Skip to main content

Redactie Beroepseer

Boek ‘Het alternatief II’ van Kneyber en Evers nu als gratis PDF beschikbaar

omslag het alternatief iiHet in 2015 gepubliceerde boek Het alternatief II van René Kneyber en Jelmer Evers is nu als gratis PDF beschikbaar.

In vergelijking met hun collega’s in andere landen hebben Nederlandse leraren veel autonomie, maar desondanks klagen zij regelmatig over een gebrek aan professionele ruimte. Onderwijsinnovatie en -verbetering komen maar moeizaam van de grond. In dit vervolg op Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! gaan verschillende auteurs, onder wie Gert Biesta, Edith Hooge, Marco Snoek, Hester IJsseling en Alderik Visser in op deze vreemde paradox in het Nederlandse onderwijs.
Daarbij komen onderwerpen aan bod als vertrouwen en controle, teacher leadership, de docent als netwerker en zelfbestuur van leraren.

René Kneyber is docent wiskunde, lid van de Onderwijsraad en columnist voor Trouw. Jelmer Evers is docent geschiedenis en werd in 2015 genomineerd voor de Global Teacher Prize. In 2013 brachten zij samen de voorganger van dit boek uit, en in 2015 verscheen hun internationale boek Flip the System: Changing Education from the Ground Up.

Klik hier voor PDF van Het alternatief II: www.uitgeverijphronese.nl

Lees ook: Het alternatief II – De ladder naar autonomie, Boekenreeks Beroepseer: https://beroepseer.nl

Open brief leraar Martin Bootsma aan Kamerleden vaste commissie onderwijs

Open brief aan Kamerleden van de vaste commissie onderwijs

Geachte Kamerleden,

Op 21 februari 2018 kwam u bijeen in de Thorbeckezaal voor een debat over leraren. Ik heb het debat gevolgd. Ik ben geschrokken van de wijze waarop u als landelijke politici het probleem van het lerarentekort benadert. In deze open brief roep ik u allen op, om de partijpolitieke stellingen te verlaten en op dit dossier gezamenlijk op te trekken.

Dat we een groot probleem in het Nederlandse onderwijs hebben is ondertussen wel duidelijk. Het lerarentekort is een landelijk probleem. Leerlingen krijgen niet het onderwijs dat zij verdienen en er worden klassen naar huis gestuurd omdat er geen leerkrachten zijn. Dit is in Amsterdam niet anders dan in Appelscha.

Het probleem is niet van ene op de andere dag ontstaan. Het is een proces dat al jaren geleden werd vastgesteld en voorspeld. Het is een complex probleem. Er zijn meerdere oorzaken te noemen waardoor we nu en in de toekomst een groot lerarentekort hebben. Het aanzien van het beroep, demografie en salariëring zijn als oorzaken te noemen. U zult, als deskundigen op dit dossier, ongetwijfeld meer oorzaken kunnen noemen.

Ik kreeg tijdens het debat niet de indruk dat u zich als volksvertegenwoordigers al te veel zorgen maakte over dit tekort. Het is een indruk en wellicht zit ik ernaast. Maar voorstellen voor een gedifferentieerde pabo of heil zoeken bij mensen die de baan van leerkracht er wel bij willen doen, vind ik – gezien de aard en omvang van het lerarentekort – niet getuigen van begrip voor de problemen waarmee wij in het onderwijs dagelijks kampen.

De actie van twee parlementariërs om voorafgaande aan het debat in de media naar voren te brengen dat er genoeg geld is in het basisonderwijs om zelf de problemen aan te pakken, geeft mij de indruk dat voor hen niet het probleem leidend is in deze kwestie. Het akkoord dat is gesloten om van Rutte-III een succes te maken lijkt de standpunten te bepalen.

