Skip to main content

Redactie Beroepseer

Politiemensen aan het woord over beroepstrots, waardering en erkenning

Waarom kies je voor werken bij de politie? Wat maakt het vak boeiend? Hoe ervaar je de zwaarte van het beroep en wat merk je van de waardering en erkenning vanuit de samenleving en van je werkgever? Stichting Waardering Erkenning Politie (WEP) praat deze zomer van 2013  met politiemensen over beroepstrots, waardering en erkenning. In aflevering 1 is aan het woord Stefan van Zanten (55), oud-militair en politieman en nu werkzaam bij het programma Versterking Professionele Weerbaarheid van de Nationale Politie.

De eerste aan hem gestelde vraag luidt: Hoe ben jij in het politievak terecht gekomen?
Van Zanten: “Ik ben begonnen als beroepsmilitair. Dat heb ik bijna 20 jaar gedaan. Ik ben onder andere uitgezonden naar Irak tijdens de eerste Golfoorlog en in 1993 zat ik als VN-waarnemer in Bosnië. Daarna heb ik als bureauchef bij de politie in Den Haag gewerkt en vervolgens nog 7 jaar bij de waterpolitie. Sinds drie jaar werk ik als projectleider mentale weerkbaarheid bij het programma Versterking Professionele Weerbaarheid. Ze hebben mij hiervoor gevraagd omdat ik ervaringsdeskundige mentale weerbaarheid ben. Door mijn oorlogservaringen in het buitenland en het politiewerk heb ik ptss gekregen. De ptss is bij mij chronisch, ik ben nog steeds onder behandeling”.

Wat betekent het om chronische ptss te hebben?
“Bij mij dat ik constant alert ben. Ik zit hier in deze kamer bijvoorbeeld zo opgesteld dat ik de deur kan zien, ik weet meteen hoe we weg kunnen komen als er brand uitbreekt. Ingesloten worden, niet wegkunnen, daar krijg ik heel veel stress van. Rond de kerst gingen we winkelen in Londen en dan moet je veel met de metro. Dat was voor mij de hel. Steeds was ik bezig met dingen als: wat zit er in de tas van die persoon, wanneer gaat de deur open, hoeveel mensen komen er nog bij in dit metrostel etc. Heel vermoeiend. Maar dat ik hier last van heb, betekent niet dat ik niet gewoon kan werken en zinvol bezig kan zijn”.

Ben je trots op de Nederlandse politie?
“Ja. Omdat het de enige instantie is die 24 uur per dag in het putje van de samenleving zijn werk blijft doen. Als er een overlast gevende idioot of een dakloze met psychoses over straat loopt, midden in de nacht, is het de politie die hem opvangt en de zorgkanalen instopt. Ik ben heel erg trots op de collega’s die dag in dag uit straatwerk doen en bij nacht en ontij boeven vangen”.

Volgens Van Zanten is de politie te weinig trots op zichzelf. De “hoogste bazen” zouden wel eens wat meer waardering hardop mogen uiten.
Lees het hele gesprek met Stefan van Zanten: Politietop moet waardering collega’s hardop uitspreken, op de site van WEP, juli 2013: www.wep.nu (Interview niet meer beschikbaar op site WEP).

Zorggebruiker protesteert tegen gebrek aan vertrouwen

“Al een tijdje heb ik in de smiezen dat mijn matras niet meer zo lekker ligt. Aangezien ik veel meer dan een gemiddeld mens op bed lig, een bepaalde studentenpopulatie daargelaten, slijt mijn matras sneller dan gemiddeld. Geen idee wat de levensduur van een matras is, maar na acht jaar is mijn matras hartstikke op.
Ik maak gebruik van een speciaal luchtmatras. Dat is nodig omdat ik veel lig en vanwege de kans op fracturen soms een aantal weken aaneengesloten. Vanwege mogelijke decubitus heb ik een indicatie voor een matras dat vergoed wordt via de verzekering.

Nu kon ik 8 jaar geleden gewoon de factuur van het (ook vervangende) nieuwe matras naar de verzekering sturen en kreeg ik deze kosten terug gestort. Die werkwijze is veranderd. Ik start bij de ergotherapeut. Twee vliegen in één klap, dacht ik. Ik kom namelijk al bij mijn ergotherapeut vanwege benodigde aanpassingen aan mijn rolstoel. Van die efficiënte klap bleek geen sprake te zijn. Aangezien dat een speciaal zitspreekuur betreft mogen de ‘lig’ zaken daarin niet besproken worden. Ik kom dus op een andere afspraak om de matras casus te bespreken. Deze gang van zaken kost haar en mij en dus onze samenleving tijd en dus meer geld, maar dat lijkt in deze wereld soms geen snars uit te maken”.

