In de Verenigde Staten is men het er in het algemeen over eens dat de kwaliteit van de leraar de sleutel is tot het verbeteren van het prestatieniveau van leerlingen en studenten. Maar er is geen algemeen plan hoe die kwaliteit te verbeteren.
Marc Tucker, voorzitter van het National Center on Education and the Economy (NCEE) doet al twintig jaar onderzoek naar methoden en praktijk van landen met de beste onderwijssystemen. In zijn artikel Teacher quality: Three views of how to get it bespreekt hij drie strategieën, geschikt voor een efficiënte en effectieve kwaliteitsverbetering op Amerikaanse scholen.
Drie strategieën
Ontsla de slechtste leraren. Als eerste is er de de strategie van Eric Hanushek. Van deze Amerikaanse expert op onderwijsgebied is de wat je bijna een chirurgische ingreep van het probleem zou kunnen noemen afkomstig. Zoek uit wie de vijf procent slechtste leraren zijn en ontsla ze. Degenen die overblijven zijn in staat te presteren op wereldniveau.
Verbeter radicaal de kwaliteit van nieuwe leraren. Ten tweede is er de strategie, ontwikkeld door Tuckers eigen organisatie, Vivien Stewart van de Asia Society en anderen. Bestudeer de strategieën die al worden toegepast door landen met studenten die tot de beste van de wereld behoren en pas ze aan voor gebruik in de V.S. Deze strategieën zijn gericht op de vijver van waaruit de leraren worden geselecteerd. De lat wordt hoger gelegd wat betreft opleiding, toetsen en diploma’s.
Investeer in de mensen die er al zijn. Ten derde is er de strategie van de Engelse emeritus-hoogleraar Dylan Wiliam die zich niet richt op aankomende leraren, maar op degenen die er al zijn. Vaardigheden worden gestaag verbeterd en de leraren die vooruit willen, worden ondersteund in hun ontwikkeling.
Tucker zou het liefst een debat willen met voorstanders van deze radicale opvattingen, zodat beleidsmakers en mensen uit de praktijk hun ambitieuze plannen kunnen evalueren en zich aan elkaar kunnen meten. Zo’n debat had er allang moeten zijn.
Hoe zou zo’n debat kunnen verlopen? Tucker maakt er zich een voorstelling van en concludeert aan het eind welke richting de V.S. zou moeten inslaan.
Hoe het debat zou kunnen verlopen
In zijn essayTeacher deselection wijst Hanushek naar de talloze mislukte plannen ter verbetering van de studentenprestaties en stelt vervolgens een andere aanpak voor. Waarom niet bij het eind beginnen? Bij wat we weten over de schoolpraktijken die een groot verschil maken? Het antwoord hierop is: de leraren.
Kijkend naar de verschillen in prestaties van leerlingen, wordt duidelijk dat het de bekwaamheid van de leraar is die het verschil maakt. De rest is eenvoudige logica.
Laten we dus, aldus Tucker een dimensielijn trekken van bekwaamheid van de leraar, de slechtste vijf procent eruit halen en kijken naar het prestatieniveau van de studenten van de leraren die zijn overgebleven. Die laatsten hebben dezelfde kwaliteit als de leraren van landen met de best presterende studenten. Probleem opgelost. Alles wat we moeten doen voor topprestaties van studenten in de V.S. is, zolang als nodig, elk jaar vijf procent van de leraren ontslaan om het doel te bereiken. Hanushek is tot deze conclusie gekomen door toepassing van een meetmethode aan de hand van de internationale OESO-PISA ranglijst en de prestaties van de tot de top tien van de wereld behorende Canadese studenten en de verschillen met de gemiddelde Amerikaanse leraar en student.
Een nadere analyse van de tweede strategie laat zien dat betere prestaties te danken zijn aan heel goede leraren. Die kwamen er in diverse landen omdat het beroep van leraar daar aantrekkelijk was gemaakt. Aan een loopbaan in het onderwijs kon je status ontlenen. Het salaris ging omhoog, de arbeidsvoorwaarden verbeterd, te vergelijken met andere beroepen van aanzien. De leraren kregen ook autonomie. Al die radicale veranderingen hebben geleid tot een zwaarder selectieproces van jonge mensen die een opleiding in het onderwijs ambieerden.
De landen die bovenaan de ranglijst staan beroepen zich ook op zaken als beheersing van het vak, lessen volgen in didactiek, een hoog universitair niveau van de opleidingen en beurzen aan jongeren die het onderwijs in willen. Het belang van begeleiding van een of twee jaar van beginnende leraren door ervaren leerkrachten wordt ook onderstreept.
