Skip to main content

Redactie Beroepseer

Professionele ruimte in het hoger beroepsonderwijs

omslag werken aan professionele ruimteHet arbeidsmarkt- en opleidingfonds voor het hoger beroepsonderwijs Zestor*) houdt zich bezig met het vormgeven van professionele ruimte van docenten door middel van projecten, dialoog- en ontwikkelsessies en teamleren. De vraag is: Wat werkt en wat hebben de inspanningen opgeleverd? Wat betekent professionele ruimte eigenlijk voor de docent en hoe neem je de ruimte als individuele docent en als team?
Om antwoorden op die vragen te krijgen heeft Zestor onderzoeksbureau IVA Onderwijs ingeschakeld voor een procesonderzoek naar de wijze waarop een zestal hogescholen met professionele ruimte aan de slag is gegaan. De resultaten van dat onderzoek, die inzicht geven in het proces en de strategieën die betrokkenen hanteren om professionele ruimte te krijgen, zijn vastgelegd in twee publicaties: Werken aan professionele ruimte en Wijzer in de professionele ruimte.
Naar aanleiding van die publicaties vond op 13 februari 2015 in Utrecht een bijeenkomst met discussie en debat plaats waar de vraag centraal stond: Kan professionele ruimte van de kaart?

Op de site van Professionele ruimte – een vindplaats voor mensen die betrokken zijn bij professionele ruimte in het onderwijs – staat een kort verslag van de bijeenkomst door Jorik Huizinga, dat begint met een definitie van professionele ruimte van onderzoeker en mede-oprichter Rob Vink van IVA Onderwijs: “Ruimte voor de docent om eigen, gelegitimeerde, keuzes te maken bij de vormgeving en de uitvoering van het onderwijs. De docent is zowel in staat als in de gelegenheid om dit te doen”.

De drie aspecten van professionele ruimte

Optimaliseren van professionele ruimte vindt volgens Vink plaats door strategisch om te gaan met de drie aspecten:

  • Vakmanschap van de docent. Daarbij is Vink van mening dat professioneel docentschap geëxpliciteerd moet worden. Door het debat aan te gaan moet duidelijk worden wat dat vakmanschap kenmerkt.
  • Het team: praktische wijsheid in een professionele cultuur. In dit verband stelt Vink dat docenten in een professionele leergemeenschap leren van en met elkaar, dat ze elkaar de maat nemen en kaders en ruimte expliciteren.
  • Bestuur en beleid: duidelijkheid over kaders, slechts standaardiseren wat nodig is, diversiteit toelaten, professionele en teamontwikkeling faciliteren. Vink stelt dat ‘oliemannetjes’ in staat moeten zijn om ‘zacht’ te sturen.

Aangeleerde afhankelijkheid

Volgens Vink is de professionele ruimte op geen enkele hogeschool in Nederland optimaal te noemen. Bij zijn onderzoek is hij veel aangeleerde afhankelijkheid tegengekomen en hij stelt vast dat veel docenten slaafs zijn gemaakt. Hij stelt:

  • Professionele ruimte moet niet worden vastgelegd in een landelijk professioneel statuut, maar wel in duidelijke beroepsbeelden en –standaarden die in de context van de hogeschool verder kunnen worden geconcretiseerd.
  • De crux bij het optimaliseren van professionele ruimte is de ontwikkeling van teams als leergemeenschappen.

Pieter Pijlman, docent bestuurskunde van de Haagse Hogeschool en auteur van het artikel De lesboer, de klerk en de vorserPleidooi voor een beroepsvereniging van hbo-docenten, stelt dat de verantwoordelijkheid voor het onderwijs weggeorganiseerd is. Met de ‘professionals governance’ gaat het volgens hem niet goed. Dat is zorgwekkend, juist vanwege het feit dat hogescholen bezig zijn zich te ontwikkelen naar kennisinstellingen. Hij stelt:

  • Professionalisering van docenten kan niet centraal (hogeschoolbreed) en van boven aangestuurd worden.
  • Een breed gedragen beroepsvereniging van hbo-docenten zal er nooit komen, omdat de meeste docenten niet de moeite zullen nemen om zich aan te sluiten.

Waar was de professional?omslag wijzer professionele ruimte

Jan Willem Meinsma, bestuursvoorzitter van Zestor en lid van het College van Bestuur van Hogeschool Windesheim, stelt dat de aandacht voor professionele ruimte in het hoger beroepsonderwijs begonnen is in november 2008 en dat na zeven jaar de oogst geïnventariseerd moet worden.
Volgens hem is de positie van de docent versterkt en wordt de docent tegenwoordig gezien als iemand die talenten heeft in plaats van iemand die uren heeft.

Meinsma zag in de afgelopen zeven jaar een beweging van individu naar teams, versterking van onderzoek, maar ook docenten die zich slachtoffer voelden, een grotere afstand tussen inhoud en organisatie (meer verticaal management) en een toename van het aantal ingrijpende incidenten. Deze incidenten hebben geleid tot angst en deze angst tot regelgeving.
Meinsma noemt dat een ‘cascade van angst’, die uiteindelijk heeft geleid tot het prestatieakkoord. Vraag van Meinsma: “Waar was de professional?”

