Skip to main content

Redactie Beroepseer

‘Nee heb je…’ Film van Frans Bromet over het belang van het VMBO in de samenleving

nee heb je bromet 2Hoe verlos je het VMBO van zijn negatieve imago? Niet alleen docenten uit deze onderwijsbranche, maar ook het Ministerie van Onderwijs zijn al jaren bezig het imago te verbeteren. Laten we hopen dat met de nieuwe film van Frans Bromet, getiteld Nee heb je… we onze vooroordelen opzij kunnen zetten en we oog krijgen voor wat het VMBO, het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs nu eigenlijk is.

Voor werkgevers draagt de film bij om hen het belang te laten inzien van goed gemotiveerd personeel en de eigen verantwoordelijkheid die ze daarin kunnen nemen. Door al tijdens de VMBO-opleiding betrokken te zijn – bijvoorbeeld door het aanbieden van stages – kunnen zij investeren in de toekomst van de leerlingen èn van zichzelf.
Bromet zegt zelf dat hij aangenaam verrast werd over wat hij aantrof tijdens het filmen op acht scholen. Het negatieve imago vindt hij totaal misplaatst. Docenten en leerlingen op het VMBO doen juist heel belangrijke dingen.
Dat is een goede boodschap, des te meer als we beseffen dat meer dan de helft van de scholieren in Nederland op het VMBO zit.

In Nee heb je… staat de intensieve loopbaanbegeleiding centraal die binnen het VMBO steeds meer aandacht krijgt. Scholieren ontdekken al tijdens hun opleiding waar hun talent ligt en wat de keuze voor een bepaald beroep in de praktijk inhoudt en werkgevers investeren in toekomstig en gemotiveerd personeel. Een gezamenlijke verantwoordelijkheid vol kansen en hoop voor de toekomst van het VMBO.

De première van de film vond plaats in het gebouw van de Sociaal Economische Raad (SER) in Den Haag op 3 oktober 2016 tijdens een symposium. Voorzitter Mariëtte Hamer heette de genodigden welkom: de ‘hoofdrolspelers’ uit de film, ouders, bewindslieden, parlementsleden en vertegenwoordigers uit het onderwijs en het  bedrijfsleven.

Meer info op site Nee heb je… www.neehebje.nl (website is opgeheven)
Zie hieronder de trailer van ‘Nee heb je…’

Wat zou u doen als u minister van Onderwijs was? Howard Gardner kreeg de vraag voorgelegd en gaf antwoord

De Brits/Amerikaanse schrijfster C.M. Rubin vroeg aan zes mensen uit de onderwijswereld wat zij zouden doen als zij begin volgend jaar in de nieuwe Amerikaanse regering minister van Onderwijs zouden zijn.
Rubin is bekend van haar bestseller The real Alice in Wonderland. A role model for the ages uit 2010. In datzelfde jaar lanceerde zij CMRubinWorld, een online platform voor onderzoek naar het beste soort onderwijs voor de toekomst. Haar serie Global search for education wordt beschouwd als een baanbrekende bijdrage aan de renaissance van het onderwijs.

Meervoudige intelligentie

Rubins eerste interview was met Andy Hargreaves, socioloog en hoogleraar onderwijskunde aan het Boston College in Massachussets. Hij is een van de prominentste woordvoerders in het debat over de toekomst van het onderwijs. Het tweede interview was met Randi Weingarten, voorzitter van de American Federation of Teachers, de op een na grootste onderwijsvakbond van de V.S. Anderen die worden geïnterviewd zijn: Diane Ravitch, onderwijshistorica en adjunct-staatssecretaris van Onderwijs in de jaren negentig ten tijde van de regering van president Bush Sr. en auteur van diverse boeken over onderwijs; Charles Fadel, schrijver, uitvinder, oprichter en directeur van het Center for Curriculum Redesign; Julia Freeland Fisher, schrijver en directeur onderwijsresearch van het Clayton Christensen Institute dat de wereld wil verbeteren door middel van disruptieve innovatie.

Het derde interview in de reeks had Rubin met Howard Gardner dat net als de eerste twee gepubliceerd is in The Washington Post en van een inleiding voorzien door Valerie Strauss.
Gardner is psycholoog en verbonden aan Project Zero van de Harvard-universiteit, een onderzoeksgroep op het gebied van onderwijs waarin diverse, onafhankelijke gesubsidieerde projecten onderdak vinden die zich richten op de hogere denk- en leervermogens van de verschillende vakgebieden.
In de jaren tachtig introduceerde Gardner de theorie van de meervoudige intelligentie. Zijn boek Frames of mind: The theory of multiple intelligences deed de wereld van de psychologie schudden. De theorie gaat uit van meerdere intelligenties die ontwikkelbaar zijn. Vollgens Gardner is intelligentie het vermogen om problemen op te lossen en ook het vermogen om nieuwe problemen te bedenken. Dat kan op verschillende (meervoudige) manieren. Ook niet-cognitieve vaardigheden, zoals motorische handigheid en muzikaliteit zijn volgens Gardner subvormen van intelligentie. Dit nieuwe model van menselijke intelligentie reikte verder dan een kind beoordelen op grond van de uitkomst van gestandaardiseerde toetsen.

