Skip to main content

Redactie Beroepseer

Helft chronisch zieken durft arts geen vragen te stellen

Een onderzoek onder 1314 chronisch zieken uit het Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten (NPCG) van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) heeft uitgewezen dat veel chronisch zieken tijdens een gesprek met hun arts niet verder durven vragen. Het panel bestaat uit ruim 3500 zelfstandig wonende mensen van 15 jaar en ouder met een medisch vastgestelde chronische ziekte en/of matige tot ernstige zintuiglijke of motorische beperking.
Ruim de helft van de patiënten ervaart barrières en wil niet lastig zijn, of heeft het idee dat de dokter te weinig tijd heeft. Ruim een derde wil daarvoor zelfs hulp. Dit zijn vooral kwetsbare patiëten.

Patiënten zijn doorgaans tevreden over gesprekken met hun arts of verpleegkundige. Toch zouden veel van hen baat hebben bij een ruggensteuntje voor het consult. De meeste patiënten willen niet lastig zijn, ze hebben het idee dat er te weinig tijd voor ze is of ze herinneren zich hun vragen pas na het consult. NIVEL-programmaleider Sandra van Dulmen: “Er blijft altijd maar die grote afstand of dat ontzien van de dokter. Patiënten zijn bang dat de dokter het te druk heeft, ze zien de volle wachtkamer en ze maken hun eigen behoefte ondergeschikt aan de agenda van de dokter”.

“Artsen moeten zich ervan bewust zijn dat dit leeft bij patiënten”, verklaart ze. “Ze moeten meer moeite doen om na te gaan of patiënten al hun vragen hebben gesteld en aangeven dat er in het consult ruimte is om vragen te stellen. Patiënten aan de andere kant kunnen beter beslagen ten ijs komen en vragen voorbereiden. Artsen zouden ze gericht op kwalitatief goede informatie kunnen wijzen op internet of op papier, informatie die patiënten vóór het consult kunnen bekijken om zich daarop voor te bereiden. Nu gebeurt het nog te vaak dat een patiënt een medische term niet begrijpt, zonder dat hij de mogelijkheid krijgt dat te zeggen”.

Minder barrières bij verpleegkundigen

“Opmerkelijk is dat patiënten minder barrières ervaren bij verpleegkundigen dan bij huisartsen en medisch specialisten”, stelt Van Dulmen. “Uit eerder onderzoek is bekend dat ze verpleegkundigen als laagdrempeliger ervaren. Mogelijk hebben ze bij een verpleegkundige minder het idee dat er ‘te weinig tijd is’. Verpleegkundigen zijn bovendien vaker vrouw dan artsen, waardoor ze mogelijk vanuit zichzelf meer patiëntgericht communiceren”.

Er zijn ook verschillen tussen mannen en vrouwen. Emoties zoals angst of schaamte blijken vrouwen tijdens een consult met een arts vaker te belemmeren dan mannen. Van Dulmen: “Ook dit zijn dingen waar je rekening mee kan houden, als je patiënten probeert te helpen voor het consult. Dat kan heel effectief zijn. Er is bijvoorbeeld bewijs uit onderzoek dat hulp aan diabetespatiënten om informatie van hun arts te verhelderen, resulteerde in betere controle van hun bloedsuikerwaarden”.

Helft patiënten ervaart barrières in gesprek met arts, NIVEL, 22 september 2014: www.nivel.nl

Helft patiënten durft arts niets te vragen, Nu.nl, 22 september 2014: www.nu.nl

Het lezen van literatuur bevordert empathie en sociale vaardigheden

boekenOf het nu Oliver Twist is of Harry Potter, Hester Prynne uit The scarlet letter of Katnisse Everdeen uit The hunger games, literaire karakters bieden ons een kans op een indirecte manier het leven in al zijn facetten te beleven: humor, mysterie en avontuur. Via Atticus Finch uit To kill a mockingbird vechten we voor een morele zaak. Via Lizzy Bennet uit Pride and prejudice trotseren we klassentegenstellingen en vinden we romantisch geluk. Via Ralph Ellisons Invisible man betreuren we het dat de maatschappij onze individualiteit niet erkent.

In zijn artikel Literary Character in het tijdschrift Observer, een uitgave van de Amerikaanse Association for Psychological Science, schrijft Scott Sleek dat studenten misschien wel liever televisie kijken en hun tijd doorbrengen met video-games in plaats van zich door klassieke boeken heen te worstelen, toch blijkt uit onderzoek dat regelmatig boeken lezen kan bijdragen aan hun studievaardigheden, een ruime woordenschat en begrijpend lezen.
Een aantal onderzoeken toont bovendien nog aan dat boeken – en dan vooral fictie – ook sociale vaardigheden, emotionele intelligentie en gedrag kunnen beïnvloeden. De Canadese romanschrijver en psycholoog Keith Oatley heeft geschreven dat verhalen een diepgevoelde nabootsing van een beleving bieden die begrip van onszelf en anderen vergroot.

Het blijkt dat deze effecten beginnen te ontkiemen als kinderen voor het eerst in aanraking komen met verhalen, maar voordat ze zelf aan lezen beginnen, als ze dus luisteren naar verhalen uit boeken. Twee Israëlische onderzoekers, Dorit D. Aram en Sigalit Aviram ontdekten in 2009 dat kinderen van moeders die bekend waren met kinderboeken volgens de onderwijzers empathisch en emotioneel beter ontwikkeld waren. Een in 2010 door psycholoog Raymond A. Mar geleid onderzoek wees uit dat peuters van ouders die zich titels en auteurs van kinderboeken konden herinneren beter andermans mentale gesteldheid konden begrijpen.

