Skip to main content

Redactie Beroepseer

Ergens bij willen horen

Jaap Boonstra vraagt zich in zijn blog Sense of belonging af… “waarom nog zoveel mensen pleiten voor het creëren van een ‘sense of urgency’ als het om veranderen gaat. Dit denken is achterhaald. In onze huidige tijd gaat het om het creëren van verlangen en een ‘sense of belonging’.

In veel managementboeken lees je dat het nodig is om een urgentiebesef te creëren voordat mensen willen veranderen. In de vorige uitgave van Managementboek magazine stond een interview met John Kotter. Die heeft er zelfs een heel boek aan gewijd. De heersende gedachte is dat mensen alleen onder druk willen veranderen. Mensen moeten oude zekerheden loslaten en daarbij moeten ze geholpen worden. Het creëren van urgentie om anderen te veranderen, is een achterhaalde gedachte. Alles is al in beweging. Organisaties veranderen doorlopend. De ene reorganisatie is nog niet voorbij of de volgende wordt alweer aangekondigd. Door de economische malaise is er eerder een te groot besef van urgentie en onzekerheid waardoor verlamming optreedt en veranderingen stagneren.

Het boek van John Kotter over urgentie is achterhaald, net zoals zijn boek met acht stappen om van veranderingen een succes te maken. Het zijn denkbeelden uit de vorige eeuw. Toen bleven mensen nog hun hele leven bij één baas. Toen waren bedrijven weinig flexibel en overwegend georganiseerd op bureaucratische principes. Toen bestond er nog een eenduidige hiërarchie. Toen werd er nog geluisterd naar de baas, of men deed in ieder geval alsof. Toen was veranderen een opgave voor managers die alles in het werk stelden om planmatig veranderingen door te voeren. De tijden zijn veranderd. Veranderen is niet langer voor anderen. Bedrijven zijn minder star dan voorheen. De arbeidsmarkt is flexibeler dan ooit en het aantal zelfstandig werkenden groeit met de dag. Het nieuwe werken leidt een grotere afstand tussen bedrijf en werknemer en draagt soms bij aan vervreemding. De huidige tijd is wispelturig, spannend en uitdagend. Daar past geen geplande en van bovenaf opgelegde verandering bij. Mensen willen best veranderen, maar niet langer veranderd worden.

Laten we stoppen met die onzin dat managers urgentiebesef moeten creëren om veranderingen mogelijk te maken. Natuurlijk, als een bedrijf in crisis verkeert, is het zaak om open en eerlijk te vertellen hoe het er voor staat. Leiders in verandering zullen een crisis altijd aangrijpen om veranderingen door te voren. Een crisissituatie kan een aanleiding zijn voor verandering maar het is geen vóórwaarde voor verandering. Een duidelijke toekomstvisie is dat wel. Minstens zo essentieel is de klantwaarde die het bedrijf wil leveren. Bedrijven die succesvol zijn in diepgaande veranderingen hebben helder voor ogen wie hun klanten zijn, wat de behoeften zijn van deze klanten en hoe ze daaraan invulling kunnen geven. Het gaat bij veranderen niet om het organiseren van een crisis, maar om het organiseren van verlangen.

Maar zelfs met het organiseren van verlangen zijn we er niet. In onzekere tijden is er een toenemende behoefte om ergens bij te horen. Het gaat niet om ‘sense of urgency’, maar om ‘sense of belonging’. Organisaties met teveel crisisgevoelens hebben lage overlevingskansen. Ze raken op drift. In onze tijd gaat om het creëren van werkgemeenschappen waarin mensen het gevoel hebben dat ze erbij horen en een zinvolle bijdrage leveren. Het gaat erom mensen te verbinden waardoor ze samen een aanlokkelijke toekomst kunnen realiseren. Bedrijven met een helder toekomstbeeld en een krachtig samenhorigheidsgevoel hebben in onzekere tijden de beste kansen om te overleven”.

Sense of Belonging, door Jaap Boonstra, 3 november 2013: www.jaapboonstra.nl
Jaap Boonstra is wetenschapper, bestuurder, adviseur en hoogleraar Organisatieverandering aan de Universiteit van Amsterdam.

