Skip to main content

Redactie Beroepseer

Enquête over begeleiding van startende leraren in primair en voortgezet onderwijs

Op dit moment doet het tijdschrift Didactief onderzoek naar de begeleiding van startende leraren. Didactief is benieuwd naar ervaringen van startende èn ervaren leraren van het primair en het voortgezet onderwijs als het gaat om begeleiding die zij, al dan niet, krijgen of hebben gekregen. Dus ook als je geen begeleiding hebt gekregen als starter, hoort Didactief dat graag.

Ook als je als ervaren leraar zelf startende leraren hebt begeleid, is Didactief benieuwd naar je reactie.

Vul de enquête in en maak kans op een gratis halfjaar abonnement op het tijdschrift Didactief! Het invullen kost maximaal tien minuten.
Ga naar het formulier Begeleiding van startende leraren: https://docs.google.com

Didactief is een onafhankelijk vakblad voor het onderwijs en bericht over actuele ontwikkelingen in onderwijs en onderwijsonderzoek. Daarnaast wil Didactief het debat over onderwijs stimuleren: www.didactiefonline.nl

enquete begeleiding startende leraren didactief juni2017

 

Experts voorspellen wanneer kunstmatige intelligentie beter presteert op de werkvloer dan de mens

artificial intelligence Computerwetenschappers beweren dat vrachtwagenverkeer eerder geautomatiseerd zal zijn dan chirurgie. Kunstmatige intelligentie gaat de wereld in sneltreinvaart veranderen, aldus een recensie in het tijdschrift MIT Technology Review van het Massachusetts Institute of Technologie. Beweerd wordt dat intelligente machines wat voor werk dan ook beter en goedkoper zullen uitvoeren dan mensen. Of we het willen of niet, de ene sector na de andere zal in de ban raken van kunstmatige intelligentie, al is het ook zo dat slechts weinig mensen er totnutoe van hebben geprofiteerd.

Het antwoord op de vraag wanneer kunstmatige intelligentie beter zal presteren dan de mens kunnen we vandaag al geven, dankzij het werk van Katja Grace en haar collega’s van het Future of Humanity Institute van de Universiteit van Oxford in Engeland. Zij ondervroegen experts, maakten vervolgens een lijst van vooraanstaande onderzoekers op het gebied van kunstmatige intelligentie en vroegen hen te reageren op de vraag wanneer machines beter zouden zijn dan mensen op velerlei gebied. Veel antwoorden bleken nogal verrassend te zijn.
De door Grace benaderde experts waren academici en deskundigen op industrie-gebied. Ze hadden deelgenomen aan een internationale conferentie over machinaal leren in juli 2015 en aan een conferentie over neurale informatieverwerking in december van datzelfde jaar, twee zeer belangrijke conferenties op het gebied van kunstmatige intelligentie. Het is vrijwel zeker dat veel van deze deskundigen op de lijst stonden. Grace en haar collega’s vroegen hen – 1.634 in totaal – een formulier in te vullen over het tijdstip waarop kunstmatige intelligentie beter en goedkoper zou presteren dan mensen. Van deze deskundigen reageerden er 352 .Vervolgens verwerkten Grace en haar collega’s de antwoorden tot een gemiddelde.

Zorgvuldig omgaan met het getal veertig

De deskundigen voorspelden dat kunstmatige intelligentie binnen tien jaar tijd beter zal presteren dan de mens op het gebied van vertalen (rond 2024), het schrijven van essays (rond 2026) en het besturen van vrachtwagens (rond 2027). Bij veel ander werk zal beter presteren langer duren. Bijvoorbeeld in de detailhandel, tot ongeveer 2031. Het schrijven van een bestseller gaat duren tot 2049 en chirurgie tot 2053.
Experts zijn verre van onfeilbaar. Ze hebben eerder voorspeld dat kunstmatige intelligentie de mens zou verslaan in het Go-spel omstreeks het jaar 2027. Deze voorspelling werd gedaan in 2015. Niettemin heeft DeepMind van Google intussen de kunstmatige intelligentie AlphaGo ontwikkeld die het wint van de beste Go-spelers ter wereld. Dit gebeurde dus binnen twee jaar, in plaats van binnen twaalf jaar.