Howard Gardner als minister van Onderwijs

Op de vraag hoe hij als minister van Onderwijs de rol ziet van de nieuwe  federale regering in het K-12 onderwijs*), antwoordt Gardner dat hij zich gelukkig mag prijzen – of juist niet – minister te zijn in een tijd waarin er een heel andere wind is gaan waaien in de politiek en in het onderwijs. Tot midden jaren zestig speelde de overheid een bescheiden rol in het onderwijs. In de jaren daarna raakte de overheid niet alleen steeds meer betrokken bij burgerrechten, toezicht houden op scholen en financiering van onderwijs voor minder draagkrachtigen, maar ook – in samenwerking met de gouverneurs van veel staten – bij het toetsen van leerlingen en het beoordelen van hun prestaties. De resultaten moesten beantwoorden aan nationale doelen. De overheid kreeg ook greep op de inhoud van schoolprogramma’s en onderwijsmethoden.
Gardner oppert dat onder zijn bewind de rol van de federale overheid beslist zal afnemen: “Sommigen zullen beweren dat de federale overheid haar belangrijkste doelen heeft behaald. Maar waarschijnlijker is dat het land domweg is uitgeput door de stroom regels en reglementen vanuit Washington die uiteindelijk niet heeft geleid tot de beloofde verbetering. Denk daarbij aan ’Goals 2000’, ’Race to the Top’, ‘No Child Left Behind’. Het volk heeft in zijn wijsheid besloten de belangrijkste taken weer terug te geven aan de staten of nog lagere overheden. Het gevaar bestond dat het Ministerie van Onderwijs zou worden opgeheven, maar dat is nog niet gebeurd, tenminste nog niet, hoewel het in omvang wel is afgenomen.
Omdat er minder gestreefd wordt naar doelen en er minder gevraagd wordt, zal ik mijn positie als een openbaar spreekgestoelte gebruiken en verkondigen wat er moet gebeuren in ons onderwijsstelsel. Ik zal zowel positieve als negatieve voorbeelden noemen. Ik zal veelbelovende initiatieven toejuichen. En, indien mogelijk, demonstreren met voorbeelden wat voor soort onderwijs ik graag zie en wat voor maatschappij we kunnen opbouwen”.

Blijven leren en onderwijzen

Gardner vindt dat we ons meer moeten bekommeren om het onderwijs. Hij wil een nieuw ‘waar’ en ‘wanneer’. Volgens hem begint onderwijs al bij de geboorte – of zelfs in de baarmoeder. Onderwijs gaat door zolang als de mens actief, gemotiveerd en capabel is. “In onze tijd is het belangrijker dan ooit hoe we onze kinderen opvoeden. Zelfs als je kinderen hebt grootgebracht en ze al het huis uit zijn, of als je met pensioen bent, dan kun je nog – en dat moet zelfs – blijven leren en onderwijzen. Veel onderwijs kan en moet gegeven worden op de school of in een andere gemeenschappelijke instelling, maar de wereld buiten de instituties is cruciaal voor het onderwijs. Daar komt bij dat zowel de traditionele als de nieuwe media heel belangrijk zijn”.

Vervolgens onderstreept Gardner het belang van onderwijs in de liberal arts and sciences zoals deze interdisciplinaire studie tegenwoordig ook op de Nederlandse universiteiten wordt genoemd. Door het combineren van inzichten uit verschillende wetenschappelijke disciplines leer je ingewikkelde maatschappelijke en mondiale kwesties begrijpen en naar creatieve oplossingen zoeken. Daarvoor zijn mensen nodig die over de grenzen van hun vakgebied heen kijken.
Studenten behoren onderwezen te worden in beproefde waarden als waarheid, schoonheid en goedheid. Ze zouden daarover diep moeten nadenken en daarover op een intelligente manier ondervraagd moeten worden.

Gardner stelt een paar vragen die wij, of we nu leraar, student of burger zijn op de voorgrrond en in het centrum van ons gedachtegoed zouden moeten plaatsen:
– Hoe bepalen we welke beweringen en pretenties die de ronde doen waar zijn of niet?
– Welke methoden zijn er gebruikt en kunnen deze de toets der kritiek doorstaan?
– Welke ervaringen koesteren wij als zijnde mooi, en waarom?
– Wat betekent het een goed mens te zijn, een goede burger, een goede werkkracht? En hoe bereiken we deze drie ‘goedheden’?

Een gemeenschap van waarden

Hoe richten we een gemeenschap in waar deze waarden – deze ‘goedheden’ – worden onderwezen? Antwoord: Het opvoeden tot een goed mens, een goed burger en een goede arbeidskracht is de verantwoordelijkheid van velen: ouders, verwanten, rolmodellen uit onze tijd maar ook uit het verleden; religieuze, spirituele en ideologische gemeenschappen van de huidige tijd; een breed scala aan traditionele en moderne media.
Toekomstige burgers zullen het grootste deel van hun tijd doorbrengen in onderwijsinstituties, waar zij krachtige rolmodellen tegenkomen – leraren, personeel en oudere studenten – die invloed hebben op hun denken en doen. Als het goed gaat, kunnen de positieve waarden zonder problemen worden geobserveerd, overgenomen en eigen gemaakt. Maar in een wereld vol verwarrende en tegenstrijdige berichten zouden degenen die op zoek zijn naar ‘het goede’ dat zeer bewust, weloverwogen en zo doordacht mogelijk moeten doen.
Voor de meeste mensen is de school het eerste model van een gemeenschap en dat kan grote invloed hebben. We moeten er zeker van zijn, aldus Gardner, dat jonge mensen worden grootgebracht in een leergemeenschap die ze bewonderen. Dan zullen ze daar in hun leven altijd naar blijven verlangen. Ze zullen meehelpen zo’n soort gemeenschap opnieuw tot stand te brengen.