Voorstel tot nieuw accent op professionele ruimte

Meinsma stelt:

  • De docent in het hbo is te ver gedeprofessionaliseerd om een beroepsvereniging te kunnen inrichten.

Omdat de docent niet in staat bleek de gewaardeerde positie die hij in het verleden had te verdedigen, stelt Meinsma een nieuw accent op professionele ruimte voor:

  • Een docent moet zijn professionele ruimte zowel binnen als buiten de organisatie (beroepenveld) creëren, passend bij het beroepsbeeld van de hbo-docent.

De slotconclusie van deze bijeenkomst is dat het thema professionele ruimte op de kaart moet blijven staan, maar dat het accent verlegd moet worden.

*) Zestor is opgericht door sociale partners in het hbo: Vereniging Hogescholen, Algemene Onderwijsbond, AbvaKabo, CNV Onderwijs en UnieNFTO.

Werken aan professionele ruimte, door Zestor, 2014: www.zestor.nl

Wijzer in de professionele ruimte, door Zestor, 2014: www.zestor.nl

De lesboer, de klerk en de vorser, door Pieter Pijlman: www.professioneleruimte.nl (niet meer beschikbaar op site van Professionele ruimte).

Verslag bijeenkomst Kan professionele ruimte van de kaart?, door Jorik Huizinga, 15 februari 2015: www.professioneleruimte.nl (niet meer beschikbaar op site van Professionele ruimte)

Professionalisering van Onderwijzend Personeel in het HBO, Wiep Koehoorn blogspot, 16 februari 2015: http://wiepkoehoorn.blogspot.com

Michaël Bas over de kunst van het ontwikkelen van educatieve serious games

michael basOp het internetportaal Onderwijs- en leerwetenschappen van de Open Universiteit is een serie video’s te zien waarin professionals vertellen over hun vakgebied. In de moderne samenleving is er veel vraag naar een effectieve en aantrekkelijke leeromgeving op scholen, de werkplek en thuis waar kennis kan worden uitgewisseld. Professionals in de onderwijs- en leerwetenschappen kunnen daarvoor zorgen.

Eenmaal afgestudeerd, bezitten ze een unieke combinatie van theoretische kennis, onderzoeksvaardigheden, ontwerpvaardigheden en ervaring met innovatieprocessen, die hen voorbereiden op een breed scala van beroepen.
Een van hen is Michaël Bas, serious games-ontwikkelaar en directeur en mede-eigenaar van Ranj Serious Games, een in 1999 opgericht en inmiddels internationaal bedrijf dat oplossingen zoekt voor problemen waar bijvoorbeeld het onderwijs en de gezondheidszorg mee worstelen. Een serious game is een spel met een ander doel dan puur vermaak. Het voornaamste doel is mensen uitdagen in spelvorm problemen te laten oplossen. Het game-aspect dient om de beleving te versterken en daarmee ook de overdracht van kennis en informatie.

Het vertalen van leerdoelen naar speldoelen, is volgens Bas de kunst van het serious games-bouwen: “Wat je nodig hebt om dit soort werk te doen is wat wij vroeger wel omschreven als de ‘uomo universale’, iemand die een brede interesse heeft voor alles wat er in de wereld is. Als je die interesse hebt, wil je ook luisteren naar mensen die specifieke kennis hebben; zij zijn heel bevlogen als ze vertellen over hun vakterrein”.
Bas is oorspronkelijk opgeleid als beeldend kunstenaar en ging na het behalen van zijn diploma aan de kunstacademie van Rotterdam naar de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht waar hij de opleiding beeld- en mediatechnologie volgde: “Een vreemde achtergrond voor iemand die zich uiteindelijk bezighoudt met didactische principes. Een groot gedeelte van de kennis daarover hebben we onszelf moeten aanleren”.

Dit beroep is zeer gevarieerd en eigenlijk een gecombineerd beroep met drie aspecten: technologie, creativiteit en kennis (vergaren). Ranj heeft intussen internationale prijzen gewonnen met zijn spellen. In 2012 won het bedrijf de Europese prijs Games for Health Europe Award met een spel dat zich afspeelt op een afdeling spoedeisende hulp van een gemiddeld provinciaal ziekenhuis.

In december 2014 verscheen er een interview met Michaël Bas en Valentijn Visch in Homo Ludens magazine, het tijdschrift voor applied games: www.homoludensmagazine.nl.
Website is opgeheven. Interview is verplaatst naar Saganet: Op zoek naar de maximale win‐win tussen onderzoek en praktijk – Dubbelinterview met Valentijn Visch ﴾TU Delft﴿ en Michaël Bas ﴾Ranj﴿, door Jaap de Goede: https://saganet.nl

Saganet is een platform voor ontwikkelaars, onderzoekers, consultants, trainers en facilitators: https://saganet.nl/

Zie ook Portaal Onderwijs- en Leerwetenschappen: http://portal.ou.nl (Portaal bestaat niet meer)

Video is niet meer beschikbaar.