Net als bij banken ook perverse prikkels in de wetenschap

Onderzoekers worden veel te veel opgejaagd om resultaten te publiceren. Onder biotechnologen is het een vuistregel dat de helft van al het gepubliceerde onderzoek niet repliceerbaar is, en sommige Chinese onderzoekers krijgen zelfs geldbonussen uitgekeerd wanneer ze een Engelstalig toptijdschrift halen. Prikkels in de wetenschap zijn net zo pervers als bij banken.
Dat zegt Frank Miedema, decaan van het UMC Utrecht in een interview met de Volkskrant van 7 november 2013.

Het is zeldzaam dat een universiteitsbestuurder zich in zulke felle bewoordingen uitlaat over het functioneren van het wetenschappelijk bedrijf. Met gelijkgestemden startte Miedema de beweging Science in Transition, die een ommekeer wil teweegbrengen.

De verleiding om ook een flutpromotie goed te keuren omdat het onderwijsinstituut anders 90 duizend euro misloopt, is te groot, vindt Miedema. “De overheid betaalt de universiteit per afgestudeerde en per promotie. Het is sturing op kwantiteit, niet op kwaliteit. Ditzelfde gebeurt bij de wetenschappelijke tijdschriften. Onderzoekers moeten zo vaak mogelijk publiceren in toonaangevende tijdschriften; de inkomsten van de onderzoeksgroep en het eigen carrièresucces zijn daar direct van afhankelijk.’ Ook bij publicaties in gerenommeerde bladen als Science en Nature gaat het mis, volgens Miedema. De peer review, waarbij vakgenoten een studie keuren vóór publicatie, schiet ook bij die bladen te kort. ‘Met een studie van matige kwaliteit kun je Science of Nature halen, zolang het maar een spectaculaire claim is over een onderwerp dat in de mode is.”

Nederige houding media

Miedema hekelt ook de nederige houding van de media ten opzichte van wetenschap. Volgens hem worden wetenschappers te weinig kritisch ondervraagd. “Wetenschappers zijn net mensen: ze hebben zuivere motieven, maar ook minder zuivere motieven. Een onderzoeker die in het Journaal pleit voor de invoering van een vaccin doet dat vast omdat hij denkt dat dit goed is voor de volksgezondheid. Maar zijn eigen carrière speelt op de achtergrond ook mee. Want dit is ‘mijn vaccin waar ik jarenlang aan heb gewerkt en ik wil nu eindelijk thuis tegen mijn partner kunnen zeggen dat al die avonden in het lab niet voor niets waren’. In de zakenwereld of in de politiek snapt iedereen dondersgoed dat dergelijke motieven zwaar meewegen, maar op de een of andere manier geloven we dat wetenschappers er immuun voor zouden zijn. Het is de hoogste tijd om die mythe door te prikken.”

De decaan pleit met zijn initiatief voor ‘minder sturen op kwantiteit en meer op kwaliteit’. “Dat klinkt als loos managersjargon, maar bij het UMC Utrecht maken we hier serieus werk van. Als wij aanvoelen dat een van onze onderzoekers tien jaar nodig heeft omdat hij dan misschien wel iets echts belangrijks gaat ontdekken, dan geven we hem tien jaar. Is zo’n oordeel subjectief? Ja, dat is inderdaad heel subjectief. Maar het werkt een stuk beter dan iemand opjagen om vooral snel resultaten te publiceren, waardoor hij zich ook nog eens alleen aan onderzoek zal wagen waarvan hij direct resultaten verwacht.”

Prikkels in wetenschap net zo pervers als bij de banken, 7 november 2013, de Volkskrant: www.volkskrant.nl

Zie ook Blogs Beroepseer: Science in Transtion debatteert over een nieuw wetenschapssysteem voor de 21ste eeuw, 22 september 2013: https://beroepseer.nl

Gevolgen van gepieker over het werk risicovol voor gezondheid

Het publiekssymposium Stress in het brein van 1 november 2013 in Leiden had als thema de oorzaken en gevolgen van stress in een mensenleven: van baby tot bejaarde.
Een van de wetenschappers die een lezing gaf op het symposium was dr. Bart Verkuil, universitair docent sectie klinische, gezondheids- en neuropsychologie aan de Universiteit van Leiden. Hij sprak over werkstress en gezondheid en stelde de vraag of wij ziek kunnen worden van gepieker.

