Skip to main content

Redactie Beroepseer

Werkagenda voor 2017 voor het sociaal domein: Professionals moeten meer mondigheid en reflexiviteit ontwikkelen

Op het jaarcongres van Zorg en Welzijn van 15 september 2016 probeerden de sprekers antwoord te krijgen op de vraag welke thema’s onderbelicht zijn en welke opvallen nu de transformatie in het sociaal domein in volle gang is.
Hoofdredacteur Piet-Hein Peeters van tijdschrift Zorg+Welzijn en dagvoorzitter van het jaarcongres zegt terugblikkend op het congres: “Wat ik interessant vind, en wat voor mij ook de rode lijn van het congres was, is hoe radicaal de transities moeten uitpakken. Hoe leidend maken we de burger en de professional en het samenspel tussen hen? Moet de rest daar volgend aan zijn? Of willen we grip houden als gemeenten en zorginstellingen?”

Op de site van Zorg+Welzijn schrijft Sophie van Hogendorp dat “Peeters grote verschillen zag in de visies van de sprekers. Lenie Scholten, die bijna twaalf jaar wethouder is geweest binnen het sociaal domein, merkte op dat we in de transities iets behoorlijk vergeten zijn. Namelijk de inrichting van de backoffice. Doordat bijvoorbeeld inkoop en regelgeving daar niet goed zijn afgestemd op de praktijk, raakt ‘de voorkant’ van het werkveld soms gefrustreerd. Een maatwerkoplossing van het wijkteam kan dan vastlopen op regels en afspraken. Daar moet de komende tijd dan ook op gefocust worden”.

Professionals moeten meer mondigheid en reflexiviteit ontwikkelen

Een andere spreker, Jos van der Lans, een van de geestelijk vaders van de veranderingen in het sociaal domein, vindt juist het samenspel tussen de professional en de burger een cruciaal thema voor het komende jaar.
Peeters daarover: “In een participatiesamenleving moet ook ruimte zijn voor burgers om eigen initiatieven te ontwikkelen. Volgens Jos is die beweging er wel, maar kan die ook vastlopen of gezien worden als ‘in plaats van’. Jos wil juist dat er samenspel ontstaat tussen burgers en professionals door bijvoorbeeld uitwisseling van kennis, praktijk en inzichten”.

Lilian Linders, lector Beroepsinnovatie Social Work aan de Fontys Hogeschool in Eindhoven, bleek zich te kunnen vinden in zowel het standpunt van Scholten als dat van Van der Lans en sloeg een brug tussen beide visies. Zij ziet graag dat het vertrouwen tussen professionals onderling, maar ook het vertrouwen tussen professionals, burgers en gemeente groeit. Het huidige beleid van gemeenten kan volgens haar tot frustraties leiden en in sommige gevallen gaan ambtenaren op de stoel van sociaal werkers zitten en worden opdrachten geformuleerd die letterlijk uitgevoerd moeten worden. Linders: “Professionals worstelen daardoor met hun opdracht en zijn onzeker. Zij moeten wat dat betreft meer mondigheid en reflexiviteit ontwikkelen zodat ze hun werk kunnen doen”.
.
Maar die onzekerheid is voor haar geen probleem: “Ik hoop dat professionals verbaasd, onzeker en verward blijven. Want juist als je die gevoelens ervaart ga je vragen stellen en kom je verder”.

Een werkagenda voor 2017 voor het sociaal domein

In september verschijnt een groot onderzoek van de Nederlandse hogescholen naar de veranderende rol van professionals, vrijwilligers, mantelzorgers en cliënten in het sociaal domein. Linders presenteerde op het congres de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek en ging in op de ontstane rolverwarring en op hoe de zoektocht naar nieuwe verhoudingen verloopt. Zij schetste ook het kader waarbinnen professionals zouden kunnen gaan werken, een werkagenda voor 2017 voor het sociaal domein.
Aan de Nederlandse hogescholen bestaan sinds 2001 lectoren die via praktijkgericht onderzoek bijdragen aan beroepsinnovatie en vitaal onderwijs. Zo ook in het sociaal-agogisch onderwijs. Deze lectoren hebben zich verenigd in het Platform lectoren zorg en welzijn: www.lectorenzorgenwelzijn.nl (Deze site bestaat niet meer, naam Platform is veranderd. Zie: https://lectorensociaalwerk.nl/2018/03/05/juni-2017-naamswijziging-lectorenplatform-zorg-welzijn/ en Platform Lectoren Sociaal Werk: https://lectorensociaalwerk.nl)

‘Sociaal werkers: blijf verward en onzeker’, door Sophie van Hogendorp, 19 september 2016: www.zorgwelzijn.nl

Lilian Linders betoogde in het interview Mogen professionals nog helpen? in het zomernummer (juli 2016) van Zorg+Welzijn dat het hart van de professional wordt uitgehold. Ze vroeg ook: “We zeggen wel maatwerk, maar maatwerk voor wie dan?” Zie Zorg+Welzijn: https://www.zorgwelzijn.nl

Tien debattechnieken die gebruikt worden bij de Algemene Politieke Beschouwingen

Op de site van Debatrix staat een artikel over Tien beproefde debattechnieken die je terug gaat zien bij de Algemene Politieke Beschouwingen van de Tweede Kamer die op woensdagochtend 21 september 2016 zijn begonnen. Op de dag na Prinsjesdag gaan de fractievoorzitters van de Tweede Kamer met elkaar in debat met de minister-president over politieke hoofdlijnen en de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid. Daarbij wordt meestal veel aandacht besteed aan de overheidsfinanciën en sociaal-economische onderwerpen. Ook in de Eerste Kamer worden in het najaar Algemene Politieke Beschouwingen gehouden. Hier gaan de Eerste Kamerfractievoorzitters in debat met elkaar en met de minister-president. De Algemene Politieke Beschouwingen gelden als een belangrijk debat, omdat daarin duidelijk wordt welke ruimte het kabinet heeft om zijn plannen daadwerkelijk uit te voeren en hoe groot de steun daarvoor is. Het debat duurt meestal twee dagen. De media besteden er veel aandacht aan.

