Skip to main content

Redactie Beroepseer

“Maar van dit soort dingen word ook ik een boze burger”. Over het eindverslag van formateur Tjeenk Willink

Op de blog Beste Jaap, Beste Leike van de site Organisatievragen voeren ene Jaap en Leike regelmatig een dialoog over het vak en de wereld. Op 2 juli 2017 schreef Jaap zijn blog De Tjeenk. Die begint zo:

Beste Leike, Jij maakte je boos over het getut in de kabinetsvorming in je laatste brief; ik heb met bewondering de bijlage bij het eindverslag van formateur Tjeenk Willink gelezen. De man wordt alom bewonderd in Den Haag en ik snap waarom. In gortdroge ambtenarentaal maakt hij een messcherpe analyse van dertig jaar Haags beleid.
Vlak voor het eind staat: “Want hoe legitiem is een openbaar bestuur waarin alleen de meest competente burgers, en dan nog soms met moeite, zelf hun weg kunnen vinden en niet diegenen waarvoor de democratische rechtstaat juist ook was bedoeld? Hoe legitiem is een openbaar bestuur waarin deskundige uitvoerders van publieke taken steeds minder tijd aan hun eigenlijke werk kunnen besteden maar als het mis gaat toch als eersten verantwoordelijk worden gesteld?”

In de paar A4-jtes daarvoor maakt hij een verhaal over beleid en uitvoering. Ik vat de highlights samen in mijn woorden.

• De enorme aandacht voor nieuw beleid terwijl het nieuwe beleid van het vorige kabinet nog niet eens gestalte heeft kunnen krijgen. Uitvoeringsorganisaties komen niet toe aan het ontwikkelen van routines door voortdurende beleidswijzigingen.
• Het onderscheid tussen ‘politieke tijd’ en ‘tijd voor uitvoering’ waarbij de eerste het in de besluitvorming steeds wint. De politiek heeft altijd haast en trekt zich er weinig van aan dat het koken van een ei niet sneller gaat als je het gas hoger zet.
• De saneringen op de publieke sector van 61 miljard zijn in hoge mate bezuinigingen op apparaatsuitgaven. De organisaties worden steeds meer gefragiliseerd zoals zou Taleb zeggen, steeds kwetsbaarder.
• Daarbovenop worden die organisaties fiks door de war gegooid met reorganisaties, schaalvergrotingen, uitbreiding van taken, personele bezuinigingen en digitalisering. En of u dan ook nog alstublieft in ketens en netwerken wilt gaan werken met shared service-organisaties en allerlei andere transactionele relaties.
• Er is een tussenlaag van onbekende omvang gevormd tussen bestuur en uitvoering van ambtenaren en deskundigen, rekenmeesters en onderzoekers, communicatiedeskundigen en toezichthouders, (commerciële) adviseurs en (proces)managers. Een tussenlaag van – volgens de Tjeenk – gelijk denken, gelijk spreken en gelijk doen. Tegenspraak en countervailing power tussen de professionals en beslissers is alleen al onmogelijk omdat het ondoorzichtig is.
• Een ander aspect is het sturen op cijfers, op kwantiteiten dus. Niet gek dat kwaliteit uit beeld verdwijnt. Kwaliteit is volgens Tjeenk een saldo-begrip: het verschil tussen verwachtingen en uitkomsten. Maar we zijn door al die sturing met DBC’s, managementmodellen en targets het zicht op de kwaliteit van de dokter, de leraar en de politieagent uit het oog verloren.

Lees de hele blog van Jaap: De Tjeenk, Organisatievragen, 2 juli 2017: www.organisatievragen.nl/de-tjeenk

Eindverslag van informateur Tjeenk Willink, Kabinetsformatie 2017: https://eerstekamer.nl/9370000/1/j4nvi0xeni9vr2l_j9vvkfvj6b325az/vkfgh4d1iwzf/f=/vkfgg3dulwzu.pdf

Tien punten die anno 2017 een ambtenaar tot een goede dienaar van het publieke belang maken

Hans Leeflang roept op lid te worden van de club van stoute ambtenaren. Leeflang is adviseur Ruimtelijke activering bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu en schrijft op de nieuws- en opiniesite Stadszaken dat “de overheid is er om maatschappelijke vraagstukken op te pakken en samen met de betrokkenen doelen te bereiken die met de samenleving afgesproken zijn”. Dit pleidooi voor een nieuwe ambtelijke cultuur is nu, twaalf jaar later, nog steeds van kracht. Gelukkig is er vooruitgang te melden, maar de oude cultuur is hardnekkig.

Uit de verhalen van stad en landmakers blijkt steeds weer, dat in het contact met de bureaucratie veel frustratie wordt opgebouwd. Blijkbaar loont het nog steeds om binnen de overheid het eigen instituut en dossier centraal te stellen. Ambtenaren zullen zelf moeten zorgen voor een andere mores. Hoe belangrijk ook, van de politiek, of de ambtelijke top alleen kan het niet komen.

Weinig echte aandacht van de politiek voor de publieke dienstverlening

Met het programma Andere Overheid1) wilde het kabinet-Balkenende II een flinke impuls geven aan het anders werken van de overheid: “Denken vanuit de klant, voorkomen van bureaucratie, samenwerken tussen overheidslagen door de kokers heen, luisteren naar burgers, lef om zaken anders aan te pakken. En gewoon doen, dat is Andere Overheid”..