In haar artikel Gepieker is niet onschuldig en vraagt aanpak schrijft Anette Karimi dat veel Nederlanders momenteel piekeren over hun werk of hun baan al hebben verloren. Deze stress kan wel degelijk kwaad, ondanks sommige berichten dat “stress gezond is”. Houdt stress aan – en daarbij de overmatige aanmaak van stresshormoon cortisol – treedt schade op in onze hersenen, waarschuwen wetenschappers. Met mogelijk vergeetachtigheid, concentratieverlies, aantasting van beslisvaardigheid, en uiteindelijk zelfs schade aan hart en vaten.

“Een risico voor veel mensen in deze tijd: een op de acht werknemers heeft burnoutklachten, en de nummer 1 oorzaak voor uitval op het werk zijn psychische klachten onder dertigers”, vertelt Bart Verkuil: “75 procent van de mensen piekert op zondagavond over de komende werkweek, en 38 procent piekert dagelijks. Bij gepieker staat de stressreactie voortdurend aan. Zelfs in rust.”

(Chronische) piekeraars en burnout-patiënten komen bij de GGZ-psycholoog voor behandeling. “Ik denk dat het gepieker zal toenemen. Vooral mensen die werkloos (dreigen te) raken lopen een hoog risico. Maar ook mensen die een hoge werkdruk hebben, een conflict hebben met collega’s of chef, en/of geen erkenning ervaren op hun werkplek.”

Cruciaal is hoe we denken. “Gedachten bepalen ons gevoel. Recent onderzoek toont aan dat we 47 procent van de tijd aan het dagdromen zijn en zijn we niet bezig met het hier en nu. Als dat negatieve gedachten zijn, dan ga je je ook zo voelen.”

Het goede nieuws is dat er dus ook iets tegen te doen valt. “Als iemand zegt: ‘Ik ben gestressed, dat komt door mijn baas die me kapot maakt’, gaat het vaak om perceptie van diegene van de baas. Dus door perceptie en gedachten te veranderen kan je gepieker tegengaan. Dat is te leren. Het goede nieuws is dat hersenen bij jonge mensen zich weer kunnen herstellen bij voldoende rust. Bij oudere mensen gebeurt dat minder snel.”

Met steeds minder baanzekerheid, is het belangrijk om de jongste generatie te leren hoe je stress en gepieker kan voorkomen. “Van mij mag het vak mentale weerbaarheid gegeven worden, waarin jongeren vaardigheden leren tegen gepieker.”

Zie: Gepieker is niet onschuldig en vraagt aanpak, door Anette Karimi in Metro, 4 november 2013: https://www.metronieuws.nl/binnenland/2013/11/gepieker-is-niet-onschuldig-en-vraagt-aanpak (Niet meer beschikbaar op Metronieuws)

Het symposium was georganiseerd door Leiden Institute for Brain and Cognition(LIBC), Zie voor deelnemende wetenschappers en onderwerp van hun lezing: https://www.libc-leiden.nl/former-symposia/item/132-stress-in-het-brein (Niet meer beschikbaar). Website van Leiden Institute for Brain and Cognition(LIBC) is: www.universiteitleiden.nl/sociale-wetenschappen/libc

Bart Verkuil schreef met Arnold van Emmerik het boek Omgaan met stress en burnout, verschenen in 2007 bij Bohn Stafleu Van Lochem.

Leraren in actie start burgerinitiatief voor kleinere schoolklassen

De onderwijsvakbond Leraren in actie (LIA) is van mening dat er nu eindelijk iets moet gebeuren aan de klassen die steeds groter worden. Hoe meer bezuinigingen des te groter de klassen. Dit geldt  voor het primair, speciaal en voortgezet onderwijs. LIA gaat nu echt actie ondernemen via het burgerinitiatief*):

“Door middel van een burgerinitiatief willen we de Tweede Kamer dwingen ervoor te zorgen dat er een maximum aantal leerlingen per klas van overheidswege wordt vastgesteld.

LIA stelt de Tweede Kamer voor om onmiddellijk maatregelen te nemen tegen de overvolle klassen. Het maximum aantal leerlingen per klas in het regulier onderwijs moet door de regering met ingang van het schooljaar 2014-2015 worden teruggebracht naar 28. Vervolgens moet dit met een stappenplan van drie jaar worden afgebouwd naar maximaal 24. U kunt de volledige tekst van het burgerinitiatief lezen op de speciaal hiervoor ingerichte website van stopdeovervolleklassen

De officiële lancering van het burgerinitiatief zal maandagochtend 28 oktober om 10.00 plaatsvinden. Vanaf dat moment kunt u het ook meteen online ondertekenen. Voor een uitgebreide motivering voor dit burgerinitiatief verwijzen wij u naar de tekst van de aan de Tweede Kamer gerichte brief.

