Skip to main content

Redactie Beroepseer

Wat is er nodig om toekomstige politici voor te bereiden op hun ambt?

Jan Bransen, hoogleraar Filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, schrijft in een artikel op de site van Vers beton – “tijdschrift voor de harddenkende Rotterdammer”- over de opvoeding van toekomstige politici. Zijn uitgangspunt is Erasmus, de in Rotterdam geboren filosoof, theoloog, pedagoog en augustijner kanunnik die leefde van 1466 – 1536.

“Stel dat Desiderius Erasmus met 21e-eeuwse ogen naar ons huidige politieke bestel zou kunnen kijken”, vraagt Bransen,“en zich zou afvragen wat er nodig is om toekomstige politici voor te bereiden op hun ambt. Dan zou hij een ander boek schrijven dan hij in 1515 schreef en dat beroemd is geworden onder de titel De opvoeding van de christenvorst. Erasmus schreef dit boek voor kroonprins Karel, die voorbestemd was om keizer van het grote Franse rijk te worden. De kanselier van Brabant, Jean le Sauvage, had bedacht dat het misschien een goed idee zou zijn om Erasmus te benoemen tot raadsheer van de jonge Karel, en met dit geschrift solliciteerde Erasmus naar de gunst van deze aanstaande christenvorst. Het is een erg aardig en wijs boek geworden waarin Erasmus op een boeiende manier zijn humanistische ideeën uiteenzet over de karakterontwikkeling die een toekomstige leider moet doormaken om een goede vorst te kunnen worden.

Karakter

Maar wat voor boek zou Erasmus schrijven als hij vandaag de dag zou solliciteren naar de gunst van toekomstige politici? Hoe zouden zijn humanistische ideeën over opvoeding er op dit moment uitzien? Welke karakterontwikkeling zou hij bij onze toekomstige leiders willen zien? En hoe zou hij menen dat die karakterontwikkeling tot stand gebracht zou kunnen worden?

Over die vragen heb ik lopen filosoferen tijdens een mooie lange stadswandeling die ik onlangs door Rotterdam heb gemaakt. En hoe langer ik door die straten liep, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat Erasmus op straat zou willen leven en zijn 21e-eeuwse opvoedende geschrift in de taal van de straat zou willen schrijven.

Hoezo dan?

Braafheid

We kennen Erasmus vooral als pedagoog avant la lettre, als een wijsgeer die erop hamert dat alle kwaliteiten van alle mensen (en dus ook die van de vorst) het resultaat zijn van vorming, opvoeding, scholing. We kennen hem daarmee ook als de voorvechter van de studie van het Grieks en het Latijn, iets waarmee kinderen volgens Erasmus niet vroeg genoeg kunnen beginnen.

Waarom? Omdat ons denken en ons karakter gevormd moeten worden, en omdat we daar een vorm voor nodig hebben, een gestalte of structuur waarin dat denken en dat karakter tot hun recht kunnen komen. Die vorm trof Erasmus in zijn tijd uitsluitend en bij uitstek aan in de schone letteren, in wat geschreven stond. Vandaar Erasmus’ pleidooi voor scholing, voor klassiek onderwijs, voor het oprichten van gymnasia, waarin de kinderen zich zouden moeten bekwamen in het lezen van Dimedes, Lucianus, Aristophanes, Valla, Aristoteles, en ga zo maar door.

Maar vandaag de dag zou Erasmus ongetwijfeld heel anders reageren. In zijn tijd ging immers niemand, of nagenoeg niemand, naar school. Tegenwoordig iedereen! In zijn tijd deden de mensen maar wat: ze ploeterden zich lukraak een slag in de rondte en beulden op goed geluk zichzelf en anderen af. Maar tegenwoordig is het één en al schoolse disciplinering, één en al instrumentele efficiëntie, van deeltoets naar deeltoets, in kleine behapbare brokjes.

In zijn tijd hadden kinderen de klassieke literatuur nodig om buiten de vanzelfsprekende kaders te leren denken, om met deugdzaamheid als een menselijk ideaal geconfronteerd te kunnen worden. Maar tegenwoordig heb je heel iets anders nodig om out of the box te leren denken, om te ontdekken dat menselijke deugdzaamheid iets anders is dan schoolse braafheid.

Vandaag de dag zou Erasmus zich vooral zorgen maken over de vitaliteit van onze jeugd, over hun intrinsieke gedrevenheid. Hij zou als werkelijk onafhankelijke denker vermoedelijk al lang geleden van school geschopt zijn, of zelf zijn weggebleven. Hij zou een rapper geworden zijn, vermoed ik, in zijn badjas in Zuid naar de snackbar gaan, net als Jordy Dijkshoorn van De Likt, of tussen zijn trouwe fans in het Schollebos zoeken naar zijn eigen geluid, net als Ronnie Flex, of als Raw Roets overal schijt aan hebben en van vroeg tot laat werken tot hij zoveel shit te delen zou hebben dat iedereen zou willen connecten.

Dit klinkt natuurlijk wel stoer en ongerijmd, maar het klinkt ook zó onwaarschijnlijk en zó onverenigbaar met wat Erasmus in zijn De opvoeding van de christenvorst zelf opgeschreven heeft, dat ik dit beslist verder moet uitleggen en moet onderbouwen”.

Lees het hele betoog van Jan Bransen, De opvoeding van toekomstige politici, Vers beton, 2 juni 2016: https://versbeton.nl
Het artikel is rijk geïllustreerd door Krzysztof Soroka, Nederlands-Pools visueel artiest.

Vers Beton is het online tijdschrift voor de harddenkende Rotterdammer: “We duiden de stad, hebben het beste met haar voor, en richten ons op politiek, kunst & cultuur, stedelijke ontwikkeling, wetenschap, economie en human interest. Vers Beton is geen platform voor snel nieuws of uitgaanstips, maar een plek voor diepgang en reflectie.

vers beton jan bransen opvoeding toekomstige politici

 

We worden veel te vaak verkeerd voorgelicht volgens psycholoog Gerd Gigerenzer

In de gezondheidszorg wordt heftig gediscussieerd of het zinvol is duur onderzoek te doen om kanker vroeg op te sporen. De Duitse psycholoog Gerd Gigerenzer stelt het nut daarvan ter discussie in een interview in het Zwitserse dagblad Neue Zürcher Zeitung door Marco Metzler en Brigit Vogt.
Gigerenzer is directeur van de afdeling Adaptives Verhalten und Kognition en van het Harding-Zentrum für Risikokompetenz van het Max-Planck-Institut für Bildungsforschung in Berlijn. Hij legt in het interview uit hoe patiënten en burgers gemanipuleerd worden met risicocijfers:
“Onlangs waarschuwde de Wereldgezondheidsorganisatie ons dat voor elke 50 gram worst die wij dagelijks eten, het risico op darmkanker met ongeveer 20% stijgt. Je denkt dan al gauw dat van de 100 mensen er 20 kanker krijgen. Dat klopt niet. Van de mensen die geen worst eten krijgt 5% op een bepaald moment darmkanker. Met worst stijgt dat percentage naar 6%. Van 1 procentpunt worden we niet bang, maar relatief gezien van 20% wel. We zouden wat meer aandacht moeten besteden aan deze truc”.