Stimulering van het waarnemingsvermogen

Deze studies zijn evenwel gebaseerd op conclusies. Onlangs hebben onderzoekers het lezen van kinderen direct gerelateerd aan sociale ontwikkeling. Een door Judith Lysaker geleid team aan de Amerikaanse Purdue-universiteit in Indiana heeft een interventiestudie1) verricht onder tweeëntwintig kinderen van groep vier en vijf die moeite hadden met zowel begrijpend lezen als sociale relaties. De kinderen namen deel aan een leesclub, waar niet alleen begrijpen van de tekst maar ook het duiden van de gedachten, bedoelingen en emoties van de karakters van de boeken behandeld werden. De leerlingen werd bijvoorbeeld verzocht een brief te schrijven vanuit het perspectief van een bepaald karakter.
In het tijdschrift Reading Psychology stond dat de metingen, verricht voor en na het interventie-onderzoek, significante verbeteringen lieten zien in begrijpend lezen en het vermogen zich in te leven in de gevoelens van anderen.

In een in 2013 gepubliceerd onderzoek in Science toonden de psychologen David Comer Kidd en Amanuele Castano van de New School for Social Research aan dat het lezen van literatuur het waarnemingsvermogen stimuleert. Dat had evenwel alleen betrekking op wat men literaire fictie noemt, niet de thrillers, detectives en populaire boeken van de bestsellerlijsten.
Kidd en Castano ontwierpen vijf experimenten voor meting van het effect van het lezen van literaire fictie op de theory of mind (ToM)2) van een deelnemer. De teksten voor het onderzoek waren ontleend aan literaire fictie, populaire literatuur en nonfictie.
Bij de experimenten werd aan het slot ook een methode toegepast, waarbij deelnemers wordt gevraagd te kijken naar de ogen van een acteur op een zwart-wit foto en de uitdrukking daarvan te beschrijven.
De uitkomst was dat deelnemers die literaire fictie hadden gelezen significant beter presteerden bij de ToM-proeven.

Gebleken is ook dat niet elke willekeurige fictie helpt de ToM-vaardigheid te bevorderen. Anders dan bij populaire fictie, vereist literaire fictie intellectuele betrokkenheid en creatief denken van de lezers.
Kidd and Castano: “Kenmerken van de moderne literaire roman staan los van die van de meeste populaire thrillers en romans […] Net als in het echte leven, worden de werelden van literaire fictie bevolkt door talrijke gecompliceerde personen wier innerlijke leven zelden makkelijk te ontrafelen is, behalve als je je er grondig in verdiept”.

Vooroordelen tegengaan

Volgens psychologisch onderzoeker Dan Johnson kan het zich verdiepen in het innerlijke leven van fictieve karakters helpen bij het tegengaan van bepaalde raciale, etnische en culturele voordelen. Met zijn assistent liet hij aan de Washington and Lee-universiteit een groep van achtenzestig deelnemers een resumé lezen van de in 2009 gepubliceerde roman Saffron Dreams van Shaila Abdullah. De belangrijkste figuur uit de roman is een niet-stereotiepe moslima die door een groep tienerjongens wordt bestookt met raciale en etnische scheldwoorden. Andere deelnemers lezen alleen een synopsis van het resumé, zonder beschrijvend proza en dialogen.
Na lezing lieten de onderzoekers de deelnemers een serie foto’s zien met gezichten die voor meerdere uitleg vatbaar waren. De opdracht was de gezichten te omschrijven als Arabisch, blank, gemengd maar overheersend Arabisch, of gemengd maar overheersend blank.
De uitkomst kwam erop neer dat voor degenen die het resumé van Abdullahs boek hadden gelezen rassenindeling minder een rol speelde dan voor degenen die alleen de synopsis hadden gelezen.

Voor een tweede experiment plaatsten Johnson en zijn collega’s een oproep op internet. Honderdentien studenten reageerden en kregen het resumé te lezen of een korte synopsis van de roman, of een heel andere tekst over de geschiedenis van de auto.
Na afloop kregen de deelnemers twaalf foto’s te zien van de raciaal onduidelijke gezichten met een uitdrukking van woede in verschillende gradaties. Wederom werd iedere student gevraagd elk gezicht in te delen in dezelfde vier categorieën. Deelnemers die de synopsis hadden gelezen of de tekst over de geschiedenis van de auto neigden ertoe de gezichten met de grootste woede als Arabisch aan te duiden. Degenen die Abdullah’s verhaal hadden gelezen toonden dat vooroordeel niet.
De conclusie van Johnson en zijn team was dat evocatieve (=beelden oproepende) literatuur mensen helpt zich te vereenzelvigen met personen uit verschillende culturen en dat verhindert dat lezers neigen tot stereotypen en veroordelen.

Dit wil niet zeggen dat een goed, spannend boek geen psychologische effecten bevat. Wetenschappers aan de Emory-universiteit in Atlanta kwamen tot de ontdekking dat een meeslepende roman veranderingen in de hersenen teweegbrengt die duiden op intense aandacht voor het verhaal.
Een door neurowetenschapper Gregory S. Berns geleid team van onderzoekers liet eenentwintig studenten Pompeii lezen, een boek met een fictieve geschiedenis, geschreven door Robert Harris in 2003. Het boek gaat over een jongeman in het oude Italië die probeert de vrouw van wie hij houdt te redden als de vulkaan Vesuvius uitbarst. Dit boek werd gekozen vanwege de dramatische ontwikkelingen.
Vijf dagen lang ondergingen de studenten dagelijks tijdens rustperioden een functionele MRI-scan (fMRI) en in de dagen waarin de ze delen van het boek lazen, ondergingen ze elke ochtend een fMRI-scan. Hun hersenen werden ook gescand nadat ze het boek uit hadden.
De scanresultaten toonden aan dat er een een verhoogde activiteit was te zien in gebieden van de hersenen die met fysieke gewaarwording en beweging hebben te maken. Deze soorten verandering suggereren dat het lezen van welke fictie dan ook ons mentaal transporteert naar het lichaam van de hoofdpersoon van het boek.
Bovendien hielden de neurologische veranderingen vijf dagen aan nadat de deelnemers waren opgehouden met lezen. Dat wijst erop dat het effect niet vluchtig is.

