Dinsdagochtend 21 augustus 2018 reageert Ruben Wenselaar, directeur van zorgverzekeraar Menzis op de radiocolumn van Pieter Derks: Pieter Derks wordt klant van Menzis. Derks leverde daarin commentaar op het besluit van Menzis vanaf 2019 de behandeling bij depressie alleen nog te vergoeden op basis van resultaat in plaats van op basis van het aantal sessies.
In het programma De Nieuws BV gaat Wenselaar in gesprek met luisteraars over de zorg en de rol van zorgverzekeraars.
De Nieuws BV wordt uitgezonden van 12.00 – 14.00 uur op NPO Radio 1.
Op de site van Arts en auto reageert Alan Ralston op de plannen van Menzis vanaf 2019 depressies op basis van resultaten in plaats van aantal behandelingen te vergoeden. Alan Ralston is psychiater, filosoof en voortrekker van Stichting Beroepseer.
Afgaande op de eerste reacties, aldus Ralston, zou dit nieuws wel eens een lakmoesproef kunnen worden voor hoe we de zorg voor mensen met psychische aandoeningen willen organiseren:
“Hoewel in de kritiek Menzis als kop van Jut fungeert, is volgens de berichtgeving sprake van overeenkomsten met 18 grote zorginstellingen, waaronder in elk geval de instellingen (Lentis, Dimence, GGZ Eindhoven en GGZ Noord-Holland Noord) die onder de vereniging Volante vallen, aanhangers van VBHC. Met andere woorden: het is een initiatief van zorgaanbieders en zorgverzekeraars, met een groot bereik. Het zal dus veel impact hebben.
De uitwerking van het plan is grotendeels onbekend. Het zal zeker meetinstrumenten betreffen die klachten, kwaliteit van leven en cliënttevredenheid meten, maar ook werd gerept over wachttijden. Verder zou Menzis ‘vergelijkingsbijeenkomsten’ houden, maar de aard daarvan is vooralsnog vaag.
Cliëntenplatform MIND reageert afgemeten positief: steun voor ‘kijken naar de uitkomsten van behandelingen’, maar zorgen over risicoselectie. Vertrekkend bestuurder Klunder van Dimence is enthousiast: ‘We leggen de resultaten van onze behandelteams al vast.’
De positieve potentie hiervan is de kern van de Zorgverzekeringswet zelf: betalen voor kwaliteit, transparantie van zorgresultaten, greep op de zorg voor overheid en cliënten.
De eerste zorg is risicoselectie: het te verwachten economische effect is dat aanbieders zullen kiezen voor cliënten waarvan verwacht mag worden dat ze snel en goed opknappen, dus lichtere, minder complexe problematiek. Menzis pareert deze kritiek door te schermen met de professionaliteit van zorgverleners die zwaardere depressies als uitdagend zien, en met hogere vergoeding voor ernstigere problematiek. Men zal ook oppassen dat er geen mensen buiten de boot vallen. Hoe dat zal gebeuren is onduidelijk. Bedenk ook dat in het recent gesloten hoofdlijnenakkoord ‘de juiste zorg op de juiste plek’ een centraal thema was. Zal dit initiatief daartoe bijdragen?
Een net zo grote zorg voor professionals is deprofessionalisering, waar Denys in zijn reactie ook op zinspeelt: inherent aan professionaliteit is de waardering voor de inspanning en expertise zelf. Een te grote nadruk op resultaten kan ertoe leiden dat er geen onderscheid meer is tussen een professional en een gewone ondernemer. Het grote verschil is de mate waarin belangeloos inherente zorgwaarden verdedigd worden. Een samenleving die dat niet begrijpt zal daar de wrange vruchten van plukken.
Het papier wordt belangrijker dan het bewustzijn
Een wat minder zichtbaar proces is de voortgaande kwantificering van kwaliteit, gevat in het citaat van Klunder: we leggen de kwaliteit vast. Ik zou zeggen: nee, dat doet u niet”.