De experts gaan door met voorspellen met een kans van vijftig procent dat kunstmatige intelligentie over vijfenveertig jaar op vrijwel elk gebied beter zal presteren dan de mens. Nu moeten we deze voorspellingen natuurlijk wel met een korreltje zout nemen. Voorspellingen voor de komende veertig jaar doen namelijk de alarmbellen rinkelen. Betaalbare fusie-energie is bijvoorbeeld niet mogelijk in de komende veertig jaar. Dat was altijd al het geval. Het zou nog veertig jaar duren toen onderzoekers vijftig jaar geleden zich voor het eerst gingen bezighouden met fusie-energie. Het bleef een verre droom, omdat de uitdagingen groter blijken te zijn dan aanvankelijk gedacht.
Veertig jaar is een belangrijk getal bij het doen van voorspellingen. Oorzaak is de tijdsduur van het werkzame leven van de mens, namelijk een periode van veertig jaar. Dat betekent dat elke voorspelde, niet in de buurt van dat getal komende verandering plaatsvindt buiten de werkperiode. Met andere woorden, een verandering door huidige experts met de huidige technologie is niet mogelijk. Het is verstandig zorgvuldig om te gaan met dit getal.

Een groot verschil

Maar als we de cijfers eens nader bekijken zien we iets interessants. De vijfenveertigjarige voorspelling is een gemiddeld cijfer. Zou het kunnen zijn dat een deel van de groep deskundiger is dan een ander deel? Om uit te vinden of verschillende groepen verschillende voorspellingen hebben gedaan, keken Grace en haar collega’s naar verschillen in de voorspellingen, afhankelijk van leeftijd van de onderzoekers, het aantal citaten (bijv. hun expertise) en de plaats waar ze vandaan kwamen.

Het bleek dat leeftijd en expertise geen verschil maakten, maar afkomst maakte wel verschil. Noord-Amerikaanse onderzoekers verwachten dat kunstmatige intelligentie op alle gebieden beter gaat presteren binnen vierenzeventig jaar. Onderzoekers uit Azië verwachten dat binnen dertig jaar.
Dat is een groot en moeilijk te verklaren verschil. Het doet ook de vraag rijzen: wat weten Aziatische onderzoekers dat Noord-amerikanen niet weten (of vice versa)?

Experts Predict When Artificial Intelligence Will Exceed Human Performance, MIT Technology Review, 31 mei 2017: www.technologyreview.com

When Will AI Exceed Human Performance? Evidence from AI Experts, door Katja Grace, John Salvatier, Allan Dafoe, Baobao Zhang, Owain Evans, Cornell University Library, Cornell University, 24 mei 2017: https://arxiv.org/abs/1705.08807

MIT Technology Review, Mysterious machines, mei/juni 2017: https://www.technologyreview.com/magazine/2017/05/

Zie hieronder de video Google’s Deep Mind Explained! – Self Learning A.I.

Goed Werk Maatschappij: Aanbod van vijf diensten

logo goed werk maatschappij gr2De samenleving heeft professionals nodig met intrinsieke motivatie en beroepstrots die zich bekommeren om Goed Werk. Professioneel werken is iets anders dan altijd orders uitvoeren of volgens van boven opgelegde regels handelen. Professionals zijn technisch vakbekwaam en in staat verantwoordelijk te handelen. Dat wil zeggen om te gaan met dilemma’s en botsende verantwoordelijkheden. Ze zijn begaan met hun werk en de resultaten daarvan.
Stichting Beroepseer zette in 2015 een nieuwe poot onder haar activiteiten, de Goed Werk Maatschappij, met als doel het concreet en praktisch begeleiden en ondersteunen van professionals op de werkvloer door middel van de Goed Werk-aanpak.

De drie pijlers van Goed Werk

De Goed Werk-aanpak is gebaseerd op drie pijlers van de beroepsuitoefening. De eerste pijler betreft het vaktechnische aspect van de beroepsuitoefening: de kennis en vaardigheden die nodig zijn. De tweede pijler is de persoonlijke betrokkenheid. De professionele beroepsbeoefenaar heeft een sterke eigen behoefte om het werk goed te doen. De derde pijler is het morele besef, de aandacht voor de verschillende verantwoordelijkheden die aan de orde zijn.
Sinds de start zijn er vele werksessies georganiseerd met bijvoorbeeld ambtenaren uit diverse vakgebieden, gemeenten en ministeries: beleidsambtenaren, uitvoerende ambtenaren, stafmedewerkers, rechters, douaniers en wethouders. In de sessies wordt onderzocht hoe de deelnemers ervoor staan en wat de wensen en perspectieven voor de toekomst zijn. Daarbij wordt ruimte gemaakt voor de eigen praktijkervaringen van de deelnemers en geoefend met de toepassing in de praktijk van kernwaarden. Er is aandacht voor de verschillende verantwoordelijkheden van de deelnemers en ruimte voor reflectie op het handelen.