Aan het woord is Anne-Miek Vroom, medisch-socioloog en oprichter van het bedrijf Social Consultancy voor onderzoek, beleid en innovatie in zorg en welzijn. Vroom llijdt aan de zeldzame aandoening osteogenesis imperfecta of broze bottenziekte. In 2012 won werd zij met haar project “De kracht van aandacht” de tweede prijs voor het beste patiënteninitiatief, uitgereikt door de Nationale Zorg Jaarprijs. Dat project is erop gericht met de aandachtstraining Mindfulness de kwaliteit van leven van mensen met diverse fysieke aandoeningen of ziekten te verbeteren.

De aankoop van een nieuw matras door een jonge, werkende vrouw die aan een rolstoel gebonden is, was acht jaar geleden niet moeilijk. Anno 2013 is het heel moeilijk. In haar blog legt Anne-Miek Vroom uit wat er allemaal komt kijken. De oorzaak van al die moeizaamheid is volgens haar een gebrek van vertrouwen, dat meest wezenlijke element van een florerende maatschappij. Maar waardoor is het vertrouwen in elkaar eigenlijk aan het afnemen? Door misbruik van vertrouwen? Wordt het weggedrukt door de opmars van  bureaucratisme? Controleneurose?

Lees de hele blog Het matras door Anne-Miek Vroom, 12 juli 2013: http://anne-miekvroom.nl

Toenemende aandacht voor publieke waarden en goed openbaar bestuur

omslag publieke waardenIn 2009 is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken de Nederlandse code voor goed openbaar bestuur vastgesteld. Deze code bevat een aantal waarden die leidend zouden moeten zijn voor goed openbaar bestuur. De vraag is uiteraard of deze waarden niet alleen op papier, maar ook in de praktijk een grote rol spelen. En is het wel zo simpel om altijd in overeenstemming met alle waarden te handelen, of vergt goed bestuur het maken van lastige afwegingen? Aanvullend is van belang hoe bestuurders, managers en uitvoerders deze afwegingen maken.

In opdracht van het Ministerie hebben drie leden van de onderzoeksgroep Kwaliteit van Besturen van de Vrije Universiteit, Gjalt de Graaf, Leo Huberts en Remco Smulders, onderzoek gedaan naar de wijze waarop door verschillende actoren in de praktijk invulling wordt gegeven aan publieke waarden van goed bestuur. Daarbij stonden drie vragen centraal:

– welke waarden worden in het openbaar bestuur belangrijk gevonden – en meer in het bijzonder binnen een gemeente en ziekenhuis?
– welke spanningen tussen publieke waarden ervaren bestuurders, managers en uitvoerders?
– hoe gaan ze daar in de praktijk mee om?

Het onderzoek laat onder meer zien dat de waarden die een grote rol spelen en de botsingen die ervaren worden sterk samenhangen met de context van iemands functie. Uit de studie komen verschillende waardenconstellaties naar voren.
In de gemeente zien we uitvoerders, voor wie waarden die te maken hebben met responsiviteit, zoals openheid en participatie, een grote rol spelen, en uitvoerders voor wie waarden die te maken hebben met behoorlijkheid, zoals rechtmatigheid, een grote rol spelen.

Op het niveau van het middenmanagement spelen zowel in gemeente als ziekenhuis vooral de waarden van resultaatgericht bestuur zoals effectiviteit en efficiëntie een grote rol. Daarnaast zien we dat in het ziekenhuis de waarden professionaliteit en openheid van groot belang worden gevonden en dat in de top van de organisatie ook verantwoording een grote rol speelt in het werk.

Klik hier voor het volledige onderzoeksrapport in PDF: Publieke waarden – De beginselen van goed bestuur in de dagelijkse praktijk van ziekenhuis en gemeente waarin de aan het Ministerie gedane aanbevelingen. mei 2013: https://beroepseer.nl

Gjalt de Graaf heeft ook meegewerkt aan een grootschalig literatuuronderzoek naar de ontwikkeling van internationaal wetenschappelijk onderzoek naar publieke waarden in de afgelopen decennia. De in mei 2013 gepubliceerde meta-analyse van 397 publicaties over publieke waarden uit achttien verschillende disciplines laat zien dat hoewel er een toenemende interesse en aandacht is voor publieke waarden, er nog veel uitdagingen en onbeantwoorde vragen zijn.
De resultaten van dit onderzoek zijn gepubliceerd in een artikel in The American Review of Public Administration, dat beschikbaar is op de website van Arpa: From Galaxies to Universe: A Cross-Disciplinary Review and Analysis of Public Values Publications From 1969 to 2012: https://journals.sagepub.com/doi/abs/10.1177/0275074013488822

Aanmelden

Wilt u ons steunen? Meld u dan hieronder aan!
Velden gemarkeerd met (*) zijn verplicht. Na uw aanmelding ontvangt u een bevestigingsmail met een bevestingslink. Na bevestiging kunt u inloggen in deze website.