Lars Duursma schrijft dat de fracties al maanden bezig zijn met de voorbereiding van het belangrijkste politieke debat van het jaar. De politici zullen met het oog op de aanstaande verkiezingen niet elkaar proberen te overtuigen, maar jou als kiezer”. Duursma volgt  zelf het debat vanaf de publieke tribune van de Tweede Kamer.

Top 10: beproefde trucs & technieken

1. Richt je woorden niet tot je tegenstander, maar tot diens achterban.

2. Denk goed na over het plaatje.

3. Zet een collega in z’n hemd door te veinzen dat je het voor ‘m opneemt.

4. Maak je punt, nog voordat het debat begonnen is.

5. Kies de juiste framing.

6. Geef strategisch toe.

7. Goochel met cijfers!

8. Lok een win-win-discussie uit over jouw belangrijkste punt.

9. Verschuif de bewijslast.

10. Gebruik humor!

Duursma: “Okay, ik ga kijken! Wie spreekt wanneer? Bereid je maar voor op een lange zit, want de Algemene Politieke Beschouwingen nemen twee lange dagen in beslag. Met name de woensdag duurt lang, van halverwege de ochtend (rond 10:30) tot na middernacht. Meestal komen voor het avondeten alleen Emile Roemer, Halbe Zijlstra, Sybrand Buma en Diederik Samsom aan het woord. Dat is deels bewust, omdat de grote partijen allerminst haast maken en bewust proberen te bereiken dat Geert Wilders pas na het avondeten — en dus te laat voor De Wereld Draait Door en de avondjournaals — kan beginnen met z’n betoog. (Ook dat is een beproefde debattechniek.) Het verklaart mede waarom Wilders z’n toevlucht zoekt in trucs aan het begin van de ochtend”.

We kunnen Duursma volgen via Twitter https://twitter.com/LarsDuursma

Lees meer over de Tien beproefde debattechnieken die je terug gaat zien bij de Algemene Politieke Beschouwingen, Debatrix, 20 september 2016: www.debatrix.com

Debatrix – een organisatie waar experts professionals, politici en leidinggevenden helpen bij het overtuigend overbrengen van hun ideeën – is opgericht omdat de oprichters geloven dat goede ideeën de wereld kunnen veranderen: “Omdat we weten dat overtuigingskracht cruciaal is bij het overbrengen van die ideeën. En omdat we zien hoeveel impact een overtuigend gepresenteerd idee kan hebben”.

Algoritmisch management reduceert de werkende mens tot een stuk gereedschap

“We zijn mensen, geen stuk gereedschap van Uber”, staat er in grote letters op de rug van de protesterende mannen in een smalle straat in Londen. Een jongeman roept met hese stem in een megafoon dat ze ontwricht zullen worden. “Omdat jullie leven ontwricht wordt. Dit is geld dat je nodig hebt om van te leven”. Tientallen mannen met hun fiets, brommer, motor of scooter reageren met instemming, staande voor het kantoor van Uber in Zuid-Londen op 26 augustus 2016. Het is een van de eerste protesten die gaan over de zogenaamde gig-economie. Een gig-economie drijft niet op vaste banen maar op projecten en klein ondernemerschap.

Het is een vreemde confrontatie, schrijft Sarah O’Connor in het Engelse dagblad Financial Times. Ze vraagt zich af of de gig-economie een bevrijding danwel een uitbuiting is? In Londen ageren werkers zonder werkplek tegen een bedrijf dat hen niet in vaste dienst heeft. Ze worden niet door mensen aangestuurd maar door een algoritme dat met hen communiceert via hun smartphone. Waartegen ze demonstreren is de update van een app.

UberEats werd in juni 2016 in Londen gelanceerd en beloofde dat het “eten van uw favoriete restaurants met Ubersnelheid bij u aan huis bezorgd wordt”. UberEats bood een beloning van £20 per uur te betalen aan zelfstandige koeriers voor het brengen van eten van restaurant naar klant. Maar toen de vraag van de klanten toenam, ging UberEats per uur minder betalen. In augustus kwam het erop neer dat de koeriers nog maar £3.30 per bestelling betaald kregen plus £1 per afgelegde mijl en minus 25 procent ‘Uber service vergoeding’ en plus £5 ‘trajectvergoeding’.

Algoritmisch management

Op een goede dag werden de koeriers wakker en zagen ze dat hun app opnieuw een update had gehad. De trajectvergoeding was verlaagd tot £4 voor doordeweekse lunches en weekeind-diners en tot £3 voor doordeweekse diners en weekeind-lunches. Buiten deze perioden waren de betalingen ook lager geworden.
De koeriers voelden zich bedrogen. Er waren koeriers die hun baan hadden opgegeven omdat Uber beter betaalde. Maar nu niet meer. Imran Siddiqui, een van de leiders van het protest, vertelde dat hij zich schuldig voelde omdat hij andere koeriers had aangemoedigd zich aan te melden bij Uber voordat de vergoedingen omlaag waren gegaan: “Als ze dit niet oplossen, dan zal deze staking als een vuur om zich heen grijpen”.

Het is niet makkelijk je boodschap uit te dragen als je niet weet wie je collega’s zijn. Maar de koeriers kregen een idee. Ze openden hun apps als klant en bestelden eten om bij hen af te leveren. Toen de Uberkoeriers ter plekke arriveerden met pizza’s, lichtten de stakers hen in over hun protest en moedigden ze hen aan zich bij hen aan te sluiten. Algoritmisch management contra algoritmische opstand.