Gardner: “Als minister wil ik onderwijsgemeenschappen die deze waarden uitdragen meehelpen oprichten en stimuleren. Zij gebruiken geen toetsen, invullijsten of rangorden maar onderwijzen door middel van krachtige verhalen en lessen die werken als een katalysator. Daarbij hoort ook elke week twee dagen doorbrengen op de school. Net zoals de onderwijsinspectie in het verleden, toen men wereldwijd jaloers was op het Amerikaanse onderwijs, zal ik toezien, luisteren en zo nu en dan mijn eigen ideeën uitdragen”.

Wel of niet gratis onderwijs?

Een steeds vaker terugkerend onderwerp betreft het soort onderwijs dat nodig is om tegemoet te komen aan de arbeidsmarkt. Moeten kinderen worden onderwezen in vaardigheden om innovators en ondernemers te worden voor banen waaraan een op kennis en informatie gebaseerde economie behoefte heeft?
Gardner zegt dat scholen er zijn gekomen om lezen, schrijven en rekenen te onderwijzen. Daaraan zouden veel mensen vandaag toevoegen: software ontwikkelen. Gardner: “Ons land loopt in de wereld voorop wat betreft je druk maken over banen en werkgelegenheid. Dat is misschien een niet zo nuttig tijdverdrijf aangezien de arbeidsmarkt bezig is zich te ontwikkelen op een onvoorspelbare manier. Maar deze angst zal niet verdwijnen tijdens mijn ambtsperiode. Mijn taak als minister is niet het herhalen van de dagelijkse gesprekken om ons heen maar om licht te werpen op thema’s die niet op ons nationaal radarscherm staan, maar die daar wel zouden moeten staan”.

Het almaar stijgende bedrag van studieschulden – meer dan 1.3 biljoen Amerikaanse dollar – doet de vraag rijzen of onderwijs niet gratis zou moeten zijn?
Gardner zegt dat het voorstel al stamt uit het rapport Higher Education for American Democracy van 1947, ook wel het Truman-rapport genoemd: “Helaas is de tijd voor dit idee nog niet gekomen. Ik prefereer een systeem waar studenten zich verplichten aan gesubsidieerde publieke instituties. Als ze het goed doen in de particuliere sector, geven ze een bepaald percentage van hun inkomen aan het onderwijs. Als ze enkele jaren werken in de publieke sector, zal hun schuld worden kwijtgescholden. Dit idee kan misschien het nationale debat op een positieve manier beinvloeden”.

He created the ‘theory of multiple intelligences.’ What if Howard Gardner were U.S. education secretary? door Valerie Strauss, The Washington Post, 1 oktober 2016: www.washingtonpost.com

Noot
*) K-12 onderwijs wordt gegeven op openbare scholen. Na de kleuterschool volgt twaalf jaar klassikaal onderwijs, van de eerste tot en met de twaalfde klas. Vandaar de naam K-12-onderwijs.

Hoe rentmeesterschap de problemen in de zorg zou kunnen oplossen

André Picard schrijft in het in 1844 opgerichte Canadese dagblad The Globe and Mail dat rentmeesterschap momenteel het populairste rondzingende woord in de gezondheidszorg is. Daarmee wordt bedoeld dat zorgprofessionals, patiënten en beleidsmakers niet alleen aanbieders en cliënten moeten zijn, maar ook rentmeesters ten bate van het algemeen welzijn.

Het idee van rentmeesterschap is niet nieuw. Het heeft religieuze wortels. We kennen misschien het verhaal van Josef uit het Oude Testament die, nadat zijn broers hem als slaaf hadden verkocht, rentmeester in Egypte werd. Een toegenegen dienaar die een groot vermogen beheerde dat niet van hemzelf was en dat hij veilig stelde voor de toekomst.
Modern rentmeesterschap is iets anders. Dat gaat niet om slavernij, maar om verantwoordelijkheid jegens jezelf en anderen. Neem bijvoorbeeld de relatie dokter-patiënt. Van oudsher is het enige dat er voor de dokter toe doet de patiënt, de diagnose en de behandeling. De kosten worden gedragen door de – publieke of particuliere – verzekeraar.

Vandaag zijn er evenwel drie partijen die een rol spelen: de zorgverlener, de patiènt en de betaler – (in Canada de belastingbetaler). Behandelingen en de kosten daarvan moeten geplaatst worden in een bredere sociale context. Zijn ze de kosten waard? Kunnen deze gezondheidsdollars beter elders worden besteed?*) Deze vraag vinden sommige artsen die geloven dat hun autonomie heilig is, beledigend. Dat de overheid wat te zeggen wil hebben over de dagelijkse uitwisseling tussen patiënten en artsen is een heet hangijzer gebleken in de onderhandelingen over contracten. Het is in wezen het kernpunt geworden van een harde onderhandelingsstrijd over contracten in de provincie Ontario.