Op het moment dat het boekje Ambtenaar op expeditie!2) uitkwam, stapte Thom de Graaf, verantwoordelijk minister voor Bestuurlijke vernieuwing op. In die twee jaar van Thom de Graaf leek het erop dat de politiek echt aandacht had voor de organisatie en werkwijze in het publieke domein. Daarvoor en daarna heb ik weinig gemerkt van echte aandacht vanuit de politiek voor de publieke dienstverlening. De politiek boekt wel makkelijk bezuinigingen op het ambtenarenapparaat in, wisselend onder het mom van deregulering, decentralisatie en “je gaat erover of niet”.

Het effect van deze politieke bemoeienis is dat de gewenste kanteling eerder vertraagd dan versneld is. De werklast is toegenomen. Angst en controle ook. En de naar binnengekeerde, rationele cultuur is nog steeds dominant. Er wordt “afgerekend” en “uitgerold”. Het bewustzijn dat er wordt gewerkt in een nogal eenzijdige cultuur (denk aan opleidingsniveau, inkomen en politieke voorkeuren) is nauwelijks aanwezig. De kans op ‘groepsdenken’ is dus groot.

Het zou de politiek sieren als bestuurders leiderschap zouden tonen in de manier waarop anno 2017 maatschappelijke vraagstukken worden aangepakt. Dus open staan voor beleidsalternatieven, zo nodig samenwerking over sectorgrenzen en overheidsniveaus heen afdwingen. Ambtenaren stimuleren om te innoveren en ze steunen bij vernieuwende manieren van beleidsontwikkeling. En zelf het goede voorbeeld geven door het land in te trekken en belangstelling te tonen voor initiatieven uit de samenleving.

Klik hier voor lezen van het hele artikel van Hans Leeflang: Word lid van de club van stoute ambtenaren! waarin hij tien punten noemt die anno 2017 een ambtenaar tot een goede dienaar van het publieke belang maken, Stadszaken, 26 juni 2017: www.stadszaken.nl

Noot
1) Publicaties in kader programma Andere Overheid: https://kennisopenbaarbestuur.nl
2) Ambtenaar op expeditie!, door Ton van der Wiel, Hans Leeflang, Michiel Groeneveld, Jenneken Berends, Florian Bekkers, maart 2005, Eburon uitgeverij.

 

Heel wat zorggeld verdwijnt via winsten in zakken van directie. “Niemand die ingrijpt”

In een interview met Omroep Gelderland van een jaar geleden vertelt Jeroen Suijs, hoogleraar accountancy aan de Universiteit van Tilburg dat hij “verbaasd is dat je in de zorg zo gemakkelijk geld kunt verdienen. Het is een goudmijn”.
Harrie Verbon, hoogleraar Openbare Financiën aan dezelfde universiteit voegt daaraan toe dat “heel wat zorggeld via winsten in de zakken van de directie verdwijnt”. Verbon schat dat de overheid 1 miljard euro kan besparen op een totaalbedrag van 31 miljard aan zorggeld. Dat dit nieuws niet verouderd is, toont een bericht in het Eindhovens Dagblad van 24 juni 2017*).

Op verzoek van Omroep Gelderland onderzochten beide hoogleraren de cijfers die bedrijven openbaar moeten maken via de site jaarverslagenzorg.nl. Op deze website staat alle financiële informatie die erkende zorgbedrijven hebben aangeleverd. Het gaat om zorgbedrijven die onder andere actief zijn in de geestelijke gezondheidszorg, de gehandicaptenzorg en die verpleging, verzorging en thuiszorg bieden. Conclusie: vooral kleine zorgbedrijven maken enorm hoge winsten. Niet alleen in Gelderland, maar in heel Nederland.

Meer dan 10% procent winst

De hoogleraren hebben in het bijzonder gekeken naar bedrijven die zorg bieden aan de kwetsbaren in de samenleving zoals (licht) verstandelijk beperkten, mensen met psychische aandoeningen en met gedragsproblemen. De zorg waar het onder andere om gaat is begeleiding aan huis, beschermd wonen, logeeropvang en dagbesteding.

Eén op de zes van deze Gelderse bedrijven maakt meer dan 10% winst. Plushome uit Arnhem spant de kroon met 32,5%. De twee bestuurders van Plushome kregen ieder meer dan 50.000 euro per jaar aan salaris en maakten daarnaast nog een nettowinst van bijna 400.000 euro. Meer dan de helft hiervan werd via dividend uitgekeerd.

Verbon verbaast zich erover dat de overheid niets aan de hoge winsten doet.

Lees verder op de site van Omroep Gelderland: ‘Miljoenen aan zorggeld verdwijnen in zakken directeuren’, 28 juni 2016: www.omroepgelderland.nl

Noot
*) Woekerwinsten van 30 tot 50 procent op zorg in Eindhoven, door Hans Vermeeren, Eindhovens Dagblad, 24 juni 2017: www.ed.nl/eindhoven


Op 5 september 2016 antwoordde staatssecretaris Van Rijn van VWS aan de Tweede Kamer, op verzoek van Kamerlid Renske Leijten (SP), vragen over het bericht dat miljoenen euro’s zorggeld verdwijnen in de zakken van directeuren. Kamerbrief:   https://beroepseer.nl

Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Staatssecretaris en Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat miljoenen euro’s zorggeld verdwijnen in de zakken van directeuren. (ingezonden 29 juni 2016): https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3190.html

Zie brief van 8 november 2016 van minister Schippers aan Tweede Kamer betreffende ZBC’s ontduiken verbod winstuitkering’: https://beroepseer.nl

Kamer laat winsten zorginstellingen onterecht buiten schot, Me Judice, 18 januari 2017: www.mejudice.nl

Rapporten Jaarverantwoording in de zorg: www.jaarverantwoordingzorg.nl

‘Bijna tien procent zorguitgaven wordt als winst uitgekeerd’, Skipr, 17 maart 2017: www.skipr.nl