De Goed Werk-aanpak helpt professionals en leidinggevenden te onderzoeken wat goed werk in de praktijk is. Ze leren omgaan met problemen en dilemma’s en zoeken naar oplossingen. Er zijn twee mogelijkheden om dat te doen. Door middel van:

1. Het Goed Werk-traject, bestaande uit vier sessies o.l.v. twee ervaren en deskundige begeleiders. De deelnemers krijgen een werkmap – de Goed Werk Toolkit – met opdrachten, verhalen, wetenschappelijke inzichten, vragen, dialogen en casuïstiek om het eigen werk te bespreken en te analyseren. Er wordt gezorgd voor een open, veilige en vertrouwelijke omgeving voor deelnemers en organisatie en voor een adequate en anonieme verslaglegging van elke sessie voor een rapportage met analyse. De rapportage vormt de basis voor een afrondende bijeenkomst.

2. De Goed Werkplaats, een onafhankelijke ontmoetingsplek voor professionals om in een open en laagdrempelige sfeer te spreken over het eigen werk. Dialoog en reflectie staan centraal. Doel is de deelnemers bewust te maken van hun professionaliteit en hen te stimuleren na te denken over de kwaliteit van het eigen beroep. Duur van de workshop is een dagdeel met verslaglegging met wetenschappelijke analyse.

Bovenop deze sessies en workshops biedt de Goed Werk Maatschappij de volgende diensten aan:

3. De Denktank voor wetenschappelijk denkwerk en onderzoek naar Goed Werk, professionaliteit en beroepstrots. De Denktank geeft onafhankelijk advies over en commentaar op maatschappelijke thema’s die beroepstrots raken en publiceert daarover in wetenschap en journalistiek.

4. Lezingen op conferenties, symposia en evenementen over professionaliteit, beroepstrots, vakmanschap en Goed Werk.

5. Publicaties: boeken, essays en artikelen over Goed Werk in samenwerking met de beroepspraktijk en de wetenschap: maatschappelijke partners, kennisinstellingen, universiteiten, brancheorganisaties, beroepsverenigingen en vakbonden. Er zijn diverse boeken geschreven in opdracht van en in samenwerking met bijvoorbeeld ministeries en universiteiten.

Eerdere opdrachtgevers van de Goed Werk Maatschappij: Radboud Ziekenhuis; Ministerie van Infrastructuur & Milieu; Belastingdienst voor het MKB; Gerechtshof Den Haag; Openbaar Ministerie; Douane; Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen; Ministerie van Binnenlandse Zaken; Beroepsverenigingen en brancheorganisaties waaronder accountancy; Zorg- en onderwijsnetwerken; universiteiten.

Download hier de flyer met aanbod van de Goed Werk Maatschappij.

Wilt u meer weten over de Goed Werk-aanpak en het aanbod van de vijf diensten, neem dan contact op via e-mail: info@goedwerkmaatschappij.nl
Of met Thijs Jansen, directeur Goed Werk Maatschappij:
E-mail: t.jansen@beroepseer.nl; T: 06-45 51 09 71
Alexandrien van der Burgt-Franken, senior begeleider Goed Werk Maatschappij:
E-mail: a.vanderburgt@beroepseer.nl; T: 06-20 44 05 69

Commentaar op en analyse van toenemende populariteit Zweeds onderwijsmodel Kunskapsskolan, door Jelmer Evers

In een uitzending van Nieuwsuur*) werd aandacht besteed aan het Zweedse onderwijsmodel Kunskapsskolan dat snel aan populariteit wint in Nederland. Niet langer klassikaal lessen volgen op één niveau, maar leerlingen die zelf hun rooster en leerdoelen bepalen.
Maar naast bijval is er ook kritiek op dit schooltype. Jelmer Evers, leraar geschiedenis op Utrechtse scholengemeenschap UniC, wees in de uitzending op het commerciële bedrijf achter het onderwijsconcept. Hij vindt dat de overheid de ontwikkeling scherp moet blijven volgen: “Het onderwijs is ons grootste goed. Dus alles wat de school binnenkomt en om commerciële belangen draait, daar moet je kritisch over zijn”.