{rsform 4}

De beroepseed voor bankiers als eervolle onderscheiding en als inspiratiebron

De per 1 juni 2013 aangetreden nieuwe voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), Chris Buijink, heeft bij zijn eerste openbare optreden op 24 juni 2013 nadrukkelijk aandacht besteed aan de bankierseed. Hij maakte bekend dat de Code Banken naast de regels voor goed beheer en adequaat risicomanagement zal worden aangevuld met gemeenschappelijke waarden, gedragsregels en tuchtrecht. Banken benadrukken hiermee hun maatschappelijke rol en sluiten aan bij wat de samenleving van banken verwacht. De vernieuwde Code Banken moet per 1 januari 2014 klaar zijn en het tuchtrecht gaat per 1 januari 2015 voor alle bankiers gelden.

“Dit onderwerp heeft hiermee – en met de eerdere koppeling aan de toetsing van bestuurders en commissarissen – eindelijk zijn logische eigenaar (terug)gevonden”, aldus het commentaar van Hans Ludo van Mierlo. In de jaren negentig werkte Van Mierlo als persvoorlichter in de bankwereld. Sinds 2006 is hij actief als bestuurdersadviseur en als spreker op congressen.
Kort voor het uitbreken van de financiële crisis in 2008 publiceerde hij zijn boek Gepast en ongepast geld, waarin hij o.m. pleit voor een “bankierseed”. Hij wordt  hierom wel de “geestelijk vader” van de bankierseed genoemd. Sinds begin 2013 is zo’n eed wettelijk verplicht voor directeuren en commissarissen van alle financiële instellingen in Nederland.

De beroepseed als “eervolle onderscheiding” voor financiële dienstverleners

In het julinummer van het vakblad De Compliance Officer*) staat een interview met Hans Ludo van Mierlo: Persoonlijk leiderschap, daar moet elke verandering het van hebben, waarin hij het heeft over de beroepseed als “een eervolle onderscheiding” voor financiële dienstverleners en zijn wens financiële dienstverleners van binnenuit te veranderen. Hij stelt: “Je moet het vak niet veranderen, je moet de bankier veranderen”. Volgens Van Mierlo “is er nu een eed, maar het veranderingsproces moet nog beginnen. Een eed zou een afronding moeten zijn van dat veranderingsproces”.

Van Mierlo is dankbaar dat de eed er intussen is, maar is nog niet blij: “De eed is lang het best bewaarde bankgeheim geweest. Banken zijn er wat verlegen mee. Ze hebben gaandeweg de indruk gekregen dat die eed niet uit eigen gelederen komt, maar dat hij hen door de strot geduwd is door de politiek als een sanctie. Omdat zij er zelf vanaf het begin niet con amore achter zijn gaan staan, is het initiatief van de eed overgenomen door de politiek. Maar zelfs dat is niet erg. De eed is nu nog meer een eervolle onderscheiding van het beroep van financiële dienstverlener. Door de invoering van de eed is het beroep van financiële dienstverlener gaan behoren tot de categorie van notaris, advocaat, tandarts, psycholoog, Kamerlid, burgemeester, minister. Het zijn allemaal beroepen waarvan wij zeggen: wij vinden jullie beroep zo bijzonder dat wij daar behalve vakkundigheidseisen ook nog een aantal andere eisen aan stellen. Jullie beroep grijpt zo diep in op het leven van andere mensen, dat wij jullie vragen plechtig een beroepseed af te leggen. Het onderstreept onze verantwoordelijkheid. Wij worden geëerd tot die categorie te mogen behoren. Dat moet je dat niet omdraaien en zeggen: wij worden tot een eed veroordeeld”.