Het onderwijs koopt daar weinig voor. Het is wat mij betreft in de Tweede Kamer geen campagnetijd, maar tijd om het probleem gezamenlijk tegemoet te treden. Het liefst zou ik hier willen schrijven dat we u niet nodig hebben. Hoewel ik een groot vertrouwen heb in de parlementaire democratie, zou ik liever zien dat in het onderwijs de macht en kracht bij de leraren ligt. We hebben het afgelopen jaar al een sterke beweging zien ontstaan. PO in Actie is een voorbeeld van leerkrachten die punten agenderen die jarenlang niet op de (politieke) agenda stonden. Naast een eerlijke salariëring voor leerkrachten in het po, strijden zij ook voor verlaging van de werkdruk en voor het aanpakken van het lerarentekort.

Klik hier voor lezen van de complete Open brief aan Kamerleden van de vaste commissie onderwijs, door Martin Bootsma, Meesterlezer, 2 maart 2018: https://meesterlezer.wordpress.com

FNV biedt gratis rechtshulp voor bijna vijfduizend WMO-klanten in Eindhoven

Vakbond FNV gaat alle bijna vijfduizend Eindhovenaren die te maken krijgen met de bezuiniging op huishoudelijke ondersteuning gratis rechtshulp bieden, samen met bureau Jurist Wevers.

Het plan van de gemeente is slecht voor de betrokken ouderen en zieken, slecht voor werknemers en het is onwettelijk, aldus de FNV. De bond heeft het meldpunt Hart voor Zorg Eindhoven geopend voor wie zorg krijgt of werkt in de zorg: https://lokaalfnv.nl

WMO – Jurist Wevers: https://juristwevers.nl/tag/wmo/page/2/

Hulpkorting: bezwaren dreigen voor Eindhoven, door Vanda van der Kooi, Eindhovens Dagblad, 28 februari 2018: www.ed.nl

Beroeps(z)eer aan de Zuidas: de commerciële advocatuur onder de loep. Debat op 13 maart 2018

omslag de groenteboer uit denhaag hubert jan van boxelDe autobiografie De groenteboer uit Den Haag van Hubert-Jan van Boxel (1968) gaat over de bedrijfscultuur van de commerciële advocatuur. De auteur is letterlijk ziek geworden van ‘de daar heersende zucht naar macht en geld’ en politieke machtsspelletjes. De ondertitel van het boek luidt: De littekens van een kwart eeuw juridische bovenwereld.
Van Haags jochie dat opgroeide in een volksbuurt weet Van Boxel het in 1999 te schoppen tot de destijds jongste notaris van Nederland en partner bij verschillende grote advocaten- en notariskantoren. Daarvan heeft hij geen hoge pet op. Niet de meest getalenteerde juristen komen aan de top, maar degenen met de hardste ellebogen.

Hoewel voorzien van fictieve namen, werd al snel na publicatie van het boek bekend dat de kantoren Floreyn & De Reght en Sønman & De Wit uit het boek in werkelijkheid staan voor de kantoren Loyens & Loeff en voor AKD. Beide kantoren verlaat Van Boxel na een conflict; hij werkt tegenwoordig als zelfstandig juridisch adviseur.
De groenteboer uit Den Haag heeft uitgebreide aandacht gekregen in de media. NRC Handelsblad heeft een interview met hem gehad, waarna Loyens & Loeff verklaarden zich “niet te herkennen in het door Van Boxel geschetste beeld van de advocatuur”. Ook AKD herkende niet “de voorbeelden die de heer Van Boxel aanhaalt en het beeld dat daaruit voortvloeit”.

Nadrukkelijk zwijgzaam

Rechtsfilosoof Iris van Domselaar (Universiteit van Amsterdam) die op verzoek van het platform voor juristen Mr. het boek recenseerde schrijft dat “deze reacties passen binnen een al vaker opgemerkt fenomeen: de grote advocatenkantoren tonen zich nadrukkelijk zwijgzaam als het gaat om hun functioneren”.