Evers besloot naar aanleiding van de Nieuwsuur-uitzending in een blog dieper in te gaan op zijn bezwaren rond de in 2014 in Nederland geintroduceerde Kunskapsskolan. In een uitgebreide analyse schrijft hij wat er zich momenteel afspeelt in onderwijsland en hoe marktwerking, competitie en winst maken sinds de jaren negentig de leidende principes waren van de Zweedse onderwijshervormingen. Zweden ging van een van de meest gecentraliseerde systemen naar de meest gedecentraliseerde onderwijssystemen. Momenteel probeert men, wijzer geworden, de klok weer terug te draaien.

Het lijkt alleen wel een duur concept te zijn

Evers: “We zijn op UniC altijd op zoek naar een goed leerplatform om ons onderwijs mede vorm te geven. Er is redelijk veel ruimte voor zelfsturing door leerlingen en dan is het handig om leerlingen daarin goed te ondersteunen met behulp van een Virtual Learning Environment (VLE) We maken redelijk veel gebruik van ICT bij ons op school. Maar daarbij zoeken we wel altijd een goede balans. Directe instructie blijft erg belangrijk, veel collega’s staan erop dat er boeken worden gebruikt, en er gebeurt nog genoeg analoog. Ik durf ook wel te stellen dat de grootste innovaties bij ons op school veel meer in het lesgeven en curriculum zitten dan in ICT. Dat levert ook veel meer op.

Twee jaar geleden zijn we met een aantal gelijkgestemde Pleion-scholen gaan rondvragen wat er allemaal is en daarbij stond voorop dat we een open flexibel systeem wilden hebben dat ons de ruimte geeft om ons onderwijs vorm te geven. Daar kwam ook Kunskapsskolan voorbij. Dat leek ons een aardig adaptief platform, maar het was te gesloten en gestandaardiseerd naar onze smaak. Dat het wel aantrekkelijk en gemakkelijk kan zijn voor scholen zag ik ook. (We hebben nog geen goed platform gevonden overigens)

We zijn inmiddels een aantal jaren verder en ik ben inmiddels ook wel wat kritischer geworden over technologie in het onderwijs. Niet zozeer onderwijskundig- alhoewel ik daar ook wel wat bedenkingen heb- maar meer over het snijvlak van technologie en commercialisering van het onderwijs. Toen Nieuwsuur mij om commentaar vroeg op de opkomst van de Kunskapsskolan methode heb ik daar zeker wat vraagtekens bij gezet. Het gaat me niet om de korte termijn omdat ik denk dat het redelijk kan werken in de Nederlandse context. Het lijkt alleen wel een duur concept te zijn:

“Wij helpen scholen om gepersonaliseerd leren op een betaalbare en uitvoerbare manier in te richten”, zegt Madelief Keyser, zakelijk directeur van Kunskapsskolan Nederland. “Als zij al het materiaal zelf moeten ontwikkelen, is dat vaak teveel werk.”

“Voorzitter André Postema van schoolbestuur LVO, waaronder het Stella Maris valt, stelt dat zijn scholen ‘wel de hoofdprijs moeten betalen’ voor het gebruik van Kunskapsskolan. “Al kun je dat een commerciële organisatie niet kwalijk nemen.” Hij wil liefst dat zijn scholen op termijn eigen leermiddelen ontwikkelen.”

So far so good, dat geldt voor meer commerciële aanbieders als uitgevers, ICT-aanbieders en onderwijsondersteuners. Maar als ik iets dieper graaf zie ik genoeg redenen om kritischer te zijn. Dat heeft ten eerste te maken met het bedrijf Kunskapsskolan en het Zweedse onderwijssysteem, ten tweede met wereldwijde trends als automatisering, commercialisering en privatisering en ten derde de richting die het Nederlandse onderwijs opgaat“.

Lees de hele blog van Jelmer Evers, Kunskapsskolan: we are the McDonald’s of education, 2 juni 2017: https://medium.com

Noot
*) Zweeds onderwijsmodel wint in Nederland aan populariteit, door Linda de Groot, Nieuwsuur, 1 juni 2017: http://nos.nl

Minder goede arbeidsomstandigheden voor werknemers. Beroepen in het middensegment verliezen aandeel

omslag dynamiek nederl arbeidsmarkt juni 2017Werknemers in Nederland rapporteerden in het afgelopen decennium op enkele aspecten minder goede arbeidsomstandigheden. Zij ervoeren minder autonomie, vonden minder uitdaging in het werk en maakten ook iets minder vaak promotie. Met de toename van het aantal flexibele contracten nam tegelijkertijd de werkzekerheid af. Dit melden het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en onderzoeksinstituut TNO in de nieuwe publicatie Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt – De focus op ongelijkheid . CBS en TNO werken al een aantal jaren samen bij het monitoren van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.