Lees de hele blog van Alan Ralston: Blinded by the Light, Arts en Auto, magazine en website voor leden van de beroepsvereniging van zorgverleners VvAA, 14 augustus 2018: www.artsenauto.nl
Bericht van Menzis op 13 augustus 2018: Zorgrevolutie rukt op naar de GGZ (Betere GGZ-zorg door samenwerking):www.menzis.nl
Vergoeding depressiebehandeling op basis resultaat is ‘lerend systeem’, door Jenneke Van de Streek, Qruxx, 14 augustus 2018: www.qruxx.com
Employable me is een Britse documentaire televisieserie op NPO 3 over mensen met een beperking die op zoek zijn naar een volwaardige baan. Het leven met autisme, Tourette, blindheid of spasticiteit is niet makkelijk maar we zien hoe sterk gemotiveerde mensen er alles aan doen om een baan te krijgen. Ieder van hen beschikt over talenten en verborgen kwaliteiten die ontdekt worden en naar boven gehaald met hulp van een maatschappelijk werker of een neuroloog, een therapeut of een psycholoog. Ook werkgevers doen hun best iemand met een beperking de kans te geven op een baan.
Op donderdag 16 augustus 2018 is de tweede aflevering van seizoen 1 te zien op NPO 3. Aanvang 20.25 uur.
In deze aflevering worden gevolgd de 27-jarige Tom die lijdt aan een extreme vorm van Tourette en de 29-jarige Ashley met het syndroom van Asperger. Hij is hoogbegaafd, maar heeft nog nooit een baan gehad.
Paul en Brett
De eerste aflevering van seizoen 1 is uitgezonden op 2 augustus 2018 en gaat over Paul en Brett. Deze aflevering is nog terug te zien tot 2 september op de site van NPO 3.
Tot zes jaar geleden was de 52-jarige Paul een doodnormale vader met een gewone baan. Maar op een dag stond alles op zijn kop. Nu heeft Paul een zeer ernstige vorm van het syndroom van Gilles de la Tourette. Hij heeft continu last van onwillekeurige tics, waaronder heftige zenuwtrekkingen van zijn lijf, en van gênante verbale uitbarstingen. Hij roep ‘bom’ op treinstations en ‘salmonellavergiftiging’ bij de plaatselijke snackbar. Tegen alle verwachtingen in ontdekt Paul met de hulp van vooraanstaande deskundigen onvermoede talenten waarmee hij weer de kost voor zijn gezin zou kunnen verdienen. Maar om die droom waar te maken moet hij heel veel vervelende en soms gevaarlijke situaties het hoofd bieden.
De 34-jarige Brett heeft autisme en is de afgelopen acht jaar voor elke baan afgewezen waarop hij solliciteerde. Op het eerste gezicht lijkt Bretts gebrek aan werkervaring logisch, gezien zijn problemen met communiceren en zijn gebrek aan kwalificaties. Gelukkig wordt er in deze serie verder gekeken naar de verborgen talenten van mensen aan de uiteinden van het neurologische spectrum. Bij een bezoek aan de vooraanstaande deskundige professor Simon Baron-Cohen, komt het unieke verborgen talent naar voren. En als Brett de kans krijgt om zijn autistische gaven aan een potentiële werkgever te laten zien gebeurt er iets opmerkelijks. Kijk vooral (kan nog tot 2 september): https://www.npo3.nl/employable-me/02-08-2018/BV_101389252
Over de plannen van zorgverzekeraar Menzis om vergoeding voor depressiebehandeling te koppelen aan het resultaat liepen de gemoederen van degenen die werken in de geestelijke gezondheidszorg hoog op. Het voorpaginanieuws van maandagochtend 13 augustus 2018 veroorzaakte een lawine van verontwaardigde reacties. Psychiater Cobie Groenendijk: “Men ziet de patiënt als een auto die gefixt moet worden”. Menigeen lanceerde een frontale aanval op het hele zorgverzekeringsstelsel dat zijn doel voorbijschiet en ingewisseld zou moeten worden voor een niet op marktwerking gebaseerd ‘Nationaal zorgfonds’.
Komt er een afrekencultuur in de gezondheidszorg? Wat geldt als resultaat?
Waartoe de benadering van Menzis leidt verwoordt schrijver Maarten van Roosmalen in zijn column voor het programma De Nieuws BV op NPO Radio 1 dat elke werkdag wordt uitgezonden tussen 12.00 en 14.00 uur.