Er bestaan geen schattingen van de gig-economie wereldwijd maar in de VS zijn er ongeveer 800.000 mensen die op deze manier hun brood verdienen – via online tussenpersonen zoals TaskRabbit, Lyft, Uber en Deliveroo – zonder iemands werknemer te zijn. De term algoritmisch management werd voor het eerst gebruikt door academici van het Human-Computer Interaction Institute aan de Carnegie Mellon-universiteit in Pittsburgh. Deze innovatie, beweerden zij, maakt de gig-economie mogelijk. Voor bedrijven als Uber die verkondigde “transport zo betrouwbaar te maken als stromend water” lost algoritmisch management een probleem op: hoe je een niet bij jou in vaste dienst zijnde groep zelfstandigen kan instrueren, volgen en beoordelen zodat ze snel reageren en soepel verlopende, gestandaardiseerde diensten kunnen verlenen.

Degenen die gebruik maken van algoritmisch management zeggen dat het nieuwe kansen op banen biedt alsmede betere en goedkopere dienstverlening, transparantie en eerlijkheid op gebieden van de arbeidsmarkt die worden gekenmerkt door inefficiëntie, ondoorzichtigheid en grillige menselijke bazen. Maar een zomer van wilde stakingen in de gig-economie in Londen laat zien dat sommige zelfstandigen beginnen te schuren tegen de tegenstrijdigheden van ‘je eigen baas zijn’ en ondertussen strak worden gemanaged door de smartphone in hun zak. Ze mogen dan wel vrij zij om te kiezen wanneer ze werken maar niet hoe ze werken of, en dat is het belangrijkst, hoeveel ze betaald krijgen.

De algoritme vergelijkt de prestaties van de koeriers met elkaar en gaat na hoe snel er geleverd wordt en hoe snel dat had gemoeten. De beoordeling van een koerier luidt bijvoorbeeld: “Uw gemiddelde rijtijd naar de klant was minder dan onze schatting. Dat betekent dat u beantwoordt aan het criterium voor deze dienst. Het verschil was gemiddeld -3,1 minuut”. Deliveroo bevestigde dat het beoordelingen geeft maar voegde eraan toe dat vertragingen worden ingecalculeerd en dat koeriers nooit een race tegen de klok hoeven te houden voor levering van een bestelling.
Chauffeurs van Uber krijgen elke week een beoordeling en een rapportcijfer van vijf tot een.

Chauffeurs ‘deactiveren’

Chauffeur James Farrar werd in mei 2016 gefeliciteerd door Uber vanwege zijn gemiddelde score boven de 4,4: “We zullen doorgaan met het monitoren van je trajecten en zullen je een e-mail sturen als we zien dat het gemiddelde van 50 trajecten onder de 4,6 komt”.
Uber zal chauffeurs ‘deactiveren’ wier gemiddelde score te laag wordt, hoewel men beweert dat dit ‘heel zelden voorkomt’.
De Britse vakbond GMB met meer dan 631.000 leden heeft een proces aangespannen tegen Uber. Ingebracht in de zaak werd een e-mail van 23 december 2013 aan chauffeur Ashley Da Gama die luidt: “Hallo, we wensen u een Vrolijk Kerstfeest en een Gelukkig Nieuwjaar. Momenteel zijn we bezig met de planning voor 2014 en we zouden u daar graag bij betrekken. Maar daarvoor is het nodig dat we eerst een verbetering zien van uw huidige prestaties”. Twee weken later deelde Uber – wederom per e-mail – mee dat zijn prestaties niet voldoende waren verbeterd. Zijn account was ‘gedeactiveerd’… per onmiddellijke ingang”.

Men mag dan wel beweren dat algoritmisch management van de toekomst is, toch lijkt het hele systeem in feite op een echo van het verleden. Honderd jaar geleden werd het zogenaamde ‘wetenschappelijke management’ uitgevonden in de VS, dat in rap tempo ingang vond in de Amerikaanse fabrieken. De intellectuele drijfkracht achter deze bedrijfsvoering was de Amerikaan Frederick Taylor (1856-1915). Hij wilde door nauwkeurige arbeidsstudies prestatieverbeteringen bereiken en streefde ernaar objectieve productienormen vast te stellen, aan de hand waarvan men prestaties kon beoordelen. Hij zag loon als belangrijkste motiverende factor. Aanhangers van deze stroming menen dat arbeid puur analytisch benaderd zou moeten worden. Beslissingen zouden niet meer op basis van vuistregels of traditie, maar uitsluitend op rationele gronden moeten worden genomen. Centraal staat hierbij het meten van prestaties. “Misschien wel het opvallendste element van het wetenschappelijke management is het idee van de taak”, schreef Taylor in 1911 in zijn boek The principles of scientific management. “De taak omschrijft niet alleen wat er gedaan moet worden maar ook hoe die taak uitgevoerd moet worden en de nauwkeurig berekende tijd waarbinnen die dient te worden uitgevoerd”.

Taylor verkondigde zijn ideeën als een evangelie. Charles Harrah, eigenaar van het staalbedrijf Midvale Steel waar Taylor experimenteerde met zijn ideeën, zei hem eens: “Weet je wat ik ga doen als ik nog een paar miljoen erbij zal hebben verdiend? Dan laat ik het mooiste krankzinnigengesticht bouwen, een zoals de wereld nog nooit heeft gezien, en jij Taylor krijgt daar een hele verdieping tot je beschikking”.

Taloyrisme 2.0

Jeremias Prassl, hoogleraar Recht aan de universiteit van Oxford noemt het algoritmisch management van Uber en Deliveroo Taylorisme 2.0: “Algoritmen maken controle en surveillance mogelijk waarvan de meest gestaalde Tayloristen nooit hadden durven dromen”.
De volgende sector waarop algoritmisch management wordt losgelaten is de traditionele dienstensector, de detailhandel en de restaurants. Denk daarbij aan het plaatsen van sensoren in winkels om zowel het gedrag van de klant als van de verkoper te observeren. Het technologiebedrijf Percolata in Silicon Valley is al bezig met het plaatsen van sensoren in winkels. Algoritmen bouwen een profiel op van de werknemers. Wanneer presteren ze goed? Wanneer presteren ze slecht? De reeds verkregen gegevens suggereren dat algoritmen de verkoop met 10 tot 30 procent omhoog kunnen stuwen.