Wat kunnen we daaraan doen?
“Mensen hebben meer risicocompetentie nodig. Dat is de vaardigheid om met de onzekerheden van een moderne, technologische wereld om te gaan. Juist in de geneeskunde is dat belangrijk. Veel patiënten raken in de war als ze een waarschijnlijkheidsdiagnose krijgen. Ze weten niet welke vragen ze moeten stellen. Risicocompetentie is niet alleen nodig om statistieken te begrijpen, maar ook om de eigen gevoelens beter te begrijpen, waarom we voor het ene bang zijn, en voor het andere niet”.

Gigerenzer noemt een voorbeeld: “Neem de angst voor terrorisme. Europeanen reizen niet meer naar Tunesië, Chinezen niet meer naar Europa. We leven in een maatschappij waarin we worden gewaarschuwd dat de volgende aanslag er staat aan te komen. Dat kan zo zijn, maar in Duitsland is het evenwel nog steeds veel waarschijnlijker dat je door de bliksem getroffen wordt dan dat je door een terroristische aanslag om het leven komt. En toch denkt een op de twee Duitsers dat terrorisme het grootste gevaar vormt. In de VS word je eerder door een kleuter, spelend met een vuurwapen van de ouders, doodgeschoten. Je kunt je dan afvragen waarom men ons zo bang maakt voor terrorisme in plaats van voor de dingen waaraan we waarschijnlijk zullen sterven, zoals roken of zitten sms’en tijdens het autorijden”.

Hoe komt het dat terrorisme ons zoveel angst aanjaagt?
“De psychologie toont aan dat mensen bang zijn voor shock-risico’s. Als in korte tijd veel mensen tegelijk sterven zoals bij een vliegtuigongeluk of een terroristische aanslag, dan schrikken we daar veel meer van dan van het hogere aantal auto-ongelukken omdat dat over een heel jaar verspreid ligt”.

Jarenlang verkeerd voorgelicht

Worden we bewust gemanipuleerd?
“Politieke belangen spelen altijd een rol. Bange burgers zijn makkelijk te beïnvloeden. Dat is ook de strategie van IS. Zijn doel is niet gericht op de noodlottig aan hun eind gekomen mensen in Brussel of Parijs, maar het doel is gericht op ons allen. Omdat IS willekeurige doelen kiest en zich niet richt op politiebureaus, zijn we bang. Het wil onze maatschappij destabiliseren zodat we bereid zijn onze democratische rechten stapje voor stapje op te geven. Hoe banger we worden, des te meer bereikt IS zijn doel”.

Wat kan risicocompetentie voor ons doen?
“Voor een moderne maatschappij met een vitale democratie, is risicocompetentie vandaag net zo belangrijk als lezen en schrijven honderdvijftig jaar geleden. We zouden iedereen kunnen leren competent met risico’s om te gaan. Als je bijvoorbeeld een studieboek over gedragseconomie leest, zou je de indruk kunnen krijgen dat de bedrading van onze hersenen verkeerd loopt. Daarom zijn we kansloos en moet de staat ingrijpen en ons ‘nudgen’, d.w.z. zachtjes sturen en een duwtje in de rug geven. Als we ervan uitgaan dat mensen niet risicocompetent zijn, ontstaat er een nieuw soort paternalisme, en dat in de 21ste eeuw!”

Volgens Gigerenzer is het naïef te geloven dat de regering ons steeds in de goede richting duwt. Wat gebeurt er als Donald Trump, eenmaal aan de macht, ons gedrag begint te sturen?
Op de vraag waarom hij zo heftig reageert op het vroeg opsporen van borst- en prostaatkanker, antwoordt Gigerenzer “dat de mensen jarenlang verkeerd zijn voorgelicht. De eerste truc is beweren dat vroeg opsporen van kanker een voorzorgsmaatregel is. Daarom geloven veel vrouwen dat een mammografie de kans op kanker doet afnemen. Maar dat is niet zo. Vroege opsporing identificeert alleen ziekten die er al zijn. Het gaat mij er niet om vrouwen af te houden van onderzoek, mij gaat het erom dat ze het recht hebben te weten wat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek zijn. Voor mannen geldt bij vroege opsporing van prostaatkanker hetzelfde”.

Hoe komt dat?
“Bij de truc met de worst wordt vaak met relatieve in plaats van met absolute waarschijnlijkheden gewerkt. Studies tonen aan dat van elke 1000 vrouwen – in de leeftijd van 50 tot 69 jaar – zonder onderzoek er na tien jaar 5 aan borstkankers zijn overleden; bij vrouwen met een mammografie zijn dat er 4. In plaats van dat tegen vrouwen eerlijk te zeggen, heeft men hen tien jaar lang verteld dat het sterftecijfer van borstkanker met 20% wordt verminderd. Ons onderzoek toont aan dat veel vrouwen daarom abusievelijk denken dat 200 van de 1000 vrouwen gered worden. In Europa overschatten 95% van alle vrouwen het nut van een mammografie-onderzoek of zijn niet op de hoogte. Onderzoek vermindert bovendien niet het totale aantal sterfgevallen door kanker, inbegrepen borstkanker. Dat wil zeggen dat wij geen bewijs hebben dat onderzoek levens redt. Maar ook dat wordt de meeste vrouwen niet verteld”.