De dame met het hondje

Een ander onderzoek doet vermoeden dat het verhaal zelf misschien minder belangrijk is dan het feit of het fictie of nonfictie is. Honderdzesenzestig deelnemers kregen een vragenlijst voorgelegd voor het meten van de persoonlijkheid en de emotionele toestand. Een groep kreeg van Tsjechov De dame met het hondje te lezen, een  verhaal over een affaire tussen een getrouwde Russische bankier en een getrouwde vrouw die hij ontmoet op een vakantie in Jalta.
De andere groep kreeg hetzelfde verhaal te lezen maar dan herschreven, zodat het leek op een niet-fictief verslag van een echtscheidingsprocedure. De onderzoekers hadden er alles aan gedaan om de kern van het verhaal nagenoeg intact te laten. De tekst had dezelfde lengte en inhoud en bevatte dezelfde complexiteit als Tsjechovs oorspronkelijke verhaal. De lezers vonden het even interessant.

Na lezing van de verhalen kregen alle deelnemers een vragenlijst om de persoonlijkheid en de emotionele toestand te meten. De onderzoekers ontdekten dat de groep van het oorspronkelijke verhaal meer veranderingen in hun persoonlijkheid toonden dan de groep van de herschreven versie. Bovendien bleek elke persoonlijkheidsverandering uniek, veroorzaakt door de emoties die de persoon had tijdens het lezen.

“Het mag verrassend lijken, maar dit onderzoek demonstreert dat Tsjechovs proza van rond de eeuwwisseling studenten de ervaring kan bieden zich anders te voelen dan degenen die een verslag lezen van dezelfde inhoud”, aldus het onderzoeksteam in een hoofdstuk van het boek Directions in empirical literary studies (2008). “Door onszelf te projecteren in fictieve verhalen en de geest van fictieve karakters, stellen we onszelf open voor meer mogelijkheden die we als persoon kunnen worden”.
Maar hoe solide zijn deze effecten op kinderen en jongeren? Beïnvloedt het lezen van fictie hen op dezelfde manier als volwassenen?

Drukke en snel afgeleide kinderen

In een artikel in Perspective on psychological science uit 2008 gaven Mar en Oatley toe dat kinderen moeite kunnen hebben met het begrijpen van subtekst of een metafoor, maar het blijkt dat ze toch enkele van hun sociale vaardigheden kunnen aanscherpen door verhalen te lezen. De onderzoekers geven evenwel toe dat empirische verbanden tussen het lezen van verhalen en sociale ontwikkeling inconsistent zijn en diepgaander onderzocht behoren te worden.

Recent onderzoek heeft niettemin aangetoond dat bepaalde vormen van fictie zelfs de drukste en snelst afgeleide kinderen kunnen boeien. Neem bijvoorbeeld kinderen die neigen naar sensatie zoeken en een sterke behoefte aan stimulansen. Sensatiezoekers worden aangetrokkken tot nieuwe, emotioneel complexe ervaringen die soms kunnen leiden tot afwijkend gedrag als drugsgebruik en agressie. In een onderzoek uit 2011 van scholieren uit groep zes en zeven ontdekten onderzoekers van de Purdue-universiteit dat sensatiezoekende kinderen minder plezier beleven aan het lezen van een boek. Maar als deze scholieren spannende en avontuurlijke verhalen lezen, beleven ze evenveel plezier aan lezen als hun rustiger klasgenoten.

Op het eerste gezicht zou je denken dat fantasy-literatuur en science fiction – zeer geliefd bij sensatiezoekers – gespeend zijn van diepte. Aangenomen wordt dat studenten veel meer aangegrepen worden door To kill a mockingbird dan door Divergent. Maar in hun artikel uit 2008 beweren Mar en Oatley dat zelfs boeken die worden bevolkt door tovenaars, draken, vampiers en buitenaardse wezens streven naar het beschrijven van belangrijke aspecten van de menselijke ervaring. “Een science-fiction roman die zich afspeelt op een ver ruimtestation kan een grotere psychologische werkelijkheid bevatten dan een moderne keukenmeidenroman”.

Zie het artikel met referenties: Literary Character in tijdschrift Observer, door Scott Sleek, Vol.27, No.7, September, 2014: www.psychologicalscience.org

Noten
1) Interventiestudie: experimenteel onderzoek waarbij men het effect van een experimentele interventie (bijvoorbeeld medicatie) onderzoekt.
2) Het begrip Theory of Mind (ToM) verwijst naar de impliciete theorie die mensen hebben over hoe de menselijke geest werkt en hoe en waardoor menselijk gedrag wordt bepaald. Meer concreet verwijst ToM naar de vaardigheid van mensen zich te kunnen verplaatsen in gevoelens, gedachten, wensen en bedoelingen van anderen.

Tegenspraak inzetten om tunnelvisie te voorkomen

Peter van Lonkhuyzen schrijft op de site van Management Team regelmatig over tegenspraak onder het motto: “Tegenspraak is de sanity check van leiderschap”.
In zijn artikel Officier van justitie: ‘Tegenspraak is rijden met een veiligheidsriem’, laat hij officier van justitie Chris van Dam aan het woord die vertelt over tunnelvisie en het voorkomen daarvan door het inzetten van tegenspraak door het Openbaar Ministerie en de politie.
Tunnelvisie is een bekend probleem van besluitvorming. Van tunnelvisie is sprake als te snel wordt gekozen voor één favoriete oplossing en alternatieve informatie wordt weggemoffeld. “Men kauwt net zolang door totdat het lijkt alsof de verdachte het gedaan heeft”, zoals een hoogleraar het omschreef die de Schiedammer parkmoord onderzocht.
In 2000 werd een 10-jarig meisje vermoord en haar 11-jarig vriendje mishandeld in een park in Schiedam. Toen de jongen hevig bloedend het park uitrende, klampte hij de eerste de beste persoon aan om de politie te laten bellen. Het toeval wilde dat deze man, Cees H., bij de politie bekend stond als pedofiel. Dat bizarre toeval was aanleiding tot een van de hardnekkigste gevallen van tunnelvisie uit de geschiedenis.

