Skip to main content

Redactie Beroepseer

Hoofd operatiën en plv. politiechef Jaco van Hoorn over de actuele staat van de politie

Jaco van Hoorn, hoofd operatiën en plv. politiechef bij Nationale Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant schreef op de Webiste voor de Politie een commentaar op de actuele staat van de politie. De  politie doet het goed, het zijn dan ook niet de resultaten van het werk zelf die kopzorg geven, maar meer de inmiddels alom losgebarsten discussie over de staat van de Nederlandse politie:

“Ik schat in dat veel mensen die bij de politie betrokken zijn, net als ik toe waren aan vakantie. Niet omdat het reguliere werk onder bijzondere druk staat. De veiligheidsontwikkeling is nog altijd positief. High-impact-crimes komen steeds minder vaak voor en vanuit het zuiden van het land komen voorzichtig positieve geluiden over successen in de georkestreerde aanpak van de ondermijningsproblematiek. Als we naar de resultaten kijken, doet de politie het goed. De onrust betreft andere zaken. Ik heb de achterliggende periode benut om daar eens wat dieper over na te denken.

Falende organisatie?
Het is niet de opbrengst van het werk zelf die kopzorg geeft, maar meer de inmiddels alom losgebarsten discussie over de staat van de Nederlandse politie. Met grote regelmaat lezen we van onderzoeken of meer en minder gezaghebbende personen die reflecteren op de vraag hoe het gaat met de politie. De kritische rapporten van eind vorig jaar van de Inspectie van Veiligheid en Justitie en de Commissie Toezicht Beheer Politie, samen met een rapport over ICT en een TNO-onderzoek naar ziekteverzuim, vormden de opmaat naar een breed gedeelde conclusie dat het met de wording van de Nationale Politie niet voor de wind gaat. De commotie in pers en politiek leidde tot de herijking van het realisatieplan. Het was vervolgens opmerkelijk om te zien hoe een aantal – gelekte – conceptversies steeds opnieuw veel ophef veroorzaakten, alsof schijnbaar nieuw bewijs gevonden was voor een falende organisatie.

Onrust op de werkvloer
De personele reorganisatie maakt het beeld niet sterker. Veel politiemensen willen eindelijk duidelijkheid. Ondanks de inzet van gezaghebbende kopstukken als Vreeman, Jongerius en Meijboom wordt in de laatste fase van de herplaatsingsprocedure met het opleveren van het concept plaatsingsplan opnieuw de tijdlijn aangepast. Zorgvuldigheid gaat voor snelheid, lezen we steeds weer, maar ‘we wachten lang en horen weinig’ is de inmiddels gerechtvaardigde de klacht die daar tegenover staat.

En dan is er de CAO. Een traject dat zich kenmerkt door een lange adem. Op een gegeven moment werd daarin stevig de kaart van de ‘losgezongen’ korpschef gespeeld, die niet zou weten wat er op de werkvloer leeft. Ook dat kreeg ruime media-aandacht met koppen als: ‘Weinig vertrouwen in politietop’. Dat was jammer, want het was op de man – en dan nog de verkeerde ook – en niet op de bal…

Toen dat niet het gewenste effect bleek te hebben, worstelden de bonden met de vraag hoe een geloofwaardige vuist gemaakt kon worden zonder de goodwill van het publiek te verspelen. Er was immers de broodnodige sympathie onder de bevolking, totdat het wielerliefhebbende deel de voorgenomen acties rond de Tour de France een brug te ver vond gaan en ook de voetbalacties op afkeuring konden rekenden. Dan toch maar brede acties die burgers raken, door ‘niet-spoedeisende meldingen’ niet meer op te volgen?

Het functioneren van de politie
Een nieuwe dimensie in de inmiddels breed op gang gekomen discussie over de politie werd zichtbaar toen Michiel Princen de kwaliteit van het recherchewerk ter discussie stelde. Zowel van buiten als van binnen de politie kreeg Princen bijval, maar ook tegenspraak. Feit was wel dat de discussie zich nu ging toespitsen op het functioneren van politiemensen zelf.

Dit werd veel sterker toen in Den Haag een zich verzettende man tijdens een arrestatie het leven verloor. Het leverde reacties van afschuw op. De impact ervan kreeg nog veel meer lading toen er in de Haagse Schilderwijk rellen uitbraken en de gebeurtenis werd gekoppeld aan het vraagstuk van etnisch profileren. Ook dit thema deed veel stof opwaaien, eveneens binnen en buiten de politie. Het beeld keerde toen bleek dat bewoners van de Schilderswijk zij aan zij met de politie de rust in de wijk terugbrachten. Maar de discussie bleef en die ging een opmerkelijke richting op, toen bijna smekend werd gevraagd of de politieleiding nu eindelijk eens wilde toegeven dat etnisch profileren door de politie wordt toegepast.