Voorlichting in plaats van betutteling

Maar mammografie wordt nog steeds aanbevolen door de Zwitserse Kankervereniging. Hoe reageert de beroepsvereniging van artsen op uw inzichten?
“Die is verdeeld. Als u als uroloog met vroege opsporing van prostaatkanker 25% van uw inkomen verdient, dan wordt het moeilijk de wetenschappelijke inzichten te accepteren. Men zegt dan dat het onderzoek verouderd is, vandaag is alles beter. Bovendien zijn artsen over het algemeen niet opgeleid om statistisch te denken. Volgens ons onderzoek begrijpt ongeveer 70 tot 80% van de artsen de gezondheidsstatistieken niet en weten ze een vakartikel niet kritisch naar waarde te schatten. Per slot van rekening zijn veel artsen bang door de patiënt aangeklaagd te worden en adviseren ze niet de beste therapie te volgen, maar schrijven ze klinisch niet verantwoorde en voor patiënten soms zelfs schadelijke tests en behandelingen voor. In Zwitserland is dat minder uitgesproken dan in de VS. Maar uit onze enquêtes blijkt dat ook hier 40% van de artsen mannen prostaatkankertests aanbevelen om moeilijkheden te voorkomen, voor het geval de man daadwerkelijk prostaatkanker krijgt. De prikkels zijn zo dat een arts die de geneeskunde juist beoefent, aan inkomsten derft”.

De oplossing van Gigerenzer hiervoor is voorlichting in plaats van betutteling: “Om de patiënten te helpen bij hun beslissingen, hebben wij feitenboxen ontwikkeld die wetenschappelijke uitkomsten op een begrijpelijke manier samenvat. Ze vormen een instrument voor het geven van goede voorlichting, laten het nut van injecties zien en ook wat voor schade ze kunnen veroorzaken. Iedereen kan zodoende zelf beslissen”.*)

Weer van onderop beginnen met basisdemocratie

Dr. Gerd Gigerenzer is een van de leidende onderzoekers op het gebied van menselijk gedrag, met name de manier waarop de mens een beslissing neemt en een oordeel velt. Hij schreef over de grenzen van rationaliteit en de voordelen van intuïtie waarmee hij wereldwijd bekendheid verwierf. Zijn boek Bauchentscheidungen is in zeventien talen vertaald. In 2013 verscheen zijn bestseller Risiko. Wie man die richtigen Entscheidungen trifft.
Momenteel werkt hij samen met de Bank van Engeland aan een project om door middel van eenvoud de financiële wereld betrouwbaarder te maken.

Volgens Gigerenzer voert intuitie niet noodzakelijk tot verkeerde beslissingen zoals door gedragseconomen wordt beweerd. Hij vindt dat we zowel risicocompetentie als intuïtie nodig hebben. Statistisch denken is nuttig als we met berekenbare risico’s omgaan. Maar er zijn dingen die men noch berekenen noch voorspellen kan: “Als u een ondernemer vraagt of hij moet investeren in Turkije, heeft hij meer nodig dan statistiek. Hij heeft goede intuïtie nodig. Die intuïtie berust op veel ervaring. Intuïtie is noch willekeur, noch een zesde zintuig noch goddelijke inspiratie, maar voorvoeld weten. Men voelt wat men moet doen, maar kan dat niet beredeneren. Daar gaat het om: In onze maatschappij wordt meer waarde gehecht aan bewijsvoering dan aan een positief resultaat. Als er iets misgaat maar men kan het beredeneren, dan is dat oké. Als evenwel goede intuitie tot een positief resultaat leidt dat niet valt te bewijzen, dan geldt het als verdacht”.

We hebben intuïtie nodig als de risico’s niet duidelijk zijn of als we onvoldoende informatie hebben, en dat is meestal het geval. Wie kun je vertrouwen? Waarin geld investeren? Met wie zal ik trouwen? Gigerenzer zegt dat ongeveer 50% van alle belangrijke beslissingen van de in de DAX (Deutscher Aktienindex – Duitse aandelenindex) genoteerde en door hem onderzochte bedrijven intuïtieve beslissingen waren. Dat wordt evenwel nooit openlijk toegegeven. Dat is omdat bij een intuïtieve beslissing mensen zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen, en daarvoor zijn veel mensen bang.

Aan het slot van het interview zegt Gigerenzer dat we bloot staan aan teveel reclame, teveel verleidingen en teveel desinformatie. 20% meer kanker door worst verkoopt beter dan 1 procentpunt. “Wij kunnen mensen de vaardigheden geven dit spel te doorzien. Een democratie is zo sterk als haar burgers. We moeten weer van onderop beginnen met basisdemocratie”.

Noot
*) De Zwitserse ziektekostenverzekeraar Helsana is wereldwijd de eerste die een Feitenbox op internet heeft geopend: www.helsana.ch/en/individuals.html

Lees het hele interview met Gerd Gigerenzer: Manipulation mit Risiken: «Wir haben zu viel Desinformation», door Marco Metzler en Birgit Voigt, Neue Zürcher Zeitung, 29 mei 2016: www.nzz.ch

Harding-Zentrum für Risikompetenz: https://www.hardingcenter.de/de

Weduwe Tromp krijgt gelijk van Raad van State: Schorsen huisarts Tuitjenhorn was onterecht

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft in oktober 2013 onterecht huisarts Tromp in Tuitjenhorn geschorst. Dat oordeelt de Raad van State in een hoger beroep dat vorig jaar door de weduwe werd aangespannen.

De inspectie stelde Tromp op non-actief, nadat hij in augustus een terminaal zieke patiënt een ongebruikelijk hoge dosis morfine had gegeven. De patiënt overleed daaraan. De huisarts pleegde vijf dagen na zijn schorsing zelfmoord.

Gevaar

Volgens de Raad van State heeft de inspecteur van de IGZ niet duidelijk gemaakt waarom Tromp plots op non-actief moest worden gesteld. Volgens de raad kan zo’n bevel alleen worden gegeven als dat besluit niet uitgesteld kan worden, vanwege een gevaar voor de veiligheid of gezondheid. Huisarts Tromp had zich echter al ziek gemeld in augustus en zou tot en met december worden vervangen.

De Raad meldt in haar uitspraak: “De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat er ’een reëel risico bestond dat de huisarts zijn werkzaamheden binnen afzienbare tijd zou hervatten en dat dit slechts door het geven van een bevel was te voorkomen. De huisarts had zich immers eind augustus 2013 ziek gemeld en zijn diensten zouden tot en met december 2013 worden waargenomen. De inspecteur heeft dit ook zelf vastgesteld. Het had in de rede gelegen dat hij goed zou motiveren waarom acuut ingrijpen, ruim een maand na de melding bij de inspecteur en na het afronden van het strafrechtelijk onderzoek, desondanks noodzakelijk was.’’