Winst in de zorg – Juridische aspecten van winstuitkering door zorginstellingen, door Emke Plomp, Managementboek, 2011: www.researchgate.net/publication/241873285_Winst_in_de_zorg_juridische_aspecten_van_winstuitkering_door_zorginstellingen

Kamer steunt verbod op winstuitkeringen zorg, NOS Nieuws, 26 januari 2017http://nos.nl

Ezeltje strek je – Een studie naar winst, macht en regulering in de Nederlandse gezondheidszorg, Gupta Strategists, 13 maart 2017: https://gupta-strategists.nl/storage/files/170213-Winst-in-de-Nederlandse-Zorgsector.pdf

De 66 overbodige, soms zelfs schadelijke handelingen van verpleegkundigen

Onderzoekers van het Radboud UMC IQ healthcare hebben een lijst met 66 verpleegkundige handelingen samengesteld waarvan aangetoond is dat deze niet werken of zelfs schade veroorzaken.
Wanneer verpleegkundigen zouden ophouden met deze handelingen is veel leed, geld en tijd te besparen. Die tijd kunnen verpleegkundigen dan besteden aan zaken die wel waardevol zijn voor de patiënt. Op deze lijst staan onder meer het niet bedekken van operatiewonden, het niet plaatsen van een urinekatheter bij incontinentie of decubitus en terughoudendheid met het gebruik van bedhekken. De Beter-laten lijst wordt 29 juni 2017 overhandigd aan de beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) zodat zij er verder mee kunnen in de verpleegkundige praktijk.

Flinke besparing

Onderzoekers van het Radboudumc hebben 125 kwaliteitsstandaarden en richtlijnen voor verpleegkundigen doorzocht. Zij zochten naar aanbevelingen die aangeven dat verpleegkundigen bepaalde handelingen beter kunnen laten. Voorwaarde was dat er bewijs is dat die handelingen niet werken. Daarbij zijn zij vergelijkbaar te werk gegaan als met de lijst voor artsen die november 2016 is opgesteld. Bij de verpleegkundigen leverde dat 66 handelingen op uit 32 richtlijnen en kwaliteitsstandaarden. Veel aanbevelingen gaan over het niet gebruiken van ontsmettings- of reinigingsmiddelen, omdat dit niet leidt tot minder infecties of het niet toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Deze maatregelen kunnen patiënten juist in gevaar brengen. De onderzoekers hebben vastgesteld dat het ophouden met deze handelingen veel leed, tijd en geld kan besparen. Zo kan het niet meer bedekken van operatiewonden bij de helft van alle patiënten in Nederland ruim twee miljoen euro opleveren aan materiaal en 2,8 miljoen euro aan personele kosten. Voor de patiënt leidt het niet afdekken van wonden tot sneller herstel en minder infectiegevaar.

Meer verpleegkundig onderzoek

Hoogleraar Verplegingswetenschap en mede-onderzoeker Hester Vermeulen noemt het aantal van 66 opmerkelijk laag. “Dit staat in schril contrast met het aantal dat voor de artsen werd gevonden. We hebben in de huidige richtlijnen weinig ‘beter-laten’-aanbevelingen kunnen vinden. Dit komt onder meer omdat er te weinig onderzoek gedaan is om scherpe aanbevelingen op te stellen voor de praktijk. Dit bewijst dat er veel meer verpleegkundig onderzoek nodig is”.

In het voorjaar 2017 heeft V&VN een peiling laten doen naar welke handelingen verpleegkundigen zelf overbodig vinden. Daar kwamen deels andere handelingen naar voren. Dat waren met name het routinematig controleren van bloeddruk, pols en temperatuur, het dagelijks zwachtelen en steunkousen aantrekken en het dagelijks wassen met zeep. De overlap tussen wat ervaren wordt als onnodig en dat waarover aanbevelingen zijn geformuleerd dat handelen echt niet nodig is, is beperkt. Ook dit pleit volgens Vermeulen voor meer verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek.

Beter-laten lijst: https://doenoflaten.nl/wp-content/uploads/2020/03/Eindrapport-verpleegkundige-beter-laten-lijst-20170720.pdf

Wat kan een verpleegkundige beter laten? Stoppen onnodige zorg bespaart leed en geld, Radboud UMC, 28 juni 2017: www.radboudumc.nl

Beter laten, V & VN: www.venvn.nl/thema-s/beter-laten

Top 5 onnodige handelingen: peiling onder V&VN-leden, door Rhijja Jansen, Nursing, 25 april 2017: www.nursing.nl/top-5-overbodige-verpleegkundige-handelingen/

hoeveel leed en kosten besparen verpleegkundige zorg.

Openlijke steun van collega’s voor dierenarts Thiadrik Blom die misstanden in slachthuizen meldde

Een groep van zeventig kritische dierenartsen heeft zich uitgesproken over misstanden in de Nederlandse veehouderij. Het blijkt dat welzijn van dieren ondergeschikt is gemaakt aan bedrijfsbelangen.
In NRC Handelsblad staat de lijst met de naam van de dierenartsen onder hun artikel Kom in verzet, dierenarts. Dit is geen dierenwelzijn: “Wij, een groeiende groep kritische dierenartsen, willen onze zorg hierover uitspreken. De omstandigheden in de intensieve veehouderij zijn steeds verder weggeraakt van datgene waar wij als dierenarts pal voor zouden moeten staan: het bevorderen van dierenwelzijn, hulpverlening aan dieren die lijden, het melden van ernstige tekortkomingen in de verzorging en het respecteren van de intrinsieke waarde van het dier.
De gehele intensieve veehouderij is regelmatig onderwerp van discussie. Veel burgers zetten vragen bij megastallen, onbedwelmd ritueel slachten, lange afstandstransporten, stalbranden, dierziekten, volksgezondheid, mestoverschotten en klimaatverandering. Dierenartsen en hun beroepsorganisatie staan in deze discussie aan de zijlijn: ze spreken zich zelden uit en áls ze dat al doen, lijken hun uitspraken gericht op handhaving van de status quo en bescherming van gevestigde belangen – bijvoorbeeld toen het onlangs ging om de scheiding van koe en kalf in de melkveehouderij”.