Het feit dat het antwoord op de vraag of politiemensen discrimineren nog steeds in de lucht hangt, vind ik niet erg, want dat betekent een feitelijke bevestiging noch ontkenning ervan. Hoe zou het publieke debat zich ontwikkelen als de politieleiding op de ene of juist op de andere uiterste positie zou gaan zitten? Hoe dan ook, het vraagstuk van diversiteit heeft een nieuwe impuls gekregen, ook hier weer binnen de politie maar ook daar buiten, blijkens de ingezonden brief van Tweede Kamerlid en oud korpschef en oud-portefeuillehouder diversiteit Magda Berndsen in de Volkskrant van 16 juli jl.

Deugen dienders?
Kort en goed, de nieuwste dimensie in de discussie over de staat van de Nationale Politie gaat uiteindelijk over de vraag of politiemensen zelf wel deugen. Ging het eerst over de organisatie en daarna over de politieleiding, nu gaat het over politiemensen zelf. Rechercheurs presteren ondermaats. Politiemensen op straat handelen vooringenomen of zelfs racistisch en bovendien te gewelddadig. Steeds makkelijker vinden klagers hun weg naar de kranten, die de nodige kolommen beschikbaar stellen. Het aantal filmpjes op internet met beelden van kennelijk ongepast politieoptreden neemt toe. Rijksrecherche-onderzoek of niet, in de publieke opinie wordt het oordeel over de rechtmatigheid van het optreden binnen enkele uren gevormd. En deskundologen schromen niet om, georkestreerd door advocaten en ver voordat de rechter zich heeft uitgesproken, tot oordelen over politieoptreden te komen in termen van ‘a-moreel’ en ‘waardeloos’, zoals emeritus-hoogleraar Derksen en rechtspsycholoog Peter van Koppen pas deden in de Kaatsheuvelse moordzaak.

Beeldvorming
Tegelijkertijd zien we een toename van het aantal filmpjes en blogs dat door of namens de politie gepost wordt en die een indruk geven van hoe moeilijk politiewerk kan zijn en de moed die nodig is om dit vak uit te oefenen. De eenheid Rotterdam neemt hierin het voortouw, maar we herinneren ons ook de beelden van de steekwonden van de agent uit Leerdam.

De politie krijgt ook veel steun. De agent uit Veghel, die veroordeeld werd voor ongeoorloofd vuurwapengebruik tegen een inbreker, kreeg massaal financiële steun na nota bene een oproep van Geen Stijl. Dan hebben we ook nog de motorrijder uit Almere die de jongen liet mee rennen en die, tot verbazing van iedereen, massaal waardering kreeg.

En wat te denken van de collega van de aanhoudingseenheid uit Kerkrade, die na een schot tijdens een aanhouding wegens poging doodslag werd veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf. Een uitspraak die – ook hier weer binnen en buiten de politie – veel stof deed opwaaien. De korpschef, Gerard Bouman, en de politiechef, Gery Veldhuis, spraken hun ontzetting uit en een spontane door burgers opgezette handtekeningenactie voor onze collega gaf al snel duizenden steunbetuigingen.

Inmiddels zijn de twee collega’s uit Rotterdam in de zaak van de dood van Michael Stok ontslagen van rechtsvervolging, maar ook dat blijft niet zonder discussie. In Vrij Nederland van 4 augustus zegt advocaat Henk Kersting dat de rechtbank eens moet ophouden agenten de hand boven het hoofd te houden. De korpschef wil echter dat politiemensen worden beoordeeld op een correcte toepassing van de ambtsinstructie”.

Lees het hele artikel van Jaco van Hoorn: De staat van de politie, de Website voor de Politie, 31 augustus 2015: www.websitevoordepolitie.nl (Dit artikel is niet meer beschikbaar op Website voor de politie).

De beeldvorming van de politie is in handen van de camera door Freek Schravesande, NRC,

René Kneyber op nummer zeven van Science Guide Top 10: Symbool van een hoopgevende trend

Elk jaar publiceert Science Guide, het online nieuwsmagazine voor de kennissector, bij de opening van het Academisch Jaar een lijst namen van de Top 10 en de Tip 5 van de kennissector. Wie zijn in het hoger onderwijs, Onderzoek & Ontwikkeling en in kennis- en beleidskringen de sleutelspelers gebleken en wie zijn onstuitbaar in opmars?

Op de zevende plaats van de Top 10 staat René Kneyber, wiskundeleraar, lid van de Onderwijsraad, mede-redacteur van Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! en de internationale uitgave Flip the system en voorttrekker van Beroepseer.