Aanpassen van informatie

De behoefte de informatie ‘aan te passen’ aan de gekozen lezing van de werkelijkheid kan ver gaan. Tips over ­andere mogelijke verdachten dan Cees H. die uiteindelijk veroordeeld werd, werden nauwelijks serieus genomen. Een van deze tips betrof Wik H., die de moord 4 jaar later uiteindelijk bekende.

Toen de vele fouten uit de zaak later bekend raakten, was het een zwarte dag voor het ministerie van Justitie. De zaak stond immers niet op zichzelf: eerder waren er ook al justitiële blunders gebleken in de zaak Lucia de B. en de Puttense moordzaak. Nederland was verontwaardigd, de Tweede Kamer eiste maatregelen en de minister reageerde met het instellen van een verbeterprogramma voor het werk van de politie en het openbaar ministerie, het programma Versterking van opsporing en vervolging, dat van start ging in 2005.

Een van de hoofdonderdelen van dat programma was de organisatie van tegenspraak. Bij het justitiële apparaat houdt dat onder meer in dat nu bij grotere strafzaken een aparte officier van justitie wordt aangesteld die de zaak op enige afstand volgt. Deze tegenspreker heeft inzage in alle informatie, kan vraagtekens plaatsen bij de richting waarin het onderzoek zich ontwikkelt en alternatieven aandragen. Als een onderzoek vastloopt, kan een herbeoordeling worden gedaan.

“Ook managers in het bedrijfsleven kunnen daarvan leren”

“Het uitgangspunt”, zegt Chris van Dam, “is dat een collega-officier van justitie meeleest, meekijkt en de ­keuzes en scenario’s zo nodig ter discussie stelt”. Van Dam is plaatsvervangend hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Amsterdam, en voert het programma Versterking van opsporing en vervolging in de praktijk uit. Ook managers in het bedrijfsleven kunnen daarvan leren, zegt hij. “Zij kunnen er ook veel baat bij hebben als er soms iemand tegen ze inpraat of hun keuzes tegen het licht houdt”.

Van Lonkhuyzen stelt tien vragen aan Van Dam. Lees ze met de antwoorden op de site van Management Team: Officier van justitie: ‘Tegenspraak is rijden met een veiligheidsriem’,
16 september 2014: https://mtsprout.nl/management-leiderschap/officier-van-justitie-tegenspraak-is-rijden-met-een-veiligheidsriem

Lees alle bijdragen van Van Lonkhuyzen over tegenspraak op site van Management Team: http://www.mt.nl/571/tegenspraak

Paul de Blot: Meer investeren in jonge leraren, en ze meer waarderen

Paul de Blot (1924), honorair hoogleraar business spiritualiteit van de Business Universiteit Nyenrode schreef een blog naar aanleiding van de berichten vorige week over de gebrekkige begeleiding van startende docenten:

“Ik las een verontrustend bericht dat jonge docenten van het lager onderwijs meer begeleiding nodig hebben. Het is alsof men de taak en het belang van het lager onderwijs bagatelliseert. Onderwijs geven aan jonge mensen en hun vorming is een heel moeilijke taak. Hiervoor is niet enkel deskundigheid vereist maar vooral ook bezieling en begrip voor de zoektocht van jonge mensen. Een kind begint met verwondering van het leven, in spel en fantasie ontdekt het zijn vrijheid en de mogelijkheden van zijn mens zijn. Ieder kind is hierin uniek en ieder kind heeft intensieve begeleiding nodig om zijn mogelijkheden te leren ontdekken. Een goede docent is in staat het kind hierin te stimuleren, dat is niet hetzelfde als het kind iets opleggen.

Het is vanzelfsprekend dat deze taak niet gebaseerd is op louter verstandelijke vorming. Hiervoor is vooral praktijk en ervaring nodig, maar vooral wijsheid want kinderen veranderen en omstandigheden veranderen. De wijsheid van oudere docenten is daarom van groot belang voor jonge leerkrachten en hun begeleiding is vanzelfsprekend.

Naast deskundigheid is er meer nodig, een sterke motivatie en bezielende energie. Die komt niet vanzelf en groeit vooral door waardering. Deze waardering voor het onderwijzend personeel is helaas vaak minimaal zodat hun motivatie verzwakt. Het percentage burn out in het onderwijs is hoog. Docenten gaan vaak over naar andere beroepen die hun, ook financieel, hoger waarderen. Het management is vaak gemakkelijker en wordt veel hoger gewaardeerd.

Ontslag van onderwijskrachten is een kapitaalvernietiging die moeilijk te herstellen is. Bij de bezuiniging wordt vaak niet gerealiseerd wat het verlies is van deze kapitaalvernietiging van onderwijsspecialisten voor de toekomst van ons volk. Het is een vernietiging van de mogelijkheden van onze jeugd en daarmee van de toekomst van ons volk. Een welvarende toekomst van ons land wordt bepaald door de jeugd van nu.

Hoe bereiden we onze jonge mensen daarop voor? Niet enkel door kennis, maar vooral door karakter en verantwoordelijkheid. Dat is in handen van de ouders en ook van onze docenten in het lager en middelbaar onderwijs. Het management krijgt voldoende aandacht maar in het onderwijzend en opvoedend personeel is meer investering nodig en een sterke waardering, ook financieel”.