De maatschappelijke taak van de financiële sector

De eed dus als eerbetoon en als inspiratiebron voor alle mensen in de financiële sector. Van Mierlo: “Maar dan moeten we hen ook uitleggen wat in onze ogen de maatschappelijke taak is van die financiële sector”.
Van Mierlo verklaart dat we nu …”leven in een ‘volkskapitalisme’. Iedereen is gedwongen deel te nemen aan de wereld van het geld. We zijn allemaal met minstens vijf financiële producten verbonden aan de grote geldstroom. Dat betekent dat de wereld van het geld niet langer een speeltuin voor geprivilegieerde enkelingen is, maar een nutsfunctie voor de hele maatschappij. Ik zie de geldstroom in de wereld graag als de bloedsomloop in het menselijk lichaam. Geld en bloed hier op tafel zijn misplaatst en zelfs een beetje vies, maar in het systeem waar zij hun functie hebben, zijn ze van levensbelang. Bloed moet in je lichaam overal komen, tot in de kleinste haarvaten en heeft overal zijn functie. Soms is er op bepaalde plaatsen wat extra bloed nodig, b.v. als we denken in ons hoofd, als we ons eten verteren in onze maag en als we wandelen in onze benen. Dat is in de maatschappij niet anders. Het regelen van de geldstroom in de maatschappij, het bestemmen van geld, het bevorderen van de gezondheid van de maatschappij, dat is het eervolle werk van de mensen in de financiële sector. Dat vereist dus een hoge mate van financiële hygiëne. Niemand komt op het idee om een vampier directeur te maken van een bloedbank. Daarom moeten we ook goed kijken naar wie we loslaten op onze geldstroom”.

Niet nog meer extra regels voor de financiële sector

Van Mierlo is gekant is tegen invoering van nog meer extra financiële regels die worden voorgesteld in bijvoorbeeld de Tweede Kamer: “Die maken invaliden van financiële dienstverleners. Ze hebben nauwelijks nog vrijheid van bewegen, moeten alles verantwoorden. Goede financiële dienstverlening staat straks gelijk aan geen fouten maken. Dan weet je zeker dat er niets goeds meer gebeurt. Terwijl financiële dienstverlening bestaat uit liefdevolle omgang met de geldstroom, je klanten en het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Als relationeel bankieren niet meer mag, dan kan de computer straks ook een hypotheek verstrekken”.

Een financiële dienstverlener is volgens Van Mierlo niet primair een ondernemer, maar heeft primair een nutsfunctie en een verzorgend beroep: “In mijn boek Gepast en ongepast geld  beschrijf ik een scène van een tuinder, die geld van zijn eigen rekening wil opnemen bij zijn bank. Hij wil 500 gulden om naar Amsterdam te gaan om een jas te kopen. De bankmedewerker vindt 300 gulden wel genoeg. Hij zegt: ‘Daarvan kun je een jas kopen, je lam zuipen en alles doen wat God verboden heeft, maar meer geld krijg je niet van me’. Dat was paternalisme; tegenwoordig spreken we van zorgplicht. Paternalisme past niet meer, maar je realiseren dat je in een dienend beroep zit, past wel degelijk. We zijn financiële dienstverleners”.

Een echt mens ontmoeten

Van Mierlo besluit het interview met een mooi advies om uit de huidige financiële crisis te komen: “Met de eed worden bankiers uitgenodigd hun persoonlijkheid en hun geweten mee in het debat te brengen. Het is nu ook hun verantwoordelijkheid na te denken over hoe we de geldstromen in de wereld op een verantwoorde manier kunnen verzorgen. In de medische sector ligt de verantwoordelijkheid voor de patiënt ook op elk niveau. Als wij de beroepstrots kunnen terugbrengen en de eed op ieder niveau laten afleggen, gaat het geweten en de persoonlijkheid van iedereen meedoen. Ik denk dat de boel er sterker van wordt. In de wereld van goed opgeleide mensen, waar we steeds meer klanten op maat willen bedienen, moet je op elk niveau een echt mens ontmoeten! Bezieling in het werk ontstaat pas als je beroep op de ziel doet. Als de hele sector weer werkt met liefde en toewijding, vind je de kortste weg uit de crisis en plavei je de weg naar de leukste maatschappij!”


*) Hans Ludo van Mierlo: Persoonlijk leiderschap, daar moet elke verandering het van hebben, door José Hooghiemstra, verschenen in De Compliance Officer, juli 2013.
Lees het volledige interview met Hans Ludo van Mierlo (op site van Speakers Academy): https://www.speakersacademy.com/wp-content/uploads/2018/06/publication_2978.pdf

De Compliance Officer is een vier keer per jaar verschijnend tijdschrift van het Nederlands Compliance Instituut (NCI) , samengesteld door en voor compliance professionals. Een compliance officer is een functionaris die veelal bij een financiële instelling is aangesteld om toe te zien op de naleving van wet- en regelgeving binnen de organisatie.
Website Nederlands Compliance Instituut: www.compliance-instituut.nl

Visiedocument Een nieuwe Balans, vertrekpunt  voor gesprekken met de politiek, de toezichthouders, andere professionele belanghebbenden en uiteindelijk de samenleving, Nederlandse Vereniging van Banken, 24 juni 2013: www.nvb.nl (Visiedocument niet meer beschikbaar op site NVB).