Ze vervolgt: “Het boek leest zo beschouwd als een verslag van het potentieel verminkende effect van een organisatie en haar institutionele cultuur, zoals dat soms ook naar buiten komt via klokkenluiders die rapporteren over de gang van zaken binnen een instituut. Niet zelden wordt bij dergelijke geluiden de boodschapper als verrader gezien, een nestbevuiler, een verliezer. De aandacht komt op de persoon te liggen, ten koste van de boodschap. Nu lijkt Van Boxel, met name door de in moreel opzicht wat simplistische indeling tussen ‘the good guys’ en ‘the bad guys’, zich niet veel moeite te hebben getroost om dit lot te ontlopen. Voor de lezer wordt in ieder geval niet duidelijk op welke wijze Van Boxel, de ‘goudeerlijk, maar politiek fataal’ opererende notaris, in al die jaren bij deze kantoren zelf gevoelig is gebleken voor de volgens hem corrumperende werking van zijn werkomgeving. Hierdoor blijft de interessante vraag welke impact een dergelijke werkomgeving heeft op het handelen van een in eerste instantie welwillende, oprechte professional onbeantwoord.

Een aantal van Van Boxels bevindingen, zoals de collectieve fixatie op het winstaandeel, het veelvoorkomende haantjesgedrag en de schade voor geestelijk en fysiek welzijn, sluit aan bij buitenlandse wetenschappelijke literatuur over de beroepsattitude en het werkklimaat in de commerciële advocatuur.
Van Boxel kan gelezen worden als een Nederlandse illustratie van het klassieke artikel van Patrick J. Schiltz ‘On Being A Happy, Healthy an Ethical Member of an Unhappy, Unhealthy en Unethical Profession’ (1999). Hierin waarschuwde Schiltz op basis van een mer à boire aan empirisch materiaal zijn studenten rechtsgeleerdheid voor de negatieve impact die het werken bij een groot kantoor kan hebben op persoonlijk welzijn en beroepsethische waarden.
Van Boxel doet in zijn boek verder verslag van de nauwe relatie tussen de universiteiten en de grote kantoren: leerstoelen die door grote kantoren geregeld en betaald worden en studenten die met luxe reisjes gefêteerd worden en zo al in een vroeg stadium de zoete smaak van de corporate advocatuur proeven. Ook dit thema kan moeilijk afgedaan worden als een konijn uit Van Boxels hoed. Deze verstrengeling is aan de orde van de dag en biedt reden tot zorg. Want maakt de innige relatie tussen grote kantoren en universiteiten de laatsten niet monddood als het gaat om het stellen van kritische vragen over het functioneren van commerciële advocatuur en notariaat?”

Debat in Amsterdam op 13 maart 2018

Op dinsdag 13 maart 2018 vindt in Amsterdam een debat plaats met Hubert-Jan van Boxel.Onderwerp: Beroeps(z)eer aan de Zuidas, waarin de mogelijke risico’s van de bedrijfscultuur binnen de commerciële advocatuur op de kwaliteit van de beroepsuitoefening onder de loep worden genomen.
Het debat wordt georganiseerd door Academisch-cultureel centrum SPUI25, in samenwerking met Amsterdam Centre on the Legal Professions (Universiteit van Amsterdam).

Naast Van Boxel doen mee aan het debat: Jan Loorbach, partner bij NautaDutilh, voormalig landelijk deken en voorzitter van de commissie herijking gedragsregels en Iris van Domselaar, rechtsfilosoof en executive director van het Amsterdam Centre on the Legal Professions (Universiteit van Amsterdam).

Klik hier voor aanmelden en meer info over het debat Beroeps(z)eer aan de Zuidas: de commerciële advocatuur onder de loep: www.spui25.nl (Niet meer beschikbaar)

RECENSIE: De groenteboer uit Den Haag, door Iris van Domselaar, Mr., 15 februari 2018: http://www.mr-online.nl/recensie-groenteboer-haag/

U P D A T E

Beroeps(z)eer aan de Zuidas: ‘Een advocaat is geen handelaar in juridische foefjes’, Advocatie, 14 maart 2018: www.advocatie.nl/actueel/beroepszeer-aan-de-zuidas-een-advocaat-is-geen-handelaar-in-juridische-foefjes/

Vastzitten in regels. Het kan wel twintig jaar duren

twintig jaar vast in regels kafkabrigade2Arjan Widlak, directeur van de Kafkabrigade, heeft een verhaal geschreven in zes delen over het vastzitten in regels. Fouten in registraties verspreiden zich door gegevensuitwisseling als een olievlek over (overheids)organisaties, correctie van de gevolgen echter niet. Vaak is ook niet te overzien welke gevolgen een verkeerde registratie heeft bij andere overheden.