De gig-economie vormt een uitdaging voor de manier waarop we gaan bepalen wat banen en werk in de toekomst inhouden. Is een Uberkoerier een los arbeider, een soort dagloner, een zelfstandige, een zzp’er? Gig-bedrijven verlenen ongetwijfeld populaire diensten aan de consument en veel mensen vinden flexibel werk fijn. Aan de andere kant betekent flexibiliteit ook onzekerheid.

Taylors voorspellingen

Guy Standing, hoogleraar aan de universiteit van Londen en oprichter van Basic Income Earth Network (BIEN) is kritisch en zegt dat “algoritmen fantastische kansen bieden voor roofzuchtige exploitatie” van mensen die zich aan de onderkant van de arbeidsmarkt bevinden. De exploitanten “observeren en weten dat ze alleen hoeven te betalen voor de tijd die ze ervoor willen betalen, en de hele tijd hebben ze toch de mensen tot hun beschikking die zitten te wachten op een oproep”.
Dezelfde argumenten werden honderd jaar geleden gebruikt. Het Taylorisme leidde tot verzet van werknemers en vakbonden dat uitmondde in een speciaal onderzoek van het Amerikaanse Congres in 1911. Vakbondsleden, fabrieksarbeiders en Taylor zelf werden opgeroepen om te komen getuigen voor het Congres over dit vreemde, nieuwe systeem.
Taylor was ervan overtuigd dat zijn ideeën uiteindelijk ingang zouden vinden. Net zoals Uber en Deliveroo had hij vertrouwen in de kracht van het systeem: de consument bedienen met goedkopere producten. Hij geloofde dat deze factor uiteindelijk alle bezwaren zou overstijgen.

“Op het eerste gezicht zien we slechts twee partijen bij de transactie, de werknemers en hun werkgevers” schreef hij in zijn boek. “We zien niet de derde partij, de mensen, de consumenten die het product van de beide andere partijen kopen”.
Uiteindelijk, voorspelde hij “zullen de mensen de nieuwe orde der dingen zowel opleggen aan de werknemer als aan de werkgever”.

When your boss is an algorithm, door Sarah O’Connor, Financial Times, 8 september 2016: www.ft.com

Tweede deel gesprek met prof. Tops over solidariteit en levensvatbaarheid van een barmhartige overheid in de 21ste eeuw

De westerse democratie koerst mogelijk af op een hardvochtige splitsing tussen ‘winnaars’ en ‘verliezers’, die fysiek en mentaal steeds verder uiteen zullen groeien. De rationeel opererende overheid, zonder menselijk hart, staat machteloos tegenover de groei van deze splitsing. “Vanuit haar wezen van rechtsgelijkheid, iedereen hetzelfde te behandelen, kán een overheid ook geen menselijk hart hebben, liefdevol zijn. Maar wat ze wél kan: omstandigheden creëren waarin het particulieren veel makkelijker wordt gemaakt hun hulpvaardigheid te organiseren”.

Aan het woord is Pieter Tops, hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg. Hans van Willigenburg had een gesprek met Tops over de toekomst van solidariteit en barmhartigheid in de 21-ste eeuw en de menselijkheid van het lokale bestuur.
Het gesprek wordt gepubliceerd als tweeluik in de reeks De koude overheid hoeft niet koud te zijn op Stadslog Rotterdam. Het eerste deel verscheen in augustus 2016. In dit tweede deel is een hoofdrol weggelegd voor Bureau Frontlijn in Rotterdam, dat experimenteert met vormen van wat je ’empathisch overheidsoptreden’ zou kunnen noemen.

Van Willigenburg: Professor Pieter Tops hééft iets met Rotterdam. Hij schreef onder meer het gerenommeerde boek ‘Regimeverandering in Rotterdam’, over de ‘revolutionaire jaren’ ‘0, na de Fortuynrevolte, waarin de gemeente zichzelf meer bestuurlijke ruimte toestond en met onorthodoxe instrumenten als interventieteams en stadsmariniers een gevoel van elementaire veiligheid terugbracht in de stad. De vraag ‘tot hoe ver een overheid kan gaan’ om de maatschappij en individuele levens te beïnvloeden, speelt in zijn vak, de bestuurskunde, een cruciale rol, en zeker ook in het denken van Pieter Tops. Hij was nauw betrokken bij de oprichting van Bureau Frontlijn, de organisatie binnen de gemeente Rotterdam die kwetsbare burgers terzijde staat en op weg helpt weer een normaal bestaan op te bouwen (‘ik volg de verrichtingen van Bureau Frontlijn nog steeds nauwgezet, het is een unieke organisatie’). Maar Tops erkent tegelijkertijd volmondig de problematische verhouding tussen een overheid die gebaseerd is op rechtsgelijkheid en de missie van Bureau Frontlijn, waarbinnen waarden als ‘inlevingsvermogen’ en ‘compassie’ essentieel zijn. Tijd voor een gesprek over de levensvatbaarheid van een Barmhartige Overheid.

Sinds 2006 functioneert Bureau Frontlijn, zoals de naam aangeeft, aan de ‘frontlinie’ van de sociale tweedeling in Rotterdam. Met als doel kwetsbare individuen en gezinnen weer aansluiting te laten vinden, ook als dat begeleiding achter de voordeur vereist. Vormt Bureau Frontlijn, als organisatie binnen de gemeente, een blauwdruk van de Barmhartige Overheid? Of in ieder geval het begin daarvan?