Zie: De jeugd is de grondslag van onze toekomst, blog door prof.dr. Paul de Blot op zijn weblog Paul de Blot, 15 september 2014: http://pauldeblot.nl

De begeleiding van beginnende leraren moet beter, zeker in het PO, Blogs Beroepseer,11 september 2014: https://beroepseer.nl

‘Altijd wat’ reportage over startende leraren, met uitslag enquête onder duizend docenten onder de 35 jaar, Blogs Beroepseer, 8 september 2014: https://beroepseer.nl

Grootste cliëntenorganisatie in de zorg LOC wil geen inzage medische gegevens door zorgverzekeraars

LOC Zeggenschap in zorg is de grootste cliëntenorganisatie in de jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg (waaronder jeugd-GGz), maatschappelijke zorg (Mo/Vo), verslavingszorg, verzorging en verpleging, thuiszorg en welzijn. Er zijn 1.500 cliëntenraden aangesloten bij LOC, zij vertegenwoordigen samen zo’n 600.000 cliënten.
LOC heeft eind augustus 2014 een brief aan Minister Schippers van Volksgezondheid gestuurd omdat zij de Wet marktordening gezondheidszorg wil aanpassen. Zorgverzekeraars krijgen dan de mogelijkheid medische gegevens van cliënten op te vragen. Nu kunnen zorgverzekeraars dat niet. LOC is tegen deze aanpassing en vraagt de minister dan ook deze verandering niet door te voeren.

De verandering in deze wet gaat in tegen het Europees Verdrag van de rechten van de mens. De minister vindt echter dat het belang van ‘het welzijn van Nederland’ en de rechten van derden (namelijk verzekerden) zwaarder weegt. De zorgverzekeraar kan alleen in het uiterste geval het medisch dossier inzien.

Door de controle op een dergelijke manier te regelen worden de relaties tussen de drie partijen – cliënt, zorgverzekeraar en zorgverlener – onder druk gezet en het vertrouwen beschadigd. LOC ziet de cliënt als eigenaar van zijn medisch dossier. Hij is dan ook degene die moet kunnen bepalen of zijn verzekeraar gegevens mag inzien. Daarmee blijft de relatie tussen klant en verzekeraar intact. LOC vindt het onaanvaardbaar dat de verzekeraar de gegevens van de ene klant inziet ten behoeve van andere klanten.
De relatie tussen cliënt en behandelaar moet er één van vertrouwen kunnen zijn. De cliënt moet vrij zijn om te zeggen wat hij wil en de behandelaar vrij om te zeggen en te doen wat nodig is om een goed hulpverlener te zijn. Ook als het zaken zijn die gevoelig liggen of moeilijk zijn. Wanneer de kans bestaat dat een ander deze informatie ook kan krijgen is dit bij voorbaat nadelig voor de relatie tussen cliënt en behandelaar en schadelijk voor de behandeling.

Klik hier voor de Wet marktordening gezondheidszorg: http://wetten.overheid.nl

Brief van LOC aan minister Schippers Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg, zie website LOC: https://loc.nl (niet meer beschikbaar op site LOC)

LOC: Geen inzage medische gegevens zorgverzekeraars, website LOC, 9 september 2014: https://loc.nl (niet meer beschikbaar op site LOC)

Actie: Behoud de vrije artsenkeuze
Met de slogan Veel te verliezen met niet vrij kiezen voeren cliëntenorganisaties Frysk platform GGz cliënten, platform Weg Achter de Geraniums (WAG) en LOC de actie Behoud de vrije artsenkeuze. Blijf via de actiewebsite op de hoogte: www.loc.nl/vrijeartsenkeuze. (niet meer beschikbaar op site LOC)
Meld u aan als als sympathisant en download de nieuwsbrief van 3 september 2014.

U P D A T E

Verzekeraars krijgen inzage in medisch dossier – Hoe zit dat nu?, LOC, 15 september 2016: https://loc.nl

De begeleiding van beginnende leraren moet beter, zeker in het PO

De resultaten van de startersenquête tonen volgens bestuurslid Liesbeth Verheggen van de Algemene Onderwijsbond (AOb) dat het onderwijs over de gehele linie beter zijn best moet doen om mensen te laten wennen voor de klas. “Zeker in het primair onderwijs moet de begeleiding van beginnende leraren beter. Zoveel is duidelijk. Maar ook het VO is er nog niet”.

Verheggen sloot net voor de zomer een principeakkoord over een nieuwe cao primair onderwijs. Daarin worden concrete afspraken gemaakt over de begeleiding van starters. Die blijken nodig: uit het onderzoek van de Groene Golf – de jongerentak van de AOb – blijkt dat alle jonge starters in het PO behoefte hebben aan begeleiding, maar dat slechts de helft die krijgt. “En van de mensen die begeleiding krijgen, krijgt weer bijna de helft begeleiding van zijn direct leidinggevende”,  stelt Verheggen vast. “En hoe goed die leidinggevende het ook bedoelt: die is er dus niet de aangewezen persoon voor”.

Vlieguren
De cao-po regelt straks dat beginnende leerkrachten zich de eerste drie jaar kunnen concentreren op de les. “Starters zijn bevoegd en bekwaam om voor de klas te staan”, zegt Verheggen. “Maar om het vak echt onder de knie te krijgen moeten ze vlieguren maken. Daarbij worden ze begeleid door een ervaren collega. En dus niet door degene die uiteindelijk besluit of je in aanmerking komt voor een vast contract. Want die vraag je als starter niet zo snel om tips over zaken als orde houden, time management of omgaan met lastige ouders”.

Het verbaast Verheggen dat het ministerie van OCW langs de afspraken van de cao-tafel heen met pilots schermt die een eigen oplossing zoeken voor het startersprobleem. “Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen. Zo is vorig jaar een groepje pabo-studenten van de Hogeschool van Amsterdam met suggesties op minister Bussemaker afgestapt. Zij had deze studenten eigenlijk naar de sociale partners moeten sturen”.