Omdat dit sneeuwbaleffect voorkomt bij zowel fouten van overheden, van burgers, complexe situaties, (identiteits)fraude als uitschrijvingen, worden honderdduizenden mensen getroffen met vaak grote administratieve en financiële problemen. De casus Saskia maakt dit probleem concreet.

Het verhaal verschijnt op de site Platform Overheid:

1. Saskia zit bijna 20 jaar vast in de bureaucratie.: hoe kwam het zo?
2. Lerende organisaties?
3. Schadevergoeding en in de schulden.
4. De rol van ICT.
5. Waarom staat de burger niet centraal?
6. Wat doen we eraan?

Op 20 februari verscheen het eerste deel: Saskia zit bijna 20 jaar vast in de bureaucratie. Klik hier voor verder lezen op Platform Overheid: https://platformoverheid.nl/artikel/vast-in-regels/

De Kafkabrigade spoort overbodige en disfunctionele bureaucratie op, onderzoekt problemen en helpt overheidsorganisaties met het inrichten van hun organisatie rondom publieke waarden.

De Digitale Kooi – (on)behoorlijk bestuur door informatiearchitectuur, door Rik Peeters en Arjan Widlak, Boom Bestuurskunde, februari 2018: https://www.researchgate.net

U P D A T E

The digital cage: Administrative exclusion through information architecture – The case of the Dutch civil registry’s master data management system, door Rik Peeters en Arjan Widlak, Government Information Quarterly, Volume 35, Issue 2, April 2018, Pages 175-183.
Voor downloaden in PDF ga naar: www.researchgate.net


Computers discussiëren niet

Het verhaal Computers don’t argue van de Canadees-Amerikaanse schrijver Gordon R. Dickson (1850-1894) werd voor het eerst gepubliceerd in het Amerikaanse science-fictionmagazine Analog van september 1965. Een Nederlandse vertaling verscheen voor het eerst in het tijdschrift Bres-Planète van juni 1968: Computers discussiëren niet. Jaren later zond de KRO een hoorspel naar het verhaal uit, op dinsdag 15 oktober 1974 van 22.30 tot 23.00 uur in het programma Theater. De vertaler en regisseur was Léon Povel.

Het verhaal gaat over ons lot als computers de baas worden en begint met een waarschuwing. Mr. Walter A Child ontvangt van zijn boekenclub een onbruikbaar boek en stuurt het onbetaald terug. Het gevolg: hij  zou best weleens in de dodencel terecht kunnen komen. Dat is de verbijsterende slotsom waartoe de auteur komt als hij zijn fantasie laat gaan over het onderwerp “Nog een paar jaartjes en letterlijk alles gaat per computer”. Dankzij de computers die ook fouten kunnen maken wordt Mr. Child het “kind van de rekening”. Zijn naam wordt verhaspeld en hij moet $ 15.66 betalen, maar een computer hapert en maakt er § 1566 van en dat is een wetsartikel over kidnapping. Mr. Child kan schrijven wat hij wil, de computers werken door via dwangbevelen, arrestatie en veroordeling en maken zelfs het ingrijpen van de hoogste autoriteit in het land onmogelijk door een gecomputeriseerde bureaucratie, waartegen al helemaal niemand meer is opgewassen.
Klik hieronder op afbeelding voor lezen Computers don’t argue.

computers dont argue gordon r dickson2

Enquête Radar over onafhankelijkheid bedrijfsarts: bijna 40 procent werknemers voelt zich benadeeld