De Raad van State heeft alleen uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van het bevel van de inspecteur. Over de vraag of de Inspectie ook schuld heeft aan de zelfmoord van de huisarts, gaat de raad niet.

In 2015 oordeelden de rechtbank en de commissie-Bleichrodt die onderzoek deed naar het handelen van de IGZ dat de inspectie correct had gehandeld.

Dokter Tromp had niet op non-actief mogen worden gezet, Noordhollands Dagblad, 1 juni 2016.

Weduwe huisarts Tuitjenhorn krijgt gelijk, schorsing was onterecht, NOS Nieuws, 1 juni 2016: http://nos.nl

‘Schorsing huisarts Tuitjenhorn die zelfmoord pleegde onrechtmatig’, RTL Nieuws, 1 juni 2016: https://www.rtlnieuws.nl

Zie ook Presentatie Rapport evaluatiecommissie Tuitjenhorn over de zaak van huisarts Tromp, Blogs Beroepseer, 31 maart 2015: https://beroepseer.nl

Zie dossier Tromp op Blogs Beroepseer: Ontsteltenis om geschorste huisarts Tromp vanwege buitensporigheid inspectie, OM, politie en begeleiders AMC: https://beroepseer.nl

 

Hester IJsseling in interview over de pedagogische grondhouding en de bedoeling van het onderwijs

omslag mensenkinderenHet meinummer 2016 van Mensenkinderen, tijdschrift voor en over Jenaplan-onderwijs, heeft als thema: de pedagogische grondhouding.
Hester IJsseling wordt daarin uitgebreid geïnterviewd door Geert Bors over haar pedagogische grondhouding en de taal die nodig is om duidelijk te maken waar het in het onderwijs werkelijk om gaat. Dat blijkt een heel ander taalregister dan het gangbare economische efficiency-jargon.
Hester IJsseling is leraar en middenbouwcoach op een basisschool voor ontwikkelingsgericht onderwijs, De Kleine Reus in Amsterdam, en doctor in de wijsbegeerte.

Het interview begint met de beschrijving van een pedagogisch moment tussen twee jongens in haar klas: “Een paar jaar terug kwam er een jongen in mijn groep die vanuit het speciaal onderwijs terugkeerde in het reguliere onderwijs, op onze school. Hij was eraan toe. Wel was hij aanvankelijk gedragsmatig nog wat ingewikkeld, want hij voelde zich snel afgewezen en kon dan agressief worden. Op een keer waren de kinderen bezig een tekst bij een kunstwerk te schrijven. Hij had samen met een klasgenootje een strijdtafereel uitgekozen. Er ging iets mis in de samenwerking en hij begon te vloeken.
Nou werkte hij samen met een heel rustige jongen, die hem een suggestie aan de hand deed: “Misschien kun je beter “janprikkie!” zeggen als je boos bent.” “Janprikkie” is een uitroep van een figuur uit een boek, dat ik met de klas aan het lezen was, Jim Knoop en Lucas de Machinist van Michael Ende. Ik vond het mooi dat hij helemaal niet gechoqueerd reageerde op het grove taalgebruik van zijn nieuwe klasgenoot, maar dat hij het zo tactvol oppakte door die veel vriendelijkere uitroep te suggereren”.

Vraag: En wat doe jij als leerkracht met zo’n waarneming?

Hester IJsseling: “Precies dit zijn de momenten die pas oplichten als je er oog voor hebt. Je kunt zo’n kwestie wel algemeen ter sprake brengen en vertellen dat ‘wij dat soort woorden hier niet gebruiken’, maar het mooie hier was dat het vanuit een kind kwam. Als juf hoef je het dan alleen maar te zien en het op te kweken. Zo’n voorval wordt een ingangetje tot iets – om de sfeer beter te krijgen of goed te houden. Het was best spannend om deze jongen in de groep op te nemen, want het kon zijn dat hij de positieve sfeer die er heerste zou overnemen, maar het was ook best mogelijk dat de kinderen negatieve dingen van hem over zouden nemen. Het was een subtiele ontmoeting van sferen”.

Om die subtiele ontmoeting van sferen goed waar te nemen, is het nodig oog te hebben voor ‘de kleine interacties in je groep’, aldus IJsseling.
Dat is niet iets dat ze leerde op de Pabo-opleiding of tijdens stages, maar pas in de praktijk. Omdat je ruimte en tijd nodig hebt om een relatie op te bouwen met je groep.

Ijsseling haalt in het interview de onderwijspedagoog Gert Biesta aan die er de aandacht op vestigt dat onderwijs niet alleen gaat over kennis en vaardigheden, maar ook over je eigen persoon worden. Het gaat enerzijds over iets leren over de cultuur en tradities waarin je je probeert in te voegen, en tegelijkertijd hoe je je daar kritisch toe kunt blijven verhouden:  “Dat heeft mij altijd na aan het hart gelegen. Een zorgelijk iets op school vind ik groepsdruk. Je moet de weerbaarheid daartegen echt ontwikkelen. Dat vind ik een belangrijke opvoedingstaak, ook van school. Veel volwassenen zien niet zo’n probleem in je te conformeren. Ik vind dat je altijd zelf moet blijven opletten: als de hele meute ‘A’ zegt en jij denkt ‘dat klopt niet’, durf je er dan tegenin te gaan? In onze huidige tijd is dat ook weer heel actueel”.

Lees het hele interview met Hester IJsseling: Het Janprikkie-moment: ‘Het gaat om die kleine interacties in je groep’, door Geert Bors, Mensenkinderen, mei 2016: https://nivoz.nl

‘Voor het maken van ruimte voor tact is het óók van belang hoe je als school je onderwijs organiseert’, Platform Het Kind, NIVOZ, 29 mei 2016: https://nivoz.nl

Nederlandse Jenaplan Vereniging en Mensenkinderen: www.jenaplan.nl

Zorgverzekeraars verklaren zichzelf incompetent: ‘Te weinig aandacht voor kwaliteit GGZ’

Het besluit van minister Schippers van Volksgezondheid om zorgverzekeraars vanaf 2017 de risico’s in de ggz te laten dragen, komt te snel. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) waarschuwt dat er te veel aandacht komt voor de financiële kaders in plaats van de kwaliteit van zorg.