Science Guide: “Anderen praten over ‘van de leraar, door de leraar, voor de leraar’. De Onderwijsraad en Kneyber doen het. Men wilde in het hoge college van staat een docent, een mens uit het vak en de praktijk. Men bleef er niet over babbelen met jan en alleman, maar men zocht, praatte en selecteerde een hele serie jonge docenten. En de OR droeg René als lid voor.

De co-auteur van ‘Het Alternatief’ is daarom vooral een symbool van een hoopgevende trend. Die van minder geklets over ‘de professional centraal’, ‘meer ruimte geven’, ‘in een register registreren’ en van meer goede mensen hun inhoud laten inbrengen waar dat kan. Symbolen zijn invloedrijk en zij kunnen symbolisch handelen zeer machtig maken als men dat snapt. Denk: Mandela. Denk: Abdul Kalam. Denk: HAN-medewerker Rob Schouten in Nagasaki. Hup René!”

Op de eerste plaats staat studentenleider en Maagdenhuisbezetter Jaap Oosterwijk.

Zie:
De Top 10 van 2015, Science Guide, 31 augustus 2015:  www.scienceguide.nl/2015/08/de-top-10-van-2015/

De Tip 5 van 2015, Science Guide, 31 augustus 2015: www.scienceguide.nl/2015/08/de-tip-5-van-2015/

Onderwijsraad brengt advies uit over kwaliteit in het hoger onderwijs

Op verzoek van de minister Bussemaker van Onderwijs heeft de Onderwijsraad zich gebogen over de vraag op welke manier de kwaliteit van het hoger onderwijs op verantwoorde wijze verbeterd en versterkt kan worden. De Onderwijsraad heeft haar advies op 28 augustus 2015 gepresenteerd in het rapport Kwaliteit in het hoger onderwijs. Evenwicht in ruimte, regels en rekenschap.
De Onderwijsraad, opgericht in 1919, adviseert regering, Eerste Kamer en Tweede Kamer over hoofdlijnen van onderwijsbeleid en wetgeving.

Om de kwaliteit in het hoger onderwijs te verbeteren geeft de Raad het advies om het evenwicht in het kwaliteitsbeleid op drie punten te herstellen: in doelstellingen, in het instrumentarium en in de zeggenschap. In het beleid wordt veel nadruk gelegd op uniforme standaarden voor kwaliteit met daarbij horende doelstellingen, waardoor er weinig ruimte is voor andere kwaliteitsopvattingen en doelstellingen van instellingen, docenten en studenten. Hierdoor kan het onderwijs beoordeeld worden vanuit kwaliteitsopvattingen die niet gedeeld worden door docenten en studenten. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor hun betrokkenheid.

In het beleid ligt verder nadruk op het gebruiken van kwantitatieve instrumenten die focussen op regels, rapportages en financiële en juridische sancties. Er moet ook aandacht zijn voor kwalitatieve instrumenten. Bovendien moeten de kwantitatieve instrumenten beter afgestemd worden op het realiseren en onderhouden van een sterke kwaliteitscultuur. Bij het realiseren van een sterke kwaliteitscultuur zou met ten minste zeven aspecten rekening moeten worden gehouden: (1) een duidelijke, gedeelde en doorleefde visie op goed onderwijs; (2) verbeteringsgerichtheid vanuit collectief en individueel lerend vermogen; (3) leiderschap op opleidingsniveau; (4) een ondersteunende organisatiecultuur die aanzet tot samenwerken; (5) hrm-beleid dat kwaliteitsbeleid ondersteunt; (6) grote studentenbetrokkenheid; en (7) een externe oriëntatie.

Tot slot acht de Raad een beter evenwicht tussen sturing en autonomie noodzakelijk. Verdere verbetering van het hoger onderwijs vraagt om een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden. Alleen zo kunnen bij een gelaagde verantwoordelijkheid voor onderwijskwaliteit vruchtbare verhoudingen ontstaan. Daarnaast wordt er nu veel belang gehecht aan publieke verantwoording en onafhankelijk toezicht door externen. Studenten en docenten zouden meer betrokkenheid moeten ervaren bij hun eigen onderwijs. Tegelijk hebben ook bestuurders en toezichthouders een taak in het versterken van kwaliteitsculturen en het bewaken van de kwaliteit van het onderwijs. De overheid heeft geen rol in directe sturing op kwaliteitscultuur. Zij dient haar verantwoordelijkheid te beperken tot het bewaken van publieke waarden en het scheppen van voorwaarden voor kwaliteitsverbetering. Kortom, de raad adviseert voortdurend te werken aan een evenwicht in ruimte, regels en rekenschap.