“Bureau Frontlijn doet ongelofelijk goed werk. Laat ik dat voorop stellen. Frontlijn gaat bijna letterlijk ‘naast’ de burger staan, bouwt een vertrouwensband op met Rotterdammers die zwaar in de moeilijkheden zitten en zorgt dat ze ook na kantooruren, als zich een acute crisis voordoet, terzijde worden gestaan. Die opofferingsgezindheid is uniek. En heeft Rotterdam volgens mij de afgelopen tien jaar voor veel sociale ellende behoed. Niet in de laatste plaats omdat Bureau Frontlijn de vertrouwensband óók gebruikt om diezelfde burgers op hun plichten te wijzen, en op wat niet mag. Maar Bureau Frontlijn als blauwdruk van een Barmhartige Overheid? Helaas niet. Hun werkwijze is anno 2016 nog steeds omstreden. Hun ruimte om te kunnen opereren moet nog elke dag bevochten worden. Er zijn krachten die Bureau Frontlijn liever kwijt dan rijk zijn”.

Waarom ligt de werkwijze van Bureau Frontlijn vanuit de lokale overheid zèlf om de haverklap onder vuur?

“Omdat je de methodiek van Bureau Frontlijn niet naar een éénduidige grafiek kunt vertalen. Juist omdat Bureau Frontlijn, bijvoorbeeld, heel ver gaat in het opbouwen en handhaven van een vertrouwensband met kwetsbare Rotterdammers, en het daarom van buitenaf lijkt alsof ze voortdurend de kant van de burger kiezen, blijft hun werkwijze omstreden. Terwijl het opbouwen van die vertrouwensband essentieel is om effectief te kunnen zijn en de zo gewenste gedragsverandering tot stand te brengen. Daarnaast speelt er, denk ik, ook een jaloeziefactor. De Sociale Dienst in Rotterdam wilde op een gegeven moment, vanwege aantoonbare effectiviteit, zèlf de Frontlijn-methodiek van huisbezoeken gaan overnemen. Maar dat lukte ze niet”.

Waarom kon de Sociale Dienst niet wat Bureau Frontlijn wél kan?

“Een hele goede vraag. Ik heb geen pasklaar antwoord. De beste verklaring die ik heb, is dat Bureau Frontlijn deels met studenten werkt en daarmee de hulpverlening in een bepaalde mate heeft ‘gedeprofessionaliseerd’. Daar hebben veel mensen felle kritiek op, maar mijn inschatting is dat juist de relatie mens-mens een succesfactor van Bureau Frontlijn is. En dat de relatie mens-professional wellicht nooit de wederkerigheid en de intensiteit kan bereiken, die nodig is om kwetsbare mensen zich weer gewaardeerd te laten voelen. En zover te krijgen hun gedrag daadwerkelijk te veranderen”.

Bureau Frontlijn is dus een overheidsorganisatie die ‘liefde’ inzet.

“Ik heb eerder in dit interview beweerd dat ‘overheid’ en ‘liefde’ elkaar uitsluitende begrippen zijn. Daar blijf ik bij. In het ideale geval zou Bureau Frontlijn mijns inziens dan ook buiten de overheid verder tot bloei komen. Of in ieder geval de werkwijze, die zij praktiseren. Binnen de overheid is die kracht, die ‘liefde’, jammer genoeg – maar verklaarbaar – een voortdurende bron van onrust en kritiek. Dat blijft wringen. Buiten de overheid zou die kracht ongelimiteerd tot wasdom kunnen komen”.

Hoe is het dan mogelijk dat Bureau Frontlijn al tien jaar overleeft binnen de gemeente Rotterdam?

“Daar is een vrij eenvoudige verklaring voor”.

Welke vrij eenvoudige verklaring is dat?

“Er zijn ook machtige mensen binnen de Rotterdamse overheid, die vierkant achter de methodiek van Bureau Frontlijn staan. En die niet alleen vinden dat het opheffen van Bureau Frontlijn sociaal ongewenst is, maar ook hebben uitgerekend dat er dan problemen weer de kop op steken, die de stad veel geld gaan kosten. Laat ik één naam noemen: Marco Pastors”.

Pastors is een voormalig politicus van Leefbaar Rotterdam, die niet direct bekend staat als liefdevol.

“Over zijn imago wil ik niet oordelen. Ik constateer slechts dat hij als directeur van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) verdomd moeilijke problemen moet oplossen. En dat hij de methodieken van Bureau Frontlijn daarvoor onmisbaar acht. De problemen op Zuid zijn naar mijn inschatting zó ernstig en structureel, dat je het niet redt als je het jezelf niet toestaat tot achter de voordeur te gaan. Bureau Frontlijn is de organisatie bij uitstek die daarin getraind is. En Pastors ziet die noodzaak ook”.

Wat zou er met Bureau Frontlijn gebeuren als Pastors om wat voor reden ook zou ‘verdwijnen’?

“Dan wordt de kans aanzienlijk groter dat het wordt opgeheven, dat de methodieken van Bureau Frontlijn naar de bestaande overheidsorganisaties worden overgeheveld, en dat daarbij alle ingrediënten van het huidige succes gaandeweg verdwijnen. In bureaucratisch jargon wordt zo’n stap dan weggemoffeld onder de zinsnede dat de methodieken ‘geborgd worden in de lijn’.”

Dat een landelijke of Europese overheid moeilijk barmhartig kan opereren, is door de schaalgrootte nog begrijpelijk. Maar als ook de lokale overheid in overdrachtelijke zin geen arm meer om iemands schouder kan leggen, lijkt me dat een onwenselijke leegte. Is die leegte nog te voorkomen?

“Eén ding is zeker: de legitimiteit van ons politieke systeem, en dus ook van de gemeenteraden, staat steeds meer onder druk. Politieke partijen zijn steeds minder een afspiegeling van ideeën en conflicten, die in de samenleving leven. Een reactie daarop zou kunnen zijn om minder te politiseren en de noden van de lokale bevolking, zoals jij suggereert, centraal te stellen. Maar wat je nog vaak ziet gebeuren, is dat lokale politici mijns inziens heilloze pogingen doen een vorm van confrontatiepolitiek op te tuigen, die totaal geen weerklank meer vindt”.