De geestelijke gezondheidszorg in Nederland is bezig met een belangrijke verbeterslag. De GGZ-sector werkt hard om de Nederlandse verzekerde meer inzicht in de rechtmatigheid en kwaliteit van hun zorg te geven. Maar plannen van minister Schippers om de GGZ vanaf 1 januari 2017 volledig risicodragend te maken, doorkruisen deze verbeterslag en leggen de focus op de financiële kaders in plaats van de kwaliteit van zorg. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) maakt zich in een brief aan de Tweede Kamer vooral zorgen om de positie van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening.

Inzicht in kwaliteit

Zorgverzekeraars zijn het eens met de minister dat zorgverzekeraars de GGZ in de Zorgverzekeringswet uiteindelijk risicodragend moeten uitvoeren. Maar als zorgverzekeraars vanaf volgend jaar alle risico’s dragen, is het van cruciaal belang dat zij inzicht hebben in de kwaliteit en rechtmatigheid van de zorg. Dit is in de GGZ nu nog een probleem en daarom werkt de sector hier hard aan. Maar deze verbeterslag neemt nog zeker een paar jaar in beslag. De minister wil daar niet op wachten. Zorgverzekeraars vrezen dat als gevolg hiervan de budgettaire kaders die het kabinet de komende jaren voor de GGZ vaststelt een nog grotere impact zullen gaan hebben op de contractafspraken tussen zorgverzekeraars en GGZ-zorgverleners.

Zet kwaliteit centraal

Zorgverzekeraars lopen straks volledig risico, maar hebben niet de juiste instrumenten om te komen tot een goede verdeling van middelen tussen GGZ-zorgverleners en om (meerjarige) afspraken over de kwaliteit van zorg te maken. ZN vindt dit een onwenselijke ontwikkeling voor hun verzekerden die baat hebben bij een stabiele GGZ-sector waar de kwaliteit van zorg centraal moet staan.

Informatie-uitwisseling cruciaal bij te lange wachttijden

In de brief roept ZN ook GGZ-zorgverleners op om patiënten beter te informeren over het feit dat hun zorgverzekeraar kan helpen als patiënten te lang moeten wachten op een behandeling. Als verzekerden op een wachtlijst komen, kunnen zij namelijk contact opnemen met hun zorgverzekeraar voor zorgbemiddeling. De zorgverzekeraar bemiddelt en begeleidt de verzekerde vervolgens naar een andere zorgverlener waar hij wel snel terecht kan.

Ook de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) constateerde onlangs dat GGZ-zorgverleners hun patiënten nog onvoldoende informeren over de rol van de zorgverzekeraar op het moment dat zij een patiënt op de wachtlijst zetten.

Brief aan Tweede Kamer van ZN, 24 mei 2016: https://assets.zn.nl

Zorgverzekeraars maken zich zorgen om gevolgen risicodragende uitvoering GGZ, ZN, 25 mei 2016: www.zn.nl

‘Te weinig aandacht voor kwaliteit ggz’, Skipr, 27 mei 2016: www.skipr.nl/nieuws/te-weinig-aandacht-voor-kwaliteit-ggz/

Afspraken over minder lasten en meer zorg in de eerste lijn tussen ZN en brancheorganisaties

Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft met 24 brancheorganisaties van eerstelijns zorgverleners afspraken gemaakt om de administratieve lasten in de zorg te beperken. Het gaat daarbij om de mondzorg, paramedie, wijkverpleging, farmacie, verloskunde en vrijgevestigde GGZ. “Door minder administratieve lasten kan een zorgverlener meer tijd aan de patiënt besteden én prettiger werken”, zegt Petra van Holst, algemeen directeur van Zorgverzekeraars Nederland. Zij overhandigde namens de gezamenlijke partijen op 25 mei 2016 aan minister Schippers de eerste resultaten van het traject ‘Vermindering administratieve lasten in de eerstelijnszorg’.

Meer begrip en vertrouwen
Eind 2015 hebben zorgverzekeraars het initiatief genomen om met de organisaties in de eerstelijnszorg te zorgen voor een vermindering van onnodige administratieve lasten. Alle partijen hebben de handen ineen geslagen en hebben constructief aan oplossingen gewerkt waardoor zorgverleners geen tijd kwijt zijn aan onnodige administratie en meer tijd hebben voor zorg aan hun patiënten. De gesprekken hebben bovendien gezorgd voor meer inzicht en wederzijds begrip voor wat er nodig is om mensen te verzekeren van goede en rechtmatige eerstelijnszorg.

Resultaten
In werkgroepen van de zes zorgsectoren zijn verschillende knelpunten besproken en afspraken gemaakt over het verminderen van de administratieve lasten. Een aantal resultaten:

In de paramedische sector is afgesproken dat zorgverzekeraars hun werkwijze zoveel mogelijk uniformeren. Bijvoorbeeld als het gaat om doorverwijzingen en de maximale termijn waarop machtigingen afgegeven worden. In de farmaceutische en paramedische sector worden uniforme aanvraagformulieren geïntroduceerd voor dieetpreparaten en verbandmiddelen. In de mondzorg wordt ernaar gestreefd om in 2017 papierloos te werken. Nu wordt er nog veel gewerkt met papieren formulieren, vooral in de Wet Langdurige Zorg. Eerstelijns zorgverleners hebben regelmatig te maken met verschillen in de contractafspraken met zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars gaan daarom bekijken hoe zij deze verschillen in de contracten – binnen de kaders van de mededinging – op onderdelen kunnen uniformeren.

Procesafspraken
Naast de concrete afspraken die administratieve lasten moeten verminderen, hebben de partijen ook procesafspraken gemaakt. Daarom werken we gemotiveerd verder. Doel is om behalve de huidige onnodige administratie aan te pakken, ook onnodige lasten in de toekomst te voorkomen. Daarbij wordt gekeken naar wat zorgverzekeraars hieraan kunnen doen, en ook wat de toezichthouder (NZa), de regelgever (VWS) en de beroepsorganisaties kunnen doen.

Voor een overzicht van de gemaakte centrale afspraken en namen van brancheorganisaties, zie de site van Minder lasten meer zorg: www.minderlastenmeerzorg.nl

Zie ook hieronder de video Minder lasten, meer zorg.

Plan voor Nationaal Zorgfonds: Schaf de zorgverzekeraars af en zet een nationaal zorgfonds op. Zonder eigen risico

logo nationaal zorgfondsDe SP ‘zet vol in’ op een nationaal zorgfonds: basiszorg voor iedereen zonder eigen risico. Dat maakte SP-leider Emile Roemer op maandagavond 23 mei 2016 bekend tijdens een discussieavond over de zorg in Groenlo, aldus dagblad De Gelderlander. Het Nationaal Zorgfonds is een initiatief van de SP en een brede maatschappelijke coalitie van mensen die zich uitspreken voor een beter zorgstelsel.