De tv-uitzending van Radar op maandagavond 26 februari 2018 was gewijd aan de zorgen om de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts. Bijna 40 procent van de werknemers die langer dan zes weken ziek is geweest, voelt zich benadeeld door zijn of haar werkgever wegens ziekte. Dat blijkt uit een enquête van Radar, die werd ingevuld door ruim 11.000 mensen. Zo voelen zieke werknemers zich niet goed begeleid, moesten ze te snel weer aan het werk of kregen ze een mindere of minder leuke functie na ziekte. Maar ook komt het voor dat zieke werknemers in de werkloosheidswet (WW) eindigen terwijl zij naar eigen zeggen nog in de ziektewet thuishoren. 26 procent van de mensen die vanuit ziekte in de WW terecht komt, geeft aan dat dit onder druk is gegaan.

Een zorgelijke ontwikkeling zo vindt vakbond FNV. De cijfers passen volgens bestuurder Erica Hemmes in een trend waarbij kosten van de zieke werknemer worden afgewenteld door de werkgever. In de praktijk ziet de FNV het met regelmaat dat een zieke werknemer onder druk wordt gezet om een WW-uitkering aan te vragen. En dat is oneigenlijk gebruik van deze voorziening.

‘Wie betaalt bepaalt’

Inzet van een onafhankelijke bedrijfsarts zou goede begeleiding van een zieke werknemer moeten waarborgen. Maar niet in alle gevallen is de arts in de positie om onafhankelijk te handelen. ‘Wie betaalt bepaalt’ geldt nog steeds, aldus zelfstandig bedrijfsartsen Hans de Wit en Rashied Bakhtali. Hoewel er ook veel werkgevers zijn die goed voor hun personeel zorgen, zien zij dat het gebeurt dat een werkgever de bedrijfsarts onder druk probeert te zetten.

Zo krijgen de bedrijfsartsen soms het verzoek van de werkgever om het beoordelingsverslag, waarin de belastbaarheid van de werknemer wordt beschreven, aan te passen. Hoewel zowel De Wit als Bakhtali zeggen op een dergelijk verzoek niet in te gaan, bestaat daarmee de kans dat zij vervangen worden door een andere arts die wel oordeelt in voordeel van de werkgever.

Ook uit de enquête van Radar blijkt dat er vaak gewisseld wordt van arts. Meer dan een kwart van de respondenten wordt tijdens ziekte gewisseld van arts. In het overgrote deel is dat op initiatief van de werkgever en nog in geen vijf procent op initiatief van de werknemer. Volgens de FNV is dit de manier voor de werkgever om een oordeel dat hem niet zint, terzijde te schuiven.

Verstoorde relatie

Volgens de bedrijfsartsen is er vaak sprake van een verstoorde relatie tussen werkgever en werknemer. Bijvoorbeeld door een arbeidsconflict. Dat was ook het geval bij Marjan, die gezondheidsklachten ontwikkelde als gevolg van een conflict met haar leidinggevende. Volgens De Wit en Bakhtali is er dan ook veel te winnen in het voorkomen van uitval. Nu ziet de bedrijfsarts de werknemer vaak pas in een laat stadium.

‘Onderzoek financiering vanuit de zorgverzekeringwet’

Hoewel er al verschillende pogingen zijn gedaan om de onafhankelijke positie van de in de wet te waarborgen, blijft de discussie over de onafhankelijke positie van de bedrijfsarts bestaan. Volgens Gijs van Dijk, Tweede Kamerlid voor de Partij van de Arbeid, moet het huidige kabinet dit onderwerp veel actiever aanpakken. Hij wil dan ook aan minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vragen om te onderzoeken of de bedrijfsarts gefinancierd kan worden vanuit de zorgverzekeringswet. Hiertoe zou de bedrijfsarts onder de eerstelijns zorg moeten komen te vallen. Hierdoor kan de onafhankelijkheid van de arts worden gewaarborgd en hebben alle werkenden toegang tot arbeidszorg.