Zouden lokale politici veel meer moeten accepteren dat er nauwelijks nog meningsverschillen zijn? En zich alleen nog met reële problemen van hun eigen burgers moeten bezighouden?

“Ik zou dat een verstandige reactie vinden. Niet alleen omdat het speelveld voor confrontatie gedoemd is verder in te krimpen. Maar ook omdat burgers gehakketak van lokale politici steeds meer zullen zien als een nodeloze vertraging van hun interessante of waardevolle ideeën”.

Met als mogelijke uitkomst dat het bestuur op een goede manier dichter bij de burger komt te staan, maar geen enkele kleur meer heeft. Onherkenbaar wordt. ‘Empower the people’ als enige denkrichting.

“Ik heb geen glazen bol. Maar die kant zou het op kunnen gaan. Ik las laatst een interessant stuk van AD-journalist Mark Hoogstad, waarvan de strekking was dat Rotterdamse gemeenteraadsleden nog bakkeleien over geloofskwesties en etnische scheidslijnen waar de burgers allang overheen zijn gestapt. Daarmee suggererend dat die burgers veel verder zijn dan politici”.

Toch lijkt er hoop. Het is verheugend dat een kille staatsinstelling als het CJIB (Centraal Justitieel Incasso Bureau), die voorheen met ongekende drift bekeuringen bleef uitspuwen, tot het inzicht is gekomen dat hun geperfectioneerde systeem van boetes opleggen extreme sociale ellende kan veroorzaken. En dat het volstrekt geautomatiseerd achtervolgen van kwetsbare mensen met steeds weer verhoogde boetes geen zin heeft.

“Je hebt gelijk. Dat is een interessante ontwikkeling. Er wordt althans mee geëxperimenteerd. Als boetes blijven oplopen, is de procedure van het CJIB nu dat eerst de gemeente van de wanbetalers wordt geïnformeerd. En dat medewerkers van de wijkteams langsgaan bij die wanbetalers, vooral om vast te stellen of ze niet kúnnen of niet wíllen betalen. Dat is onmiskenbaar een vermenselijking van het incassosysteem. En het is te hopen dat die trend ook in andere sectoren praktijk wordt”.

Er is dus tóch nog hoop op een rationele en barmhartige overheid?

“Deze ontwikkeling bij het CJIB is, gelukkig, onderdeel van een bredere trend. Ook steeds meer ziektekostenverzekeraars zijn tot het inzicht gekomen dat je mensen die achterlopen met betalen niet louter rekeningen moet blijven sturen, maar het gesprek met ze moet aangaan. En wat blijkt dan? Dat bij zo’n vermenselijkt beleid, waarin je het gesprek aangaat, een groter deel van de nog te incasseren som door de verzekeraar kan worden geïnd. Dus het financiële en sociale resultaat lijken hierin parallel te lopen. Dat is verheugend. En weet je wat deze gunstige ontwikkeling vooral laat zien?”

Nou?

“Dat het voor een overheid ontzettend nodig is ambtenaren tot je beschikking te hebben, die, net als bij Bureau Frontlijn, het vermogen hebben om tegelijk empathisch en normerend op te treden. Want als een overheid menselijk wil optreden en tegelijk moet voorkomen dat wanbetalers misbruik maken van zo’n gesprek, is het zaak dat ambtenaren, indien nodig, de vinger op de zere plek leggen. Om tijdens zo’n huisbezoek, aan de ‘frontlinie’ dus, de juiste vragen te stellen, een juiste inschatting te maken en een rechtvaardig oordeel te vellen, vereist bepaalde ‘skills’ die lang niet elke ambtenaar heeft. Het bewijst eens te meer de relevantie van Bureau Frontlijn, die erin gespecialiseerd is deze cruciale ‘skills’ bij hun medewerkers te ontwikkelen. En ermee te experimenteren.

In plaats van bedreigd te worden met opheffing zou Bureau Frontlijn juist meer ruimte moeten krijgen?

“Dat zou ik vóór zijn, ja. Je kunt als overheid namelijk nóg zulke slimme regels bedenken, als er aan het einde van die regels geen getrainde mensen staan die in de frontlinie op het scherpst van de snede kunnen opereren, kwetsbare mensen effectief kunnen aanmoedigen en begrenzen, dan kom je vroeg of laat in mensonterende situaties terecht”.

Misschien kun je het begrip ‘liefde’ maar beter vervangen door ‘gezond verstand’. En hopen dat de overheid steeds meer gezond verstand gebruikt.

“Als je ooit hebt meegemaakt hoeveel één enkel huisbezoek kan schelen in de hoeveelheid sociale ellende, dan wens je de overheid inderdaad veel gezond verstand toe. Vaak is het een kwestie van even op de rem trappen, even de tijd nemen, even ontstressen en het gesprek aangaan, waardoor werkbare oplossingen een kans krijgen. En burgers voor een langdurige en uiterst schadelijke vorm van paniek worden behoed”.

Deel 2 van het tweeluik De koude overheid hoeft niet koud te zijn, door Hans van Willigenburg, Stadslog Rotterdam, september 2016: http://www.stadslog.nl/het-feest-van-de-praktijk/de-koude-overheid-hoeft-niet-koud-te-zijn-2 (Website bestaat niet meer)

Klik hier voor Deel 1, augustus 2016: http://www.stadslog.nl/het-feest-van-de-praktijk/de-koude-overheid-hoeft-niet-koud-te-zijn-1 (Niet meer beschikbaar)

Bureau Frontlijn: www.frontlijnwerken.nl (Website bestaat niet meer)

Nieuw Publiek Werken, een verkenning van ambitie, door Willem van Spijker, Frank van Erkel en Pieter Tops, zomer 2016: https://www.vanvieren.nl/nieuwpubliekwerken

Oproep van Dick van der Wateren aan collega-docenten: Laat uw stem horen!