Beroepswaarden of marktwerking? Keuze heeft verstrekkende gevolgen voor GGZ

Alan Ralston, psychiater bij de GGZ en woordvoerder van ‘De GGZ laat zich horen’*) heeft een blog geschreven over Vermarkting of verbinding in de GGZ. Daarin wijst hij op de aantasting van de beroepswaarden. De GGZ staat voor een belangrijke keuze. Alan Ralston:
“De deadline nadert. Voor 5 juli moeten de ‘veldpartijen’ in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) eruit zijn over wie er in de specialistische ggz straks het hoofdbehandelaarschap mag voeren, anders beslist de minister. De implicaties van dit besluit zijn verreikend, zowel voor behandelaars als voor cliënten: met name de toekomst van psychotherapie1) is onzeker.

Er zijn meer vragen rond het bestuurlijk akkoord GGZ2): welke cliënten gaan er straks onder die specialistische ggz vallen? Hoeveel worden er dat? Om welke diagnostische groepen gaat het? Het is onzekerheid troef in de ggz, een situatie die sinds de stelselwijziging en de invoering van het DBC-stelsel veel druk zet op grote en kleine zorgaanbieders. Zorgprofessionals3) en cliënten hebben nóg minder grip op de processen. Wie dacht dat de uitspraak van mw. Schippers tijdens de campagne: ‘Niemand zit te wachten op een stelselwijziging’ zou resulteren in enige beleidsrust voor de ggz, komt bedrogen uit, zeker in het licht van de transitie jeugdzorg en de overheveling AWBZ. Maar ja, de minister zei toen ook dat er geen marktwerking is in de zorg, dus we hadden eigenlijk al kunnen weten dat we haar woorden niet letterlijk moesten nemen.

Speltheorie

Wat te doen als de druk op de ketel staat? Gaan we voor het ostentatieve eigenbelang, of voor het belang van het grotere geheel? Een dramatische kernvraag, maar nu eens een keer echt relevant. De situatie heeft kenmerken van het ‘Gevangenendilemma’4) uit de speltheorie. Wie zijn eigen positie veilig wil stellen (voorlopig), speelt het spel volgens het model van de minister, die van het ‘rationele eigenbelang’, het ideologische model dat de grondslag onder ons huidige zorgstelsel is: concurreer met je collega, specialiseer je, onderscheid je van de ander, promoot je USP5), en zorg dat je too big to fail wordt. En vooral: breng je product aan de man. Vermarkt jezelf.

Samenwerken

Dergelijke ideeën gaan al snel over de tafel bij de komende veranderingen, als iedereen een plaatsje op het kleinere speelveld probeert te bemachtigen. Enig ellebogenwerk is daarbij redelijkerwijs wel te verwachten. Wie of wat zal verliezen in dit spel? In het gevangenendilemma geldt dat als alle spelers hun individuele winst proberen te maximaliseren, het resultaat voor de groep als geheel slechter is dan als ze beslissen samen te werken. Interessant is in dit verband dat onderzoek uitwijst dat mensen in de praktijk vaker geneigd zijn samen te werken dan voorspeld op grond van het ‘rationeel eigenbelang’. Zou het kunnen dat miljoenen jaren evolutie ons iets geleerd hebben over samenwerken?

Waarde

Het is de vraag of verheven vergezichten aan de minister besteed zijn, die zelf speler is binnen een groter gevangenendilemma: de 3%-norm van de Europese Unie. In een context waarin deze norm tot totem verheven is, en opbrengsten slechts in termen van economische kosten en baten geschaald worden, is alles van waarde, inherent onkwantificeerbaar immers, weerloos. Of moeten we toch de berekeningen van stal halen, de businesscase maken voor de ggz? Voor elke euro dat u in ons investeert, krijgt u aan maatschappelijke (en productie!) opbrengst het vier- of vijfvoudige terug! De verleiding is groot om ons dit discours eigen te maken, en onze waarde in economische, kwantificeerbare termen te beschrijven, en daarmee onze plaats op het veld te veroveren. Misschien kan het niet anders. Maar wat verliezen we, als we als ggz onze waarde voor de samenleving in economische termen gaan laten bepalen? Cooperate or defect6)?

Alliantie

Maar het kan wel anders. Er zijn ook andere bewegingen zichtbaar rond en op het veld. Naar aanleiding van het eerdere CVZ-rapport vormde zich razendsnel een alliantie van de diverse ggz-beroepsgroepen, -cliënten, en -instellingen, verenigd in hun kritiek op de voorstellen. De belangen en de betrokken beroepswaarden kwamen overeen op dit punt binnen deze groepen: de neuzen stonden dezelfde kant uit. Deze alliantie had effect: de meest recente versie van het rapport7) wordt gezien als een verbetering op het vorige.