Met de patiënten

Maar in de Canadese provincie Alberta heeft men gekozen voor een andere benadering. Daar hebben leidende artsen het idee van rentmeesterschap omarmd, de overtuiging dat dokters (en andere zorgverleners) niet alleen te maken hebben met een arbeidscontract maar ook met een sociaal contract.
“Het is niet alleen onze professionele verantwoordelijkheid rentmeester te zijn en zinnige beslissingen te nemen over de door ons gebruikte middelen ten bate van onze patiënten, maar ook onze grrootste kans op geluk in ons werk”, scheef Carl Nohr, scheidend voorzitter van de Alberta Medical Association in een brief aan zijn leden in september 2016: “Aan onze kant van het contract leveren we compassie, inzetbaarheid, verantwoordelijkheid, werken voor het algemeen welzijn en onbaatzuchtige dienstverlening. Aan de andere kant ontvangen we vertrouwen, autonomie, zelfregulering en een beloning”, vervolgde hij.

Dr. Nohr behoort tot de meest welbespraakte en weloverwogen stemmen in de Canadese gezondheidszorg van onze tijd. Hij heeft het vaak gehad over rentmeesterschap. Hij schrijft dat effectief rentmeesterschap twee polen heeft: financiële efficiëntie en kwaliteitszorg. De twee zijn nauw met elkaar verbonden. Rentmeesterschap gaat niet over macht en verantwoordelijkheid afpakken van artsen, maar om de hoop dat zij hun macht en verantwoordelijkheid anders gaan aanwenden (waavoor ze adequaat gecompenseerd worden).

Patiënten (en burgers in het algemeen) zouden ook rentmeester moeten zijn op het gebied van gezondheidszorg. Ze zouden moeten erkennen dat ze naast hun rechten ook hun verantwoordelijkheden hebben. Als we zowel patiëntgerichte, geïntegreerde en waardevolle zorg willen hebben (die drie andere dominante woorden van het zorgbeleid), alsook tevreden patiënten en zorgverleners, dan is rentmeesterschap een randvoorwaarde.
Nohr: “In het verleden deed de gezondheidszorg iets aan de patiënten. In onze tijd doen we iets voor de patienten. In de toekomst doen we iets met de patienten”.

Leidinggeven gebaseerd op rentmeesterschap

De zorgverlening in Canada is duidelijk versnipperd. Het systeem is ontworpen om acute ziekenhuiszorg te verlenen terwijl de meerderheid van de patiënten juist zorg voor chronische kwalen nodig heeft. De zorg is incidenteel en versnipperd. We verplaatsen patiënten van plek naar plek in plaats van de informatie te verplaatsen. Zoals dr Nohr opmerkt, zijn we goed in praten over hervorming. We hebben eindeloos hervormingen doorgevoerd en proeftuin-projecten gemaakt, maar de oplossingen worden nooit opgeschaald omdat er een “gebrek aan harmonisering van bevoegdheid en verantwoordelijkheid” is.

In zijn laatste brief aan de leden van de Alberta Medical Association haalde Nohr een beroemde uitspraak aan van Abraham Lincoln: “Als ik in zes uur tijd een boom moet omhakken, dan zal ik het eerste uur besteden aan het scherp maken van de bijl”. Ons gezondheidsstelsel loopt achter, er zijn heel moeilijke taken te verrichten. “Het is tijd om nu eindelijk eens te handelen”, schrijft Nohr.

Het is ons bekend wat nodig is om een geïntegreerd, duurzaam systeem te ontwerpen. Dat begint met een andere manier van leidinggeven, een die gebaseerd is op rentmeesterschap. Mensen als Carl Nohr helpen ons bewust te maken van de urgentie van hervorming. En, we hebben intussen genoeg tijd besteed aan het scherpen van de bijl, het is nu tijd voor omhakken.

How stewardship might heal our health care woes, door Andre Picard, The Globe and Mail, 27 september 2016: www.theglobeandmail.com

Noot
*) When it comes to tests, more is not always better, door André Picard, The Globe and Mail, 5 april 2016: www.theglobeandmail.com

Meer tijd en autonomie voor leraren. Draag bij en doe mee. Vul het adhesieformulier in

Goede vraag: Wie bepaalt wat goed onderwijs is en hoe dat moet worden uitgevoerd? Acht docenten met een verschillende visie op onderwijsvernieuwing bogen zich erover*). Op de laatste dag van augustus 2016 kwamen zes van hen bij elkaar. Na een paar uur waren ze het eens over de essentie van onderwijsvernieuwing: Tijd en autonomie.
Een uur later hadden we, schrijven de initiatiefnemers een actieplan: “Binnen twee weken hadden we een gezamenlijke brandbrief met 22 opiniemakende docenten als ondertekenaars”. Weer een week later verscheen op zaterdag 17 september een opiniestuk in dagblad Trouw, getiteld Geef docenten tijd en ruimte, bedoeld als start van een publieke actie. Aan de basis van dat artikel staat de oproep met de titel Wat heeft het onderwijs NU nodig?

Tot nu toe hebben ruim 1600 docenten**) de adhesieverklaring onderschreven: “Wij zijn trots dat ook deze groep bestaat uit het gehele spectrum van verschillende onderwijskundige opvattingen. Kinderen en ouders verdienen een keuze tussen verschillende vormen van onderwijs. In al die variatie is het onze passie om jonge mensen het beste mee te geven van hetgeen ons bindt. Gezamenlijk geven we aan dat we daarvoor tijd en autonomie nodig hebben.
Met de oproep voor voldoende tijd sluit de groep aan bij de aangenomen Motie van Van Meenen /Ypma, die in juni 2016 is aangenomen in de Tweede Kamer. Daarin staat dat het voor de ontwikkeling van onderwijsvernieuwing van groot belang is dat docenten in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs voldoende tijd hebben om dit op een hoog niveau vorm te geven.