De derde strategie, afkomstig van Dylan Wiliam, is het resultaat van degelijk onderzoek naar de bepalende factoren van leraarsvaardigheden. IQ is belangrijk, misschien wel een dominante factor, maar alleen in de eerste drie praktijkjaren. Daarna, zegt Wiliam, is het praktijkdiscipline die telt en dat is niet hetzelfde als ervaring. Iemand kan jaren achtereen lesgeven zonder ooit beter te worden. Praktijkdiscipline is altijd moeilijk, het doet er niet toe hoe goed je bent. De beste violisten en zwemmers hebben het, wetenschappelijke onderzoekers ook. Ze doen de hele tijd hun uiterste best om hun vaardigheden door oefening te verbeteren, al of niet met de hulp van een coach. Verhoging van de kwaliteit kan door ontwikkeling van stimulansen ter verbetering van de vaardigheden van de bestaande leerkrachten en door het oprichten van instituten die ondersteuning kunnen bieden.
Tucker merkt op dat men in de V.S. niet veel ervaring heeft met systemen die leraren steunen die voortdurend bezig zijn zich te verbeteren. Daarvoor is een cultuur nodig die op de meeste Amerikaanse scholen ontbreekt. Het gaat om een transformatie van een cultuur die voorbij gaat aan methoden of capaciteiten. Het gaat om het omarmen van een heel andere visie op wat scholen behoren te zijn en wat het betekent een beroepsleerkracht te zijn.
Ontslag van slecht presterende leraren is niet de oplossing
Voor elke van de drie strategieen is iets te zeggen. Wie heeft bezwaar tegen ontslag van slechte leraren? Als er een manier was om dat fatsoenlijk en op een politiek haalbare manier te doen, zouden we het doen, aldus Tucker: “We zijn dat verplicht jegens onze leerlingen, ouders en belastingbetalers. Maar er is geen enkel beroep dat zichzelf al ontslagend een weg heeft gebaand naar excellentie. Een door mijn organisatie verricht onderzoek heeft aangetoond dat de meest vooraanstaande beroepen over gebrekkige procedures beschikken om de slechtst presterende medewerkers te ontslaan. Men handelt het probleem van de kwaliteit af aan het begin, door toelating te beperken, hoge toelatingseisen te stellen, een hoog niveau van beroepsopleidingen en een intensieve begeleiding van de beste beroepskrachten als de nieuweling eenmaal is aangenomen. Dat zijn dezelfde maatregelen die de best presterende landen treffen om een superieur lerarenkorps te kweken. Mijn bezwaar tegen de analyse en het recept van Hanushek is niet dat we ons moeten ontdoen van onze slechtste leraren, maar tegen het idee dat als we dat doen we denken dat dat de sleutel is tot een eersteklas lerarenkorps. Dat is het niet. Als we zouden doen alsof dat wel zo was, zou dat de dingen alleen nog maar erger maken”.
Wat de andere mogelijkheden betreft, we hebben ze beide nodig volgens Tucker: aankomende en bestaande leerkrachten. Het selecteren en voorbereiden van leraren, maar ook geld steken in permanente ontwikkeling van het bestaande lerarenkorps.
Amerika heeft lange tijd het geluk gehad dat het beschikte over een lerarenkorps van hoog opgeleide vrouwen die weinig kans hadden op een andere loopbaan. Hun verlies was winst voor hun leerlingen. Er zijn er nog velen, maar ze gaan spoedig met pensioen.
Hun opvolgers gaan naar de universiteit en gaan rechten studeren, economie of bouwkunde. Volgens Tucker zou het de Amerikaanse scholen weinig goed doen als ze zich zouden gaan richten op een totaal andere ontwikkeling van hun bestaande leerkrachten:
“Er ontstaat namelijk een urgente situatie, het opdrogen van de vijver waaruit we onze beste leerkachten selecteerden. Ondanks alle redenen die Wiliams aanvoert, vind ik het niet zinvol je uitsluitend te richten op de aankomende leraren omdat het lang duurt alvorens ze een verschil kunnen maken op onze scholen. Er is groeiend bewijs dat praktijkdiscipline, gecombineerd met ervaring, heel goed de vaardigheden kunnen verbeteren van het bestaande lerarenkorps.
Als we voor deze twee strategieën zouden kiezen en gestaag het aantal eersteklas leraren uitbreiden, dan zou het zinvol zijn de slechtste leraren te ontslaan, omdat we dan een groeiend aanbod van prachtige leraren zouden hebben om hun te vervangen. En wat niet minder belangrijk is, is dat we aan jonge mensen en goede bestaande leerkrachten hebben laten zien dat we onze leraren respecteren en dat we hun willen steunen”.
Artikel Teacher quality: three views of how to get it, door Marc Tucker, verschenen op website van Education Week, 14 februari 2013:http://blogs.edweek.org
Marc Tucker schreef het in 2011 verschenen boek Surpassing Shanghai: an agenda for American education built on the world’s leading systems. Een bespreking ervan door Anatoli Rapoport is te lezen op de site van Teacher’s College Record.
Dylan Wiliam schreef het boek Embedded formative assessment (2011) dat gaat over de verhoging van de kwaliteit en permanent streven naar verbetering van het onderwijsniveau en de prestaties van studenten. Website Dylan Wiliam: www.dylanwiliam.net
Website National Center on Education and the Economy waarvan Marc Tucker oprichter en voorzitter is: www.ncee.org
Website Eric Hanushek: http://hanushek.stanford.edu