Een ander voorbeeld: onlangs was ik bij de manifestatie van de thuiszorg, om te flyeren voor Zorg Geen Markt8) (tip: wilt u veel flyers verspreiden, laat ze dan niet door een psychiater uitdelen. Die gaat met het publiek uitgebreid ouwehoeren over de toestand in de zorg, de wereld en eventuele aanpalende universa en werft aldus maximaal drie leden), en bij de bijeenkomst ‘Fysiotherapie in Nood’9) waarin aandacht werd gevraagd voor de forse administratieve lastendruk voor fysiotherapeuten enerzijds en onvoldoende toegankelijkheid tot fysiotherapeutische zorg anderzijds.

Beroepswaarden

Deze bijeenkomsten bezoeken was op twee manieren verrijkend. Ten eerste werd duidelijker wat de professionals motiveerde om zo’n bijeenkomst te bezoeken, wat in de kern te maken had met aangetaste beroepswaarden: het niet naar behoren kunnen uitoefenen van het vak dat hun lief is. Ten tweede toonde het me hoe versterkend het is om met elkaar de verbinding te zoeken, en dat de weg daarnaartoe juist loopt langs die beroepswaarden: kwaliteit, rechtvaardigheid, toegankelijkheid, solidariteit. Zijn dit niet de overstijgende waarden die ons uit het gevangenendilemma kunnen leiden?

Een laatste voorbeeld. Tijdens een recente bijeenkomst over de situatie bij de Vrijgevestigde Psychotherapeuten kwamen na een uitvoerig en gedegen debat twee strategieën naar voren met betrekking tot de huidige situatie: enerzijds moest de psychotherapie zich beter ‘op de kaart zetten’, marketingstrategieën toepassen, spotjes, de huiskamer in. Anderzijds werd het voorstel gedaan tot een ggz-federatie van de beroepsgroepen: samen sterk, de handen ineenslaan. Een treffende illustratie, naar mijn idee, van fundamenteel andere oplossingen ten tijde van crisis.

Vermarkting of verbinding

Vermarkting of verbinding. Ieder kiest zijn of haar weg in dit spel, maar de uitkomst zal verstrekkende gevolgen hebben voor onze zorg.

Noten en referenties

1) Zie op site Nederlandse Vereniging van vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten: www.nvvp.nl (De Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychotherapeuten (NVVP) en de Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen (LVE) zijn in oktober 2014 gefuseerd in de Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (LVPP)).

2) Bestuurlijk akkoord toekomst GGZ 2013 – 2014, Eerste Kamer, 20 juni 2012: https://www.eerstekamer.nl

3) Reorganiseren en saneren in de vrijgevestigde GGZ? Een pleidooi voor behoud van beroepskwaliteit: http://ggzlaatzichhoren.wordpress.com

4) Het gevangenendilemma (Engels: prisoner’s dilemma) is een begrip uit de speltheorie als voorbeeld van de relatieve voordelen van samenwerken of niet.

5) USP: Unique selling proposition

6) Cooperation: The Foundation of Improvement: http://annals.org

7) Concept Rapport G-GGZ, Deel 2: https://beroepseer.nl

8) Zorg geen markt:  www.zorggeenmarkt.nl (Website is opgeheven) Zie website SP: www.sp.nl/rapport/2008/zorg-is-geen-markt

9) ‘Fysiotherapie in Nood’, door Comité Zorg Geen Markt, Actiegroep Fysiotherapeuten in Nood, april 2013: www.sp.nl/sites/default/files/130401fysiotherapieinnood.pdf

Deze blog Vermarkting of Verbinding is verschenen op de site van Artsennet, 2 juli 2013: www.artsennet.nl (Blog niet meer beschikbaar op site Artsennet/Medisch Contact)

*) Website De GGZ laat zich horen: www.deggzlaatzichhoren.nl (Site is opgeheven per maart 2915).

Andries Baart over kwetsbaarheid en de menselijk maat in zorg en welzijn

Op de site van Sociale Vraagstukken waar wetenschappers en denkers in debat gaan over maatschappelijke kwesties, staan Dossiers die elk een speciaal vraagstuk behandelen. Een daarvan is gewijd aan burgerschap waaraan Andries Baart een bijdrage leverde met Kwetsbaarheid mag meer aandacht krijgen. Baart  is hoogleraar Presentie en Zorg aan de Universiteit van Tilburg en de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht.
Baart schrijft dat “Nederland ronkt van de ideologie van de autonome, krachtige, ondernemende burger die met zelfregie, zelfmanagement en zelfredzaamheid een goede toekomst tegemoet gaat. Voor kwetsbaarheid is geen ruimte meer.