Van Roosmalen: “Zorgverzekeraar Menzis wil behandelingen voor niet-chronische depressie resultaatgericht gaan vergoeden. Het idee om achteraf te bekijken of je voor iets wil betalen spreekt mij erg aan …
Waarom is niemand eerder op dat idee gekomen om na twee happen te besluiten dat je toch geen rookworst van de Hema lust …
Geen luister- en kijkgeld meer betalen omdat je na vier afleveringen al wel weet wie De slimste mens gaat winnen. Je geld terugvragen bij het Rijksmuseum omdat je De Nachtwacht vond tegenvallen …
Zelf kocht ik een huis in een dorp. Ik vind de hypotheek nu te hoog. Het dorp bevalt me niet. Respect voor dit idee Menzis! De andere verzekeraars hoor je overigens niet. Ik heb tenminste nog nergens een directeur zien zitten die het een schandalig plan van de concurrent vond. Menzis is een punt van dezelfde taart. Ze smaken allemaal hetzelfde. Het is allemaal dezelfde slagroomtaart. Er is geen mokka of kers. De een is niet fatsoenlijker dan de ander. Ik sluit niet uit dat ze afspreken om om beurten een proefballonnetje op te laten. Volgens jaar komt FBTO met de mededeling dat fysiotherapie onbetaalbaar is geworden. In de zomer natuurlijk, want dan zijn de gezonde mensen het in de overstapmaand december al weer vergeten
Geld en zorg zullen nooit goede vrienden worden, al doen de zorgverzekeraars nog zo hun best om het met leuzen als De mens centraal zo te laten klinken.
De marktwerking in de zorg heeft er al voor gezorgd dat veel mensen al niet meer naar de tandarts gaan. Het laten trekken van al je tanden en het laten zetten van een klikgebit wordt dan vaak wel weer vergoed. Toen mijn vader klein was, hij kwam uit 1926, werden de tanden ook uit je mond getrokken bij klachten. Kreeg je nooit meer een gaatje. Geen speld tussen te krijgen. Ze hadden het bij Menzis kunnen verzinnen. Het basisidee van zorgverzekeraars was ooit dat we met zijn allen voor iedereen betaalden. Dat de een wat meer kostte dan de ander namen we voor lief. Maar ze moeten winst maken en dus gaan ze schrappen. Heel omzichtig peuteren ze aan het korstje. In dit geval aan de vergoeding voor de behandeling van niet-chronische depressie. Het argument is dan altijd dat de zorg wel betaalbaar moet blijven …
Zorgverzekeraars zijn er niet voor mensen die iets mankeren”.
Luister naar de hele column in de video hieronder: Marcel van Roosmalen over de plannen van Menzis, NPO Radio 1, 14 augustus 2018. Duur 2.45 min
Cabaretier Pieter Derks leest regelmatig een column voor in het programma De Nieuws BV, dat elke werkdag van 12.00 – 14.00 uur wordt uitgezonden op NPO Radio 1. Een van zijn columns heeft tot onderwerp vakmensen. In februari 2017 berichtte het UWV dat het tekort aan vakmensen nog jaren zou aanhouden. De meeste knelpunten op de arbeidsmarkt doen zich voor in de techniek en ICT, de zorg, de bouw, het onderwijs en in specifieke niches.
Pieter Derks in zijn column: “We komen ze tekort, vakmensen als timmermannen, metselaars, loodgieters, installatiemonteurs en verpleegkundigen. Ik hoor al mijn hele leven dat onderwijs de toekomst heeft en iedereen zo hoog mogelijk moet worden opgeleid, dat we een kenniseconomie hebben. Ik dacht elke keer prima. Stel nou dat dat lukt, stel nou dat iedereen gaat studeren en heel Nederland is kernfysicus, en op tv zijn alleen nog programma’s als Theoretisch natuurkundige zoekt vrouw en O, o Plato?
Wie gaat er dan nog brood bakken en huizen bouwen en vuilnis ophalen? Ik zag in mijn meest angstige dromen een wereld voor me van superslimme mensen die in een afbrokkelend land een langzame hongerdood stierven, wiskundige formules prevelend, terwijl de straatverlichting het lamp voor lamp begaf, om te eindigen in een wijs, maar duister niets.
De grote succesverhalen van onze economie zijn bedrijven die niks maken. Dat zijn bedrijven die dingen doorgeven
Zo ver is het misschien nog net niet, maar we zijn al wel een aardig eind op weg. De stand van zaken in Nederland is op dit moment twee miljoen communicatiewetenschappers en niemand die een kraan kan repareren. Het is onze eigen schuld. Ergens in de afgelopen decennia is het misverstand ontstaan dat meer diploma’s betekent dat je ook meer kan, dat dingen weten meer waard is dan dingen doen.
Je salaris en je sociale status hangen daar ook volledig mee samen.