Dat de SP af wil van het huidige zorgstelsel is geen geheim, maar er werd nog gesleuteld aan een alternatief plan. Dat is het nationaal zorgfonds geworden.

“We zijn weggezakt in een moeras van bureaucratie en de vrijheid van zorgverzekeraars staat centraal”, verklaarde Roemer. “Wij willen één inkooporganisatie in plaats van zorgverzekeraars. Dan is het overstapcircus verleden tijd en het geld dat daarmee wordt bespaard kan ingezet worden voor het schrappen van het eigen risico. We hebben alles laten doorberekenen bij het CPB (Centraal Plan Bureau) en laten ons door niemand hier nog van afhouden. Het wordt een van onze grootste thema’s voor de komende jaren.”

Marktwerking
Wil de SP terug naar het aloude ziekenfonds? Roemer: “Nee, in het oude ziekenfonds had je het verschil met de inkomensgrens, waardoor mensen een particuliere verzekering moesten afsluiten. Dat heb je bij het dit nationaal zorgfonds niet. Het is een basiszorg die je nationaal organiseert met de vier grote zorgverzekeraars, die nu ook alle macht in handen hebben, en geen marktwerking. Naar schatting van de Consumentenbond geven de zorgverzekeraars per jaar 450 miljoen euro uit aan klantenwerving en reclame.”

Is er binnen de Tweede Kamer draagvlak voor een nationaal zorgfonds? “Ik denk dat zo langzamerhand 80 procent voorstander is”, zo toonde Roemer zich optimistisch. “Behalve de VVD natuurlijk, die zal er niet achter staan. Maar met het nationaal zorgfonds slaan we drie vliegen in één klap: we houden de democratie onder controle, pakken de bureaucratie aan en maken de zorg voor iedereen toegankelijk. Nu mijdt een op de vijf de zorg om financiële redenen. En er gaan stemmen op om het eigen risico omhoog te laten gaan naar 500 euro per jaar, hoewel minister Schippers 10 miljard euro in reserve heeft.”

Lees het Manifest Zorg voor en van iedereen: https://nationaalzorgfonds.nl/manifest

Plan voor basiszorg zonder eigen risico in Groenlo, De Gelderlander, 25 mei 2016: www.gelderlander.nl (artikel niet meer beschikbaar)

Super Zaterdag groot succes: Grote steun voor Nationaal Zorgfonds, SP. 18 april 2016: https://amersfoort.sp.nl

SP start actie voor Nationaal Zorgfonds in Eindhoven, Groot Eindhoven, 9 mei 2016: http://grooteindhoven.nl (artikel niet meer beschikbaar)

Invoering van ʻlevendʼ en rijk ambtelijk statuut nodig als tegenwicht tegen dominant kortetermijndenken van politieke bestuurders

omslag ambtelijk vakmanschap en moreel gezag klIn het Essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag onderzoeken de auteurs Gabriël van den Brink en Thijs Jansen hoe ambtelijk vakmanschap het best kan worden gewaarborgd op basis van de functie die het vervult: het zoveel mogelijk creëren en in stand houden van het overheidsgezag. Een middel daartoe is volgens hen de invoering van een ambtelijk statuut.
Aan zo’n statuut kunnen ambtenaren hun opvattingen en gedrag spiegelen. De inzet van dit statuut is hoog: het moet daadwerkelijk leiden tot beter ambtelijk vakmanschap in de praktijk.

Voor zo’n statuut schetsen Jansen en Van den Brink een set van waarden die verschillende aspecten van het ambtelijk werk kenmerken, zoals het maken van ethische afwegingen en het functioneren binnen een democratisch-rechtsstatelijke context.

In het Voorwoord wordt beschreven wat wordt bedoeld met ‘staat’. In de definitie van de socioloog Max Weber in zijn in 1919 verschenen essay Politiek als beroep is de staat ‘een overheersingsrelatie van mensen over mensen die gebaseerd is op de legitieme (dat wil zeggen als legitiem beschouwde) toepassing van geweld’. En de beroepseer van de ambtenaar die daarbij past is ‘de bereidheid en het vermogen om, indien een boven hem staande overheid een naar zijn mening verkeerd bevel geeft, dat op verantwoording van de bevelgevende gewetensvol en precies zo uit te voeren alsof het zou stroken met zijn eigen overtuigingen. Zonder deze discipline en zonder deze zelfverloochening zou het hele apparaat ineenstorten’.

Rechtsstatelijk tegenwicht wordt genegeerd

Deze hiërarchische opvattingen over de staat en de ambtenaar zijn bijna een eeuw oud en lijken lichtjaren verwijderd van de huidige in en rond overheidskringen populaire opvatting van ‘co-creatie in de netwerksamenleving’. Maar is dat wel zo? Is Webers beschrijving werkelijk achterhaald? Volgens de populaire filosofie van co-creatie moeten politici en ambtenaren zoveel mogelijk naast de burger gaan staan en de doe-democratie faciliteren.
De werkelijkheid is vaak anders: de macht van de overheid blijft aanwezig, maar wordt ‘de olifant in de kamer’. We zouden macht en overheid het liefst negeren, maar niemand kan eromheen.
Alle betrokkenen merken dat de politiek onverminderd macht uitoefent, maar dat past niet in het ‘frame’. Weber had een realistischer opvatting over politiek : ‘Wie politiek bedrijft, streeft naar macht: macht als middel omwille van andere – ideële of egoïstische – doeleinden of macht om de macht zelf, om te genieten van het prestigegevoel dat eraan wordt ontleend’.
Ook de Weberiaanse visie op ambtenaren – volstrekte gehoorzaamheid aan de politieke bestuurder – lijkt binnen de hedendaagse Nederlandse overheid nog onverminderd in zwang te zijn.
In dezelfde geest interpreteert men in Den Haag de ‘wil van het volk’ als een vrijbrief voor ‘doorzettingsmacht’, waarbij de doelen uit regeerakkoorden de middelen heiligen. Van beleidsambtenaren en uitvoerende ambtenaren wordt daarbij loyale medewerking verwacht. Rechtsstatelijk tegenwicht wordt genegeerd, verzwakt of handig omzeild. Uitvoerende organisaties worden opgezadeld met onuitvoerbaar beleid. Uit affaires, parlementaire enquêtes en rapporten van onder andere de Nationale Ombudsman rijst bepaald niet een beeld op van een overheid die behoorlijk bestuurt en leert van fouten.