Reactie werkgeversorganisaties

Werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland herkennen het geschetste beeld niet dat de bedrijfsarts niet onafhankelijk zou kunnen opereren doordat deze betaald wordt door de werkgever. Zij wijzen erop dat de eerste de loondoorbetalingsplicht gedurende eerste twee jaar van de ziekte en de re-integratieverplichting een zware verplichting zijn voor werkgevers. “Daarbij past dat de regie bij de werkgever blijft”.

Op de site van Radar zijn de volledige reacties te lezen van de werkgeversorganisaties en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Koolmees. Bekijk daar ook de video van de uitzending en de vele reacties van kijkers: Zorgen om onafhankelijkheid bedrijfsarts, Radar, Avro/Tros, 28 februari 2018: https://radar.avrotros.nl

 

Top 3 klachten bij de huisarts: beweegklachten, huidproblemen en ademhalingsproblemen

De meest gerapporteerde klachten bij de huisarts zijn gerelateerd aan het bewegingsapparaat, vooral klachten aan knie en de onderrug. Op nummer twee staan problemen aan de huid, gevolgd door problemen met de longen, zo blijkt uit cijfers van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg NIVEL

Per 1.000 ingeschreven patiënten, waren er in 2016 ongeveer 700 consulten voor klachten aan het bewegingsapparaat. Het aantal consulten ligt hoger bij vrouwen dan bij mannen en neemt sterk toe met de leeftijd. Zo komen vrouwen van 65 jaar en ouder gemiddeld 1,5 keer per jaar voor beweegklachten.

NIVEL Zorgregistraties brengt de eerstelijns zorg in kaart

Het zorgaanbod in Nederland moet goed aansluiten op de zorgvraag. Maar welke zorgvragen spelen er eigenlijk? NIVEL Zorgregistraties brengt het zorglandschap en actuele zorgvragen in kaart, soms zelfs op de week nauwkeurig. Zo weten we bijvoorbeeld of er griep heerst, of gezondheidscampagnes het juiste effect hebben gehad, en met wat voor zorgvragen mensen bij een huisarts of paramedici aankloppen.

Hiervoor verzamelen we door zorgverleners vastgelegde patiëntgegevens bij honderden hulpverleners uit de eerstelijnszorg verspreid over het land. Deze beveiligde gegevens zijn geanonimiseerd en geschikt gemaakt voor analyses, zodat we antwoorden kunnen geven op uiteenlopende beleidsvragen.

Nederlanders vooral met beweegklachten naar de huisarts, NIVEL, 26 februari 2018: www.nivel.nl

top drie klachten huisarts nivel zorgregistraties

Rapport over ‘zorgrebellen’, zich bewegend tussen systeem en leefwereld, gericht op patiëntenbelang en goede kwaliteit

omslag op zoek naar goede leefsystemenHet rapport Op zoek naar goede leefsystemen – zorgrebellen en het doen van kwaliteit, bevestigt een trend van de laatste jaren: Regels hebben een slechte naam gekregen in de zorg. Op allerlei manieren en op allerlei plekken wordt aandacht besteed aan de nadelen van (een teveel aan) regels en de noodzaak tot een ‘ontregeling’ van de zorg. Zo wil het nieuwe kabinet ‘schrapsessies’ organiseren en zijn bijvoorbeeld huisartsen al langer actief met de ‘Het roer moet om’ beweging. In het kader van deze discussie krijgt de gedachte over ‘systeem en leefwereld’ van de Duitse socioloog Habermas weer aandacht. Deze in de jaren tachtig ontwikkelde gedachte is dat het ‘systeem’ van regulering inmiddels de ‘leefwereld’ van professionals in de zorg (en daarbuiten) overwoekert en dat professionals daardoor niet meer toekomen aan cliëntgerichte zorg; hetgeen juist de bedoeling van zorg is: “In dit rapport beschrijven wij de resultaten van een onderzoek naar de vraag hoe klinische groepen, met een goede reputatie ten aanzien van kwaliteit van zorg, in de praktijk werken aan kwaliteit(verbetering) en innovatie en hoe zij tussen ‘systeem’ en ‘leefwereld’ heen bewegen. We waren benieuwd waarom zij ogenschijnlijk minder last hebben van de van buitenaf opgelegde regels. Daartoe hebben we drie klinische groepen ‘van binnenuit’ onderzocht”.