Het is merkwaardig dat terwijl zo ongeveer iedere leraar uit eigen ervaring weet dat een klas van zo ongeveer 20-24 leerlingen het beste werkt, door bijvoorbeeld staatssecretaris Dekker (maar ook door verschillende onderwijskundigen) met grote stelligheid wordt volgehouden dat het niet uitmaakt. Misschien moeten zij eens ergens een goede groepscursus gaan volgen, bijvoorbeeld Frans bij de Alliance Française, zie daar punt 10. De maximale groepsgrootte is 14 cursisten.

In het Burgerinitiatief stellen wij dat klaslokalen moeten voldoen aan de Arbo-normen. Vreemd genoeg gelden die normen uitsluitend voor nieuwere schoolgebouwen. Voor de scholen die voor 01-01-2010 zijn gebouwd of gerenoveerd mag de werkgever volstaan met een plan van aanpak. Wij vinden dat alle leerlingen recht hebben op een klaslokaal dat aan deze normen voldoet. Hierop zou de inspectie regelmatig moeten controleren.

De oppervlaktenorm is minimaal 2m² per leerling. In de wat oudere lokalen worden wel 30 leerlingen plus een leraar op 40m² geperst. De norm voor het binnenklimaat is een CO2-concentratie van maximaal 1200 ppm voor bestaande gebouwen en maximaal 950 ppm voor nieuwbouw. In veel lokalen wordt binnen een uur de dubbele hoeveelheid gemeten. Dat betekent hoofdpijn in de loop van de dag.

Om dit Burgerinitiatief rechtsgeldig te maken is het nodig dat tenminste 40.000 volwassen Nederlanders online hun handtekening zetten. Wij vragen iedereen om de link naar dit initiatief door te geven aan collega’s, vrienden, ouders en anderen die het onderwijs een warm hart toedragen”.

*) Binnen een week na de start van het burgerinitiatief op 27 oktober 2013 hadden 7000 mensen het initiatief ondertekend. Op 5 november is het aantal gestegen tot 20.000. LIA wil er eind november 40.000 hebben. Dan moet het initiatief als punt op de agenda van de Tweede Kamer geplaatst worden.

Site van LIA: www.lerareninactie.nl

Stop de overvolle klassen: www.stopdeovervolleklassen.nl

Leraren in actie (LIA) biedt op dinsdag 10 december 2013 om 13.00 uur het Burgerinitiatief aan de voorzitter van de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven aan. Eindstand: 46.928 ondertekenaars.

U P D A T E

Plenair debat in de Tweede Kamer in Den Haag in het bijzijn van staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs, op woensdag 2 april 2014 om 10.15 uur: Burgerinitiatief Stop de overvolle klassen (33887, nr. 1). Meer info op: www.tweedekamer.nl/nieuws/kamernieuws/newspage2557_burgerinitiatief_tegen_volle_klassen

 

Ranglijsten van ziekenhuizen hebben ongewenste effecten: o.m. inperking ruimte van de werkvloer

Elk jaar is het weer zover: het ranglijsten-seizoen. Kort na elkaar worden de AD- en de Elsevier-lijst gepubliceerd met de beste ziekenhuizen. En elke keer is het spannend voor ziekenhuizen wie de stijgers en de dalers zijn, wie er bovenaan staat en wie aan de onderkant. Boven- of onderaan staan maakt uit en elk jaar is er weer veel aandacht voor wie het goed doet en wie slecht. Maar er is ook veel kritiek, want de lijsten verschillen elk jaar sterk en wie ze onderling vergelijkt ziet ook grote verschillen; de plaats op de lijst lijkt eerder toeval dan iets te zeggen over de kwaliteit van zorg. Wat ziekenhuizen nu precies doen met de lijsten, daarover is weinig bekend.