De grote succesverhalen van onze economie zijn bedrijven die niks maken. Dat zijn bedrijven die dingen doorgeven. Uber dat andermans auto uitleent, of Airbnb dat andermans huizen verhuurt, of Blendle dat andermans artikelen verkoopt. Slimme hoogopgeleide jongens die tussen vraag en aanbod in zijn gesprongen. Dat zijn de helden van deze tijd.
Dus het is niet zo gek dat jongeren liever een vage theoretische opleiding in iets met media doen, dan dat ze muurtjes leren metselen. Want muurtjes metselen is niet cool…”
Luister naar de hele column van Pieter Derks in de video hieronder over De kenniseconomie en de ware helden van deze tijd. Duur 3.13 min https://pieterderks.nl
Wie wetenschappelijk onderzoek wil doen op het gebied van psychologie, onderwijs en aanverwante gebieden is afhankelijk van subsidie. De Amerikaanse psycholoog Howard Gardner vindt dat hij zich gelukkig mag prijzen als hij terugkijkt op zijn ervaringen met subsidies in de tijd waarin hij en zijn collega’s werkten aan het Harvard Project Zero. Vijftig jaar lang ontvingen zij subsidie en over het algemeen verliepen de aanvragen daarvoor zonder problemen, met uitzondering van drie gevallen, waarbij besloten werd af te zien van de subsidiëring.
Howard Gardner is hoogleraar Cognition and Education aan Harvard Graduate School of Education en bekend geworden door zijn theorie van de meervoudige intelligentie en het Good Work Project*) waaraan hij in de jaren 1995 -2006 met collega’s Mihaly Csikszentmihalyi en William Damon werkte.
Gardner schrijft dat in de periode 1970 – 1980 subsidie voor de universiteit afkomstig was van de Amerikaanse federale overheid: National Institutes of Health, National Science Foundation en een niet meer bestaand onderwijsfonds, National Institute of Education. Toen Ronald Reagan aantrad als president verkondigde hij dat “de sociale wetenschap hetzelfde was als socialisme”.
Howard: “Geconfronteerd met deze afwijzende opstelling aarzelden we niet. We stuurden onze aanvragen naar grote, nationale fondsen. Om er een paar te noemen: Rockefeller Foundation, Ford Foundation, MacArthur Foundation, Carnegie Corporation en Spencer Foundation (die zich richt op onderzoek op onderwijsgebied).
Deze fondsen hielden zich aan de breed geaccepteerde academische onderzoeksmethoden met beoordeling door vakgenoten en hadden respect voor de aanvragen. Men probeerde bijvoorbeeld niet het onderzoek – tot op het kleinste detail – te sturen of te beïnvloeden. We maakten ons nooit zorgen of er iets verdachts was aan de financiële steun”.
Gered door drie factoren
De fondsen werkten professioneel. Dat is het goede nieuws. Het slechte nieuws over financiële steun van particuliere fondsen is dat de meeste verantwoordelijke personen (degenen die de financiën van het fonds beheren) genoeg krijgen van steun aan steeds dezelfde oude instituten, hoe waardevol ze ook zijn. Gardner: “Wij vonden natuurlijk dat al onze plannen zeer de moeite waard waren!)”.
Deze philanthropoïden (zoals de geldverstrekkers van fondsen soms genoemd worden) wilden iets anders. Ze wilden nieuw en spannend onderzoek steunen. Gevolg was dat het moeilijk werd financiële steun te krijgen voor continuering van lopende projecten.
Vijfentwintig jaar geleden werden Gardner en collega’s gered door drie factoren:
1. Steun van een anonieme gever wiens naam uiteindelijk onthuld werd door The New York Times: het fonds Atlantic Philantropies dat bestond uit een man, Charles Feeney.
Gardner: “Hoewel we enkele miljoenen dollars hebben ontvangen van AP, heeft niemand van ons ooit de heer Feeney ontmoet”.
2. Kleine fondsen, familiefondsen en rijke personen. Aangezien deze gevers waarschijnlijk minder op de hoogte waren van de gebruikelijke onderzoeksmethoden, hing veel af van goede persoonlijke betrekkingen met deze mensen en degenen die bij hun in dienst waren.
3. Howard en collega’s konden hun eigen honoraria en giften gebruiken voor hun onderzoek.
Tot hun genoegen kwam er ook weer subsidie van enkele grotere nationale fondsen. Mensen waren met pensioen gegaan of hadden ontslag genomen. Het ontbreken van een feilloos geheugen bij de instituten zorgde ervoor dat aanvragen voor subsidie behandeld werden als ‘nieuwe’ mogelijkheden.