Kwaliteit in het hoger onderwijs, Onderwijsraad, 28 augustus 2015: www.onderwijsraad.nl

Downloaden rapport Kwaliteit in het hoger onderwijs. Onderwijsraad, augustus 2015: https://beroepseer.nl

Lees ook:
Onderwijsraad doet aanbevelingen voor kwaliteit hoger onderwijs, Nationale Onderwijsgids, 28 augustus 2015: www.nationaleonderwijsgids.nl

Universiteiten onderschrijven analyse Onderwijsraad: kwaliteitsbeleid verworden tot afrekenbeleid, Vereniging van universiteiten ((VNSU), 28 augustus 2015: http://vsnu.nl

 Onderwijsraad: controlecircus onderwijs moet worden ingeperkt, NRC, 28 augustus 2015: www.nrc.nl

Nieuwe meta-analyse over pesten op het werk van klinisch psychologen: Pesten bron van angst, depressie en burn-out

Bart Verkuil en Marc Molendijk hebben in een uitgebreide analyse de gevolgen van pesten op het werk op angst, depressie, en burn-out in kaart gebracht. De twee Leidse klinisch psychologen publiceren erover in het – open access – online wetenschappelijk tijdschrift PLOS One.

Pesten, angst, depressie en burn-out
Pesten op het werk is een actueel onderwerp in de media. Het probleem pesten op het werk wordt onder meer geschetst door TNO en minister Lodewijk Asscher, en komt vaak voor, met alle gevolgen van dien. Verkuil en Molendijk hebben een overzicht gemaakt van onderzoek naar pesten op het werk en mentale gezondheid. Het is een belangrijke samenvatting van eerder onderzoek en het laat zien dat pesten op het werk een duidelijke relatie heeft met angst, depressie en burn-out.

Duidelijke voorspeller
De wetenschappers hebben de resultaten van eerdere onderzoeken samengevat in een zogenoemde meta-analyse. Verkuil en Molendijk lichten toe: “Zo’n analyse is cruciaal omdat slechts één studie vaak een slechte indicatie is voor hoe sterk zo’n relatie is; een enkele studie geeft zelden antwoord op een vraag. Uit onze meta-analyse van 63 studies (> 150,000 mensen) blijkt dat pesten op het werk een duidelijke voorspeller is van het verergeren van angst en depressieve klachten. Een voorspeller die net zo sterk is als andere, meer bekende voorspellers: overgewicht, slaapgebrek, verliezen van je baan of echtscheiding. Overigens hebben mensen die psychische klachten hebben ook een hoger risico om gepest te worden op termijn”.

Pesten op het werk heeft een duidelijke relatie met mentale problemen, Universiteit van Leiden, 25 augustus 2015: www.universiteitleiden.nl

Workplace Bullying and Mental Health: A Meta-Analysis on Cross-Sectional and Longitudinal Data, door Bart Verkuil, Serpil Atasayi, Marc L. Molendijk, PLOS One, 25 augustus 2015: www.plosone.org 
Downloaden analyse: www.plosone.org

Wegwijzer Pesten: In drie stappen naar een passende aanpak van pesten, Blogs Beroepseer, 29 juli 2015: https://beroepseer.nl

Vuilnisman na 600 jaar erkend beroep

vuilnismannenDe 28.000 medewerkers uit de afvalsector krijgen eindelijk een erkende beroepsopleiding. Vroeger kon iedereen ‘altijd nog vuilnisman worden’. Maar ontwikkelingen in de sector vragen om nieuwe expertise en vaardigheden, aldus de brancheorganisatie van reinigingsdiensten. Er komt scholingsaanbod voor zowel medewerkers op de wagen en in de milieustraat, als voor teamleiders.

Op 2 september 2015 bijvoorbeeld start bij SPA Groep in Bodegraven de allereerste MBO-2 opleiding voor vuilnismannen. Vanaf 1 augustus 2015 is het nieuwe kwalificatiedossier AMBOR (Afval, Milieu en Beheer Openbare Ruimte) erkend door het Ministerie van Onderwijs. In de nieuwe structuur gaat gestart worden met de eerste MBO 2-opleiding ‘Allround medewerker afvalbeheer’. Het betreft een nieuwe startkwalificatie, die serieuze kansen biedt voor nieuwe en bestaande werknemers.

Slijkmijder’
In 1401 was er al een functie ‘slijkmijder’. Dit was een ambtenaar, die zich bezig hield met reiniging en afval. Inmiddels is de complexiteit rond inzameling en verwerking van huishoudelijk afval zo groot dat een erkende beroepsopleiding noodzakelijk is geworden. De vraag is zelfs ‘Bestaat afval nog wel?’ en ‘Wat is dat afval dan nog?’. De laatste vijftien jaar zijn er nieuwe ingewikkelde inzamel- en transportvoertuigen gekomen welke met een grijparm containers van de straat pakken of zelfs 3.000 kilo afval uit de grond tillen.
Deze machines kun je niet zomaar bedienen. Dat is technisch en specialistisch werk waar geen kracht, maar eerder inzicht en vooral kennis en vaardigheden voor nodig zijn. De ‘oude’ vuilnisman is nu een specialist, die meer moet kunnen dan je zou zeggen en moet daarom worden opgeleid tot ‘allround medewerker afvalbeheer’.