Het afgelopen jaar deed het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG) onderzoek naar de wijze waarop ziekenhuizen omgaan met ranglijsten. Onderzoekers liepen enkele maanden in ziekenhuizen rond. In totaal werden drie ziekenhuizen onderzocht in druk bevolkt stedelijk gebied en meer landelijk gebied. In deze ziekenhuizen is met alle lagen van de organisatie gesproken, zijn observaties gedaan van bestuurstafel tot administratieve- en verpleegafdelingen, en werden relevante stukken bestudeerd.

Registraties botsen vaak met zorgproces

Het blijkt dat ook ziekenhuizen ambivalent staan tegenover de lijsten. Enerzijds wordt de betrouwbaarheid ervan sterk betwijfeld en blijken ranglijsten ook niet erg van belang voor contacten met patiënten, verzekeraars of inspectie. Maar toch wordt er intensief gewerkt om hoger op de lijst te komen en zo de reputatie van het ziekenhuis te verbeteren. En hoger op de lijst komen betekent in de eerste plaats: zorgen dat handelingen geregistreerd worden. Ziekenhuizen investeren dan ook veel in informatiesystemen en in het trainen van medewerkers om registraties uit te voeren. Registratie is overigens geen eenduidig proces maar behoeft steeds interpretatie en aanpassingen. Registraties botsen bovendien vaak met het zorgproces, waardoor zorgprofessionals zich gedwongen zien keuzen te maken. Bijvoorbeeld tussen registreren of meer tijd met de patiënt doorbrengen.

Ziekenhuizen leren tegelijkertijd ook van alle registraties en zetten verbeteringen in op die onderdelen die gemeten kunnen worden, en waar zij slechter op scoren dan anderen. Maar dat gaat ook soms ten koste van niet-meetbare aspecten van zorg en genereert ook veel “perverse” effecten. Met name de volume-indicatoren hebben allerlei bijwerkingen; behalve concentratie van zorg kunnen zij bijvoorbeeld leiden tot het sneller uitvoeren van operaties.

Een belangrijk effect van de ranglijsten en de indicatoren waarop zij zijn gebaseerd is bovendien dat kwaliteit steeds meer centraal wordt gestuurd. Dat gaat ten koste van allerlei bottom up-kwaliteitsinitiatieven. Kwaliteit wordt daarmee bovendien iets van de centrale afdelingen en minder van de werkvloer. Hoewel het zeker goed is dat de Raad van Bestuur meer betrokken raakt bij kwaliteit van zorg, zullen ziekenhuizen een manier moeten vinden om de professionals op de werkvloer meer ruimte te bieden.

Zie: Ranglijsten veranderen ziekenhuizen, op website van instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG): www.bmg.eur.nl (Niet meer beschikbaar op site iBMG; iBMG heet per 1 september 2017 Erasmus School of Health Policy & Management ((ESHPM)

Klik hier voor The performativity of rankings – On the organizational effects of hospital league tables, door Julia Quartz, Iris Wallenburg, Roland Bal, november 2013: https://beroepseer.nl

Huisartsen willen onafhankelijk onderzoek naar optreden AMC, IGZ en OM in de zaak Tuitjenhorn

VP Huisartsen, de beroepsvereniging van praktijkhoudende huisartsen, wil dat minister Schippers een extern onafhankelijk onderzoek laat verrichten naar de wijze waarop het AMC, de IGZ en het OM de zaak tegen de Tuitjenhornse huisarts Tromp hebben aangepakt.

De huisartsen willen weten waarom het AMC zonder hoor en wederhoor haar huisartsopleider aangaf bij de IGZ. En waarom het IGZ zonder contact met de huisarts direct het OM inschakelde.
De huisartsenvereniging vraagt zich af of het OM zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de risico’s van haar optreden tegenover een uiterst kwetsbare huisarts. Sinds het eerste verhoor van het OM had hij een suïcidaal ziektebeeld ontwikkeld en in verband daarmee was hij een aantal dagen in crisisopvang.

“We vinden dat de keuzes die AMC, IGZ en OM hebben gemaakt moeten worden verantwoord. Het gaat om transparantie en toetsbaarheid, net zoals dat van (huis)artsen wordt geëist. Het gaat om patiëntveiligheid, in dit geval van de zorgverlenende huisarts”, aldus de woordvoerder van VPHuisartsen.