Deze publicatie is het vierde deel van de reeks publicaties van CBS en TNO over dit onderwerp. In dit deel wordt de ongelijkheid op de arbeidsmarkt langs drie dimensies in kaart gebracht:
1.ongelijkheden in loon- en inkomen,
2. ongelijkheden in werkzekerheid en
3. ongelijkheden in de kwaliteit van arbeidsomstandigheden.

Minder werkzekerheid

De afgelopen tien jaar is de werkzekerheid in Nederland afgenomen. Tussen 2006 en 2016 is het aandeel werkenden met een vaste arbeidsrelatie met 10 procentpunt gedaald, van 71 procent naar 61 procent. Met name laagopgeleiden en jongeren hebben minder vaak een vast dienstverband en worden vaker werkloos na baanverlies.
Hoewel ouderen minder vaak werkloos worden dan jongeren hebben ze, eenmaal werkloos, een kleinere kans om weer aan het werk te komen. En als ouderen weer aan het werk gaan, is dat meestal niet in een vast dienstverband maar in een flexibele baan, of als zelfstandige. Ouderen in een flexibele baan stromen minder vaak door naar een vaste baan dan werkenden van middelbare leeftijd.

Meer werkgelegenheid in hoog- en laagbetaalde beroepen

De werkgelegenheid in de hoog betaalde beroepen is aanzienlijk toegenomen. Ook in de laagst betaalde beroepen groeide de werkgelegenheid. Banen in het middensegment verliezen aandeel. Het gaat dan om beroepen met veel routinematige taken en beroepen waarin veel handwerk voorkomt, zoals medewerker in een drukkerij, assemblagemedewerker, lasser, plaatwerker, land- en bosbouwer, en administratieve beroepen zoals secretaresse, bibliothecaris, conservator en boekhouder. De achterblijvende groei van het middensegment raakt vooral de laag- en middelbaar-opgeleiden. Onder laagopgeleiden is een duidelijke verschuiving te zien van beroepen in het middensegment naar de laagst betaalde beroepen.

Minst aantrekkelijke werk voor laagopgeleiden en jongeren

Laagopgeleiden en jongeren werken nu vaker dan voorheen in de laagst betaalde beroepen. Ook rapporteren zij relatief vaak dat het werk niet uitdagend is en dat ze weinig autonomie hebben. Dat geldt eveneens voor werknemers met een migratieachtergrond. Hoewel zij gemiddeld minder gunstige arbeidsomstandigheden rapporteren, worden de verschillen met werknemers met een Nederlandse achtergrond de laatste jaren wel kleiner.
Voorbeelden van beroepsgroepen waarin werkenden minder aantrekkelijke arbeidsomstandigheden rapporteren, zijn koks en kelners, postpersoneel, winkelpersoneel, schoonmakers, huishoudelijk personeel en bejaarden- en kinderverzorgers. Het werk in deze beroepen wordt ervaren als fysiek zwaar, weinig uitdagend, weinig autonoom en flexibel. Het werk wordt gedaan in deeltijd en de ervaren baanonzekerheid is groot

Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt: De focus op ongelijkheid is een gezamenlijke publicatie van CBS en TNO. Het boek bevat tevens bijdragen van auteurs van Amsterdam Institute for Advanced labour Studies (AIAS), Universiteit van Amsterdam, Universiteit Leiden, Radboud Universiteit Nijmegen, Vrije Universiteit Amsterdam en het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA).

Op 15 juni 2017 organiseren CBS en TNO een symposium over ongelijkheid op de Nederlandse arbeidsmarkt: Focus op ongelijkheid. Klik hier voor meer info. (info niet meer beschikbaar)

Klik hier voor downloaden Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt – De focus op ongelijkheid, CBS/TNO, 2017: https://beroepseer.nl

Werknemers: vaker minder goede arbeidsomstandigheden, CBS, 1 juni 2017: www.tno.nl


U P D A T E

Verslag van het TNO/CBS symposium Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt: Focus op Ongelijkheid: https://wp.monitorarbeid.tno.nl/wp-content/uploads/2020/09/Verslag-DNA-IV-Symposium-2017.pdf

 

Veel mensen doen zinloos werk. Hun werk is tijdsvulling en draagt niets bij aan een betere wereld

Peter de Waard schrijft in de Volkskrant dat driekwart van de westerse banen bullshit-jobs zijn. De term bullshit-jobs  – onzinbanen – is afkomstig van de Amerikaan David Graeber, hoogleraar antropologie aan de London School of Economics. Het gaat om banen, schrijft De Waard, van topbestuurders die bezig zijn met overnames en fusies, managers die beleidslijnen uitzetten of dingen vernieuwen vanwege het vernieuwen, onderknuppels die veranderingen verkopen, administratief ondersteunen of juridisch regelen.