Vakkrachten
De afvalbranche heeft zich maar al te goed gerealiseerd dat goed opgeleide vakkrachten en een daarmee gepaard gaande beroepsopleiding nodig zijn voor het verder professionaliseren van de branche.
Volgens de beroepsorganisatie van afvalmedewerkers, de Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement NVRD, is dat hard nodig. Er is sinds jaren een  tekort aan voldoende geschoolde vakkrachten in de sterk veranderende afvalbranche.

Peter Kerris, projectleider Sectorplan AMBOR (Afvalmanagement en Beheer van de Openbare Ruimte) ziet dat gemeenten, verantwoordelijk voor de afvalinzameling, zelf het belang daarvan ook inzien: “Er is subsidie verstrekt door de rijksoverheid voor zeshonderd leertrajecten, maar er zijn nu al negenhonderd aanmeldingen”.
Gemeenten, publieke en private afvalbedrijven overwegen volgens hem om ook zonder de subsidie  – het rijk draagt vijftig procent bij – de opleidingskosten te betalen: “Vroeger was het zo dat wie het niet goed deed op school, altijd nog vuilnisman kon worden. Het was een baan voor de laagstgeschoolden. Maar de sector is de laatste tijd enorm veranderd. Het zijn niet meer twee of drie vuilnismannen die zakken in de wagen gooien. De vuilnisman zit tegenwoordig in de cockpit van bijvoorbeeld een zijlader met een enorme hijskraan om grote containers te legen. Het werk wordt technischer en vraagt meer inzicht in verkeerssituaties”.
De opleidingen spelen daarop in, zegt Kerris en besteden ook aandacht aan de thema’s service naar burgers en omgaan met agressie.

Nieuwe banen
De nieuwe opleidingen vormen slechts een onderdeel van het Sectorplan, dat is goedgekeurd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het voorziet ook in het creëren van nieuwe banen, begeleiding van werknemers uit kwetsbare groepen en algemene opleidingen voor betere inzetbaarheid van medewerkers. In totaal wordt door rijk, gemeenten, publieke en private afvalinzamelaars 26 miljoen euro geïnvesteerd in het Sectorplan.

Vuilnisman na 600 jaar erkend beroep, Binnenlands Bestuur, 27 augustus 2015: www.binnenlandsbestuur.nl

Vuilnisman na 600 jaar eindelijk erkend, door Lotte Grimberg, De ondernemer, 26 augustus 2015: www.deondernemer.nl (Artikel niet meer beschikbaar)

Op één na oudste beroep na ruim 600 jaar eindelijk erkend, Afvalgids, 26 augustus 2015: www.afvalgids.nl

Misbruik van macht door managers t.o.v. medewerkers komt vaker voor dan gedacht

machtsmisbruik door managers peter anthonisseMachtsmisbruik door managers in het bedrijfsleven moet uit de taboesfeer. Uit onderzoek van jurist en organisatiedeskundige Peter Anthonisse is gebleken dat machtsmisbruik een groot maatschappelijk probleem vormt en dat het in vrijwel elke organisatie speelt. Zowel getroffen medewerkers als de organisatie zelf ondervinden de negatieve gevolgen ervan. Anthonisse promoveerde in mei 2015 op zijn proefschrift Misbruik van macht door managers – Het slachtofferperspectief dat nu te lezen is op internet.

Anthonisse onderzocht dertien cases bij negen organisaties hoe misbruik van macht door managers zich manifesteert. Meer dan de helft van de daders was vrouw. Het machtsmisbruik in de bij het onderzoek betrokken organisaties waren vaak bij de topmanagers bekend. Toch werden er geen maatregelen genomen. De geleden schade als gevolg van machtsmisbruik is veel hoger dan topmanagers doorgaans aannemen. Zowel getroffen medewerkers als de organisatie zelf ondervinden de negatieve gevolgen ervan.