De dierenartsen reageren op een onderzoek van NRC waarin dierenarts Thiadrik Blom in de periode 2013 – 2015 misstanden in slachthuizen filmde die hij meldde bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waar hij in dienst was. Deze overheidsdienst greep na de meldingen niet in. De rapportages van Blom met bewijzen over structurele fouten bij het slachten werden in twijfel getrokken. Hij kwam na een paar jaar ziek thuis te zitten. De filmbeelden zijn binnen de NVWA tot op het hoogste niveau bekend. Blom heeft zijn beelden in september 2013 aan toenmalig staatssecretaris Dijksma laten zien en die zou volgens betrokkenen hebben gezegd: “Dit kan echt niet” Ze lanceerde een plan ter verbetering; er ging dertig miljoen euro extra naar de NVWA.

Blom werd binnen de NVWA gezien als een kundig dierenarts, maar men vond zijn houding contraproductief. Hij riep weerstand op en dat leidde uiteindelijk tot een arbeidsconflict. De NVWA krijgt overigens al dertig jaar kritiek.

Geen beroepseer

Intussen is een aantal dierenartsen wier naam onder het artikel in NRC staat vermeld, bang geworden en heeft zich teruggetrokken. Daarbij schrift de krant: “Net voor het plaatsen van dit stuk hebben enkele dierenartsen die dit initiatief steunen en dit stuk onderschrijven, werkzaam binnen de NVWA en de intensieve veehouderij, zich helaas teruggetrokken uit angst voor de mogelijke consequenties van hun openlijke steun”.

Waar blijft de beroepseer van deze dierenartsen?

Kom in verzet, dierenarts. Dit is geen dierenwelzijn, NRC Handelsblad, 26 juni 2017: www.nrc.nl

NVWA pakte misstanden in slachthuizen niet aan, NOS Nieuws, 24 juni 2017: http://nos.nl

Ambtenaren zien door andere ogen

omslag van die ambtenarendingen juni 2017Wat kenmerkt een ambtenaar? Iemand die werkt voor ‘de overheid’. Is dat een bewuste keuze? Hans Simons, een van de leden van de Kunstcommissie van het Ministerie van Financiën denkt van wel: “Ikzelf zou er niet aan moeten denken om voortdurend te moeten presteren uit oogpunt van winst maken. Winst in de zin van euro’s moeten verdienen. Wel wil ik uit een ander oogpunt winst maken en dat is winst voor de samenleving, voor ‘de burgers’. Als ik iets kan doen dat winst oplevert voor de samenleving (waar ikzelf ook toe behoor uiteraard), dan ben ik daar heel blij mee, al kan dat soms botsen met je eigenbelangen. Want je moet het wel kunnen als ambtenaar om regels en wetten te verzinnen, die tegen je eigenbelang ingaan. Je zult maar net een hypotheek afgesloten hebben en je moet nieuwe fiscale aspecten van hypotheken in regels zetten die voor jou nadelig uitpakken.Daarnaast komt het voor dat de overheid beleid moet uitvoeren dat economisch gezien niet verstandig lijkt, maar vanuit de politiek gevraagd wordt: b.v. een subsidie aan een groepering uit de samenleving toekennen waarvan de uitvoering meer geld kost dan de subsidie zelf… Dat zie je bij bedrijven niet”.

Op zoek naar de ambtelijke identiteit

Hoe ziet de buitenwereld de moderne ambtenaar? Iemand die bijvoorbeeld werkt op het Ministerie van Financiën? Deze vraag vormde het startpunt van het project van Bregje Jansen, studente Kunstgeschiedenis en Samir Aiddouch, student Communication & Multimedia Design. Zij liepen stage op het Ministerie van Financiën in Den Haag in de periode februari – juni 2017. Al vanaf hun allereerste stagedag waren zij… “gefascineerd door de ambtelijke realiteit. Als stagiaires van de Kunstcommissie zagen wij het bovendien als onze taak om de binnen het ministerie bestaande realiteit te blijven bevragen, bij voorkeur vanuit een artistiek perspectief. Zo kwamen wij op het idee om twee jonge, veelbelovende kunstenaars, Fenna Wenselaar en Maria Mombers de opdracht te geven om hun visie op de ambtenaar te vatten in een serie portretten van beeld en taal”.

De staglaires beoogden met hun project voorbij te gaan aan stereotiepe beeldvorming van de ambtenaar of kritiekloze lofzang op de ambtenaar en te onderzoeken of er niet een ander, veelzijdiger beeld van de ambtenaar te vinden was. De kunstenaars werden zo vrij mogelijk gelaten in hun zoektocht naar de ‘ambtelijke identiteit’. Het resultaat is een serie portretten van de moderne ambtenaar in de breedste zin van het woord.

Een eigen en onbevangen impressie

De eerste opdracht aan de kunstenaars was een eigen en onbevangen impressie geven. Gevraagd werd een portret te maken van de ambtenaar op het ministerie van Financiën. Vervolgens vonden er persoonlijke ontmoetingen plaats tijdens twee ‘Meeloopdagen’. Kunst en ambtenaar kregen zo de kans met elkaar in gesprek te gaan.
De kunstenaars voerden, elk apart, vijf gesprekken met ambtenaren. Die resulteerden bij Maria Mombers in vijf persoonlijke portretten. Fenna Wenselaar maakte een conceptueel totaalportret in de vorm van een schematisch visueel verslag en een fotoserie in combinatie met citaten uit de gesprekken met de ambtenaren.