Geloofwaardigheid en moreel gezag

De auteurs betogen dat de overheid anders dient om te springen met haar macht. Noblesse oblige: van degenen die veel macht hebben over afhankelijke anderen, mag verlangd worden dat zij daarmee uitermate zorgvuldig en fatsoenlijk omspringen.
Volgens Weber is de legitimiteit van machtsuitoefening cruciaal. In de moderne samenleving is die legitimiteit van karakter veranderd: burgers hebben inmiddels hoge normatieve verwachtingen over voorbeeldgedrag en moraliteit van de overheid. Het gaat daarbij in toenemende mate om geloofwaardigheid en moreel gezag.
Om een tegenwicht te bieden aan het ‘doorzetten’ van politieke kortetermijnbelangen is het volgens de auteurs nodig ambtenaren een belangrijkere positie te geven bij het ontwikkelen en behouden van dat gezag. Daarvoor is de invoering van een ‘levend’ en rijk ambtelijk statuut noodzakelijk waarin de waarden te vinden zijn die in onderlinge samenhang afgewogen moeten worden bij beleid en uitvoering. Een dergelijk kompas kan helpen de weg te wijzen naar gezaghebbender optreden van de overheid.

Professionele waarden

Ambtenaren krijgen te maken met dilemma’s en botsende waarden. Het is niet raadzaam om de botsing tussen waarden op te lossen door invoering van nog meer codes of regels. Het is beter daarvoor in de plaats ruimte te maken voor betrokkenen om tot een zorgvuldige maatwerkoplossing te komen. Hoogleraar Publiek Management Harrie Aardema bijvoorbeeld hield in 2005 een pleidooi om aandacht te schenken aan ‘stille waarden’. Dat wil zeggen: waarden en beweegredenen die medewerkers zelf koesteren. Hij stelt ze tegenover de ‘overnormering’ in plannen of systemen waar een organisatie veelal mee komt en die vaak schijnsturing of cynisme tot gevolg hebben.
De auteurs stellen voor in het ambtelijk statuut behalve de publieke missie met waarden zoals onafhankelijkheid, rechtsstatelijkheid, rechtmatigheid en rechtvaardigheid, voor het vervullen van de publieke zaak ook een professionele missie op te nemen met waarden die ambtenaren zeer belangrijk vinden. Het gaat daarbij vooral om: deskundigheid, doelmatigheid, dienstbaarheid, toewijding en collegialiteit. Ook de ethische waarde eerlijkheid scoort hoog, net als verantwoordingsbereidheid. Het vermogen om te kunnen uitleggen waarom je een bepaalde handeling verricht, en de ruimte om die uitleg te mogen geven, acht men voor het professionele zelfrespect essentieel.
Het belang van waarden voor ambtenaren is onderzocht tijdens de door de Stichting Beroepseer georganiseerde bijeenkomsten over goed werk en ambtelijk vakmanschap waaraan zowel uitvoerende als beleidsambtenaren deelnamen in de periode 2013 – 2015. Het is aan te bevelen dat er voor ambtenaren ruimte wordt gemaakt voor vrijplaatsen of ‘goedwerkplaatsen’, waar zij kunnen leren omgaan met spanningen in hun werk en botsende waarden, bijvoorbeeld als politieke opdrachten in botsing komen met kernwaarden voor de publieke dienst.

Zo kan het statuut niet alleen de basis bieden voor bevordering van vakmanschap en integriteit, maar ook voor een aanpak die de waarden uit het statuut confronteert met de dagelijkse praktijk. Een dergelijke ‘dynamische’ toepassing van het statuut voorkomt dat het gebruik verengt tot een nieuw stelsel van regels en zorgt ervoor dat het kan dienen als een kader om tot onderlinge – professionele – afstemming te komen over de uitleg van de belangrijkste waarden en verantwoordelijkheden. Daar kunnen trainingssessies en ‘goedwerkplaatsen’ dus bij helpen.

De relatie tussen ambtelijke loyaliteit en professionele onafhankelijkheid

Met een statuut kan de ambtenaar het recht op een moreel verantwoorde en professionele taakvervulling ontlenen aan het streven naar ambtelijk vakmanschap, zonder dat hij in zware klokkenluidersprocedures terechtkomt. “Wij bespreken hier andere kwesties dan die waar de klokkenluidersregeling over gaat”, aldus de auteurs: “Daarbij gaat het om misstanden met een maatschappelijk belang, terwijl het ons hier gaat om schendingen van de morele en professionele waarden – zoals vastgelegd in het statuut – bij de onpartijdige taakuitoefening van de ambtenaar. Wij pleiten hier niet voor een rechtsgang die uitloopt op een veroordeling, genoegdoening of iets dergelijks. Wat we beogen is een onafhankelijke procesgang die de relatie tussen ambtelijke loyaliteit enerzijds en professionele onafhankelijkheid anderzijds kan verduidelijken en die zowel werkgever als ambtenaar helpt daarmee zorgvuldig om te gaan. Zo concretiseren we een ambitie die minister Plasterk in een brief aan de Tweede Kamer omschreef als ‘het organiseren van tegenspraak en een veilige aanspreekcultuur’.”

Oproep aan ambtenaren

De auteurs besluiten hun essay met een oproep aan de ambtenaren om van zich te doen horen: “De belangrijkste functie van ambtelijk vakmanschap is het creëren, ontwikkelen en in stand houden van het gezag van overheden. In tegenstelling tot de communis opinio blijkt moreel gezag in deze tijd van groot belang te zijn. Burgers hechten er sterk aan, maar deze potentiële gezagsbron wordt (met name) door de politiek-bestuurlijke gezagsdragers vaak onderbenut. Als deze bron beter zou worden benut, zouden ambtenaren – zowel beleidsambtenaren als uitvoerende ambtelijke gezagsdragers – hun rol veel beter kunnen vervullen. Daarvoor moet hun vakmanschap dan wel een sterkere positie krijgen, door het creëren van een breed ambtelijk statuut waaraan zij ook een zeker recht op ambtelijk vakmanschap kunnen ontlenen.
Het politieke debat over de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren*) biedt nu een kans om hierin stappen te zetten. Het is goed als ambtenaren daarbij ook van zich laten horen”.