Gardner kan zich niet herinneren dat een subsidiegever hun ooit onder druk heeft gezet om met bepaalde resultaten te komen. Ook was het zo dat voordat men geld accepteerde van het anonieme fonds, er overleg was gevoerd over de betrouwbaarheid met de leiding van Harvard-universiteit
Drie gevallen
Bij drie gevallen was het anders en werd besloten geen subsidie meer aan te nemen.
Gardner: “Ten eerste stond een financier erop dat we bereid waren lange afstanden te reizen zonder ons daarover van tevoren behoorlijk in te lichten. Dat bleek een slopende eis.
Ten tweede bleek een financier onderzoek te doen waarmee we het niet eens waren. Hij wilde desondanks wel onze officiële toestemming voor dat onderzoek.
Ten derde was een van de financiers veroordeeld voor een misdrijf. Ik heb nagedacht over dit dilemma en stelde me zo voor dat het hier een vriend betrof die veroordeeld was. Ik zou op persoonlijk vlak de vriendschap kunnen voortzetten, maar ik kon niet doen alsof er geen misdrijf was begaan. Terwijl ik persoonlijk contact hield met de financier, liet ik hem weten dat we geen gebruik meer zouden maken van de fondsen. Dat werd geaccepteerd zonder protest”.
Meer belangeloze fondsen
Gardner vindt dat hij geluk heeft gehad en niet met meer moeilijkheden is geconfronteerd. Af en toe heeft hij moeten beslissen een aanvraag in te trekken. Ook heeft hij collega’s en vrienden geadviseerd dat te doen. Het is beter niet betrokken te raken bij een twijfelachtige subsidiebron dan betrekkingen aan te knopen die later weer verbroken moeten worden. Een twijfelachtige bron kan een wapenhandelaar zijn of een sigarettenfabrikant. Of een bedrijf dat geen echte belangstelling heeft voor het onderzoek zelf maar er alleen op uit is een voet aan de grond te krijgen op de universiteit.
In het huidige subsidieklimaat waar overheidssubsidies niet voldoen en de eens zo machtige fondsen in het niet verzinken bij de fondsen van mensen die rijker zijn dan Henry Ford of John D. Rockefeller, is de verleiding groot de waarschuwingen te negeren en eenvoudigweg het geld te accepteren. Dat gebeurt vooral als je eigen salaris of dat van je naaste medewerkers op het spel staat.
Gardner: “Daarom hoop ik dat er meer belangeloze – neutrale, objectieve – partijen komen, zoals overheidsfondsen of personen die werkelijk geïnteresseerd zijn in het onderzoek maar niet geïnteresseerd in bepaalde uitkomsten”.
Gardner hoopt ook dat zij de academische procedures toepassen bij het beoordelen van subsidieaanvragen en dat de onderzoekers speelruimte hebben in de wijze waarop ze het onderzoek verrichten. Aan de andere kant behoren de onderzoekers naar kwaliteit te streven en de subsidiegevers op de hoogte te houden van belangrijke veranderingen tijdens het onderzoek. Het is vanzelfsprekend dat de resultaten van het onderzoek direct openbaar worden gemaakt en dat de subsidiegevers met name worden vermeld.
Gardner tot slot: “Onderzoek kan waarschijnlijk het best worden gedaan als alle partijen werken op een professionele manier”.
Remke van Staveren, psychiater en een van de initiatiefnemers van HART voor de GGZ dat zich inzet voor een betere, herstelondersteunende en menswaardige GGZ, vraagt zich af wat er in twee jaar is verbeterd sinds ze haar blog De GGZ is op sterven na dood schreef in oktober 2016. Haar opmerking dat de GGZ ontoegankelijk en disfunctioneel was bleek een gevoelige snaar te raken.
Remke van Staveren in haar blog van 9 augustus 2018:
“Ik had laatst een woedende huisarts aan de lijn. Wat bleek? Hij had maanden geleden zijn patiënte naar onze GGZ-instelling gestuurd vanwege een ernstige depressie. Patiënte kwam op de wachtlijst van het zorgprogramma ‘stemming en angst’. Dat duurde zó lang dat ze, inmiddels de wanhoop nabij, zich ‘suïcidaal uitte’. Of de huisarts haar naar de crisisdienst wilde verwijzen? De crisisdienst reageerde gepikeerd – hoezo crisis, het beeld bestond toch al maanden? – maar ging uiteindelijk overstag en beoordeelde patiënte thuis. Geen crisis, wel een verdenking op een psychotische stoornis, of de huisarts haar naar het VIP-team (Vroege Interventie Psychose) wilde verwijzen?