De beide kunstenaars hadden een verschillende aanpak: waar Fenna meer te werk ging als onderzoeksjournalist met vragenlijst, opnameapparaat, camera en notitieboekje, liet Maria zich meer leiden door de situatie zoals die ontstond op het moment zelf. Waar Fenna meer geïnteresseerd was in de professionele identiteit van de ambtenaar, was Maria gericht op de persoonlijke identiteit. Dit kunnen we lezen in de schriftelijke toelichting van beide kunstenaars op de kunstwerken in het boekje Van die ambtenarendingen. Het ene werk is bijna volledig conceptueel van aard, het andere werk meer figuratief.

Fenna Wenselaar over haar plan en ervaringen:

Ambtenaren schematisch vastleggen. Van elke ambtenaar maak ik op een visuele manier een analyse van dingen die me opvallen. Ik wilde iets doen met het stereotiepe beeld van de ambtenaar. Wie is de ambtenaar, bestaat dé ambtenaar en hoe denkt de ambtenaar daar zelf over? Het eerste werk bestaat uit drie posters met mijn vooroordelen en gedachten over wie de ambtenaar is.
(…)
Ik vond het fascinerend dat er op het ministerie van Financiën een heel eigen cultuur heerst, net zoals ik bijvoorbeeld op de middelbare school en op de kunstacademie heb ervaren. Ook vond ik het heel opvallend dat het voor veel ambtenaren lastig leek om als persoon te antwoorden. Ik had het idee dat ze antwoordden zoals een ambtenaar antwoordt en niet zoals zij als persoon zouden antwoorden. Ik ben benieuwd naar waar de grens ligt tussen iemands persoonlijkheid en de professionele identiteit die ze zichzelf aanmeten (en laten aanmeten).
(…)
Ik heb ervoor gekozen om conceptueel te werken en niet zozeer technisch omdat ik vooral mijn gedachten en alle dingen die me zijn opgevallen wil laten zien en ik denk dat dit daarvoor – binnen dit tijdsbestek – een goede oplossing is. Al het beeld bij elkaar vormt een observatie van wat mij is opgevallen tijdens de meeloopdagen. Tijdens elk project wordt het onderwerp een soort obsessie voor me en dan probeer ik zo veel mogelijk te achterhalen en in beeld te vangen.

Maria Mombers over haar eerste impressie van een ambtenaar:

Als ik mijzelf een voorstelling moet maken bij een ambtenaar op het ministerie van Financiën, zie ik gelijk een nette man voor mij in pak; hardwerkend achter zijn bureau vol met papierwerk, koffiebekertjes, pennen en potloden. Een drukke werkdag kan nog weleens wat stress opleveren en zorgen voor chaos in zijn hoofd. Geïnspireerd door de werken van René Magritte heb ik deze chaos geprobeerd vast te leggen. Ik heb gekozen voor een droomachtig/mysterieus beeld – een ‘collage van woorden zonder verf’ – omdat ik zelf over weinig informatie beschik over hoe het leven van een ambtenaar er precies uitziet.
(..)
Marriëlle Freeke werkt bij de Bedrijfsvoering op het ministerie. Dit betekent dat ze het hele gebouw draaiende houdt. Ze vertelde me dat ze het werken met mensen het leukste onderdeel van haar baan vindt, “Als je vroeger aan mij had gevraagd, wat wil je later worden? Had ik waarschijnlijk ‘iets met mensen“ geantwoord”. Marriëlle vertelde mij dat het ministerie ook een soort afspiegeling van de samenleving is. Zo zie je allemaal verschillende mensen lopen; jong, oud en lang niet allemaal in pak. Er is zelfs een sportschool aanwezig. Toen we samen een rondje door het gebouw maakten, liet ze me de kolfkamer zien en hebben we even door het raam gegluurd bij een EHBO cursus, allemaal dingen die in het ‘echt’ ook nodig zijn.
(…)
Mijn gesprek met Erik Bruinsma vindt plaats in de binnentuin, die het middelpunt vormt van het gebouw en tevens de lievelingsplek van Erik is. We spreken over zijn hobby’s, passies en werken bij het ministerie van Financiën. Erik vertelt mij dat zijn baan voornamelijk bestaat uit het helpen van de Minister en het aansturen van zijn team; dit team voelt voor hem aan als familie: een groep van achttien hardwerkende en gedreven personen.

Conclusie

De ambtelijke identiteit is allesbehalve een statisch of eenduidig begrip. Aan de ene kant is er de ambtelijke identiteit zelf – de blik van de ambtenaar – en aan de andere kant is er de blik van de ‘buitenstaander’. Het werk van de beide kunstenaars dwingt ons de moeite te nemen op een heel andere manier naar de ambtenaar te kijken dan we gewend zijn: vanuit een eigen, creatief, fris en gedurfd perspectief.
Het boekje Van die ambtenarendingen bevat in beeld en taal de ambtelijke identiteit, de weergave van een uniek ‘ontmoetingsproces’ tussen ambtenaar en kunstenaar. Het resultaat hiervan was te zien op een tentoonstelling op het Ministerie van Financiën in juni 2017.

Thijs Jansen, directeur van stichting Beroepseer, sprak op de tentoonstelling over het professionele en het persoonlijke, te lezen als Nawoord onder de titel Hoe persoonlijk moeten we het professionele nemen? – in genoemd boek.