Per slot van rekening zijn al deze kwesties niet alleen een zaak van het kabinet en de voorbereiders van het statuut, maar ook van de ambtenaren zelf. Het zou mooi zijn als er meer besef kwam dat een ambtelijk statuut respect voor onze ambtelijke en bestuurlijke gezagsdragers weer doet toenemen.

Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag, door Gabriël van den Brink en Thijs Jansen, uitgave van Stichting Beroepseer, 96 p., 2016, € 19,99. Tot 1 juli € 14,90
Het essay bestaat uit drie delen:
Deel 1: De gezagscrisis van de overheid en het lot van ambtelijk vakmanschap (diagnose).
Deel 2: Wat voor gezag heeft de overheid nodig? Het toenemend belang van moreel gezag (remedie).
Deel 3: Hoe ambtenaren kunnen bijdragen aan het morele gezag van de overheid. Een pleidooi voor een ambtelijk statuut (realisatie).
Voorwoord van Sjaak van der Tak, burgemeester van Westland, en van auteurs.

Thijs Jansen is directeur van Stichting Beroepseer en onderzoeker/docent School voor Politiek en Bestuur van de Universteit van Tilburg.
Gabriël van den Brink is hoogleraar filosofie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

Het boek kan besteld worden voor € 19,99 op www.beroepseer.vrijeboeken.com

Noot
*) Op 27 september 2016 bespreekt de Eerste Kamer het voorstel voor de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren van de kamerleden Steven van Weyenberg (D66) en Mona Keijzer (CDA). Doel hiervan is het zoveel mogelijk elimineren van de arbeidsrechtelijke verschillen tussen personeel in de overheidssector en de marktsector. In dat kader heeft de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Plasterk, eerder aan de Tweede Kamer een ambtenarenstatuut toegezegd waarin ‘de aspecten van het ambtelijk vakmanschap’ zullen worden vastgelegd. De planning is erop gericht dit gereed te hebben op het moment dat de wet in werking treedt.Tot op heden is nog onduidelijk hoe de minister dat statuut wil vormgeven.*)

*) De plenaire vergadering in de Eerste Kamer van 27 september 2016 is verschoven naar dinsdag 25 oktober 2016.

Bijeenkomst op 29 juni 2016
Op 29 juni 2016 lichten Van den Brink en Jansen het essay toe en gaan zij erover in discussie op een bijeenkomst georganiseerd door Stichting Innovatie, Kwaliteit en Professionaliteit van het Openbaar Bestuur (IKPOB) en de Vereniging voor Overheidsmanagers (VOM) die het essay mede mogelijk hebben gemaakt. Zie voor meer info: www.ikpob.nl (Stichting IKPOB is sinds eind maart 2018 niet meer actief. De website is per 1 april 2018 opgeheven).

Persbericht Essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag.

U P D A T E

Eerste Kamer aanvaardt wetsvoorstel 32550 – Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, 8 november 2016: www.parlement.com

Verslag Stemming Normalisering rechtspositie ambtenaren in Eerste Kamer op 8 november 2016: www.eerstekamer.nl

Politieke monitor 1848 maakt overheidsinformatie toegankelijk en gebruiksvriendelijk

logo1848Wie op de hoogte wil blijven van de laatste ontwikkelingen op het Binnenhof, hoeft zich niet langer door een onoverzichtelijke brij documenten op overheidswebsites te worstelen. Journalist Lucas Benschop ontwikkelde de politieke monitor 1848.nl, waarmee Haagse agenda’s, kamerbrieven en dossiers eenvoudiger te volgen zijn.

“Als politiek redacteur voor nu.nl ben ik vaak op zoek naar de laatste documenten in overheidsdossiers. Daarvoor moest ik continu diep graven op Officiële Bekendmakingen en de websites van de Kamer, die niet altijd even gebruikersvriendelijk zijn”, aldus Lucas Benschop aan Matthijs Van Schie op de site van het Stimuleringsfonds voor de journalistiek. Omdat een transparante overheid van groot belang is, moest overheidsinformatie toegankelijker worden, vond hij. Dus bedacht Benschop een centraal platform voor het monitoren van de gang van zaken in de Hofstad via een live nieuwsfeed en een factsheet, die een wekelijks overzicht van het laatste Haagse nieuws geeft.
Het Stimuleringsfonds subsidieerde het project met 31.000 euro.

Notificatie bij bijvoorbeeld een brief van minister Bussemaker

De belangrijkste functie van 1848.nl, zoals het platform is gaan heten, is de mogelijkheid om op basis van zoekopdrachten dossiers samen te stellen. Daardoor ontvangen gebruikers automatisch updates over onderwerpen waarin ze geïnteresseerd zijn. Benschop: “Zelf schrijf ik veel over het leenstelsel en de asielkwestie. Via zoekopdrachten naar bijvoorbeeld die onderwerpen stel je een dossier samen, en krijg je notificaties wanneer minister Bussemaker of staatssecretaris Dijkhof een brief uitstuurt.”

Het verdienmodel dat Benschop voor ogen had toen hij eind 2014 met zijn aanvraag naar het Stimuleringsfonds stapte, staat nog steeds overeind. “Het idee was en is dat onze live-feed gratis toegankelijk is, maar voor het ontvangen van notificaties op ‘jouw’ dossiers heb je een abonnement nodig”. Wanneer verschillende personen binnen dezelfde organisatie een account hebben, gaat het bedrag per gebruiker omlaag. Inmiddels zijn diverse grote redacties, organisaties en freelancers op de dienst geabonneerd.

De laatste informatie direct paraat

Met de komst van 1848, wordt politiek Den Haag volgens Benschop een stuk transparanter. “De daadwerkelijke impact van het platform kun je natuurlijk pas na een paar jaar meten, maar ik verwacht dat het voor journalisten een stuk makkelijker wordt om de overheid te controleren. Dat is een van onze voornaamste taken”. De monitor zou daarmee niet alleen goed nieuws voor verslaggevers zijn, maar ook voor ‘de andere kant’. “Wanneer lokale politici invloed willen uitoefenen op een landelijk besluit, helpt het enorm om de laatste informatie direct paraat te hebben. En ook woordvoerders, lobbyisten en andere ambtenaren zijn ermee geholpen”, meent Benschop.

Lees het hele artikel van Matthijs Van Schie: 1848 wil politiek Den Haag toegankelijker maken, Stimuleringsfonds voor de journalistiek, 23 mei 2016: www.svdj.nl

Politieke monitor 1848: https://1848.nl

website1848