komen in de praktijk. Uit Ralstons onderzoek blijkt dat de diagnostische praktijk van psychiaters niet het klassieke medisch model volgt. Omdat er bij psychiatrische aandoeningen zelden sprake is van één enkelvoudige oorzakelijke theorie zijn er verschillende verklarende perspectieven mogelijk.

Fred Leffers

fred_leffersFred Leffers (1968), informaticus en gezondheidszorgpsycholoog, werkt als behandelaar in de GGZ. In 2007 richtte hij samen met zijn collega-psychologen Thijs Emons en Co Klaver het digitale netwerk “De GGZ laat zich horen” op. Aanleiding was dat hij zich ernstige zorgen maakte over het nieuwe zorgstelsel in de GGZ en de schadelijke effecten daarvan op de professionals en op de kwaliteit van de zorg. Met lede ogen zag Leffers aan hoeveel van zijn collega’s zich uit onmacht terugtrokken op hun werkkamer en zich daar alleen nog bezighielden met het dagelijkse werk.

Leffers strijdt tegen de machteloosheid door zichzelf en zijn collega’s uit te dagen om actief voor het vak op te komen. Via de site en de mailinglijst steunt en inspireert hij bijna 5000 collega’s in het nemen van kleinere en grotere initiatieven die de GGZ gehoord doen worden. Daarnaast schrijft hij artikelen en werkt hij mee aan onderzoek dat de visie van de professional in kaart brengt. Uiteindelijk wil hij bereiken dat de aangeleerde hulpeloosheid van de professionals wordt doorbroken en plaats maakt voor zelfvertrouwen, weerbaarheid en kracht. Het moet in de toekomst niet meer mogelijk zijn dat een beleid wordt uitgevoerd waarvan iedereen op de werkvloer ziet dat het averechts werkt. Daarvoor is in de eerste plaats nodig dat professionals de effecten van het beleid keer op keer in de schijnwerpers zetten en dat zij blijven vertrouwen op hun professionele hart.

Fred Leffers: “We zijn minder weerloos dan we denken. Als we ons vak bedreigd zien, hebben we als hulpverleners de taak de strijd aan te gaan”.

Jos Lamé

jos lam grootJos Lamé (1948) is psycholoog en organisatie-adviseur. Hij was 31 jaar bestuurder van Riagg Rijnmond. In diezelfde periode kreeg hij twintig jaar lang van de hoogleraren Aad de Roo en Jan Moen de ruimte om binnen TIAS (Tilburgs Instituut voor Academische Studies) en de Universiteit van Tilburg met gastdocenten als de professoren Frank Ankersmit, Paul Frissen, Hans de Bruyn, de architect Lars Spuybroek, de filosoof Ger Groot, de bioloog Thijs Goldsmit en anderen een unieke managementopleiding te ontwikkelen: De Stolte Leergang.
Zijn referentiekader is de semiotiek en het procesmanagement. Semiotiek gaat over (de grammatica van) kijken en interpreteren, van “zin” geven. Hij is geïnteresseerd in de sociale dimensie van organiseren. Hoe komen groepen professionals tot betekenisvol handelen in complexe situaties? Hoe verhoudt zich dat tot andere groepen, die langs andere invalshoeken tot andere betekenissen komen? Hoe los je eventuele verstoringen in dat proces op? Hoe verhoudt die manier van kijken zich tot de klassieke, dominante management routines van – wat hij noemt – het “a-sociaal” organiseren?

Het kenmerk van het a-sociale organiseren is volgens Lamé dat de besluitvorming over de vorm en de inhoud van het werk is losgeweekt uit de lokale context waarin de activiteiten plaatsvinden. Zowel de klanten – gebruikers, patiënten, burgers, leerlingen – als de professionals en hun direct leidinggevenden hebben steeds minder invloed op hun eigen situatie. Besluiten worden in dit tijdperk van globalisering op steeds grotere afstand van de werkplek genomen en vervolgens gecommuniceerd in een discours waarin zaken systematisch worden gepresenteerd als: onvermijdelijk, door iedereen gewenst, onbetwistbaar het beste en evidence based.
De implementatie van die besluiten gaat vervolgens op basis van overmacht die steeds meer kan toenemen door de afbraak van de sociale zekerheid. Wie niet meegaat in het discours verliest zijn/haar positie in het systeem. De situatie van het individu, van zowel de klant als van de professional is daardoor toenemend “precair”.
Geert van Istendael wees in zijn Huizinga lezing van 2012 nog eens op de Latijnse oorsprong van dat woord. Precarius betekent onder meer: “door bidden en smeken verkregen” en “van een anders wil afhankelijk”. Istendael waarschuwt voor de relatie tussen de crises waarin we in Europa telkens weer verkeren en de niets ontziende afbraak van een belangrijke Europese kernwaarde: de onderlinge solidariteit.

Als Riagg-bestuurder kwam Lamé een aantal keren volop in de landelijke publiciteit. Thema’s waren o.m.: het doorbehandelen van chronisch psychiatrisch zieke Nederlandse Marokkanen tijdens hun verblijf in Marokko, het niet tekenen van de zogenaamde “Rotterdamse meldcode tegen huiselijk geweld” en het niet gehoor geven aan het overheidsbeleid dat indertijd fusies tussen instellingen verplicht stelde. Algemene noemer was steeds de botsing met het contextloze, a-sociale organiseren. Marokkanen moesten van de Rotterdamse politiek “vergeten” dat zij deels Marokkaan waren en de banden met hun familie verbreken. Voor Lamé is de essentie van sociale psychiatrie juist dat de zorg geboden wordt in de context van de patiënt. Dat bleek voor een klein bedrag in een aantal gevallen zelfs internationaal heel goed mogelijk te zijn.

De zogenaamde Rotterdamse meldcode tegen huiselijke geweld stond voor het omgekeerde. De Rotterdamse politiek suggereerde dat het hier ging om een regionaal initiatief met een inbedding in een lokale context terwijl het hier ging om een vanaf buitenaf opgelegd Amerikaans model dat in heel Europa ingevoerd moest worden. Kritiek op dit model door lokale partijen werd hard de kop ingedrukt door onder meer het ontslag van een bestuurder van Jeugdzorg en de weigering van de gemeente om de Riagg verder te subsidiëren.

Goed professioneel werken kan volgens Lamé alleen in een setting waarin de balans tussen invloeden van buiten en de ruimte voor interne ontwikkelingen door betrokkenen doorgaans als “gezond” worden ervaren. Voor het gezond maken van dat werkklimaat zet hij zich graag op allerlei manieren in.

(foto gemaakt door Tessa Posthuma de Boer)