Anthonisse schrijft in het Voorwoord:
“Intrigerend en fascinerend is dat in organisaties droom en werkelijkheid om tot goede prestaties te komen vaak ver uit elkaar liggen. In principe staan effectieve werkrelaties en een gezond werkklimaat bij ieder hoog in het vaandel. In de praktijk echter kunnen of willen managers en medewerkers individueel of als groep goede onderlinge verhoudingen vaak niet bestendigen en zijn organisaties vaak onmachtig in het creëren en consolideren van een vruchtbaar werkklimaat.
Werkrelaties staan veelvuldig onder druk en ontaarden nogal eens in machtsmisbruik door de managers. De schade is maatschappelijk gezien groot: onnodig slechtere resultaten en beschadigde medewerkers.
Dit onderzoek was explorerend en hypothesevormend van karakter. De invalshoek was een combinatie van psychologie en sociale psychologie en in mindere mate van organisatiekunde. Om inzicht te krijgen in het door slachtoffers beleefde machtsmisbruik werden hun verhalen opgetekend. Daarbij werd gezocht naar antwoorden op de volgende vragen: Wat waren de persoonlijkheidskenmerken van de slachtoffers en hun persoonlijke achtergronden? Hoe zagen de slachtoffers de daders? Wat speelde zich feitelijk af? Waren de medewerkers louter slachtoffer of hadden ze een eigen aandeel? Wat waren naar de mening van de slachtoffers de manifestaties van machtsmisbruik? Welke consequenties had het machtsmisbruik?”

Twee criteria voor definiëren machtsmisbruik

Volgens Anthonisse is er in vrijwel elke organisatie, of dreigt er, machtsmisbruik: “Je moet je als organisatie niet zozeer afvragen óf het plaatsvindt, maar eerder wáár het plaatsvindt”.
In een interview met Pieter van der Meulen van het ondernemersnetwerk VNO-NCW West vertelde Anthonisse dat hij voor het onderzoek machtsmisbruik aan de hand van twee criteria heeft gedefinieerd: “Er is sprake van misbruik wanneer de manager de menselijke waardigheid van werknemers aantast, bijvoorbeeld wanneer managers medewerkers onder hun niveau laten werken, en wanneer de medewerker schade oploopt, bijvoorbeeld als hij ontslagen wordt. Vaak begint het met een vakinhoudelijk meningsverschil, dat vervolgens steeds verder escaleert. In geen van de gevallen die ik heb onderzocht heeft een manager ingegrepen door te de-escaleren, terwijl dit toch bij zijn functie hoort.” Anthonisse vermoedt dat misbruik van macht door managers veel vaker voorkomt dan doorgaans gedacht wordt. “Uit recent internationaal onderzoek onder 30.000 mensen geeft 55 procent aan dat de manager bijdraagt aan het creëren van een negatief werkklimaat. In Nederland was het zelfs 68 procent. En de schade die hierdoor optreedt, is niet alleen voor de getroffenen werknemers”.

Normen en waarden

Volgens Anthonisse zijn er niet voldoende preventieve kaders die machtsmisbruik voorkomen: “We moeten de oplossing niet zoeken in de hiërarchische structuur van organisaties, maar in normen en waarden. Managers moeten erkennen dat het geen goede zaak is, het begint bij de top. Machtsmisbruik moet geëmancipeerd worden, het moet uit de taboesfeer. Werknemers die slachtoffer worden raken gedemotiveerd en raken in het ergste geval hun baan kwijt. Bovendien nemen zij hun onvrede mee naar huis, waardoor het een maatschappelijk probleem wordt. Maar ook de organisatie, en daarmee de manager, loopt schade op. Medewerkers voelen zich minder verbonden met hun bedrijf, waardoor zij minder productief worden en het ziekteverzuim toeneemt. Ook heeft machtsmisbruik door managers een soort besmettingseffect. Medewerkers gaan onderling kletsen en de werksfeer raakt hierdoor verpest, wat leidt tot productieverlies. Managers voelen hun eigen misbruik dus terug in de eigen portemonnee”.

Meerderheid vrouw

Een opvallend resultaat van het onderzoek is dat de meeste daders van machtsmisbruik vrouw zijn. Dat verraste Anthonisse ook, vertelde hij aan tijdschrift Quote: “Ik moet zeggen dat ik ook verrast was. Het onderzoek was niet toegespitst op het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke managers, maar toen ik de resultaten bekeek viel het me wel direct op dat driekwart van de managers in kwestie vrouw was”.
Het idee heerste altijd dat vrouwen minder geneigd zijn tot machtsmisbruik, dat ze zachtaardiger zijn. Zachtaardigheid valt in de categorie feminiene eigenschappen, die traditioneel worden toegedicht aan vrouwen. Andere feminiene eigenschappen zijn draagvlak zoeken, invoelend zijn en hartelijkheid. “Eigenschappen die ik niet terug hoorde in de beschrijvingen van de vrouwelijke daders,” aldus Anthonisse in tijdschrift Opzij.

Machtsmisbruik is nooit helemaal uit te schakelen. Wat we kunnen doen is meewerken aan bewustwording. Mensen bewust maken van machtsmisbruik en managers erop wijzen dat machtsmisbruik verwerpelijk is. Het lijkt erop, aldus Anthonisse in Quote “dat er nog altijd een taboe op machtsmisbruik lijkt te rusten. Individuele gevallen zullen blijven bestaan, maar cruciaal voor de aanpak is dat er openlijk over gesproken kan worden, dat het onderwerp emancipeert. Managers laten conflicten vaak uit de hand lopen, superieuren grijpen ook niet in, terwijl juist zij de-escalerend te werk zouden moeten gaan. Dat is voor de organisatie ook het beste, zo wordt schade voor alle partijen voorkomen”.