De Kunstcommissie van het Ministerie Financiën wilde de diverse aspecten van ‘de ambtenaar’ eens op een andere manier belichten. Het resultaat is verrassend. We zien een ander beeld dan de vele clichés over ambtenaren die we maar blijven koesteren en waarvan er een bijvoorbeeld de ‘raamambtenaar’ is die niet veel uitvoert en de hele dag uit het raam zit te staren. Hoe anders is de werkelijkheid, dit keer verbeeld door twee kunstenaars.
Klik hier voor downloaden Van die ambtenarendingen, door Bregje Jansen & Samir Aiddouch, Ministerie van Financiën, 70 pagina’s, geillustreerd, juni 2017. Klik hier.

Afbeeldingen: Boven: Observaties met citaten van drie ambtenaren door Fenna Wenselaar.
Onder: Drie portretten door Maria Mombers. Titel links: Collage van woorden zonder verf. Titel midden: Iets met mensen. Titel rechts: Eau de vie.

ambtenarendingen fw 1 ambtenarendingen fw 2 ambtenarendingen fw 3
ambtenarendingen mb 1 collage van woorden zonder verf ambtenarendingen mb 2 iets met mensen portret marielle freeke ambtenarendingen mb 3 eau de vie erik bruinsma 2

 

Twee Kamerbrieven over lerarentekort aan vooravond staking en manifestatie primair onderwijs op dinsdag 27 juni

Op 26 juni 2017 hebben de minister en staatssecretaris van Onderwijs een brief gestuurd aan de voorzitter van de Tweede Kamer over het lerarentekort in het primair onderwijs. Twee dagen daarvoor op 24 juni verstuurden zij een brief over het plan van aanpak van het lerarentekort. De bewindslieden schrijven dat ze begrip hebben voor de moeilijke positie waarin schoolbesturen zich kunnen bevinden: “Er is helaas geen eenvoudige oplossing voorhanden. De aanpak van het lerarentekort vergt een combinatie van landelijk beleid en regionale maatregelen. In samenwerking met alle betrokken partijen (PO-Raad, werknemersorganisaties, lerarenopleidingen, gemeenten en schoolbesturen) kan het lerarentekort worden aangepakt. Vanuit deze gedachte hebben wij het Plan van aanpak lerarentekort opgesteld dat we in het voorjaar aan de Eerste en Tweede Kamer hebben gestuurd”. In dat plan van aanpak staan vijf hoofdlijnen geschetst. Aan het slot van de Kamerbrief wordt een overzicht gegeven van de acties die reeds zijn uitgevoerd en van aanvullende maatregelen om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt dichter bij elkaar te brengen. In het najaar komt er een uitgebreider rapport met ook aandacht voor de situatie in het voortgezet onderwijs (vo) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo).
Er is momenteel een tekort van 900 leraren in het basisonderwijs. De verwachting is dat als er niets gebeurt het tekort in 2025 oploopt tot zo’n 10.000 leraren.

Actiedag van het primair onderwijs op dinsdag 27 juni 2017

De brieven aan de Tweede Kamer zijn verstuurd aan de vooravond van de een-uur-staking van basisschoolleraren. Op dinsdagochtend 27 juni doen basisscholen een uur later hun deur open. Op het Malieveld in Den Haag vindt dinsdagmiddag een manifestatie plaats. Namens iedere school reizen een ouder en een leraar af naar Den Haag om de politieke leiders persoonlijk op te roepen werk te maken van investeringen in het primair onderwijs: kwalitatief hoogwaardig onderwijs, meer geld voor het verlagen van de werkdruk en voor een eerlijk salaris. Aan demissionair minister-president Rutte wordt tevens een petitite aangeboden met ruim 280.00 handtekeningen (gemeten op vrijdag 23 juni) van ouders, onderwijspersoneel en sympathisanten. Het precieze aantal handtekeningen wordt bekend gemaakt op de manifestatie in Den Haag.

De actie voor minder werkdruk, kleinere klassen en een eerlijk salaris begon met de protestbeweging PO in actie op Facebook op 28 feruari 2017. Op 18 april werd door het PO-front een manifest overhandigd aan de Tweede Kamer. Het PO-front is een uniek samenwerkingsverband van de actiegroep PO in actie met onderwijsbonden, schoolleiders en schoolbesturen waaronder de PO-Raad, Algemene Vereniging van Schoolleiders (AVS), de onderwijsbonden AOb, CNV en LIA en vakorganisatie FvOv.

Waarom kiest men niet voor het lerarenberoep?

In de Kamerbrief van 26 juni staat dat uitkomsten van vragenlijsten aan studiekiezers laten zien dat het gebrek aan carrièremogelijkheden en de mogelijkheden voor professionele ontwikkeling redenen zijn om af te zien van het beroep van leraar. Andere redenen die worden genoemd zijn gebrek aan uitdaging, financiële beloning en een professionele werkomgeving. De belangrijkste redenen om wel te kiezen voor het beroep van leraar zijn baanzekerheid en de mogelijkheid die je als leraar hebt om iets te kunnen betekenen voor andere mensen. De baanzekerheid wordt door de scholieren en mbo-4 studenten veelal lager ingeschat dan voor hun geprefereerde beroep. Tot een paar jaar geleden was de baanzekerheid ook minder goed dan dat dat nu het geval is.