Ranj: https://www.ranj.com/

Design United, 4TU: www.4tu.nl/du/

 

Samenhang en kennis van processen zijn verloren gegaan door splitsing ProRail en NS

Oud-directeur Beheer en Instandhouding van ProRail Roel van den Bosch schrijft in een opiniestuk op SpoorPro.nl, de digitale vakwebsite voor railbedrijven, dat de samenhang en kennis van processen verloren is gegaan door de splitsing tussen ProRail en de Nederlandse Spoorwegen:
“De wereld om ons heen verandert. De Nederlandse Spoorwegen zijn 20 jaar geleden volledig gesplitst in een infrabeheerder en een vervoersbedrijf. Deze twee bedrijven zijn verder gesplitst en verschillende onderdelen zijn verkocht of verzelfstandigd.

Het verhaal dat dit moest gebeuren onder druk van de Europese regelgeving is maar ten dele waar. De EU heeft alleen geëist dat de infrastructuur financieel gescheiden moet zijn van de vervoers- en overige activiteiten van de nationale spoorwegbedrijven, dat de rijksoverheid verantwoordelijk is voor de financiering daarvan en dat er een vrije toegang voor alle vervoerders op het nationale spoorwegnet gegarandeerd wordt. De wijze waarop de splitsing in andere landen vorm heeft gekregen, toont aan dat er diverse oplossingen mogelijk zijn.
Splitsing

Het voordeel van de splitsing in Nederland is dat de verantwoordelijkheden voor elke partij heel duidelijk kunnen worden vastgesteld. Elke partij kan zichzelf verder ontwikkelen en professionaliseren. Zo hebben de ontwikkelingen op IT-gebied in de afgelopen jaren een professionalisering op het gebied van assetmanagement een enorme impuls gegeven, niet alleen voor de spoorsector maar in alle sectoren met hoogwaardige techniek.

Een nadeel van de splitsing is dat de samenhang en kennis van elkaars processen verloren gaat. Dat geldt niet alleen tussen de vervoersprocessen en de infrastructuur (NS versus ProRail) maar ook binnen de infrastructuur tussen ProRail, de ingenieursbureaus en de aannemers. Het in elkaars keuken kunnen kijken is niet meer een onderdeel van het opleidingsprogramma, maar het is ook vrijwel onmogelijk geworden door de vertrouwelijkheid van de bedrijfsvoering. Althans in Nederland. Want in het Verenigd Koninkrijk heeft men wel geleerd van de vergaande verzelfstandiging. Daar is het tegenwoordig heel normaal om bij elkaar in de keuken te kijken. En dat men dan bedrijfsinformatie kan zien, is daarbij geen issue. Een muur van stenen krijgt immers ook alleen zijn stabiliteit door het cement tussen de stenen.

Incident gericht onderhoud

Ook binnen de processen van ProRail is veel veranderd. De prestatiegerichte onderhoudscontracten kunnen een goed middel zijn om de kwaliteit van de bedrijfsmiddelen op korte en op langere termijn te garanderen. Maar dan moet er meer zijn dan alleen de sturing op prijs en een toets aan het begin en aan het eind van de contractperiode. Als het contract de aannemer stimuleert om zo min mogelijk te doen en alleen op incidenten te reageren, schiet het op den duur zijn doel voorbij.

Het is een bekend gegeven dat een goede aanvangskwaliteit met het juiste preventieve onderhoud leidt tot lagere onderhoudskosten en een langere levensduur. Bij de focus op alleen incident gericht onderhoud wordt de gemiddelde kwaliteit van de infrastructuur lager. Daardoor zal de gemiddelde levensduur van het spoor van geprognosticeerd bijvoorbeeld 30 jaar terugvallen naar 25 jaar. In de eerste jaren is daar nog weinig van te merken, maar verder in de tijd ontstaan de problemen.

Assetmanagement

Een goede ontwikkeling in het assetmanagement is het definiëren van het gewenste eindresultaat. De ‘doe-voorschriften’ uit de NS-tijd worden vervangen door ‘doel-voorschriften’. Maar dan moet je wel heel goed in staat zijn om het doel eenduidig, concreet en meetbaar te definiëren. Anders zul je toch nog een aantal ‘doe-voorschriften’ moeten houden.

En als professioneel beheerder en opdrachtgever moet je ook periodiek zelf een controlemeting en een audit op de procesvoering uitvoeren om enerzijds de verantwoording naar de minister af te kunnen leggen en anderzijds om niet voor verrassingen te komen. Via contracten kunnen heel veel zaken gedelegeerd worden naar de aannemers, maar de eindverantwoordelijkheid kan nooit gedelegeerd worden. En als het mis gaat is niet alleen de aannemer schuldig, maar zal ook ProRail verantwoording moeten afleggen hoe zij toezicht gehouden heeft”.

Pleidooi voor vakkundigheid

Lees het hele opiniestuk van Roel Van den Bosch waarin hij vervolgens advies geeft over het voorkomen van verstoringen en te treffen maatregelen bij slechte weersomstandigheden. En vooral pleit hij voor voldoende vakdeskundigheid binnen ProRail. Voor mensen die weten hoe de processen lopen en kennis en ervaring weten uit te uitwisselen met collega’s elders in Europa. Dat… “was in de NS-tijd heel gebruikelijk. Ook nu zou dat veel mogelijkheden bieden”.