Proefschrift Misbruik van macht door managers – Het slachtofferperspectief, door Peter Anthonisse, 2015: https://beroepseer.nl/

Emancipeer machtsmisbruik, door Pieter van der Meulen, VNO-NCW West, 27 mei 2015: www.vno-ncwwest.nl (Artikel niet meer beschikbaar op site)

Zijn vrouwen van nature de beste leiders? Dit onderzoek zegt van niet!, Quote, 7 mei 2015: www.quotenet.nl

Machtsmisbruikers, Opzij, 26 mei 2015: www.opzij.nl (Artikel is niet meer beschikbaar op site Opzij)

Exceptional. Over Peter Anthonisse en Eline Jeurissen: www.exceptional.nl/exceptional/

De ombudsman laat ons in zijn rapport het lelijkste gezicht van de overheid zien

omslag rapport ombudsman pgb trekkingsrechtDe ombudsman laat ons het lelijkste gezicht van de overheid zien in zijn rapport over de nieuwe financiering van het persoonsgebonden budget (pgb) schrijft Pieter Klein, adjunct-hoofdredacteur van RTL Nieuws in een column. “De overheid is er voor ons”, begint hij: “De staat, de samenleving, dat zijn wij. Voor ons zijn er rechten, plichten én verantwoordelijkheden in de democratische rechtsstaat.
De achterliggende deal is dat de overheid regels stelt, zorgt dat de boel een beetje netjes en eerlijk verloopt. Dat die overheid ons, u, jou, mij op het netvlies heeft bij de uitoefening van die taak. De klant centraal, als uitgangspunt van de beginselen van zorgvuldig en behoorlijk bestuur.

Gisteren verscheen een vernietigend rapport van de nieuwe Nationale ombudsman, mr. Van Zutphen. Die ombudsman is er om burgers te beschermen tegen wanprestaties van de overheid, en burgers te helpen als ze meneer Kafka in de macht of bureaucratie ontmoeten. Nou, Van Zutphen geeft een visitekaartje af. Mag ik iedereen aanbevelen om dit rapport – over de nieuwe financiering van het persoonsgebonden budget (pgb) – aandachtig te lezen? Het is do-de-lijk.

De ombudsman laat ons het lelijkste gezicht van de overheid zien. Wat moet die namelijk doen? Nieuw beleid grondig voorbereiden om problemen te voorkomen. Goede informatie geven en lúisteren naar burgers. Zorgen voor gebruiksvriendelijkheid en een goede overgang. Vragen en problemen van mensen deskundig, snel beantwoorden en oplossen. Wat is de conclusie in het pgb-dossier? ‘De overheid is op al deze punten tekort geschoten’.

De ombudsman plaatst z’n kritiek in de context van een reeks eerdere stelselwijzigingen op het terrein van sociale zekerheid, toeslagen, fiscaliteit en ICT-blunders, en spreekt in de titel (!) van het rapport van de ‘niet-lerende overheid’. Droge conclusie: ‘De overheid leert niet van eerder gemaakte fouten. En het zijn de burgers die hiervoor uiteindelijk de rekening betalen’. Pragmatische VVD’ers halen misschien even de schouders op. Wisten we al. Foutje. Sorry. Maar dit verwijt zal de sociaal-democratische coalitiepartner in het hart treffen.

Lees al die Kamerstukken en debatten over het #pgb-alarm maar eens terug. Wat je ziet is een bekend, maar verontrustend procedé. Coalitie wil veel geld bezuinigen. Om geen momentum te verliezen, wordt wetgeving erdoor gejaagd. De mede-wetgever (het parlement) brengt te laat te veel wijzigingen aan. Dreigende uitvoeringsproblemen worden gebagatelliseerd. Als het probleem eenmaal daar is, wordt het ontkend, gerelativeerd, wordt informatie achtergehouden en gemanipuleerd (!), allemaal met een uitgestreken smoel, terwijl op de achtergrond de crisismachinerie op volle toeren draait om de schade te beperken. Ondertussen waren hulpbehoevenden en zorgverleners de dupe van een wijziging die – aldus de ombudsman – heel slecht werd geleid. En staatssecretaris Van Rijn zit nog keurig op z’n post, alsof het zo hoort”.

Klein eindigt zijn column met de opmerking dat er schade is aangericht in het vertrouwen in het bestuur en dat de geloofwaardigheid van de overheid achter de einder is vertrokken.