De beroepsgroep bepaalt de inhoud en de praktijk van het onderwijs

Omdat het niet bij inzichten, voorstellen en plannen moet blijven gaat de groep docenten binnenkort een concreet voorstel schrijven met een uitgewerkte financiële dekking als bijdrage in dit proces: “De essentie van onze insteek is dat we willen dat de tijd moet vrijkomen ten behoeve van voor- en nawerk voor lessen. Goed onderwijs krijg je met goede lessen die goed voorbereid zijn. Dat is de belangrijkste les van de onderwijsverbetering in Finland: goede lessen, uitgevoerd door een professionele beroepsgroep maakt goed onderwijs. Kwaliteit boven kwantiteit”.

tijd en autonomie onderwijzerblog 2Is het antwoord op de vraag wie bepaalt wat goed onderwijs is en hoe dat moet worden uitgevoerd: de overheid, de besturen en de schoolleiders, of is het zo dat de beroepsgroep de inhoud en de praktijk van het onderwijs bepaalt?
De oproep voor meer autonomie is niet vrijblijvend. Het is een oproep aan leraren om verantwoordelijkheid en professionaliteit te ontwikkelen, bij elkaar in de klas te kijken en van elkaar te leren. Met ‘autonomie’ bedoelen “we dat we als beroepsgroep zelf de verantwoordelijkheid willen nemen voor ons werk en de professionaliteit van onze beroepsgroep”.

Leraren die het actieplan willen steunen, kunnen het adhesieformulier Meer tijd en autonomie voor leraren invullen. U kunt dat hier doen.
We hebben de dingen zelf in de hand, benadrukken de initiatiefnemers. Iets tot stand brengen lukt alleen als veel mensen bijdragen en meedoen. U kunt de actie vooruithelpen door bijvoorbeeld een paar collega’s in te lichten over dit initiatief.

Zie verder: “Tijd en Autonomie”- nieuwsbrief 29 september 2016, Onderwijzerblog https://onderwijzerblog.wordpress.com

Noten
*) Frans van Haandel, Frans Droog, Jelmer Evers, Karin den Heijer, Jasper Rijpma, Mark van der Veen, Dick van der Wateren en Marjolein Zwik
**) De lijst met mensen die de adhesieverklaring hebben getekend is te vinden op Blogcollectief Onderzoek Onderwijs: https://onderzoekonderwijs.net

Lees ook: Wat heeft het onderwijs NU nodig? Randvoorwaarden voor de verdieping van Onderwijs2032, Dick van der Wateren, Blogcollectief Onderzoek Onderwijs, 17 september 2016: https://onderzoekonderwijs.net

oproep meer tijd en autonomie voor leraren

 

Laura van Geest van het CPB: Zorgkosten zetten komend jaar groei van koopkracht op ‘nul’

omslag zorg en verkiezingen 2017 cpbDirecteur Laura van Geest van het Centraal Planbureau (CPB) heeft tijdens een relatiebijeenkomst van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) in Den Haag een presentatie gegeven van Zorg en de Verkiezingen 2017. Traditioneel vindt de bijeenkomst plaats op de vierde dinsdag van september, dit jaar vallend op de 27e. ZN is de behartiger van alle zorgverzekeraars. Van Geest heeft gezegd dat zonder ingrijpen de zorgkosten de komende jaren fors verder stijgen en daardoor de groei van koopkracht op ‘nul’ zetten. Dat was de centrale boodschap.

Van Geest begon overigens met goed nieuws, schrijft ZN in een kort verslag van de bijeenkomst op haar site. Nederland is gezakt in de lijst van landen met de hoogste zorgkosten van de tweede naar de zevende plaats. Maar ze tekende daar meteen bij aan dat wij, bijvoorbeeld ten opzichte van Japan, achterlopen als het gaat om vergrijzing. Er komt bij ons dus nog een kostenstijging aan!

Stelselwijziging is duur
Met ‘Zorgkeuzes in kaart’ heeft het CPB – samen met de ministeries van VWS en Financiën – een staalkaart met opties voor maatregelen in de zorg gepresenteerd, zonder oordelen, maar wel met inzicht in de financiële effecten. Zo kun je kiezen voor een ander zorgstelsel, maar een stelselwijziging als zodanig helpt niet de kosten te drukken, zo heeft de OESO al eerder laten zien. Integendeel: zo’n wijziging leidt altijd tot gedoe en onzekerheid én tot forse transitiekosten. Voor een grote stelselwijziging in ons land schat het CPB die kosten op minimaal zo’n 5 miljard euro, verspreid over een aantal jaren. Om de kosten te beheersen zijn dus andere maatregelen nodig, waarvan Van Geest er diverse langs liep: van het ‘plukken van de zorgverzekeraars’ tot het sluiten van nieuwe hoofdlijnenakkoorden, ofwel ‘polderen binnen het stelsel’.