‘Kennis processen verloren gegaan bij splitsing NS en ProRail’
, door Roel van den Bsoch, Spoor Pro.nl, 12 februari 2015: www.spoorpro.nl

Lees ook: Prorail start ‘diepgaand onderzoek’ naar storingen op spoor, Nu.nl, 12 februari 2015: www.nu.nl

De emancipatie van de leraar: Handel alsof je aan het roer staat en je zult de koers bepalen

omslag het prachtige risico van onderwijs gert biestaHester IJsseling, groepsleerkracht in het primaire onderwijs en filosofe, schrijft op haar blog waarom zij zo enthousiast is over het boek Het prachtige risico van onderwijs dat op 9 februari 2015 is gelanceerd op een conferentie in Driebergen. Het boek is oorspronkelijk in het Engels geschreven door onderwijspedagoog Gert Biesta en vertaald door wiskundedocent en auteur René Kneyber. Hij schreef met Jelmer Evers het in 2013 gepubliceerde boek Het Alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! dat deze maand zijn derde druk beleefde.
Van de vele thema’s die in Het prachtige risico van onderwijs behandeld worden, kiest IJsseling er voor haar blog een uit: emancipatie:

“Wat heeft onderwijs te maken met emancipatie? Emancipatie gaat over vrijheid en onafhankelijkheid en de weg daar naartoe. Kinderen worden in de loop van hun schooltijd volwassen.Van afhankelijke, onmondige wezens veranderen ze in autonome subjecten. Hoe gaat dat precies in z’n werk? Wat gebeurt daar precies? Wat is de rol van de leraar in dat proces? In hoeverre is het volwassen worden van kinderen een gevolg van wat wij als leraren doen? In welke mate gaat het buiten onze zeggingsmacht om? Belangrijke vragen voor leraren om te stellen.Toch koos ik een andere.

De vraag die mij in mijn dagelijkse praktijk, meer nog dan de volwassenwording van kinderen, bezighoudt, is de vraag naar de emancipatie van de leraar.

Leraren hebben in ons land, in deze tijd, een bepaalde positie, een bepaalde rol in de maatschappelijke orde. Ik zou die rol – een tikkeltje boud misschien – willen typeren als de rol van stemloze uitvoerder van overheidsbeleid. Politici, media, adviseurs, experts en leken, spreken over leraren als onmondige, onvrije, niet helemaal serieus te nemen werknemers, helemaal onderin de hiërarchie.

Als u met mij mee zou willen gaan in deze typering, dan kunnen we stellen: De leraar bevindt zich in een positie die vraagt om emancipatie.

Hoe gaat dat nu in zijn werk, die emancipatie van leraren? Wat is daarvoor nodig? Dat is de vraag die mij bezighoudt. Het boek van Biesta ( name hoofdstuk 4 en 5), heeft mijn gedachten daaromtrent aangescherpt.

Biesta laat in hoofdstuk 5 van Het prachtige risico van onderwijs verschillende opvattingen van emancipatie zien, die je heel kort zou kunnen typeren als 1. emancipatie als bevrijding en 2. emancipatie als ontsnapping.

Als je emancipatie begrijpt in termen van bevrijding, dan hoort daarbij iemand die zich opwerpt als emancipator van een onderdrukte groep. De emancipator geeft de onderdrukten inzicht in hun positie en vertelt hen hoe zij zich daaraan moeten ontworstelen.

En daarmee begeeft hij zich in een paradox: de emancipator raakt in een onophefbare relatie van ongelijkheid verstrikt. De bevrijde onderdrukten blijven afhankelijk van hun redder, en worden zo nooit werkelijk vrij.

Als je emancipatie begrijpt in termen van ontsnapping, verschijnt een ander beeld. Onvrije mensen bevrijden zich van de ondergeschikte, stemloze rol die hen is toebedeeld, door te handelen vanuit de vooronderstelling dat ze vrije, onafhankelijk oordelende, kritisch denkende, autonome subjecten zijn. De ontsnapping vindt plaats door middel van een herschikking van de bestaande orde.

Als we naar de emancipatie van leraren kijken dan zien we hoe leraren de bestaande orde herschikken waarin hen de rol van ondergeschikte, stemloze uitvoerder is toebedeeld. Hoe doen ze dat? Door te handelen vanuit de vooronderstelling dat ze vrije, autonome professionals zijn die aan het roer staan en de koers bepalen van de ontwikkeling van goed onderwijs.

Die zinsnede – “uitgaande van de vooronderstelling dat” – die is mijns inziens cruciaal. Het gaat erom vertrouwen te schenken en je over te geven aan iets dat nog niet evident is. Leraren maken hun vrijheid en autonomie waar door te doen alsof die al gegeven is, nog voordat die evident is. Ze beginnen klein, in hun eigen school, binnen de kaders die er liggen, te bouwen aan een nieuw model dat het oude overbodig zal maken. We hebben de afgelopen tijd kunnen zien hoe dat proces plaatsvindt, in de recente aflevering van Tegenlicht “De onderwijzer aan de macht”, in HetAlternatief, edcamp, in De Nieuwe Leraar.

Ook de overheid zegt graag een sterke beroepsgroep te willen. Kosten noch moeite worden daartoe gespaard. Ik denk aan het bekwaamheidsdossier, de competentiematrix, de onderwijscoöperatie, het lerarenregister, nascholingsbudgetten, lerarenbeurzen enz.