Ongeveer driekwart van al het werk zou niets meer zijn dan zinloze tijdsvulling en niets bijdrage aan een betere wereld. Slechts een kwart van de banen levert producten en diensten waar daadwerkelijk behoefte aan is. Die kunnen, zoals de schoonmakers of treinmachinisten, de hele boel ontregelen met een staking. Als bankiers, juristen of pr-mensen dit doen zal niemand er erg in hebben.

Graeber noemde de opkomst van bullshit-jobs de verklaring voor het feit dat de voorspelling van John M. Keynes uit 1930 voor een 15-urige werkweek nog niet is gerealiseerd. Daadwerkelijk wordt volgens hem gemiddeld allang slechts 15 uur per week zinvol werk gedaan. De rest gaat verloren aan bezigheden als het verzenden van e-mails, het bijwerken van het Facebook-profiel, het marketen van nieuw beleid en veel vergaderen.

Terwijl in 1930 driekwart van de mensen productief werk verrichtte – het verbouwen van voedsel, het bouwen van woningen, het maken van spullen, het verlenen van medische zorg – is dat nu nog maar een kwart. Mechanisering, automatisering en digitalisering hebben die banen deels vernietigd. Daarvoor in de plaats zijn complete sectoren met overbodig werk uit de grond gestampt: juridische diensten, telemarketing, pr, financiële advisering.

strike magazine sept 2013 phenomenon bullshit jobsLees het hele artikel in de Volkskrant, 31 mei 2017: Peter de Waard: driekwart van de westerse banen zijn ‘bullshit-jobs’: www.volkskrant.nl

Essay On the phenomenon of bullshit jobs – A work rant, door David Graeber, Strike magazine, zomer 2013: https://issuu.com/strikemagyo/docs/strike_3_forissu/10

On “bullshit jobs” – Understanding seemingly meaningless work, The Economist, 21 augustus 2013: www.economist.com

Why capitalism creates pointless jobs, David Graeber, 27 september 2016, Evonomics (The next evolution of economics) : http://evonomics.com

De Flexbarometer geeft regelmatig update van aantal werkenden in Nederland

Volgens de recentste cijfers van de Flexbarometer zien de percentages van het aantal werkenden in Nederland op vaste, flexibele en zelfstandige basis er als volgt uit:
– Vast 60.9%
– Flexibel 22.3%
– Zzp 12.4%
– Zmp/meewerkend 4.4%

Vast wil zeggen: onbepaalde tijd en vast aantal uur per week
Flexibel: tijdelijk uitzicht op vast, tijdelijk >= 1 jaar, tijdelijk < 1 jaar, oproep/-invalkracht, uitzendkracht, vast geen vaste uren, tijdelijk geen vaste uren
Zzp: Zelfstandig zonder personeel
Zmp/meewerkend: zelfstandige met personeel of meewerkend gezinslid

flexbarometer 1e kwartaal 2017

De Flexbarometer geeft een helder beeld van het aantal werkenden in Nederland. Het aantal werkenden wordt verdeeld over de verschillende typen contracten, vast en flex, in tien sectoren. Op landelijk niveau worden zo de trends zichtbaar gemaakt in de ontwikkeling van flexwerk. De barometer is nu geüpdatet met cijfers van het laatste kwartaal 2016, en is gebaseerd op de Enquête Beroepsbevolking van het CBS.

Het aantal flexibele contracten neemt toe. In 2015 waren dat er in totaal 1.767.000. In het vierde kwartaal van 2016 ligt het aantal flexibele contracten op 1.892.000. Het aantal vaste contracten is afgenomen van 5.169.000 in het derde kwartaal 2016 naar 5.155.000 in het vierde kwartaal 2016. Ten opzichte van 2015 is er nog steeds een toename waarneembaar. Toen lag het aantal vaste contracten namelijk op 5.143.000. Van de werkende beroepsbevolking heeft 22,3% in het vierde kwartaal van 2016 een flexibele arbeidsovereenkomst. Uitzendkrachten maken 16% uit van alle flexibele arbeidskrachten.