Rebellen 

Uit observaties bleek dat de onderzochte groepen regelmatig afweken van bestaande regels en voorschriften: “Om die reden spreken we in dit onderzoek van ‘rebellen’ op het gebied van kwaliteit. Met rebellen doelen we op individuen of groepen die in staat zijn om voor zichzelf een context te creëren waarin ze goede zorg kunnen verlenen, zonder dat ze zich buiten de organisatie plaatsen. Ofwel, het zijn groepen die er in slagen om de grenzen van de organisatie op te rekken maar er wel onderdeel van uit blijven maken; door Helen Bevan ook wel omschreven als ‘rocking the boat, while staying in it’.”
De ‘rebellen’ hanteren verschillende manieren om de kwaliteit te verbeteren en te bewaken. De onderzoekers noemen er drie:

– Klinisch redeneren. Voortdurend is een gesprek/discussie gaande over de behoeften van (individuele) patiënten, kwaliteit van leven en de beste manier om de zorg daaromheen te organiseren.
– Groepen creëren contexten waarin de door hen gewenste zorg aan zowel individuele patiënten als de gehele afdeling geleverd kan worden.
– Bewust actief vormgeven aan de eigen ‘goede leefsystemen’, waardoor het onderscheid tussen systeem en leefwereld op de achtergrond wordt gedrongen.

Rebellen zijn dus niet zomaar ‘eigenwijze professionals’ die weigeren zich aan de door de organisatie of externen opgelegde regels te houden en zich daarbij op hun professionele autonomie beroepen. Zij keren ook hun rug niet naar de organisatie maar blijven er juist deel van uitmaken, zij het dat ze de grenzen van de organisatie wel oprekken.
Anderzijds leggen zij zich ook niet bij de regels neer of worden ze cynisch omdat regels hen dwingen dingen te doen die ze niet zinvol vinden of tegen hun professionele identiteit ingaan. Rebellen zoeken een balans door zowel ruimte te creëren als de ruimte op een verantwoorde manier in te vullen.

Belang patiënten staat steeds voorop

Om hun werk te kunnen doen negeren rebelse groepen regelmatig de regels van de organisatie. Ze zijn goed in het vinden van alternatieve methoden en bieden creatieve, innovatieve oplossingen ten behoeve van hun patiënten. Wanneer het organisatiebelang groot is, volgen de rebellen wel de externe regels; bijvoorbeeld bij het behalen van een accreditatie. Zij laten op dit soort strategisch belangrijke momenten zien dat ze goede kwaliteit leveren in termen van het ‘systeem’, maar over het algemeen staat het patiëntenbelang in hun werkwijzen steeds voorop. Een medisch specialist vertelde: “Ik ben niet bezig om mijn agenda voor elkaar te krijgen, als ik er zo in ga zitten dan raak ik gefrustreerd. Ik zie het meer als een proces. Een vorm van tango dansen. Beetje vooruit, stapje terug, dipje maken, verleiden én leiden tegelijkertijd. En uiteindelijk kom ik altijd op het goede punt uit. Het duurt alleen soms even”.

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Consortium Kwaliteit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra en Zorg Instituut Nederland op een dialyse-afdeling, een vrouw-moeder-kind-centrum en een afdeling voor infectieziekten. Op deze afdelingen werken verpleegkundigen met een aanvullende opleiding (HBO-plus opgeleide verpleegkundigen).

Klik hier voor het rapport Op zoek naar goede leefsystemen – Zorgrebellen en het doen van kwaliteit, door Roland Bal, Anne Marie Weggelaar & Iris Wallenburg, Erasmus School of Health Policy and Management,  Rotterdam, februari 2018: www.eur.nl