Nieuwe Agenda voor de zorg
Die laatste optie sloot aan bij de oproep van André Rouvoet, voorzitter van Zorg Nederland: laten we verder kijken dan de verkiezingscampagne en met elkaar vaststellen wat er éçht moet gebeuren om de kosten te beheersen. We moeten het niet alleen hebben over de verdeling van de kosten, hoe belangrijk dat laatste uit een oogpunt van solidariteit ook is, aldus Rouvoet. Hij riep op om evenals bij de start van het huidige kabinet met de partijen in de zorg een nieuwe Agenda voor de zorg op te stellen met een integrale visie op wat volgens de zorgpartijen nodig is in de komende kabinetsperiode. Wat hem betreft doen we dat zonder grote stelselwijziging (“doe dat de professionals in de zorg niet aan”), maar staan zorgverzekeraars wel open voor verbeteringen binnen het huidige stelsel, ook ten aanzien van hun eigen rol.

Solidariteit
Laura van Geest sloot haar inleiding af met een bespiegeling over solidariteit aan de hand van wat zij noemde ‘pijnlijke cijfers’: lager opgeleiden worden minder oud en hebben minder als gezond ervaren levensjaren. Dat gezondheidsverschil wordt voor een belangrijke mate verklaard door gedrag: meer rokers, alcoholgebruik en overgewicht dan hoger opgeleiden, en minder sporten en gezond eten. Een lastig, maar belangrijk probleem, dat meteen ook de vraag oproept: “Hoe paternalistisch willen we zijn?”.

Presentatie Zorg en de verkiezingen 2017, 27 september 2016: www.cpb.nl

Laura van Geest (CPB): zorgkosten dreigen alle groei koopkracht op te eten, Zorgverzekeraars Nederland, 28 september 2016: https://zn.nl

Zorg, CPB: www.cpb.nl/onderwerp/zorg

Follow the money (FTM), het multimediaal platform voor financieel-economische onderzoeksjournalistiek, is bezig te onderzoeken wat onze zorg zo duur maakt. FTM nodigt lezers uit deel te nemen aan het FTM Zorgpanel: “Ieder jaar geven we met z’n allen weer meer geld uit aan de gezondheidszorg. We zijn gefascineerd door dit verschijnsel en willen daarom de komende maanden diepgravend onderzoek verrichten. Hierbij vormen bureaucratie, verspilling en onzinnige zorg centrale thema’s. De prangende vragen kunnen we niet alleen beantwoorden. Door middel van het Zorgpanel doen wij geregeld een beroep op onze lezers. Ga naar: www.ftm.nl/dossier/wat-maakt-onze-zorg-zo-duur

Handen en voeten, kort verhaal door ‘writer in residence’ bij Beroepseer: Jordi Lammers

jordi lammersJordi Lammers is voor een jaar ´Writer in residence’ bij stichting Beroepseer. Vandaag publiceren wij zijn eerste verhaal Handen en voeten. Hij gaat voor ons verhalen schrijven over werkende mensen, over mensen die zorg dragen voor de ander en zorg ontvangen. Hoe gaan zij om met de dilemma’s en emoties die daarmee gepaard gaan?

Begin van Handen en voeten:
— Toen de zestienjarige Hirona in een schoonheidsalon ging werken, ontdekte ze eindelijk een talent dat haar klasgenoten ontbeerden: ze kon aan de voeten van haar klanten aflezen hoe ze in hun vel zaten.

Sommige klanten voelden zich bekeken, betrapt. Wie zijn voeten aan haar toevertrouwde, legde ook zijn dagboek in haar handen, wat het risico met zich meebracht dat sommige mensen wit wegtrokken of midden in de zaal in huilen uitbarstten.
Als zoiets voorkwam, staakte Hirona haar massage en haalde ze een glas water alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Dan wachtte ze stilletjes, met haar handen in elkaar gevouwen op haar buik, tot de klant weer bijkwam. —
Verder lezen, klik hier.

Jordi Lammers is een twintigjarige student Nederlands uit Nijmegen. In zijn vrije tijd schrijft hij verhalen en gedichten, die onder andere op zijn webblog http://jordiilammers.tumblr.com te lezen zijn.
Voor het boek Het alternatief voor de zorg (2015) schreef hij het gedicht Mensenhanden.
Wie op de hoogte van zijn werk wil blijven, kan hem volgen op Twitter (@ladoublemers).
Vorig collegejaar (2015-2016) was hij de campusdichter van de Radboud Universiteit. In dit zelfde jaar behaalde hij de finale van de landelijke schrijfwedstrijd Write Now.

Versterk het handelingsvermogen van de leraar door samenwerking in lerarenteams

omslag een ander perspectief professionele ruimte onderwijs 2De Onderwijsraad heeft een advies uitgebracht over de professionele ruimte voor de leraar in de publicatie: Een ander perspectief op professionele ruimte in het onderwijs – Versterk vermogen om te handelen vanuit het team. De Onderwijsraad is een onafhankelijk adviescollege, opgericht in 1919. Het advies is geschreven op verzoek van de Tweede Kamer.

Het beleid dat de positie van de leraar moet versterken, richt zich te veel op de individuele leraar en er is een neiging om teveel van bovenaf op te leggen. Om de leraar meer zeggenschap te geven over het onderwijs dat hij geeft, moet de samenwerking in en met lerarenteams verbeteren.