Maar wat gebeurt hier? De overheid werpt zich op als de emancipator die degenen die hij wil emanciperen juist van zich afhankelijk maakt en daardoor steeds hun vrijheid in de weg staat.
Al die overheidsmaatregelen stompen juist af. Ze gaan uit van de vooronderstelling dat leraren zelf niet in staat zijn na te denken over goed onderwijs of om goed onderwijs vorm te geven.

De boodschap die het ministerie uitdraagt is dat anderen – superieuren, beleidsmakers, adviseurs, experts – aan leraren zullen moeten uitleggen wat ze moeten doen, wat excellent onderwijs inhoudt, wat professionaliteit betekent, hoe je je professionaliseert, en wanneer je een competente leraar bent.
Met die boodschap onderstreep het ministerie telkens weer dat het de leraar niet voor vol aan ziet, en aan die verwachting zullen veel leraren braaf voldoen, zoals het Pygmalion-effect voorspelt. Terwijl je diegenen die je zou willen behouden, de werkelijk ge-emancipeerde, vrije, onafhankelijke leraar, van je vervreemdt.

Wil je leraren die zich verantwoordelijk voelen voor de kwaliteit van het onderwijs? Wil je een krachtige beroepsgroep? Spreek leraren dan aan als de ge-engageerde, kritisch denkende, onafhankelijk oordelende, autonome ingenieurs van het onderwijs die ze zijn.

En let op: benader ook diegenen zo, die misschien nog niet direct aan die verwachting voldoen. Alleen zo zul je ook hen in beweging krijgen. Niet door ze weer bevaderend bij het handje te nemen.
Dit advies geldt ook voor schoolleiders, bestuurders en onderwijsadviseurs. Onderken leraren als gelijkwaardige gesprekspartners in de dialoog over goed onderwijs en ontdek wat dat mogelijk maakt. Heb de moed vertrouwen te schenken aan wat misschien nog niet evident is. Neem dat prachtige risico.

En leraren? Wat zou ik die willen zeggen?

Handel alsof je aan het roer staat en je zult de koers bepalen”.

Emancipatie – reflectie op Het prachtige risico van onderwijs, Blog Hester IJsseling, 12 februari 2015: http://hesterij.blogspot.nl

Miniconferentie over ‘Het prachtige risico van onderwijs’, NIVOZ,  februari 2015: http://nivoz.nl

Intimiderende controle van zorgverzekeraar bij huisarts: “U wijkt teveel af, u declareert teveel”

Chantal van der Zandt is een oprechte huisartspraktijkhouder die nu al bijna een jaar lang bezig is haar onschuld te bewijzen aan de controleurs van haar preferente zorgverzekeraar ZV, die in opdracht van minister Schippers van Volksgezondheid en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op zoek is naar fraude in de gezondheidszorg. Van der Zandt heeft opgeschreven wat haar in het afgelopen jaar is overkomen. Ze is bestempeld als iemand met een afwijkend declaratiegedrag. Dat kan natuurlijk niet. Nooit kwam het in het hoofd van de controleurs op dat zij het zelf wel eens bij het verkeerde eind konden hebben met hun statistieken.

Van der Zandt op de site van Artsennet: “Begin april 2014 ontvang ik een mail van zorgverzekeraar ZV: ‘Aankondiging materiële controle’. Ik had er nog nooit van gehoord.

Met behulp van een algemene risicoanalyse hebben wij het declaratiegedrag van een brede groep huisartsen bekeken. In deze analyse zijn een vijftal risico’s onderzocht:

    • het declareren van ondoelmatig veel declaraties lange consulten,
    • intensieve zorg visite lang,
    • lange visites,
    • chirurgie en
    • ecg-diagnostiek.

Op basis van deze vijf risico’s hebben wij een top 50 aan huisartsen geselecteerd die wij benaderen voor deze materiële controle. U bent één van de huisartsen die behoort tot deze top 50 waar wij op basis van de hierboven genoemde risico’s een praktijkvariatie ofwel een hoge schadelast hebben geconstateerd welke wij niet kunnen verklaren.’

Ik schrik. Top 50, ik? Hoe kan dat? Ik maak mij zorgen. Wat betekent dit? Ik googel op ‘materiële controle’. Woorden als fraude vliegen voorbij. Ik heb toch niets verkeerds gedaan? Wel jarenlang heel hard gewerkt in de praktijk, aan kwaliteitsverbetering en laagdrempelige zorg. Denken ze echt dat ik iets verkeerd heb gedaan? Dat ik mogelijk gefraudeerd heb of stellen ze dát ik gefraudeerd heb? Ik besluit af te wachten en spreek er met niemand over. Binnen acht weken krijg ik meer te horen.