“In Nederland is er een grote bestuurslaag in het onderwijs: het ministerie, de inspectie, sectorraden, besturen en een woud aan adviserende en beleidsbepalende stichtingen. Deze bestuurslaag overstelpt ons in ons dagelijks werk met opgelegde bestuurlijke ‘onderwijsvisies’”, schrijft docent en jongerencoach Dick van der Wateren op Blogcollectief Onderzoek Onderwijs: “Visies, geschreven door mensen die heel ver afstaan van de werkvloer en menen het onderwijs te verbeteren door ons die visies op te leggen. Ze zeggen ons niet alleen wat we moeten doen maar vooral ook hoe. Als het niet het gewenste resultaat gaf, dan lag het aan de docent die het niet goed uitvoerde. Ook in de rekendiscussie is dat het geijkte antwoord om de vernieuwing door te zetten terwijl die averechts werkt. Behalve dat het niet productief is, kost het ook handenvol geld. Er is de afgelopen jaren een enorme kloof ontstaan tussen hoeveel geld we per leerling per jaar aan onderwijs uitgeven en hoeveel daarvan op de werkvloer terechtkomt”.

Van der Wateren doet een oproep aan docenten op te komen voor autonomie, dat wil zeggen: voor meer zeggenschap over het eigen vak in het kader van het voorstel over de toekomst van het onderwijs Ons Onderwijs2032, ook wel het Rapport Schnabel genoemd. Aan dat voorstel ontbreken volgens Van der Wateren een aantal belangrijke elementen.
Van der Wateren: “Autonomie maakt het onderwijs beter en het beroep van leraar weer aantrekkelijk. Als leraren centraal staan en de professionele ruimte en het vertrouwen krijgen, kunnen we ons werk doen volgens de maatstaven van de beroepsgroep”.

Lees de hele blog: Wat heeft het onderwijs NU nodig? Randvoorwaarden voor de verdieping van Onderwijs2032, door Dick van der Wateren, Blogcollectief Onderzoek Onderwijs, 17 september 2016: https://onderzoekonderwijs.net

Onderwijs 2032. Eindadvies: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/01/23/eindadvies-platform-onderwijs2032-ons-onderwijs2032

Gabriël van den Brink over 10 jaar stichting Beroepseer, en over de toekomst

logo tien jaar beroepseerIn 2016 is het tien jaar geleden dat stichting Beroepseer is opgericht. In die tien jaar heeft de stichting zich met hart en ziel ingezet om professionals in de (semi-)publieke sector te ondersteunen en te bemoedigen om naar eer en geweten hun werk te kunnen doen.
Door middel van publicaties, blogs, video’s, Goed Werk Hub-bijeenkomsten, Beroepseer-ateliers en Goed Werk-trajecten heeft de stichting duizenden professionals bereikt en geïnspireerd.
Dit jubileum is een mooie gelegenheid om terug te kijken wat tien jaar Beroepseer heeft opgeleverd en de balans op te maken. Daarnaast willen we vooruitkijken: waar staan we? Welke ontwikkelingen zien we om ons heen? Waar willen we vanuit stichting Beroepseer aan bijdragen en hoe?

Ter gelegenheid van het jubileum van Beroepseer vinden verschillende activiteiten en bijeenkomsten plaats. Een van deze activiteiten is een reeks interviews met voortrekkers van stichting Beroepseer waarin ze terugblikken op de afgelopen 10 jaar, maar ook hun licht laten schijnen over de uitdagingen voor de toekomst.

Interview met Gabriël van den Brink

De vierde gast in deze reeks is Gabriël van den Brink. Hij was tien jaar lang als hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde verbonden aan de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur. Nu is hij verbonden aan het Ethos instituut van de VU.

“Ik was vanaf het begin bij de stichting betrokken. Ik zat in de redactie van het boek Beroepszeer. Waarom Nederland niet goed werkt, dat de aanleiding vormde voor het oprichten van de stichting. Dit boek kwam tot stand vanuit het wetenschappelijke bureau van het CDA. Beroepszeer raakte een snaar in de samenleving en werd een enorm succes. Het boek was vooral een aanklacht tegen managers en de managementcultuur en hoe die het werk van uitvoerende professionals in toenemende mate frustreerden. In 2009 kreeg het boek een vervolg: Beroepstrots. Een ongekende kracht en dat was constructiever. Naast studies over specifieke sectoren, zoals de politie, de zorg en het onderwijs, schetsten we een alternatieve besturingsfilosofie”

“Is de strijd tegen het managementdenken succesvol geweest? Zijn er aantoonbare wijzigingen? Het gevecht dat in 2005 startte, is nog lang niet over. De vraag is of het überhaupt te winnen is. Momenteel ligt het neoliberale denken, waar managementdenken vaak mee gepaard gaat, behoorlijk onder vuur. Het besef dat gemeenschap belangrijker is dan doelmatigheid groeit. Ideologisch is het neoliberalisme wellicht uitgespeeld, maar qua machtsuitoefening is het nog zeer invloedrijk. Het is nu eenmaal de dominante manier van doen en die is hardnekkig. Veel mensen nemen toch een behoorlijk passieve houding aan, “zo is de wereld nu eenmaal” denken ze. Ondertussen loopt de spanning wereldwijd op: de bankencrisis, de vluchtelingencrisis, terrorisme, Brexit. Niemand weet waar het heen gaat. Juist daarom zijn waarden en menselijke relaties van het grootste belang. Dat besef dringt bij het besturen van professionele organisaties nog altijd niet door”.

gabriel van den brinkKlik hier voor interview met Gabriël van den Brink

Voorgaande interviews over 10 jaar Stichting Beroepseer
1. Interview met politiechef Jaco van Hoorn. Klik hier.
2. Interview met Barend Rombout, Bureau Frontlijn. Klik hier.
3. Interview met hoogleraar Rechtstheorie Dorien Pessers.
Klik hier.