Leraren vinden nog steeds dat de werkdruk in hun beroep te hoog is en dat ze te weinig zeggenschap hebben over hun werk. Het huidige overheidsbeleid, gericht op het verbeteren van ‘professionele ruimte’ is te eenzijdig en helpt onvoldoende. De professionele kwaliteit en expertise van leraren scheppen én vereisen een ruimte die vrij is van invloed van de overheid en ook tot op zekere hoogte, van de hiërarchische (arbeids)relatie met het bevoegd gezag en de schoolleiding. Tegelijkertijd hebben leraren zélf ook een verantwoordelijkheid in het actief creëren en benutten van hun professionele ruimte. Deze ruimte is niet vrijblijvend, maar moet altijd bijdragen aan de onderwijskwaliteit.

Handelingsvermogen

De raad pleit voor een bredere kijk op professionele ruimte: het gaat niet alleen om het versterken van individuele kennis en vaardigheden van de leraar, maar ook om het verbeteren van de condities waaronder leraren werken. De raad spreekt daarom liever van ‘handelingsvermogen’. Het vermogen om te handelen wordt groter als drie zaken goed op elkaar zijn afgestemd: competenties (van leraren), structuur en cultuur (van/in de organisatie en daarbuiten). Om het handelingsvermogen te vergroten, adviseert de raad meer en betere samenwerking in de lerarenteams. Dit vraagt vooral een bijdrage van de school. Scholen kunnen (materiële en immateriële) instrumenten voor teamontwikkeling inzetten om teamprestaties te bevorderen. De overheid kan op dit punt niets voorschrijven en heeft een faciliterende en stimulerende rol. Tot slot vraagt beter samenwerken in teams om specifieke kennis en vaardigheden waaraan de lerarenopleidingen meer aandacht kunnen besteden.

Zet de professional en het team centraal

Vergroten van het handelingsvermogen vraagt een actievere rol van directeuren, teamleiders en leraren zelf. De raad adviseert om meer gebruik te maken van principes uit de sturingsfilosofie ‘professional governance’. Drijfveren en werkprocessen van leraren(teams) komen zo meer centraal te staan. Vanuit deze filosofie worden bijvoorbeeld de visie en doelen van de school bepaald mét en dóór het team. Een ander voorbeeld is dat de school meer gebruik maakt van gedeeld leiderschap: in overleg met leraren taken en verantwoordelijkheden beleggen bij teams.

Lees de volledige publicatie Een ander perspectief op professionele ruimte in het onderwijs – Versterk vermogen om te handelen vanuit het team, Onderwijsraad, 27 september 2016: www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2016/09/27/een-ander-perspectief-op-professionele-ruimte-in-het-onderwijs

Pauline Meurs in essay ʻWeg met het transitie-denkenʼ over belang van systeem- èn leefwereld in de zorg

Pauline Meurs, voorzitter Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) en hoogleraar bestuur van de gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam schreef een essay met de titel Weg met het transitie-denken in het vaktijdschrift Lucide (voor bestuur en toezicht in zorg en welzijn).

Ze schrijft dat “de drie decentralisaties in het sociale domein – die anderhalf jaar geleden een wettelijke basis hebben gekregen maar op vele plaatsen al veel eerder zijn begonnen en op andere plaatsen nog net uit de startblokken komen – het predicaat ‘transitie’ hebben gekregen, soms zelfs: ‘transitie’ én ‘transformatie’. Deze begrippen getuigen aan de ene kant van een ongewenste reductie van de werkelijkheid en aan de andere kant van een ongepaste arrogantie.

Het meest geliefde duo is in dit verband: ‘Van de systeemwereld naar de leefwereld’; van de wereld van de bureaucratie, de regels en de protocollen naar de wereld van de mensen met hun eigen vragen en wensen. En hier komt de ‘kolonisering van de leefwereld’ van Habermas goed van pas.
De these van Habermas is dat met de uitbouw van de verzorgingsstaat er een onbalans is ontstaan tussen de leefwereld en de systeemwereld, waarbij de systeemwereld de overhand heeft gekregen. Habermas houdt echter een vurig pleidooi voor het goede evenwicht tussen beide werelden. Het idee dat we van de systeemwereld naar de leefwereld moeten gaan, zou hem een gruwel zijn.

Van A naar Beter is kortom misschien een aansprekende slogan voor het werken aan het wegennet, maar past niet bij de domeinen van zorg en maatschappelijke ondersteuning”.

‘Framing’ van de drie decentralisaties

De framing van de drie decentralisaties in termen van majeure transities is een gevaarlijke normatieve uitspraak, schrijft Meurs: “Zoals het tot nu toe geregeld en georganiseerd was, is het slecht en dat moet anders en na de transities wordt het beter. Er is dus sprake van een waardering en een beoordeling in termen van goed en fout, dat is nog tot daar aan toe. Maar wat was er dan precies niet goed? En wat gaat er na de transitie beter worden? Juist omdat de samenleving complexer is dan menig bestuurder en beleidsmaker zou wensen, zijn op deze makkelijke vragen geen eenduidige antwoorden te geven”.

Meurs stelt voor “om de decentralisaties niet meer in termen van een al of niet geslaagde transitie te beoordelen en radicaal afscheid te nemen van allerlei evaluatie-arbeid. De toegevoegde waarde is beperkt, de verschillen zijn groot en het risico is dat deze evaluaties vooral zullen leiden tot uniformering en standaardisering. De tekenen hiervan zijn nu al zichtbaar. Wat dan wel?