Zwangerschap
Die informatie komt eind mei. In augustus zal de declaratiecontrole plaatsvinden. Op dat moment houd ik al vijf maanden bedrust in verband met een gecompliceerde hoogrisicozwangerschap. Begin juli uitgerekend. Augustus valt precies in mijn bevallingsverlof. Na zo’n beroerde zwangerschap hoopte ik op een zorgeloze kraamtijd. Ik vraag of die controle verplaatst kan worden tot na mijn bevallingsverlof. Dat kan niet. Sterker nog, hij wordt vervroegd!
Ik ontvang 25 pagina’s met vragen over declaraties van de afgelopen jaren. Ik moet binnen drie weken antwoorden. Over vijf weken staat mijn bevalling gepland. In de afgelopen maanden thuis is het me niet eens gelukt om zelfs maar een online nascholing te doen. Hoe moet ik al deze vragen beantwoorden? Ik barst in tranen uit. Ik stuur direct een mail om mijn medische situatie duidelijk te maken: bereid om op alle vragen te reageren, maar dan wel na mijn bevallingsverlof. ZV is onverbiddelijk begripvol: ik krijg niet drie maar vier weken de tijd.
Ik mag doorwerken tot een week voor mijn geplande bevalling! En er wordt mij ‘desondanks nog een fijne zwangerschap toegewenst’.
Als praktijkhoudend huisarts vervalt het recht op zwangerschapsverlof?

Veroordeeld
Door de toon van de brief krijg ik het gevoel al te zijn veroordeeld. ‘Achten wij de praktijkvariatie niet voldoende verklaard? Doen wij u een onderbouwd financieel voorstel, of gaan wij over tot een detailcontrole bij u op locatie.’ Bij detailcontrole krijgt ZV inzage in onze patiëntendossiers. Mijn beroepsgeheim wordt daarmee doorbroken.
Er wordt gesproken over een totale ‘schadelast’ van ruim 500.000 euro, wat gedeclareerd is de laatste jaren. En dat is onrechtmatig gedeclareerd? Als ik het zelf niet kan toelichten door mijn arbeidsongeschiktheid zou ook de assistente of waarnemer dit kunnen doen.
Vragen met potentieel grote financiële consequenties door anderen laten beantwoorden? Ik niet!
In de dagen en weken daarna doe ik mijn uiterste best. Tientallen vragen beantwoorden en over veel meer dan de vijf aangekondigde risico’s. Open vragen, zonder dat duidelijk is welke informatie ZV precies van mij verwacht”.

Lees het hele verhaal hoe Van der Zandt terecht kwam in een intimiderende sfeer waarin de controleurs weigerden duidelijk te maken wanneer er voldoende zekerheid was over de juistheid van haar declaraties. Volgens ZV waren er slechts twee opties: er is doelbewust onjuist gedeclareerd of onbewust verkeerd gedeclareerd. De mogelijkheid dat er correct gedeclareerd is, maar meer zorg is geleverd dan gemiddeld, wordt niet geaccepteerd.
Van der Zandt heeft uiteindelijk een statisticus in de arm genomen om te kunnen aantonen dat de controleurs zich vergist hadden. In maart 2015, bijna een jaar verder, komt ZV met een voorlopige conclusie waarop Van der Zandt kan reageren.

Zie De ‘materiële controle’ van een huisarts, door Chantal van het Zandt, Medisch Contact – Artsennet, 12 februari 2015: www.medischcontact.nl

P.S. Lees ook de aanzwellende hoeveelheid reacties van collega’s van Chantal van der Zandt onder haar blog!

En niemand durfde hem aan te spreken…

Chirurg Dick van Geldere*) schreef een verhaal op de site van PatiëntVeilig over een beroemde collega, de Duitser Ferdinand Sauerbruch die leefde van 1875 – 1951. Deze Sauerbruch vond als assistent de thoraxchirurgie uit, een methode om de thorax te openen zonder de dodelijke collaps van de longen en verrichtte de eerste longoperaties ter wereld.
Van Geldere hoorde lang geleden een van zijn bazen tegen een opleider zeggen: Je lijkt Sauerbruch wel. Dat was geen compliment…”begrepen wij als assistent wel. Maar het waarom wilde een andere baas later toch niet aan ons uitleggen. Hij was toch de grootste chirurg van Duitsland geweest?”

Van Geldere’s verhaal is een mooie illustratie van wat er gebeurt als er geen tegenspraak is op het werk en kritiek leveren geen onderdeel van de organisatie- of bedrijfscultuur:
“Sauerbruch was in Duitsland de absolute keizer der chirurgen: geëerd, maar ook gevreesd. In zijn kliniek heerste een Pruisische kadaverdiscipline. De Chef – zo wenste hij aangesproken te worden – duldde geen tegenspraak. Hij eiste het uiterste van zijn staf en van zijn assistenten. Hij was zeer impulsief en temperamentvol en sloeg zijn assistenten soms tijdens een operatie met een instrument. Zelfs collega’s ging hij te lijf.

Maar hij kon ook vriendelijk zijn en charmant. Zijn patiënten droegen hem op handen. Hij liet zich rijkelijk belonen door wie het kon betalen, anderen opereerde hij gratis. Sauerbruch was wereldberoemd en opereerde tal van hoogwaardigheidsbekleders, waaronder Rijkspresident Von Hindenburg. Hij werd overladen met hoge onderscheidingen – later ook door de Nazi’s. Hij ontving de Deutscher Nationalpreis für Kunst und Wissenschaft, Hitlers alternatieve Nobelprijs. Hij was geen uitgesproken voorstander van het nationaalsocialisme, maar nam er ook geen afstand van.