Kafka verbleekt erbij.
De GGZ. Als je als patiënt niet helemaal aan het ideale aanmeldplaatje voldoet – en wie doet dat wel? – kom je er tegenwoordig maar moeilijk in. Je bent te jong (naar wijkteam van de gemeente), te oud (naar team ouderen psychiatrie), hebt de verkeerde postcode (naar een ander team), bent niet ernstig genoeg (naar de basis GGZ), krijgt naast je depressie (team angst- en stemming) een psychose (naar team psychotische stoornissen). Of je krijgt het label ‘persoonlijkheidsstoornis’ (naar de POH-GGZ van de huisarts).
De GGZ. Je zult er maar werken. Het ene jaar moet het zus, het volgende jaar zit het zo. Want als de zorgverzekeraars na een jaar – alweer! – met nieuwe eisen komen, luiden die onvermijdelijk de zoveelste reorganisaties bij de GGZ-instellingen in. Als medewerker krijg je keer op keer te horen dat het niet anders kan, dat ‘als we er niet in meegaan, we straks failliet gaan en helemaal geen zorg meer kunnen bieden!’ Met de onderliggende boodschap: ‘En dat wil jij toch niet op je geweten hebben?’
Nee zeg, het failliet gaan van de GGZ, dat wil ik zeker niet op mijn geweten hebben. Daarom schrijf ik ook deze blog”.
Klik hier voor lezen van het slot van de blog van Remke van Staveren: Is de GGZ nog steeds op sterven na dood? HART voor de GGZ, 9 augustus 2018: www.hartvoordeggz.nl
Op 6 september 2018 is Remke van Staveren ‘s middags te gast bij LISTER waar zij een lezing geeft over een herstelondersteunende GGZ. LISTER is een organisatie die in wijken van Utrecht en omgeving steun en huisvesting biedt aan mensen met psychiatrische en verslavingsproblemen.
Klik hier voor meer info: https://www.lister.nl/nieuws/uitnodiging-lezing-remke-van-staveren/(Niet meer beschikbaar op Lister.nl).
Twee door Remke van Staveren geschreven boeken: HART voor de GGZ, werken met compassie in een nieuwe ggz. HART voor herstel, werken aan een menswaardige ggz.
Uit een in het Amerikaanse tijdschrift Science gepubliceerde onderzoek blijkt dat het aantal mensen dat nodig is voor het doorvoeren van maatschappelijke veranderingen, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten of seksuele intimidatie kleiner is dan we denken.
Hoe groot is dat aantal? Slechts 25% van een geëngageerde, activistische groep mensen. Niet meer dan 25% hoeft een nieuwe maatschappelijke norm te onderschrijven alvorens een omslagpunt is bereikt waarop iedereen in de groep volgt.
Een samenvatting van het onderzoek is te lezen op de site van de Annenberg School for Communication van de Universiteit van Pennsylvania in de VS waar het onderzoek is verricht door Damon Centola en medewerkers. Een samenvatting geeft ook Mark Wilson in het Amerikaanse tijdschrift voor vernieuwend zakendoen Fast Company.
Op grote schaal volgen
Hoe gingen de onderzoekers te werk? Ze stelden tien kleine groepen van twintig mensen samen. Aan deze groepen betaalden zij een geldbedrag voor het eens worden over de naam van een persoon van wie de foto werd getoond. Zodra iedereen het eens was, kozen de onderzoekers uit elke groep een aantal mensen die betaald kregen als ze actie gingen voeren voor de nieuwe naam. Deze groep varieerde in aantal. Na enkele experimenten bleek dat als 25% zich inzette voor de nieuwe naam, anderen snel en op grote schaal volgden.
Maar dat is nog niet alles. De maatschappelijke druk om te veranderen was zo groot dat de overige 75% geen weerstand kon bieden en wel mee moest gaan, zelfs al kregen zij het dubbele of het drievoudige bedrag betaald als ze bij de bestaande situatie zouden blijven. Dat deden ze niet. Ze bezweken voor de ‘dynamiek van het netwerk’, of groepsdynamiek (of druk van teamgenoten).