Op dit moment zijn er in Nederland 300.000 uitzendkrachten. In februari maakte het CBS al bekend dat het aantal banen in het vierde kwartaal van 2016 met 53 duizend is toegenomen. Dat is de grootste groei in vijf jaar tijd. Een kwart (13 duizend) van de nieuwe banen kwam voor rekening van de uitzendbureaus.

Inhoud van de Flexbarometer

Verhouding vast-flex

  • Aantal werkenden op vaste, flexibele en zelfstandige basis
  • Verhouding vast-flexibel-zelfstandigen uitgesplitst naar sectoren

Omvang typen flex

  • Omvang van de diverse typen flexcontracten
  • Typen flexcontracten, uitgesplitst per sector

Leeftijd, geslacht, opleiding

  • Totaaloverzicht voor vaste en flexibele contracten en zelfstandigen
  • Leeftijdsverdeling binnen typen flexcontracten
  • Man/vrouw verdeling binnen typen flexcontracten
  • Opleidingsniveau binnen typen flexcontracten

Trends

  • Trend in het aantal vaste, flexcontracten en zelfstandigen
  • Trend in de ontwikkeling van de diverse typen flex

Van de Flexbarometer verschijnt regelmatig een update. Zie: www.flexbarometer.nl

Marktcijfers ABU – Algemene Bond Uitzendondernemingen: www.abu.nl/blog/categorie/cijfers-trends/

inhoud flexbarometer 1e 2017

 

Over openbaar bestuur en compromissen sluiten zonder de kern kwijt te raken

Tom van Doormaal, politicoloog en gepensioneerd ambtenaar, schrijft op Platform O, het online platform dat een brug slaat tussen de praktijk van het openbaar bestuur en de wetenschap, over ‘leerzame confrontaties’ tijdens twee bijeenkomsten die gingen over het sociaal domein. Een politica vertelde hem tijdens een gesprek dat ze wetgeving maakte, maar dat ze niet zeker was van het resultaat: “Dus ik wil weten hoe het werkt en een kans om verdere verbeteringen aan te brengen laat ik niet lopen”.
“Ik sprak haar niet tegen”, aldus Doormaal, “want ik ben ook voor het kleine verbeteren. Toch is het voortdurend prutsen aan regelgeving een bron van complexiteit in het openbaar bestuur. Door details, door het bedienen van strijdige politieke wensen, loopt het systeem nogal vast”.
.
Decentralisatie en sociaal domein

Van Doormaal: “Een dag eerder zat ik aan bij een gesprek over de decentralisaties. Ook ons land wil graag verandering, waarvoor de politiek de leiding moet nemen. Lastig aspect in de discussie was de huidige formatie en het gebrek aan eenduidige politieke leiding. De decentralisaties in het sociaal domein waren de haastige hervormingen van de VVD/PvdA-coalitie.
Ik herinnerde aan de functie-eis voor een directeur-generaal: iemand die risico mijdt en beheerst. De aanwezigen werden daar niet blij van: ze deden zo hun best. De departementen en de gemeenten werkten zo ‘broederlijk en gezamenlijk’ aan verbetering. Dat geloofde ik wel. Maar samenwerken is vooral mooi als je je eigen taak precies en effectief vervult. Gebeurt dat wel? Ambtenaren van departementen hebben een hiërarchisch beeld van de realiteit. Zij staan bovenaan en hebben de nationale wetten als instrument. Ze werken samen met andere overheden en instituties. Dat maakt het troebel: we werken samen. Of moet je doen wat je taak is? Ik zou zeggen: schep als rijk de kaders waarbinnen andere overheden en publieke organen zinvol hun werk kunnen doen. Orde moet, in het Huis van Thorbecke. Daar ontbreekt veel aan”.

Vernieuwing

“Iedereen vindt ook vernieuwing en experimenten wenselijk. Maar bestaande wetten zijn er niet voor niets en moeten worden gehandhaafd. Hoe los je dat probleem op? Niet door je te laten voorstaan op die mooie samenwerking, met gemeenten die hopen dat er een paar miljoen rijksgeld blijft hangen.
De politieke partijen hebben geen idee hoe zij zich tot hun achterban verhouden, de politieke instellingen (kamers, raden, staten) hebben wel oog voor de operationele details van vrijwel alles, maar te weinig voor ordelijke verhoudingen en effectief bestuur. Het Huis van Thorbecke moet ingrijpend worden gerenoveerd, vond de commissie Van de Donk. Maar daar is geen haast bij.
Niemand bestreed dat het Huis van Thorbecke*) een bouwval was, maar niemand had oog voor het probleem dat je niet kunt vernieuwen in bestaande juridische structuren, als die ook serieus moeten worden genomen. Dat is precies wat iedereen doet: we willen graag experimenten, maar we willen ook respect voor de bestaande wetten en regels. Dat bijt elkaar”.