Lees de hele column van Pieter Klein: Het lelijkste gezicht van de overheid, RTL Nieuws, 26 augustus 2015: www.rtlnieuws.nl/columns/column/1002756/het-lelijkste-gezicht-van-de-overheid

Rapport Pgb-trekkingsrecht en de (niet) lerende overheid, de Nationale ombudsman, 25 augustus 2015: www.nationaleombudsman.nl

Leraren willen zeggenschap over lesprogramma’s: Manifest van platform Leraar2032

Woensdag 26 augustus 2015 vindt in De Balie in Amsterdam het debat Leraar2032 plaats. Centraal daarin staan de resultaten van een landelijke peiling in de maanden juni en juli, ingevuld door circa 800 leraren, en een manifest over de rol van de leraar bij het ontwikkelen van lesprogramma’s. Het manifest is opgesteld door platform Leraar2032, een groep van twintig leraren uit het basis-, voortgezet, speciaal en middelbaar beroepsonderwijs. Titel van het manifest: In het curriculum toont zich de meester!

Een grote meerderheid – 67% – van de ondervraagde leraren is van mening dat leraren de belangrijkste stem moeten hebben in het proces van curriculumvernieuwing. De leraren pleiten voor een afgewogen, samenhangend en doorgaand nationaal kerncurriculum. Ze willen een dynamisch curriculummodel dat op alle niveaus, verschillende opleidingen en schoolsoorten kan worden geïmplementeerd. Ook moet er een nationale Lerarenraad komen, die vorm gaat geven aan de centrale rol die leraren en hun vakverenigingen in die curriculumontwikkeling spelen.
Voor dagblad Trouw interviewde Marijke de Vries twee initiatiefnemers van Leraar2032, geschiedenisleraar Alderik Visser en leraar van het jaar Jasper Rijpma.

Ze vinden dat leraren nu veel te weinig inspraak hebben in wat er op het lesprogramma staat. Door de grote hoeveelheid ‘kerndoelen’ waaraan scholen moeten voldoen, is het onderwijs dichtgetimmerd en klagen leerlingen over een gebrek aan samenhang tussen wat zij leren. Dat gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs en het werkplezier van leraren. “Als docenten samen nadenken over wat kinderen moeten leren, zullen schoolvakken beter op elkaar aansluiten”, stelt Jasper Rijpma.

Sinds januari 2015 is het Platform Onderwijs2032 onder leiding van Paul Schnabel in opdracht van staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs bezig antwoorden te vinden op de vraag welke kennis en vaardigheden leerlingen nodig hebben om optimaal deel te nemen aan onze toekomstige samenleving. Uiterlijk najaar 2015 komt het platform met een advies. Voor dat advies wordt gebruik gemaakt van ideeën afkomstig van leraren, ouders, studenten en wetenschappers die in 2014 hebben deelgenomen aan de brede maatschappelijke discussie over onderwijsinhoud in het primair en voortgezet onderwijs.

Maar in zo’n brede maatschappelijke discussie, stellen de docenten van Leraar2032, wordt de stem van de docent onvoldoende gehoord. De leraren willen voorkomen dat het debat gekaapt wordt door onderwijsadviesbureaus en andere bedrijfjes die er graag aan willen verdienen.
“Het gevaar is dat zo’n debat al snel uitdraait op een boodschappenlijstje voor het onderwijs. Dat zag je op sociale media gebeuren, onder #2032 werd gepleit voor mindfulness, yoga, leiderschap, gezond eten; zaken waar zulke bedrijven aan denken te kunnen verdienen en die de carrièrekansen van leerlingen zouden moeten vergroten”, aldus Alderik Visser.

De docenten pleiten voor een curriculum waarin evenwichtig aandacht is voor persoonlijke vorming, sociale ontwikkeling en voorbereiding op een baan. Nu draait het op school wel heel sterk om het laatste, vinden Visser en Rijpma.

Manifest In het curriculum toont zich de meester! Over curriculumdynamiek en democratische professionalisering: https://onderwijsdatabank.s3.amazonaws.com/downloads/manifest-In-het-curriculum-toont-zich-de-meester.pdf

Manifest Leraar2032, Onderwijsblog Alderik Visser: http://alderikvisser.blogspot.nl (niet meer beschikbaar op blog Alderik Visser).

Leraren willen zeggenschap over wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Onderwijscoöperatie, 25 augustus 2015: www.onderwijscoöperatie.nl (De Onderwijscoöperatie is opgeheven per januari 2019).

Leraren willen meer te zeggen krijgen over lesprogramma’s, door Marijke de Vries, Trouw, 25 augustus 2015: www.trouw.nl

Debat Leraar2032 in De Balie, Amsterdam, op 26 augustus 2015: https://debalie.nl/agenda/debat-leraar2032/ (Niet niet meer beschikbaar).

leraar2032