De slag om het Maagdenhuis

de slag om het maagdenhuisDe gevolgen van de Maagdenhuisbezetting houden de gemoederen aan de Universiteit van Amsterdam nog altijd bezig. Inmiddels zit er een nieuw College van Bestuur, een direct gevolg van de acties en bezettingen, en werken verschillende commissies aan voorstellen voor een nieuwe universiteit.
Tijdschrift Folia reconstrueert in de filmdocumentaire De slag om het Maagdenhuis met alle hoofdrolspelers een jaar van protesten en de bezetting van twee universiteitsgebouwen die uiteindelijk leidden tot de val van collegevoorzitter Louise Gunning.

Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat Bungehuis en Maagdenhuis in 2015 werden bezet? En hoe kan het dat de bezetters zo lang in het Maagdenhuis bleven? Folia sprak met de hoofdrolspelers: actievoerders en bestuurders. Er ontstaat een beeld van twee werelden die elkaar niet begrijpen en ook weinig pogingen doen toenadering tot elkaar te zoeken.

Het is ook voor het eerst dat de toenmalige collegevoorzitter Louise Gunning uitgebreid inhoudelijk ingaat op haar rol in de bezetting. “Bezetten hoort bij de folklore van de UvA”, zegt Gunning in de documentaire. “En bij die folklore hoort ook dat ik ze vertel dat ze naar huis moeten gaan”.’ Gunning moest kort na de ontruiming aftreden.

De slag om het Maagdenhuis, documentaire gemaakt door Folia, het journalistieke medium voor, over (en door) studenten, docenten en medewerkers van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Zie video hieronder.

Met: Louise Gunning (oud-voorzitter van het College van Bestuur van de UvA en de HvA), Hans Amman (lid van het College van Bestuur van de UvA en de HvA), Eberhard van der Laan (Burgemeester van Amsterdam), Rudolf Valkhoff (actievoerder De Nieuwe Universiteit en oud-docent cultuurwetenschappen), Djuna (actievoerder De Nieuwe Universiteit en student), Judith Baten (actievoerder De Nieuwe Universiteit en student), Jarmo Berkhout (actievoerder Humanities Rally, student en voorzitter van de Landelijke studentenvakbond LSVb), Paul Verhaeghe (psychoanalyticus en auteur van het boek Autoriteit).

Steeds meer aanslagen op onze persoonlijke levenssfeer: medisch beroepsgeheim, privacy en organenwet

Op 13 september 2016 zijn niet alleen de organen van alle Nederlanders geoogst door de grondwet begravende orgaancommunisten van D66, schrijft Van Rossem op de site van GeenStijl: “Ook de laatste restjes privacy-protectie zijn door minister Schippers van de patiëntendossiers van burgers afgehaald: de zorgverzekeraars krijgen inzage in medische dossiers. En als ze een blik in je bestand geworpen hebben, waar voorheen alleen artsen met beroepsgeheim bij mochten komen, dan hoeven ze dat pas áchteraf te vertellen.

Het argument voor deze zoveelste invasieve overheidsmaatregel is, natuurlijk, ‘fraudebestrijding’. Maar, zo schrijft Privacy Barometer, uit een onderzoek dat nota bene in opdracht van Schippers zelf is uitgevoerd, blijkt dat deze wetswijziging helemaal niet nodig was om fraude op te sporen: ‘Er zijn voldoende mogelijkheden om met het huidige medisch beroepsgeheim fraude aan te pakken’. Bovendien wordt van de 11 miljoen euro zorgfraude die per jaar wordt gepleegd geconstateerd, ruim 90% door zorgverleners of tussenpersonen gepleegd – dus niet door patiënten. Dus in een poging om een heel klein zakje fraudegeld op te sporen, hebben VVD, PVV, CDA, SGP en PvdA de privacy van alle zorgpatiënten geschrapt, en het medisch beroepsgeheim tot een wassen neus gemaakt. Achmea, Ohra, Menzis, VGZ, CZ en noem die Rouvoetkartelnamen allemaal maar op weten straks net zo veel over uw intiemste kwaaltjes, pijntjes & mentale moeizaamheden als uw eigen huisarts of dokter.

Na je dood ben je van Pia Dijkstra, voor je dood komt (de zorgboerende man van) minister Schippers in je privé neuzen. De burger wordt gezien als chronisch zieke patiënt die onder permanent toezicht wordt opgehokt in de wachtkamer van de bemoeimoeders van de overheid. En de leesmap op tafel is uit 1984”.

Zorgboeren krijgen toegang tot je medische privé, Van Rossem, GeenStijl, 14 september 2016: www.geenstijl.nl

Donorwet D66 haalt meerderheid, D66, 13 september 2016: https://d66.nl

Zorgverzekeraars krijgen inzage in medische dossiers, Zicht op zorg, 13 september 2016: www.zichtopzorg.nl

Patiënten en artsen: verenigt u, laat 33980 sneuvelen, Henk van Gerven, Medisch Contact,
14 september 2016: www.medischcontact.nl

‘Geen bezwaar’ tegen de zakelijkheid?, dr. Erwin J.O. Kompanje, 14 september 2016: https://erwinkompanje.wordpress.com

Artikel 11: Onaantastbaarheid lichaam, Nederlandse Grondwet: www.denederlandsegrondwet.nl

Borg Collective: http://memory-alpha.wikia.com/wiki/Borg_Collective

U P D A T E

Aantasting privacy voor meer verzekerden, Consumentenbond, 19 september 2016: www.consumentenbond.nl
De Tweede Kamer heeft ingestemd met wijzigingen binnen de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), die de privacy van meer verzekerden aantasten. De Consumentenbond gaat er bij de Eerste Kamer op aandringen om de wetswijziging niet aan te nemen.

Inzage medisch dossier door zorgverzekeraars, Privacy Barometer, 18 september 2016: www.privacybarometer.nl