In de nieuwe AWBZ, in de WMO, in Vernieuwd Welzijn, in de gemeentelijke plannen voor de Jeugdzorg, voor de wijkregisseurs, mantelzorgers en gewone burgers: in alle plannen staat het, elke week is er een juichend congres over, de vakbladen schreeuwen het van de daken en de onderzoeksprogramma’s van hogescholen en universiteiten staan in dat teken. Maar de werkelijkheid is minder rooskleurig: dat er kwetsbare en kwetsbaar gemaakte mensen zijn die niet, nooit, aan dit beeld kunnen voldoen, wordt systematisch aan het gezicht onttrokken.

In toonaangevende beleids- en visiedocumenten over ‘kwetsbare mensen’ van de laatste vijf jaar die ik grondig bestudeerde, deed ik een paar opmerkelijke ontdekkingen. Kwetsbaarheid speelt als een inhoudelijk uitgewerkt concept geen rol van betekenis. De centrale begrippen zijn herstel, participatie, rechten, volwaardigheid, ruimte krijgen, eigen regie voeren, zelfredzaamheid, autonomie enzovoort. Voor zover er al sprake is van kwetsbaarheid, gebeurt dat formeel: het bestaat (jammer genoeg) en kent verschillende vormen zoals psychisch, sociaal, fysiek of economisch. Het stelt de zorg voor een lastige, zij het doenlijke, opgave maar is niet constitutief voor de zorg, het ‘maakt’ of ‘vormt’ de zorg niet.

Kwetsbaarheid mag er niet zijn

We zien dat kwetsbaarheid steeds opgevat wordt als het kenmerk van specifieke, met name te noemen groepen, levensstadia en desnoods wijken. Het is in elk geval niet iets van ons allemaal. Kwetsbaarheid wordt als categoriale aanduiding neergezet. Er wordt, ten behoeve van de beleidsvoering, graag en veel onderzoek gedaan welke die groepen zijn, wie in de toekomst ‘de kwetsbaren’ zijn – daar komen overigens altijd dezelfde groepen uit omdat de definitie geen andere toelaat. En er is natuurlijk meteen ook een moderne reflex: meten, in dit geval in de vorm van het volgen van ‘kwetsbaren’ met instrumenten en schalen die kwetsbaarheid en zelfredzaamheid pretenderen vast te stellen. Kun je meteen zien welke aanpak succesvol is en dus subsidiëring verdient: die kwetsbaarheid doet verdwijnen. Kwetsbaarheid is in dit moderne beleidsdiscours iets afkeurenswaardigs, een onwaarde: dat wat er niet zou moeten zijn en als het er wel is, bestreden moet worden.

De opvatting dat kwetsbaarheid ook verbonden is met bijzondere en waardevolle gevoeligheid, met gehechtheid en fragiliteit van wat dierbaar is, komt slechts een enkele keer ter sprake. Dat samenleven met kwetsbaren een maatschappij helpt te humaniseren en belet in de hoogste versnelling voort te jakkeren, zoek je tevergeefs in die geanalyseerde beleidsstukken. Eerder is het omgekeerde aan de orde: kwetsbaren die min of meer mee kunnen jakkeren gelden als volwaardig, vooral als ze dat met een innerlijke overtuiging doen.

Kwetsbaarheid als kostbaar goed verbleekt

Kwetsbaarheid als een brekelijk maar kostbaar goed verbleekt in het optimistische licht van herstel en participatie. Daarmee is de idee van kwetsbaarheid als gewoon, alledaags menselijk noodlot, als een vast basisgegeven van mens-zijn, buiten beeld gedrukt. Kwetsbaar zijn de onfortuinlijke (of slappe) anderen. Overigens wordt kwetsbaarheid opmerkelijk smal ingevuld: dat ongeschoolden, vroegtijdige schoolverlaters en bijvoorbeeld uitgeprocedeerde asielzoekers en illegalen kwetsbaar zijn, wordt niet of hoogst zelden vermeld. De idealen van zelfregie, herstel, participatie zijn op hen niet berekend, net zo min als de gebruikelijke remedies en schaaltjes om hun kwetsbaarheid te meten.

De inzet voor kwetsbare mensen moet allereerst van henzelf komen en vervolgens van familieleden, mantelzorgers en naaste buren. Dan pas van professionele hulp- en zorgverleners. Zelfredzaamheid betekent dan ook niet dat iemand zelfredzaam is, maar vooral dat er geen professional naar hem of haar omkijkt. Programma’s ter vermindering van kwetsbaarheid verschuiven bijgevolg van het zorgdomein naar welzijn.