Fatale fouten
Na de Tweede Wereldoorlog begon Sauerbruch fouten te maken. Fouten waar niemand iets van waagde te zeggen. Een beroemd acteur overleed na een liesbreukoperatie. Halverwege de operatie leek de Chef de controle te verliezen. Een bloeding uit de arteria femoralis werd grof doorstoken en postoperatief ontstond een fatale nabloeding. Niemand zei wat.

Na een wel zeer vlot uitgevoerde maagresectie bij een jonge vrouw, verzuimde de Chef om een vaatverbinding te maken. Zij stierf aan de gevolgen. Niemand durfde de machtige Sauerbruch aan te spreken op zijn bij vlagen waanzinnige gedrag. Een door anderen bij operatie niet weg te snijden geachte hersentumor, waar hij bij werd geroepen, meende hij wel even – zonder in te wassen – met blote handen te kunnen verwijderen. De tumor nam hij in zijn hand mee naar het stafbestuur waar hij toevallig net mee in gesprek was, om aan te tonen dat die chirurgen van tegenwoordig niet meer kunnen opereren. ‘Nichts ist inoperabel…’ De patiënt was toen al overleden.

In het grootste geheim werden ‘s nachts corrigerende operaties verricht en men trachtte Sauerbruch zoveel mogelijk bij moeilijke gevallen weg te houden. De klinische en de politieke verhoudingen in die tijd waren echter dusdanig dat Sauerbruch ongestoord kon door opereren. Niemand kon, wilde of durfde hem tegen te houden”.

Sauerbruch bleek aan Gehirnsklerose te lijden, vasculaire dementie… “de medische staf worstelde ermee, maar vond geen gehoor bij het bestuur van het ziekenhuis of de gemeenteraad, en evenmin bij het ministerie.
[…]
Uiteindelijk werd Sauerbruch een vervroegd pensioen aangeboden, dan wel opgedrongen. Langzaam en met veel tegenzin verliet hij op 74-jarige leeftijd de kliniek, om verder te werken in de privékliniek van een bevriende chirurg, die nog van niets wist. Ook daar ging het snel mis en de overheid verbood hem uiteindelijk verder te praktiseren”.

Van Geldere wijst er aan het eind van zijn verhaal op dat ook in onze tijd er af en toe dingen gebeuren waarbij de omgeving wegkijkt en niet optreedt. Als voorbeeld noemt hij de disfunctionerende neuroloog Jansen Steur die zich door verkeerde diagnoses schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en het benadelen van patiënten. Jansen Steur bleek verslaafd aan medicijnen en had hersenletsel opgelopen na een auto-ongeluk. Van Geldere: “Alle kwaliteits- en veiligheidsmanagementsystemen ten spijt is de aanspreekcultuur nog niet ver gevorderd. We zijn collegiaal en loyaal, en denken bovendien: heden gij, morgen ik”.
Volgens Piet Borst, de aan het slot van het verhaal geciteerde emeritus hoogleraar klinische biochemie, was Jansen Steur “vast dankbaar geweest als zijn collegae of de ziekenhuisdirectie hem tijdig uit zijn spreekkamer hadden gehaald”.
Lees het hele verhaal van Dick van Geldere: De keizer der chirurgen, PatiëntVeilig, 12 januari 2015: www.patientveilig.nl (website PatientVeilig.nl is opgeheven). Zie:  ZorgVeilig verhalen: http://www.zorgveiligverhalen.nl/verhaal/de-keizer-der-chirurgen/

*) Dick van Geldere (1952) is opgeleid tot algemeen chirurg in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam. Sinds 2003 is hij werkzaam bij Isala Klinieken in Zwolle.

Stichting Patiëntveilig verbindt verhalen van patiënten en professionals. Vaak openhartig, soms anoniem, altijd informatief en herkenbaar: www.patientveilig.nl (website is opgeheven) Zie: www.zorgveiligverhalen.nl/verhaal/jaarverslag/

In streekziekenhuizen alleen nog ‘simpele zorg’

Kun je straks nog gewoon in het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem of het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk, als je dat wil? Minister Edith Schippers van Volksgezondheid gaf zondag 8 februari 2015 persoonlijk het antwoord op die vraag tijdens het Politiek Café Piment in het Amphion-theater te Doetinchem: “Ja voor basiszorg, maar niet voor bepaalde specialistische zorg. Als je bij een bepaalde behandeling 25 procent meer overlevingskans hebt, vinden mensen het niet erg om daar verder voor te rijden. De nazorg kan in het streekziekenhuis”.

‘Simpele zorg’
​Streekziekenhuizen krijgen de ‘simpele’ zorg, aldus de minister. Ze wees erop dat bijna ieder ziekenhuis in Nederland borstkanker behandelt, “maar ik weet dat het niet overal goed gaat.”

Enkele dagen voor haar komst was aangekondigd dat de minister voor de deur van het Amphion-theater zou worden onthaald met protest door de SP om te protesteren tegen haar beleid. Hans Boerwinkel, fractieleider van de SP in Doetinchem:  “We willen haar laten zien wat haar maatregelen in de zorg voor consequenties hebben, onder meer voor de huishoudelijke hulpen in de Achterhoek.”