Bescherming
Dat deed Bussemaker niet. Verheggen: “In plaats daarvan wordt nu OCW-geld ingezet voor een project met juniordocenten. Ik heb de details niet, maar binnen de AOb ontvangen we signalen dat de cao-afspraken meer bescherming bieden. In het door OCW geadopteerde plan zou tegenover meer begeleiding minder salaris staan. Daar zijn wij tegen. Een starter is een volwaardig onderdeel van het team. Dus alle goede bedoelingen ten spijt lijkt dit project me overbodig nu er een cao met een prachtig starterstraject op komst is. Zo’n alternatief kan de cao nog verstoren ook. Moeten we niet doen”.

Overigens vallen in de enquête van de Groene Golf de verschillen op tussen primair en voortgezet onderwijs. “In het voortgezet onderwijs is een aantal jaar geleden al een afspraak gemaakt over de begeleiding van starters. Dat zie je terug in de resultaten, maar ook daar krijgt 20 procent geen begeleiding. Terwijl ze er wel recht op hebben. Daar moeten we alert op zijn”.

Rapport Starters-enquête,  Groene Golf en NCRV-programma ‘Altijd Wat’, Een sterk begin- Begeleiding Startende Leraren regio Utrecht, 9 september 2019:  https://bsl-utrecht.nl/wp-content/uploads/sites/62/2015/11/Aob-Starters-enquete-2014.pdf

‘Ministerie moet cao-oplossingen onderschrijven’, Algemene Onderwijsbond, 9 september 2014: www.aob.nl (artikel niet meer beschikbaar op site AOb)

Begeleiding starters kan stukken beter, door Robert Sikkes en Rob Voorwinden, Onderwijsblad, 9 september 2014: https://www.onderwijsblad.nl/article.asp?ArtikelID=10753

Altijd Wat reportage over startende leraren, Blogs Beroepseer, 8 september 2014: https://beroepseer.nl

startende leraar po vo aob

 

Driekwart van de helden uit boek ‘Onderwijshelden’ is geen leraar

Leraar René Kneyber in zijn blog over Onderwijshelden die volgens hem geen helden zijn:*) Zie noot onderaan.

Onderwijshelden. Ik heb daar bepaalde beelden bij. Ik denk bijvoorbeeld aan Jacques Jacotot, een verbannen Franse leraar die, in de eerste decennia van de 19de eeuw, een onderwijsaanpak ontwikkelde die ‘universeel lesgeven’ wordt genoemd. Ik denk aan Vincent van der Pas, uit het boek van Anja Vink, die dag-in-dag-uit lesgeeft op een zwarte school in Rotterdam. Ik denk aan collega’s die bijna veertig jaar voor de klas hebben gestaan en het lesgeven tot in perfectie beheersen, aan de docenten uit Seattle die succesvol protesteerden tegen standardized testing, aan leraren in Syrië, in Irak, in Afghanistan. Ik denk niet aan onderwijsadviseurs. Ik denk niet aan ondernemers. En zeker, dat weet ik zeker, niet aan coaches.

Maar misschien ben ik de enige.

Op 13 september verschijnt het boek Onderwijshelden. Met de ondertitel 60x het bewijs dat het kan. ‘Wat kan?’ Dat onderwijsinnovatie kan, kennelijk. De premisse is zo: we denken wel eens dat onderwijsinnovatie niet kan in dat vastgeroeste onderwijs, maar wij zullen bewijzen dat het mogelijk is. Het begint al goed met de inleiding van Berthold Gunster, zo iemand die niks van onderwijs weet, maar er heel luidruchtig iets van vindt. En als je de bochten dan nog iets nauwer neemt, ach.

Zo schrijft hij over ‘een school in Culemborg’ die hij bezocht en in de eerste alinea meteen maar neerzet als een soort moderne mega-stal, waarin kinderen ingekist worden in te kleine lokalen. Nu woon ik in Culemborg, er zijn twee scholen die hij zou kunnen bedoelen, beide staan goed te boek. En bovendien, ik ben in alletwee geweest en met het ruimtegebrek valt het echt wel mee.

Maar dat maakt niet uit, de waarheid is voor de paupers, die bocht mag echt wat nauwer. Kinderen worden zo depressief, nee, overactief! De school in Culemborg – je zal hem hebben uitgenodigd – wordt nu vergeleken met zijn eigen middelbare schooltijd vroeger, in 1910 in Apeldoorn. Nee, vanwege die school in Culemborg is het hele onderwijssysteem kloten, nergens, nee nergens anders is er zo’n grote kloof tussen ‘de cultuur in het bedrijfsleven, de overheid en het gezin aan de ene kant en de cultuur in (met name) het middelbare onderwijs aan de andere kant’. En oh ja, 1 op de 6 leraren heeft een burn-out.

Maar gelukkig zijn er dan de onderwijshelden. De dappere mensen die in dit meedogenloze onderwijssysteem er toch nog wat van weten te maken. Deze dappere mensen, die dus kennelijk burnout, adhd, depressie en de school in Culemborg gaan oplossen. Wat zijn dat voor mensen? In ieder geval voor het overgrote deel geen leraren. Driekwart van hen zijn adviseurs, trainers, entertainers, coaches en ondernemers die fantastische verhalen vertellen over wat ze allemaal hebben bereikt. Allemaal leuk en aardig natuurlijk, maar iedere leraar kan je vertellen dat adviseurs, trainers en the bunch nooit iets bereiken. Er is geen leraar die een adviseur, trainer, ondernemer beschouwt als een held. Als de adviseur/trainer/entertainer met z’n BMW van de parkeerplaats rijdt gaat iedereen weer over op de orde van de dag.