Kwetsbare mensen betalen een flinke prijs

Voor dat zoek maken van een fatsoenlijk begrip van kwetsbaarheid betalen kwetsbare mensen een flinke prijs: ze worden even gemakkelijk opgejaagd (Eropaf!), gestraft (Lik op stuk) als verlaten (Niet pamperen!) omdat aan hen geen eer te behalen valt. Aan jongeren met een lichte verstandelijke beperking – new speak voor zwakzinnig en debiel – is dit alles treurig genoeg heel goed te illustreren. Kwetsbaarheid is in het huidige zorgdiscours een niet serieus te nemen maar te verdelgen kenmerk. Je zou het niet moeten zijn en je zou het ook niet moeten dulden. Het is welbeschouwd een primitief en onuitgewerkt begrip. Waar in het (Frans of) Engels ‘kwetsbaarheid’ uiteengelegd wordt in zulke concepten als frailty, vulnerability, precariousness en touchability, waardoor gedacht kan worden in nuances, gebeurt dat bij ons nauwelijks.

Toch is het zinvol broosheid, breekbaarheid, hachelijkheid en verwondbaarheid te onderscheiden en ook minder slordig te zijn met het verschil tussen kwetsbaar zijn, kwetsbaar gemaakt worden en feitelijk gekwetst worden of zijn. De diepste laag is de broosheid, een basisconditie die we allen als mens bezitten”.

Lees het volledige artikel: Kwetsbaarheid mag meer aandacht krijgen, door Andries Baart, op site Sociale Vraagstukken, 24 mei 2013: www.socialevraagstukken.nl

Onlangs verscheen van Andries Baart en Christa Carbo het boek De zorgval (uitgeverij Thoeris, Amsterdam) waarin Baart van leer trekt tegen het optimistische WMO-leger dat zelfredzaamheid en eigen kracht stimuleert, maar geen oog heeft voor kwetsbaarheid. Baart pleit voor de ‘presentiebenadering’ om de zorg voor haar eigen val te behoeden. Christa Carbo schetst aan de andere kant aansprekende en intieme portretten van mensen die in de zorgval liepen. Ze laat ook zien hoe het wel kan:  https://thoeris.nl/boek/de-zorgval/

Debatteer mee over digitaal onderwijs

Op de website van Onderwijsfilosofie is een discussie aan de gang over digitaal onderwijs naar aanleiding van een televisie-uitzending van Knevel  & Van den Brink van 29 juni 2013. Daarin vond een debat plaats tussen opiniepeiler Maurice de Hond en SP-Tweede Kamerlid Jasper van Dijk over de Steve Jobsscholen, een initiatief van De Hond. De scholen gaan in het komende schooljaar voor het eerst van start.
De stelling van De Hond – die voorstander is van gebruik van de iPad op school – is dat bestaande scholen “relicten uit het verleden” zijn. Jasper van Dijk vindt het onverantwoord leerlingen bloot te stellen aan een nieuw onderwijsconcept waarvan nog niet duidelijk is of het wel werkt.

Als reactie op deze uitzending publiceerde filosofe Joke Hermsen in de Volkskrant op de dag na de uitzending het artikel We willen een Hannah Arendtschool in plaats van een Steve Jobsschool. Hermsen betoogt: “Juist in het belang van het nieuwe en revolutionaire dat in ieder kind zit, moet het onderwijs conservatief zijn, de culturele traditie bewaren, behoeden en koesteren”.

Simon Verwer is ingehaakt op het debat en heeft een analyse gegeven van de in de uitzending gehanteerde argumenten die in een transcript nog eens na te lezen zijn. Hij nodigt u uit een reactie te geven door de volgende zin te voltooien en in te zenden:… Wat ik van het debat tussen Maurice de Hond en Jasper van Dijk over de (on)zin van Ipadscholen leer is…
Ga voor een reactie naar Digitaal zullen wij leren? Een eerste analyse van de argumenten, op de site van Onderwijsfilosofie, 30 juni 2013: http://www.onderwijsfilosofie.nl/opinie-stukken/digitaal-zullen-wij-leren-een-analyse-van-de-argumenten/ (Niet meer beschikbaar).

Simon Verwer is initiatiefnemer van De Denkfiguren, die verfrissend positieve en doordachte vergezichten zoeken voor de alledaagse onderwijspraktijk. Zie: www.denkfiguren.nl (Site is opgeheven). Zie Beschouwingen van de denkfiguren: https://www.onderwijsfilosofie.nl/beschouwingen/ (Niet meer beschikbaar)

We willen een Hannah Arendtschool in plaats van een Steve Jobsschool, door Joke Hermsen, de Volkskrant, 30 juni 2013: www.volkskrant.nl

Lees ook: De digitale heilstaat van Maurice De Hond, door Hans Schnitzler, op site Sociale Vraagstukken, 1 juli 2013: www.socialevraagstukken.nl