Volgens VPHuisartsen is overigens de essentiële vraag nog steeds niet beantwoord: hoever mag een behandelend (huis)arts in acute (terminale) noodsituaties afwijken van de richtlijnen en protocollen voor de zorg rond het levenseinde, zonder het risico te lopen met de IGZ of het OM te maken te krijgen? Zowel voor de samenleving als voor (huis)artsen en andere zorgverleners is een helder antwoord van groot belang voor een veilige en verantwoorde zorgpraktijk, stelt de vereniging van praktijkhouders.

Persbericht n.a.v. verzoek om onafhankelijk onderzoek Tuitjenhorn, VP Huisartsen, 2 november 2013: www.vphuisartsen.nl/persbericht-tuitjenhorn/

(Brief aan de minister is niet meer beschikbaar op site van VP Huisartsen).

U P D A T E

Brief aan VWS inzake start onafhankelijk onderzoek Tuitjenhorn, VP Huisartsen, 2 april 2014: www.vphuisartsen.nl

Hoe vind ik werk dat bij me past?

roman krznaric 2Hoe vind ik werk dat bij me past? Zit je zonder werk of ben je toe aan een nieuwe baan? Roman Krznaric reikt in zijn lezing, op video opgenomen in de Union Chapel van Londen, vijf manieren aan waarmee je van loopbaan kan veranderen. Ze helpen je in het labyrinth van mogelijkheden de juiste keuze te maken. Voorop daarbij staat dat je je eigen talenten, kwaliteiten en passie inzet in je werk.

Gebleken is dat zestig procent van de werkende bevolking zegt geen voldoening te vinden in het werk. Toch blijven we hangen en ontbreekt de moed op zoek te gaan naar ander werk. Een van de oorzaken daarvan is dat we liever geen risico’s nemen, een andere is dat we teveel keuze hebben. De huidige tijd kent wel 12.000 soorten werk, vroeger waren er dertig.

Een manier om de angst voor loopbaanverandering te overwinnen is ons voor te stellen dat het leven een experiment is waarin we risico”s moeten nemen, willen we niet verstarren en spijt krijgen van de dingen die we nooit hebben gedaan. De beste manier om zinvol werk te vinden is een “radicaal sabbatical jaar” nemen. Dat wil zeggen: allerlei beroepen en soorten werk proberen. Dat is het tegendeel van eerst een plan maken en dat vervolgens uitvoeren.

Krznaric voert ene Laura als voorbeeld op in zijn toespraak. Ze probeert dertig soorten werk in een jaar tijd. Tot haar eigen verrassing komt ze tot de ontdekking dat ze het erg naar haar zin heeft op een advertentiebureau.
Maar, om te kunnen experimenteren hoef je niet op een maandagmorgen drastisch ontslag te nemen, je kunt ook experimenteren in je huidige baan.
Ontgoochelde bankiers kunnen bijvoorbeeld in het weekeind yogalessen gaan geven, of anderen helpen een webshop te beginnen. Kleine veranderingen leiden soms tot grote resultaten.

Video Roman Krznaric: How to Find Fulfilling Work. Duur 14.49 min.

Krznaric geeft cursussen over carrièreverandering bij de School of Life in Londen. Zie www.romankrznaric.com

In 2012 verscheen van Krznaric bij de Arbeiderspers de vertaling van het boek How to Find Fulfilling Work: Werk vinden dat bij je past. Het boek is een deel in de serie over praktische filosofie onder redactie van filosoof Alain de Botton, oprichter van The School of Life: www.theschooloflife.com

Op 15 november 2013 komt Krznaric naar Amsterdam voor de presentatie van zijn nieuwe boek in Nederlandse vertaling bij uitgeverij Ten Have: De wonderbox – verrassende geschiedenislessen in levenskunst.
Op 26 november 2013 neemt Krznaric deel aan een debat in De Rode Hoed in Amsterdam over liefde en huwelijk.