Fascinerend inzicht in groepsdynamiek
In het tijdperk van #MeToo, #BlackLivesMatter en andere bewegingen die actief zijn op sociale media, biedt het onderzoek fascinerend inzicht in netwerk- of groepsdynamiek. In bepaald opzicht is het een bemoedigende gedachte, aldus Mark Wilson, dat sommige mensen in gedachten dichter bij verandering staan dan we denken. Onderzoeker Damon Centola merkte op: “Als een gemeenschap het omslagpunt van maatschappelijke verandering op grote schaal dicht genaderd is, zouden we dat op geen enkele manier kunnen weten. Als men net onder het omslagpunt zit, gebeurt er niets. Maar het is opvallend dat door toevoeging van één persoon het omslagpunt van 25% wordt overstegen en dan kunnen de inspanningen leiden tot snel succes en verandering van mening van een hele bevolking”.
Met andere woorden, wie daadwerkelijk veranderingen in de wereld wil, kan de boodschap, voorzien van een persoonlijke aanmoediging, het beste verspreiden via Facebook en Twitter of in het echte leven. Maatschappelijke druk heeft zin, en dat is te meten. Eén persoon kan de doorslag geven: wordt de bestaande situatie gecontinueerd, of treedt er werkelijk een verandering op in de wereld?
Centola heeft willen onderzoeken op wat voor manier een geëngageerde minderheidsgroep positief en maatschappelijk geaccepteerd gedrag kan beïnvloeden. Denk daarbij aan vermindering van energiegebruik en gezonder gaan leven.
Letten op de keerzijde
Economen zijn er altijd vanuit gegaan dat er voor maatschappelijke veranderingen een meerderheid van 51% nodig was. Maar nu is waargenomen, aldus Centola dat “zowel theoretisch als proefondervindelijk, een veel kleinere groep van de bevolking zo’n verandering kan veroorzaken”.
Met het onderzoek bevestigt Centola een uitspraak van de Amerikaanse anthropologe Margaret Mead (1901-1978) die heeft gezegd: “Twijfel er nooit aan of een kleine groep serieuze burgers de wereld kan veranderen. Het is zelfs zo dat zo’n groep het enige is dat ooit iets heeft veranderd”. Ze deed haar uitspraak lang voor Centola.
Ook anderen hebben zich intensief met het onderwerp beziggehouden en daarbij tevens gewezen op de keerzijde. Dat doet ook Centola. Hij ziet ook dat zijn werk directe gevolgen heeft voor politiek activisme op internet. Neem de propagandamethoden van de Chinese overheid via sociale netwerken als Weibo. Negatieve verhalen en dissidente meningen die zouden kunnen uitmonden in maatschappelijke onrust, kunnen met succes door een overheid worden omgebogen.
Dan zijn er nog de groepen mensen die geen kans onbenut laten om hun kwalijke of duistere ideeën en bedoelingen te verspreiden. Een duik in de geschiedenis laat zien dat daarover een rijke literatuur bestaat. Bijvoorbeeld het in 1956 verschenen boek Rape of the mind – The psychology of thought control, menticide and brainwashing van de destijds in de V.S. werkende Nederlandse psychiater Joost A.M. Meerloo dat indertijd een sensatie veroorzaakte.*)
Het onderzoek van Centola heeft ons een stapje verder gebracht. In juni 2018 publiceerde hij zijn boek over de invloed van sociale netwerken op de verspreiding van gedragsnormen en de wetenschap van complexe besmetting: How behavior spreads. The science of complex contagions.Klik hier voor lezen van het eerste hoofdstuk van het boek.
Noot *) In 1970 verscheen bij uitgeverij Van Gorcum & Comp de bundel essays: Lachen, dansen, rebellie – Beschouwingen over geestelijke besmetting, door prof.dr. J.A.M. Meerloo
Zie onderaan ook de video waarop Centola zijn boek introduceert. Duur 1.54 min.
The magic number of people needed to create social change, Mark Wilson, Fast Company, 22 juni 2018: www.fastcompany.com
Experimental evidence for tipping points in social convention, door Damon Centola, Joshua Becker, Devon Brackbill, Andrea Baronchelli, Science, 8 juni 2018, Vol. 360, Issue 6393, pp.:1116-1119: http://science.sciencemag.org/content/360/6393/1116.full
Research finds tipping point for large-scale social change, Annenberg School for Communications, University of Pennsylvania, 7 juni 2018: www.asc.upenn.edu
Privacy Barometer meldt dat het medisch beroepsgeheim in de gemeentelijke zorg deels wordt opgeheven voor fraudebestrijding. Dat is de kern van een wetsvoorstel dat minister De Jonge (CDA) van Volksgezondheid op 7 juni 2018 in consultatie gaf. De consultatie is inmiddels gesloten.