Operationele utopie

“De angst om in de formatie te bewegen, heeft een bron: de afstraffing van de PvdA door de kiezer. De mix van links en rechts die Jan Terlouw bepleit is lastig, want de vrees voor weglopende kiezers is groot en terecht. Hoe kon de PvdA het zo verknoeien?
Het gaat er om compromissen te sluiten, zonder de kern kwijt te raken. Heeft de PvdA dat gedaan? Thomas Frank ziet dat probleem in de VS bij de Democraten: Clinton en Obama hebben wel degelijk vergaand gepacteerd met het grote geld en daarmee de relaties met hun achterban verspeeld. Als de oudere werkloze in the rust belt zijn nood klaagt en een baan wil, krijgt hij te horen dat hij naar school moet. Zijn individuele situatie is zijn eigen schuld, zeg je dan eigenlijk. Dus stemt hij op Trump, die tenminste het oude werk belooft terug te brengen.
Het ontbrak ook de PvdA aan een operationele utopie, waarmee het onderscheid tussen pragmatische en rotte compromissen viel te maken. Het is niet erg om compromissen te sluiten, maar je moet door de concrete details heen kijken naar waarvoor je bezig bent.
Een voorbeeld. Ik wierp een simpel thema op voor het congres: is het niet vervelend dat kopers voordeel hebben van de lage rentestand en huurders niet en hoe zouden we dat kunnen veranderen? Het lijkt me een mooie en principieel politieke vraag. Maar de lezer raadt het al: er waren veel belangrijker discussies gaande over allerlei operationele details, dus hiervoor was geen gelegenheid.
Helaas heeft PvdA noch WBS veel te bieden als het op de grote thema’s aan komt. Een gunstige uitzondering is er wel: de blogs van Marijke Linthorst die de WBS**) publiceert mogen verplicht leesvoer worden voor iedereen die wil mee praten over marktwerking en zorg”.

Lees de hele blog – De pijn van het openbaar bestuur – van Tom van Doormaal waarin hij aan het slot enkele voorstellen doet ter verbetering van het openbaar bestuur, Platform Overheid, 23 mei 2017: https://platformoverheid.nl

Noten
*) (Huis van Thorbecke) Artikel – waar deze link naar verwijst-  Lokaal bestuur groot onderhoud nodig – niet meer beschikbaar op site VNG

**) WBS = Wiardi Beckman Stichting, wetenschappelijk bureau voor de sociaal-democratie

Een op de tien mensen verzwijgt te zijn ontslagen

Ontslagen worden en dat tegen níemand zeggen. Dat doet één op de tien mensen. En een kwart van de ontslagen mensen schaamt zich voor zijn ontslag. Dat blijkt uit onderzoek van juridisch dienstverlener DAS onder ruim 500 personen tussen de 25 en 65 jaar.

Je zou denken dat mensen er makkelijker over praten vragen de cirisisjaren die we gehad hebben, maar dat is niet zo, aldus Olav Wagenaar van DAS tegen de redactie van BNR Nieuwsradio: “Het blijkt dat mannen het zelfs nog meer voor zich houden dan vrouwen”. Mannen liggen met 12 procent dicht bij de 10 procent van de vrouwen die het stilhouden. “Opvallend”, vindt Wagenaar:  ”Omdat we ook uit het onderzoek naar voren krijgen dat ontslag bij deze tijd hoort, het wordt als normaal gezien”.

Schaamte

Schaamte overheerst bij mensen die ontslagen worden, maar echt verzwijgen dat je niet meer terug hoeft te komen bij de werkgever heeft ook arbeidspsycholoog Flores van Emmerik nog maar een keer meegemaakt. “De meeste mensen die ik spreek kunnen het bij mij in de spreekkamer niet meer verzwijgen; ze komen daar juist voor. De aantallen verbazen mij ook wel, want je zou denken dat het vrij normaal is en dat ontslag erbij hoort. Dat een op de tien het helemaal verzwijgt, vind ik wel een heel hoog aantal”.

Ontslagen? Ssst, mondje dicht, BNR Nieuwsradio, 26 mei 2017: https://www.bnr.nl