 

Korpschef Gerard Bouman van de Nationale Politie blogt over etnisch profileren

Korpschef Gerard Bouman van de Nationale Politie legt in zijn weblog Zonder onderscheid het verschil zien uit waarom hij het fundamenteel oneens is met de conclusie van het rapport van Amnesty Nederland waarin staat dat de politie zich etnisch zou profileren, dat het zich niet beperkt tot incidenten en ook steeds vaker voorkomt. Hij stelt dat dergelijke uitspraken “onze kernwaarde integriteit ter discussie stellen en onze professionaliteit in twijfel trekken. Dat alles vraagt om een helder weerwoord”:

Zonder onderscheid het verschil zien

Amnesty zorgde de afgelopen dagen voor behoorlijk wat beroering met een rapport over etnisch profileren door de politie. De Nationale ombudsman deed daar – althans zo meldt de krant – een schepje bovenop: discriminatie van minderheden zit in de politiecultuur. In Buitenhof hield de ombudsman de politie naar aanleiding van een televisiereportage voor dat zij soms losse handen heeft als het om allochtonen gaat.
Elke onafhankelijke organisatie of instantie die ons doen en laten scherp in ogenschouw neemt, mag op de waardering van mij als korpschef rekenen. De bril van een ander kan immers altijd een verhelderende blik opleveren. Daarbij treden wij ook lastige en wellicht confronterende thema’s als etnisch profileren met open vizier tegemoet. De uitspraken van Amnesty en ombudsman vormen daarop geen uitzondering.

Uit volle overtuiging ga ik dit debat aan. De beschuldiging dat de politie meer dan incidenteel – metandere woorden structureel – etnisch profileert en zelfs discrimineert, raakt mij namelijk diep. Dat ondermijnt het wezen van de politie. In verbinding staan met alle burgers en het vertrouwen hebben van de hele samenleving is essentieel voor ons functioneren. Dergelijke uitspraken stellen onze kernwaarde integriteit ter discussie en trekken onze professionaliteit in twijfel. Dat alles vraagt om een helder weerwoord.

Wat is etnisch profileren eigenlijk? Het Europees Netwerk Tegen Racisme geeft de volgende definitie. “Politie en andere rechtshandhavers maken gebruik van etnisch profileren wanneer zij personen als verdacht beschouwen omwille van wie ze zijn, hoe ze eruitzien of waar ze bidden, in plaats van wat ze hebben gedaan.” Dit verschijnsel kan zich onder meer voordoen als politieagenten besluiten wie zij staande houden voor bijvoorbeeld identiteitscontrole, ondervraging, fouillering of arrestatie.

Op etnische kenmerken burgers selecteren, is juridisch en moreel gezien volstrekt verwerpelijk. Daar mag wat mij betreft geen enkele twijfel over bestaan. Iedereen binnen ons korps ging bij de politie om onrecht te bestrijden. Desnoods met gevaar voor eigen leven. Iemand louter selecteren op grond van afkomst druist lijnrecht in tegen dat rechtvaardigheidsgevoel. Het is niet integer en niet professioneel. En ook nog eens contraproductief: etnisch profileren levert geen betere resultaten op en kan individuele burgers en bevolkingsgroepen afstoten, die wij bij de bestrijding van criminaliteit hard nodig hebben.

Maken wij ons dan nooit schuldig aan etnisch profileren? Natuurlijk wel. Alleen al statistisch gezien is het volstrekt uitgesloten dat 63.000 medewerkers allemaal vlekkeloos te werk gaan en nooit inschattingsfouten maken. In onze multiculturele samenleving ligt etnisch profileren bovendien vrijwel dagelijks op de loer. Zeker omdat wij voortdurend op het scherpst van de snede keuzes moeten maken, waarbij etnische aspecten regelmatig een rol spelen. Ik ben het echter fundamenteel oneens met de suggestie dat de politie structureel en in toenemende mate etnisch profileert. Zo’n krachtige aantijging zie ik graag met bewijzen onderbouwd. In het Amnestyrapport lees ik genoeg suggesties, veronderstellingen en verwijzingen naar buitenlandse onderzoeken, maar niets dat mij overtuigt van dit standpunt. Niets wat aantoont dat de Nederlandse politie steeds meer racistische neigingen zou vertonen.

De Universiteit Twente publiceerde eind 2011 het onderzoek Proactief handhaven en gelijk behandelen. Dat onderschrijft dat de politie jongeren uit etnische minderheden niet stelselmatig anders behandelt. Als ze vaker met de politie in aanraking komen, ligt de verklaring in hun gedrag of de groep waarin ze zich bevonden. Zij brengen ook meer tijd op straat door dan andere jongeren. De onderzoekers constateerden incidenteel ongelijke behandeling, maar stelden vast dat de politie zich bij proactieve handhaving overwegend laat leiden door voor ons werk relevante criteria, zoals hanggroepsgedrag en tekenen die wijzen op criminaliteit.