Dat is misschien moeilijk te begrijpen voor de mensen van Onderwijshelden, onderdeel van de Holding voor OnderwijsInnovatie (kek afgekort als H.O.I.) met een pand aan de Oudegracht en gelieerd aan opportune bedrijfjes als Nationale ExamenTraining BV en StudentDocent BV, die voor subsidies van het ministerie, naar verluidt, op de eerste rij zitten. Die ronddraaien in een carrousel van onderwijsvernieuwers en -projectjes. Moeilijk te begrijpen misschien dat we, als leraren, die het echte werk doen, niet erop zitten te wachten om op deze wijze de maat te worden genomen, en dat je niemand een dienst doet met zo’n voorwoord en zo’n cast aan ‘helden’. Straks op 13 september kunnen ze hun boek presenteren, met schuim rond de mond van hun eigen heldendom, en op maandag gaan de lessen gewoon weer verder. Gegeven door echte helden.

Ook in Culemborg.

Met dank aan Arjan van der Meij voor het uitpluizen van de achtergrond van alle auteurs van het boek Onderwijshelden.

Driekwart van de onderwijshelden is geen leraar, door René Kneyber, Withitness, 10 september 2014: http://www.withitness.nl (site bestaat niet meer).

U P D A T E

*) René Kneyber: Mijn aanval op Onderwijshelden ontdaan van de feitelijke onjuistheden
[Stuk aangepast op 23-9-2014. Stichting Onderwijshelden heeft behalve een financiële ondersteuning verder niets te maken met het boek Onderwijshelden. En ze krijgen ook geen subsidie!]

[P.S. Inmiddels vind ik het boek een hartstikke mooi initiatief. Belangrijk om goede voorbeelden te laten zien. Maar het voorwoord door Gunster doet verder geen recht aan de inhoud. Jammer!].

Onderwijshelden – 60 x het bewijs dat het kan: www.sinds1883.nl/c/titels/lb6719/onderwijshelden-60x-het-bewijs-dat-het-kan

Margo Trappenburg over klassieke ambtelijke ethiek en moderne managersethiek

omslag dagboek van een ongewenste werknemer arthur gotliebIn haar artikel Loyaal ambtenaar is niet hip meer schrijft Margo Trappenburg naar aanleiding van de verschijning van het boek Operatie ‘werk Arthur de deur uit’-  Dagboek van een ongewenste werknemer dat klokkenluider Arthur Gotlieb een klassieke ambtenaar was die vakkennis had, onkreukbaar was en zijn dossiers op orde had. Het boek kan volgens haar een leerboek worden voor managers en bestuurskundigen:

Dagboek van een ongewenste werknemer van NRC journalisten Joep Dohmen en Jeroen Wester gaat over klokkenluider ArthurGotlieb en zijn tijd bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Het boek, dat is samengesteld op basis van Gotliebs zwartboek, is vooral het verhaal van Gotlieb zelf. Zeker, er komen misstanden in voor, maar Dagboek van een ongewenste werknemer is vooral een aangrijpend verhaal over Gotliebs ervaringen met zijn opeenvolgende leidinggevenden. Zo bezien kan dit boek een lees- en leerboek worden voor opleidingen en trainingen voor managers en bestuurskundigen.
Arthur Gotlieb belichaamde de klassieke ethiek van de ambtenaar zoals Max Weber die ooit beschreef. Hij had vakinhoudelijke kennis en ervaring. Een en andermaal benadrukt hij hoeveel hij weet van het dossier ‘dure geneesmiddelen’ waar hij al mee bezig was toen hij nog bij het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg werkte, een van de voorlopers van de NZa. Als hij wordt overgeplaatst naar het dossier ‘geestelijke gezondheidszorg’, wil hij werkbezoeken gaan afleggen bij psychiatrische instellingen om te snappen hoe het daar werkt, om de juiste beslissingen te kunnen nemen, om adequaat antwoord te kunnen geven als iemand hem belt met vragen over vergoedingen en tarieven in die sector.

Arthur Gotlieb had zijn dossiers op orde. Dagelijks ordende hij alle bijlagen bij zijn mails, “wat heeft geresulteerd in een database van ruim 33.000 bestanden in 2200 mappen” (p. 155). Gotlieb wist de weg in zijn eigen database. Dat is handig bij complexe beleidsdossiers, maar komt ook goed van pas als de NZa zich moet verweren in juridische procedures. Over bureaucratieën wordt veel geklaagd (formeel, traag, ambtelijk) maar beslissen op basis van correcte dossiers leidt tot rechtsgelijkheid; het maakt de overheid voorspelbaar. Burgers, bedrijven en organisaties zijn niet overgeleverd aan ambtelijke willekeur. Het goed bijhouden van dossiers is een klassieke ambtelijke deugd.

De ethiek van de moderne manager

En Arthur Gotlieb was onkreukbaar. Verzoekjes van farmaceutische bedrijven om eens vrijblijvend te komen praten wees hij af: als ze wat te vragen hebben, kan dat langs de formele weg. En anders sturen ze maar een mailtje. Gotliebs leidinggevenden belichamen de ethiek van de moderne manager. Zij zien hun organisatie als een organisme dat moet mee evolueren met veranderende omstandigheden. En zij beschouwen het als hun taak om die veranderingen in goede banen te leiden (management is heel vaak verandermanagement). Managers maken daarvoor zogenaamde SWOT-analyses: ze benoemen de sterke en zwakke punten van
hun organisatie (Strengths en Weaknesses) en de kansen en bedreigingen (Opportunities en Threats) in de omgeving, om daar vervolgens strategisch, liefst proactief op in te kunnen spelen. De organisatie deed tot nu toe dit, maar moet misschien eens iets heel anders doen om bij de tijd te blijven

Voor Gotlieb leiden al die praatjes af van de kernfunctie van de NZa: “Schoenmaker blijf bij je leest. Doe eerst je eigen werk goed”, zo houdt hij zijn leidinggevenden voor.