De Transitiecommissie Sociaal Domein stelde in haar eerste brief het dilemma van de ‘dubbele verlangens’ aan de orde. Deze dubbele verlangens zijn er in veelvoud. Streven naar lokaal maatwerk aan de ene kant en de behoefte aan zekerheid en duidelijkheid aan de andere kant. Streven naar meer experimenteerruimte en innovatie, maar ook meer vraag naar protocollen en professionele standaards. Dubbele verlangens zijn niet makkelijk met elkaar te verenigen, de kunst is om elke keer opnieuw tot een afweging te komen”.

Beide werelden koesteren

“Het heeft weinig toegevoegde waarde om te blijven aanschoppen tegen ‘het systeem’ of ‘de ’regels. En de slagzin ‘van systeemwereld naar leefwereld’ zou ritueel begraven moeten worden; die zet ons op het verkeerde been. Beide werelden zijn van waarde en zijn elkaars voorwaarde.

Essentieel lijkt mij de queeste naar goede leefsystemen (met dank aan Lieke Olderhof en Roland Bal). Bij goede leefsystemen gaat het om werkzame combinaties. ‘Bricoler’( knutselen) is een belangrijke vaardigheid en daar hoort ook systematisch werken bij. Goede leefsystemen vragen aan de ene kant een gelijke behandeling voor de wet, zonder aanzien des persoons (rechtstatelijk principe) en aan de andere kant een ongelijke behandeling, maatwerk met aanzien des persoons (verzorgingsstatelijk principe). Beide principes zijn tegelijk aan de orde en soms fundamenteel met elkaar in strijd. Beide dienen te worden gekoesterd.

Bij goede leefsystemen hoort het denken over kwaliteit in meervoud en daarnaar handelen. Het is aan bestuurders en toezichthouders om die pluriformiteit te erkennen en aandacht te vragen voor de wijze waarop de weging van verschillende belangen en verschillende visies op het goede heeft plaatsgevonden. Dan pas kan zorg worden geboden die past bij wat mensen nodig hebben én waar zij recht op hebben”.

omslag lucide3 herfst 2016

Lees het hele essay: Weg met het transitie-denken, door Pauline Meurs, Lucide no 3 – herfst 2016: www.lucide.info (deze site is niet meer actief). Tijdschrift is overgegaan naar Bohn Stafleu van Loghum (Springer). Zie voor essay in archief bij Springer: https://link.springer.com/article/10.1007/s40408-016-0052-8

De waarde van werk

De Goldschmeding Foundation is gestart met het project De waarde van werk om antwoorden te vinden op de vraag waarom we werk zo belangrijk vinden. De Goldschmeding Foundation heeft als doel meewerken aan een betere wereld door te denken vanuit het belang van de ander en draagt daartoe bij door projecten te ondersteunen die inspelen op belangrijke maatschappelijke vraagstukken.

Dat werk van groot belang is voor onze samenleving en voor de deelname aan die samenleving wordt breed onderschreven. Daarom geldt werkloosheid als een belangrijk maatschappelijk probleem en streeft de overheid al decennia naar een grotere arbeidsdeelname. Maar wat maakt werk zo belangrijk? Gaat het alleen om de economische betekenis – werk als bron van inkomen en welvaart? Of is werk ook essentieel voor onze persoonlijke ontwikkeling en zingeving – de intrinsieke betekenis van werk? En over welk soort werk hebben we het dan? Alleen betaalde arbeid of ook onbetaalde werkzaamheden? In hoeverre hangt dit samen met de bestaande instituties rond werk, zoals de wet- en regelgeving in verschillende landen?

In het project wordt onderzocht wat verschillende wetenschappelijke disciplines ons kunnen leren over de waarde van werk. Ogenschijnlijk kijken economen heel anders aan tegen werk dan sociologen of sociaalpsychologen. Zijn die verschillen echt zo groot of kunnen we, dwars door de disciplines heen, toch een aantal gemeenschappelijke lijnen ontdekken?

Een tweede belangrijke vraag is hoe de feitelijke waardering van werk varieert. Tussen landen en culturen. Maar ook tussen verschillende bevolkingsgroepen – bijvoorbeeld hoog versus laag opgeleiden of jongeren versus ouderen. En hoe beïnvloedt de aard van het werk – zoals de beloning, de contractvorm, de arbeidsomstandigheden – de waarde die men aan het werk hecht?

De derde vraag is hoe de waarde(ring) van werk samenhangt met de bestaande instituties rond werk. Denk aan de brede acceptatie van deeltijdwerk in Nederland, die samengaat met wetgeving en cao-afspraken over gelijke behandeling van deeltijders en voltijders. Sluiten de instituties rond werk en de waardering van werk in de meeste landen goed op elkaar aan, of bestaat er juist een (groeiende?) spanning tussen instituties en waardering?

De waarde van werk: https://goldschmeding.foundation/projecten/waarde-van-werk

Wat is waarde van werk?: https://www.waardevanwerk.eu/

U P D A T E

Conferentie Waardevol werk. 2 december 2022: https://www.waardevanwerk.eu/conferentie-waardevol-werk/

Safe the date! Conferentie over de waarde van werk in de 21e eeuw. Donderdag 15 februari 2018: : https://www.linkedin.com/pulse/safe-date-conferentie-over-de-waarde-van-werk-21e-eeuw-paul-de-beer

 

de waarde van werk
Prof. dr. Paul de Beer