De commotie over etnisch profileren baart mij zorgen. Deze beeldvorming doet iedere politiemedewerker ernstig tekort en maakt onze complexe taken in onze complexe samenleving bepaald niet eenvoudiger. De maatschappij verwacht dat wij proactief optreden. Dat betekent onderscheid maken. Bijvoorbeeld door op straat nauwlettend naar afwijkend gedrag te kijken. Op grond van talloze factoren, zoals locatie, tijdstip, voertuig, leeftijd en gedrag van personen. Of recente gebeurtenissen en veiligheidsontwikkelingen in een specifieke wijk.

Al deze factoren kunnen meespelen of doorslaggevend zijn bij het besluit om de ene persoon wel aan te spreken en een ander niet. Essentieel is dat wij altijd kunnen onderbouwen en uitleggen waarom wij zo’n keuze maken. Natuurlijk begaan wij daarbij achteraf gezien inschattingsfouten, die sommige burgers begrijpelijkerwijs kunnen ervaren als etnisch profileren. Onder meer via opleidingen investeren wij daarom voortdurend in kennis en inzicht: wat eist werken in een multiculturele samenleving?

Daarbij komt dat de politie criminaliteit gericht probeert tegen te houden en op te sporen op locaties waar dit het meeste effect sorteert. Bijvoorbeeld sociaal zwakkere buurten met relatief veel criminaliteit en overlast. Daar wonen doorgaans veel etnische minderheden, die daardoor vaker met de politie te maken krijgen. In hun woonomgeving zijn zij echter ook vaker het slachtoffer van criminaliteit en overlast. Met elke identiteitscontrole of preventieve actie beschermen wij juist de goedwillende burgers in deze buurten.

Net als iedereen hebben politiemensen intuïties en aannames over minderheden. Tegelijkertijd beschikken zij over veel feitenkennis. De balans tussen intuïtie en kennis komt het scherpst naar voren als een bepaalde etnische groep is oververtegenwoordigd bij een bepaald delict. De vraag luidt: mag etnische kansberekening een rol spelen bij het zoeken naar specifieke daders van specifieke delicten? Is dat etnisch profileren?

Generaliseren helpt ons het leven te ordenen. Zo ordenen wij binnen bepaalde grenzen ook politievraagstukken. Een kindermisbruiker is vermoedelijk een man. Bij straatroof denken
politiemensen niet aan bejaarde, maar aan jeugdige daders. Zulke generalisaties roepen weinig verzet op. In relatie tot culturele minderheden krijgt zo’n generalisatie snel het etiket etnisch profileren. Moet de politie daarom elke plaats delict volstrekt neutraal betreden, zodat niemand zich onheus bejegend voelt? Komt dat iemands veiligheid ten goede?
Bij ons vakmanschap hoort dat wij bij elk delict nauwgezet en proportioneel mogelijke dadergroepen meewegen en dat uitgangspunt telkens aan de feiten toetsen. Niet om bevolkingsgroepen te stigmatiseren of criminaliseren, maar in het belang van waarheidsvinding. En natuurlijk zijn inschattingsfouten vreselijk. Zoiets doet mensen pijn. Dan moeten wij alles doen om de schade te herstellen, zoals excuses aanbieden en onze fout uitleggen. Ook dat behoort tot goed politiewerk.

Het verschil zien zonder onderscheid te maken. Dat dilemma stelt ons telkens weer voor een grote uitdaging en verantwoordelijkheid. Met alles wat in ons is, werken wij dagelijks aan het vinden van een balans die iedereen recht doet. In het belang van veiligheid en zekerheid voor alle burgers in dit land. Ik nodig Amnesty, de Nationale ombudsman en alle andere gespreksgenoten uit om ons daarbij kritisch, constructief en gefundeerd terzijde te staan.

Gerard Bouman
korpschef

Zie: Korpschef blogt over etnisch profileren, op website Politie, 1 november 2013: www.politie.nl (Blog niet meer beschikbaar op site politie.nl)

Proactief politieoptreden vormt risico voor mensenrechten. Etnisch profileren onderkennen en aanpakken, rapport van Amnesty International, oktober 2013: www.amnesty.nl