Politiek café Piment is een initiatief van Wouke van Scherrenburg, voormalig presentator en parlementair verslaggever van programma’s als Nova/Den Haag Vandaag.

‘Streekziekenhuis straks alleen voor basiszorg’, de Gelderlander, 8 februari 2015: www.gelderlander.nl (artikel niet meer beschikbaar op site van de Gelderlander). Zie: ‘Streekziekenhuis alleen voor basiszorg’, Skipr, 9 februari 2015: www.skipr.nl

Minister Schippers wordt onthaald met protest bij Piment, de Gelderlander, 3 februari 2015: www.gelderlander.nl (artikel niet meer beschikbaar op site van de Gelderlander).

Meer dan 80 procent van wiskundeleraren is tegen huidige rekentoets

Meer dan 80 procent van de wiskundeleraren in het voortgezet onderwijs is tegen invoering van de huidige rekentoets. Meer dan de helft wil überhaupt geen rekentoets waarvoor je kunt zakken bij het eindexamen.

Deze uitslag is het resultaat van een enquête onder onderwijsmensen in het veld, uitgevoerd door de WiskundE-brief die 4300 abonnees heeft. |De commissie van OC & W van de Tweede Kamer steggelde tijdens een hard debat op 28 januari 2015 over de steun die er ‘in het veld’ bestaat voor de rekentoets. Sommigen beweerden dat het aantal voorstanders wel eens aanzienlijk zou kunnen zijnk maar dat de tegenstanders nu eenmaal een betere toegang tot de media zouden hebben. De Wiskun­dE-brief heeft dit draag­vlak onderzocht en de conclu­sie mag opzien­barend worden genoemd.

Om de betrouwbaarheid en de uitvoerbaarheid goed te waarborgen, koos de redactie voor het aanschrijven van een aselecte steekproef uit het abonneebestand.

Vragen

De enquête werd eenvoudig gehouden. Hij telde slechts twee vragen met op iedere vraag drie mogelijke antwoorden:

Bent u als wiskundedocent werkzaam in het voortge­zet onder­wijs?
0. Nee.
1. Ja maar naast een andere baan of beroeps­matige activiteit.
2. Ja, als enige baan.

Staat u achter het voornemen om het slagen voor het eindexa­men afhanke­lijk te maken van het slagen voor de reken­toets?
0. Nee.
1. Alleen als de reken­toets ingrij­pend wordt aange­past.
2. Ja.

Resultaten

Op een steekproef van bijna 600 adressen kwamen ruim 200 reacties binnen. Bijna 60% van de respondenten antwoordt “Nee”, ruim 30% gaat alleen akkoord na een ingrijpende wijziging van de rekentoets, en slechts ongeveer één op de acht mensen uit ‘het veld’ staat achter de rekentoets zoals deze nu is georganiseerd. Er is wat dat betreft geen verschil tussen de wiskundedocenten en de overige respondenten. De laatste groep is misschien zelfs nog iets resoluter in de totale afwijzing van de rekentoets.
Opvallend is dat onder de groep voor­standers van de rekentoets relatief veel mensen zitten die naast docent wiskunde nog een andere baan hebben. Gaat het hier om docenten rekenen? Of gaat het om docenten die op andere wijze betrokken zijn bij de rekentoets? De enquête geeft hierover geen uit­sluitsel.

Conclusies

Rekening houdend met marges die horen bij de steekproefomvang, staan de volgende conclusies vrij stevig:

  • Meer dan 80% van de wiskundeleraren is tegen de huidige rekentoets.
  • Meer dan de helft van de wiskundeleraren wil überhaupt geen reken­oets waarvoor je kunt zakken bij het eindexamen.

Beweringen dat het aantal voorstanders van de rekentoets wel eens aanzienlijk zou kunnen zijn maar dat de tegenstanders gewoon een ‘grotere mond’ hebben, zijn met deze enquête resoluut verwezen naar het rijk der fabelen.

Op dinsdag 10 februari 2015 wordt ‘s middags in de Tweede Kamer gestemd over de rekentoets tijdens het Plenair debat. Zie Moties ingediend bij het VAO (Verslag van een Algemeen Overleg) Rekentoets vo en mbo op site van Tweede Kamer: www.tweedekamer.nl

WiskundE-brief, nummer 695, 8 februa­ri 2015. De WiskundE-brief is een di­gi­ta­le nieuwsbrief, gericht op wiskundedocenten in het voortgezet onder­wijs, met als doel een snelle onderlinge uitwisseling van informatie en meningen. De brief verschijnt buiten de school­vakanties ongeveer één keer per week en het abonnement is gratis: www.wiskundebrief.nl

Lees ook: Docenten vierkant tegen rekentoets, door Arianne Mantel, Telegraaf, 9 februari 2015: www.telegraaf.nl

Kritiek op de rekentoets, interview met prof. dr. Paul A. Kirschner, hoogleraar onderwijspsychologie aan de Open Universiteit in Heerlen, door Monique Evers, Limburgs Dagblad, 21 januari 2015, te lezen op site van Onderzoek Onderwijs Blogcollectief: http://onderzoekonderwijs.net