Scholieren en studenten is ook gevraagd hoe het imago van leraren verbeterd kan worden. Havisten en mbo-4 studenten vinden het vooral belangrijk dat er kleinere klassen komen. Vwo-ers hechten meer waarde aan meer carrièreperspectief en meer intellectuele uitdaging. Een derde van de respondenten geeft aan dat het startsalaris omhoog zou moeten en dat er meer doorgroeimogelijkheden zouden moeten zijn in het salaris. Hierbij is het interessant om te vermelden dat de meeste scholieren en mbo-4 studenten het salaris (startsalaris en maximum salaris) van een leraar onderschatten.

Het onderzoeksbureau Motivaction voert momenteel voor het Platform Bèta Techniek (PBT) een onderzoek uit naar drijfveren onder de beroepsbevolking om voor het lerarenberoep te kiezen. Naar verwachting zal dit onderzoek in het najaar gereed zijn. De voorlopige uitkomsten laten zien dat 40 procent van de werkenden (met opleidingsniveau mbo-4 en hoger) die op dit moment geen leraar of leraar in opleiding zijn, interesse toont om les te geven in het po, vo of mbo. Dit indiceert een aanzienlijk potentieel onder de huidige beroepsbevolking. Het is van belang om te kijken welke belemmeringen zij zien om les te gaan geven. De minister en staatssecretaris hopen dat het definitieve onderzoeksrapport daar mogelijk handvatten voor geeft.

De bewindslieden benadrukken aan het slot van de Kamerbrief van 26 juni dat er “niet één eenvoudige oplossing is voor het lerarentekort: En ook per regio is de arbeidsmarktsituatie anders. Daarom kiezen we voor een regionale aanpak waarbij we samen met sociale partners, schoolbesturen, lerarenopleidingen en gemeenten aan tafel zitten om tot regionale maatwerkoplossingen te komen. Tegelijkertijd gaan we door met uitvoering van het landelijke beleid uit de Lerarenagenda en het Plan van aanpak lerarentekort. In het najaar rapporteren we uw Kamer over de voortgang”.

Kamerbrief over het lerarentekort in het primair onderwijs, Ministerie van OCW, 26 juni 2017: https://beroepseer.nl

Kamerbrief met plan van aanpak lerarentekort, Ministerie van OCW, 24 juni 2017: https://beroepseer.nl

PO in actie: www.poinactie.nl (website is opgeheven)
Prikactie PO in actie: www.poinactie.nl/prikactie-pofront-27-juni (niet meer beschikbaar)
Samen voor het PO: https://samenvoorhetpo.nl (Website is opgeheven)

Zie: https://www.lerareninactie.nl/PO_in_actie

Steeds grotere groep Nederlanders wordt bedreigd door risico op onderbetaling, te lange werkdagen of uitbuiting

omslag staat van eerlijk werkDe Inspectie SZW van het Nederlandse Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een rapport gepubliceerd over het thema ‘eerlijk werk’. In Staat van eerlijk werk gaat de Inspectie in op de druk op de Nederlandse arbeidsmarkt.

Internationale instellingen en wetenschappers wijzen erop dat de relatieve beloning voor de factor arbeid afneemt ten opzichte van kapitaal. Gelukkig groeit na afloop van de recessie de totale koek weer, maar van die koek krijgt de factor arbeid dus volgens internationaal onderzoek een kleiner wordend deel. Ook voor Nederland bestaat het beeld dat de productiefactor arbeid het relatief moeilijk heeft. De afgelopen jaren signaleerde de Inspectie al dat er veel druk staat op loonkosten. Er is sprake van een voortdurende neiging op de arbeidsmarkt constructies te ontwikkelen die de kosten van arbeid verlagen. In de praktijk ziet de Inspectie dat terug in een groter aantal gevallen waarin nationale en Europese regels inzake arbeidsverhoudingen worden ontweken of ontdoken.

De Inspectie heeft geen totaaloverzicht. Hoe vaak mensen worden uitgebuit of onderbetaald blijven, is, ondanks schattingen van diverse instituten, een ‘dark number’. De cijfers en feiten geven een partieel beeld en leiden tot een voorlopige conclusie: een steeds grotere groep Nederlanders wordt bedreigd door het risico op onderbetaling, te lange werkdagen of uitbuiting. Zeker aan de onderkant van de arbeidsmarkt geldt dat het uitgangspunt – werk in Nederland wordt naar Nederlandse maatstaven betaald – onder druk staat.

Schijnconstructies

In de afgelopen vijf jaar uit zich dat in een toenemend aantal meldingen aan de Inspectie van arbeidsuitbuiting en onderbetaling. Bij inspecties worden steeds meer onderbetaalde werkers aangetroffen en groeit het aantal en de variëteit aan schijnconstructies. Een in het oog springende sector is die van de uitzendbureaus. Deze sector maakt al jarenlang circa 40% van de meldingen over arbeidsuitbuiting en onderbetaling uit. In zaken waar arbeidsuitbuiting speelt is een karakteristieke situatie dat arbeidskrachten in het land van herkomst geronseld worden, met schulden worden opgezadeld, geïsoleerd en geïntimideerd worden om vervolgens onder slechte arbeidsomstandigheden lange werkweken te maken. De betaling is minimaal en soms ontvangt men helemaal geen loon. Maar vanwege de toename van het aantal meldingen, de geconstateerde overtredingen en de complexiteit van de gebruikte constructies, zijn ook onderbetaling en ernstige benadeling van werknemers zorgelijk. Malafide werkgevers gokken op een lage pakkans, vaak door onderbetaling te maskeren met een op papier deugdelijke loonadministratie, of door gebruik te maken van detachering- en stukloonconstructies. Verdienmodellen zijn bijvoorbeeld gestoeld op het fors laten betalen voor huisvesting en andere kosten. De Inspectie loopt in de praktijk tegen constructies aan die (bewust) complex zijn gemaakt met het oog op de belemmering van de handhaving. Internationale regels rondom arbeidsverhoudingen bieden intermediairs en bedrijven daartoe de mogelijkheden. Daarnaast zijn slachtoffers vaak niet bereid mee te werken aan inspectieonderzoek, omdat ze bang zijn hun baan te verliezen.