De gemeenten, de zorgverzekeraars, de zorgaanbieders, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst FIOD, de Inspectie gezondheidszorg (IGZ), de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid SZW, de belastingdienst, de zorgautoriteit NZA en de Sociale Verzekeringsbank worden straks verplicht om op verzoek (medische) gegevens aan te leveren aan een centraal informatiepunt. Dit zogeheten Informatie Knooppunt Zorg (IKZ) zal op basis van een vermoeden van fraude bij de deelnemende organisaties relevante gegevens opvragen om dit vermoeden verder te onderzoeken. Zodra het knooppunt een conclusie heeft getrokken wordt dit teruggekoppeld aan de deelnemende partijen, zodat deze daar vervolgens actie op kunnen ondernemen bij het bestrijden van fraude.
Het knooppunt gaat ook statistische rapportage en trendanalyses over fraude in de gemeentelijke zorg maken.
Waarschuwingsregister
Daarnaast gaan gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders ook onderling medische gegevens uitwisselen als er een concreet vermoeden van fraude is. De gegevens worden opgenomen op een zwarte lijst, het zogenoemde waarschuwingsregister. Hierin staan in ieder geval naam, adres, woonplaats en geboortedatum. Deze zwarte lijst wordt gekoppeld aan de administraties van de gemeente en de zorgpartijen, zodat men ‘gewaarschuwd’ is over mensen op de lijst. Met dit waarschuwingsregister moet volgens de minister onder andere de “aantasting van de financiële belangen” worden voorkomen.
Ondermijning beroepsgeheim
De artsenfederatie KNMG noemt het wetsvoorstel “een ondermijning van het beroepsgeheim”. De artsenfederatie zet “grote vraagtekens” bij de noodzaak voor het inperken van het medisch beroepsgeheim en vraagt een stevigere onderbouwing hiervan. De uitspraak dat het kabinet het beroepsgeheim als een groot goed beschouwt, vindt de KNMG “nogal ongeloofwaardig”.
De minister schrijft in de toelichting ‘Ambtelijk concept 7 juni 2018’ dat fraude “een groot maatschappelijk probleem” is. In totaal wordt er jaarlijks grofweg 70 miljard euro aan zorg uitgegeven. Hij concludeert dat zorgverzekeraars in 2016 in het totaal voor 18,9 miljoen euro aan zorgfraude hebben geconstateerd. Daarnaast ontdekte de Inspectie SZW nog eens voor 5 miljoen euro aan fraude. In totaal gaat het volgens de minister dus om 23,9 miljoen euro. Natuurlijk is dat veel geld, maar op het totale budget van 70 miljard is het maar zo’n 0,03%.
Zwak argument
Bovendien wordt deze fraude nu ook al ontdekt, waarmee het een zwak argument is om dit nieuwe wetsvoorstel mee te onderbouwen. Hoeveel extra fraude met dit wetsvoorstel zal worden ontdekt weet de minister niet. Hij doet ook geen moeite daarover iets te zeggen.
Uit de cijfers*) van de zorgverzekeraars, vermeld in de Rapportage bij persbericht resultaten controle en fraudebeheersing 2017 van 20 juni 2018 blijkt dat slechts 12% tot 18% van de fraude door de ontvangers van de zorg wordt gepleegd. De rol van de zorgontvanger is dus zeer bescheiden, maar deze betaalt wel met haar gegevens. De overige fraude wordt door aanbieders of instellingen gepleegd.
*) Rapportage bij persbericht resultaten controle en fraudebeheersing 2017, Zeist, 20 juni 2018: https://beroepseer.nl/
Lees het hele bericht van Privacy Barometer: Medische beroepsgeheim ingeperkt bij gemeentelijke zorg, 5 augustus 2018: www.privacybarometer.nl
Zie ook: Minister duwt door met inzage medische dossiers door zorgverzekeraars, Privacy Barometer, 5 juni 2018: www.privacybarometer.nl
U P D A T E
Medisch beroepsgeheim mag niet de dupe worden van de aanpak van zorgfraude, Kristel van Teeffelen, Trouw