De managerethiek trekt of creëert ook een bepaald type personen, zo kunnen we leren uit het dagboek. De Machiavellistische ethiek – kies je bondgenoten met zorg – zorgt ervoor dat managers zelden ingaan tegen het oordeel van hun leidinggevenden. Regelmatig overkomt het Gotlieb dat een collega die hem zeer waardeerde, toetreedt tot het management en dan zijn positieve oordeel over Gotliebs functioneren naar beneden bijstelt, in lijn met de visie van hoger geplaatsten in de hiërarchie.

De ethiek van de gecommitteerde en loyale ambtenaar

Gotliebs leidinggevenden zaten nooit langer dan twee jaar op hun post; daarna verhuisden ze naar een ander onderdeel binnen de NZa of naar een heel andere organisatie. Managers houden van verandering en worden daarbij niet gehinderd door overmatige loyaliteit aan hun mensen, hun organisatie, hun taak. Misschien is dat nog wel het grootste verschil tussen de manager – en de ambtelijke ethiek. Want als er iets naar voren komt uit het dagboek van Arthur Gotlieb, dan is het dat hij zeer gecommitteerd was aan het werk dat hij moest doen en tot op het bot loyaal aan de Nederlandse Zorgautoriteit”.

Margo Trappenburg is universitair hoofddocent Bestuurs- en organisatiewetenschappen aan de Universiteit van Utrecht en voorzitter van Stichting Beroepseer

Lees het hele artikel Loyaal ambtenaar is niet hip meer, door Margo Trappenburg, NRC Handelsblad, 6 september 2014: Klik hier.

Info over boek Operatie ‘werk Arthur de deur uit’ – Dagboek van een ongewenste werknemer, door Arthur Gotlieb, Joep Dohmen en Jeroen Wester. Uitgever:  Bertram + de Leeuw, 320 p.: Klik hier.

Lees ook: Het Pak van Gotlieb, door Carel Peeters op site Vrij Nederland, 8 september 2014:
“Het sobere, karaktervaste en met humor geschreven Bezwaarschrift is een aanklacht tegen list en bedrog aan de top van de NZa, de machiavellistische arrogantie, het gebrek aan menselijkheid, het hiërarchie-fetisjisme, de slordigheid, de belangenverstrengeling, de zelfverwennerij en de plichtsverzaking. Daar werd Gotlieb de dupe van”. www.vn.nl

‘Altijd wat’ reportage over startende leraren, met uitslag enquête onder duizend docenten onder de 35 jaar

Het televisieprogramma Altijd wat besteedt op dinsdag 9 september 2014 in een reportage aandacht aan startende docenten: over begeleiding, werkdruk en wat er anders moet.

Een kwart van de startende docenten stopt binnen vijf jaar na het behalen van het diploma met lesgeven. Dat kan een groot probleem worden als er nu niet iets gebeurt. Doordat veel oudere leraren over een paar jaar met pensioen gaan, kan er in 2020 een tekort van zo’n 5000 docenten in het basisonderwijs ontstaan.
Samen met De Groene Golf, de jongerentak van de Algemene Onderwijsbond (AOb), heeft Altijd wat een enquête gehouden onder startende docenten.

In de VPRO gids no 36 (6-12 september 2014) staat een interview van Jurgen Tiekstra met Jan Willem Hengelveld (24), woordvoerder van de Groene Golf. Twee jaar geleden rondde hij de academische Pabo af en sindsdien hopt hij van de ene naar de andere basisschool om voor een paar maanden of een half jaar in te vallen voor een zieke of zwangere docent. Dat betekent: steeds wachten tot er weer gebeld wordt en in de zomner altijd twee maanden zonder inkomen zitten.
Hengelveld: “Uit cijfers van het CBS van eind 2013 weet ik dat 75 procent van de degenen die in 2011 zijn afgestudeerd nog steeds geen uitzicht heeft op een vaste baan”.

Er gloort hoop

De enquête is gehouden onder duizend docenten onder de 35 jaar met maximaal vijf jaar ervaring. De uitval onder beginnende docenten is zowel in het basis- als middelbaar onderwijs alarmerend hoog. Een op de vier leraren stapt binnen een paar jaar uit het vak. Dat komt niet alleen door het gebrek aan werk in het basisonderwijs, maar vooral ook door de zware werkdruk die een beginnend docent ervaart en het gebrek aan begeleiding door scholen. Dit is een groot probleem, omdat er door de vergrijzing van leraren binnen een paar jaar een tekort aan leerkrachten is.
Op middelbare scholen wordt nu geëxperimenteerd met extra begeleiding, maar voor het basisonderwis wordt op dit punt nog niks gedaan: “Ik heb zelf ook ondervonden dat er op scholen geen begeleidingsplan is, omdat je er toch maar een paar maanden lesgeeft. En juist omdat basisscholen klein zijn, word je begeleid door de enige die vrij is: dat is vaak de directeur. Het probleem daarvan is dat je je niet kwetsbaar durft op te stellen. Want als je vertelt: ik vind het moeilijk orde te handhaven, kan de directeur denken: voor jou honderd anderen die ook les kunnen geven”.

Er gloort hoop aan de horizon: het ministerie steekt geld in extra banen in het basisonderwijs. Bovendien staat in de nieuwe CAO dat iedere beginnende docent recht heeft op begeleiding van een ander dan de leidinggevende. “Het is de vraag hoe scholen dit oppakken, maar we hopen dat dit bijdraagt aan bewustwording van het belang hiervan”, aldus Hengeveld.ê

De uitzending begint om 20.25 uur op NPO 2, en duurt tot 21.15 uur.

Website Altijd wat: https://www.incontxt.nl/AltijdWat/