Gezamenlijke aanpak is nodig

De oorzaken van onderbetaling en uitbuiting zijn niet eenduidig en raken veel partijen. Het terugdringen van het risico op oneerlijk werk zal dan ook gezamenlijke actie vergen van werkgevers- en werknemersorganisaties, branches en bedrijven zelf, maar ook van beleidsmakers, toezichthouders en handhavers. In de inspectieprogramma’s gericht op onderbetaling en arbeidsuitbuiting gebeurt al veel. Het gaat om activiteiten als kennisverwerving van sectoren en fenomenen, detectie van risicobedrijven, samenwerking met andere handhavende instanties, het in beweging zetten van brancheorganisaties, handhaven op de hele keten van opdrachtgevers en opdrachtnemers, etc. Sommige programma’s richten zich op dwarsdoorsnijdende thema’s (arbeidsuitbuiting, aanpak schijnconstructies en aanpak notoire overtreders en misstanden), andere programma’s richten zich op specifieke sectoren (horeca, detailhandel, malafide uitzendbureaus, schoonmaaksector, land- en tuinbouw, transport, bouw).

Zo wijst de ABU, de brancheorganisatie voor de uitzendsector die 65% van de branche vertegenwoordigt, op een gebrek aan aandacht voor uitvoeringstechnische aspecten van de arbeidswetgeving. Bouwend Nederland, brancheorganisatie voor de bouwsector, wijst op het belang van een gelijk speelveld in Nederland, maar vooral ook binnen de EU. Regels moeten helder zijn en een goede controle daarop faciliteren. De rol van opdrachtgever wordt binnen de schoonmaaksector centraal gesteld. Brancheorganisatie OSB vertegenwoordigt weliswaar 70% van de werknemers in deze sector, maar geschat wordt dat ongeveer 11.000 bedrijven zich niet hebben aangesloten. Er is ook een OSB-keurmerk, waaraan bedrijven zich moeten houden. Anders worden ze geroyeerd. Veel partijen zijn dus al vanuit hun eigen perspectief bezig onderbetaling en arbeidsuitbuiting tegen te gaan.
De Inspectie wil dat ondersteunen en stimuleren. Er is winst te behalen wanneer partijen, zoals sociale partners, brancheorganisaties, maar ook overheidsinstanties, beter van elkaar weten welke initiatieven er zijn, waarop zij kunnen anticiperen en voortbouwen.

Deze bundeling van krachten is nodig, want economische en maatschappelijkeontwikkelingen zullen de komende jaren arbeidsuitbuitingen onderbetaling naar verwachting doen toenemen.

Klik hier voor downloaden rapport Staat van eerlijk werk – Loon naar werken? Inspectie SZW, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, juni 2017. Klik hier.

staat van eerlijk werk

MBO-Manifest met 7 speerpunten voor goed beroepsonderwijs krijgt steun bij bestuurders

het mbo manifest 2Op 22 juni 2017 ondertekende Sarien Shkolnik het MBO-Manifest. Shkolnik is bestuurder van het regionaal opleidingencentrum voor middelbaar beroepsonderwijs, het Graafschap College in Doetinchem. De beroepsvereniging Opleiders MBO – BVMBO – lanceerde in maart 2017 een Manifest dat op 14 juni 2017 overhandigd werd aan het bestuur van de MBO Raad. Het MBO-Manifest bevat een lijst met zeven speerpunten die voor MBO-docenten noodzakelijk zijn voor het geven van kwalitatief goed beroepsonderwijs. De docenten willen bijvoorbeeld afschaffing van de 1.000-urennorm, meer vrijheid voor teams om goed onderwijs te ontwikkelen en meer tijd voor kwaliteit. Het manifest is inmiddels door meer dan tweeduizend docenten/opleiders ondertekend.

Tijdens een overleg tussen ambassadeurs van de BVMBO en de MBO Raad bleek het manifest op veel sympathie bij de Raad te kunnen rekenen. De uit het hele land afkomstige ambassadeurs kregen ruim de tijd om concrete verhalen te vertellen die aan de basis liggen van het manifest. De dagelijkse ervaringen van docenten riepen veel herkenning bij de Raad op. De conclusie werd dan ook getrokken dat het belangrijk is dat docenten meer hun stem laten horen als het gaat om ontwikkelingen in het MBO. In de woorden van Ton Heerts, voorzitter van de MBO Raad: “Eis je plek op! Laat je horen!”

Het manifest is ontstaan uit de vraag: Wat is er nodig voor goed beroepsonderwijs? Bijna duizend docenten hebben eraan meegewerkt om antwoorden te vinden op die vraag. Het gros reageerde individueel via de enquête, maar er waren ook scholen en onderwijsteams die hun reacties bundelden. De reacties werden vervolgens geïnventariseerd en gerubriceerd. Het resultaat is een manifest met zeven speerpunten dat inmiddels ondertekend is door tweeduizend docenten en instructeurs.

De zeven speerpunten van het MBO-Manifest

1. Geef rust en stabiliteit
2. Meer tijd voor kwaliteit
3. Geef onderwijsteams regelvrije ruimte
4. Schaf de 1.000 urennorm af
5. Stop het rendementsdenken
6. Investeer in de leeromgeving
7. Geef ons een stem

Meer over het manifest op www.bvmbo.nl/manifest

Hieronder de video met presentatie van het MBO-Manifest.

samenvatting alle punten from BVMBO on Vimeo.