Skip to main content

Redactie Beroepseer

Open brief aan Rinnooy Kan

Open brief van René Kneyber en Jan van de Ven aan de heer Rinnooy Kan n.a.v. voorstel over versterken beroepsgroep leraren

28 september 2018

Geachte heer Rinnooy Kan,

Wij hebben kennis genomen van uw eerste voorstel voor het vervolg op de Onderwijscoöperatie en we willen hierbij gebruik maken van de geboden mogelijkheid om te reageren op uw ideeën gepresenteerd via de live-stream (https://www.youtube.com/watch?v=quCTwdEmHdk&t=2798s) en de meegeleverde presentatie.*⁾

We vinden het uiteraard sympathiek dat u het op zich heeft genomen om na te denken over het vervolg op de Onderwijscoöperatie. Wij zijn het met u eens dat de behoefte aan een stevige beroepsorganisatie onverkort aanwezig Waar het initiatief sympathiek is, daar vinden we de analyse en de gepresenteerde oplossingsrichting – met alle respect – nogal knullig en onbenullig. Waardoor u in feite aanstuurt op eenzelfde weeffout als die bij de oprichting van de Onderwijscoöperatie is gemaakt. Dit was de korte samenvatting van wat nu gaat volgen.

Waarom is een beroepsorganisatie op aarde?

We zijn, wederom, blij dat u het nut van een beroepsorganisatie onderschrijft. Maar in uw analyse van wat er misging bij de Onderwijscoöperatie staat u wel uitgebreid stil bij het gebrek aan zeggenschap van de beroepsgroep, maar niet bij welke functie een beroepsorganisatie in ons onderwijsbestel zou moeten hebben, en vooral ook welke functie een beroepsorganisatie dus ook niet heeft. U spreekt er dan wel over in de termen dat er geen één aanspreekpunt is voor de beroepsgroep, maar dit is vooral een polderprobleem of, zo zouden we willen zeggen, een OCW-probleem. De leraar die voor de klas staat zit daar zelf niet mee.

Een probleem bij de Onderwijscoöperatie was – naast de door u geconstateerde problemen – dat er nu juist een gebrek aan visie was op wat een beroepsorganisatie zou moeten doen, waardoor bovendien de status binnen het bestel onduidelijk was.

Welke functies een beroepsorganisatie moet hebben, daarover hebben we in het verleden al uitgebreid geschreven en gesproken, maar voor uw gemak zetten we het hier nogmaals uiteen.

Een beroepsorganisatie heeft enerzijds een toezichthoudende functie. Het houdt toezicht op wie er voor de uitoefening van het vak, op Nederlands grondgebied, in aanmerking komen, en welke eisen hieraan gesteld worden.

Men zou kunnen zeggen dat dit gaat over de minimumdrempel waar een persoon aan moet voldoen om voor de klas te mogen staan. Hiermee wordt gewerkt aan de ‘beroepseer’ van leraren. Dit kan de vorm aannemen van een beroepsregister, maar dat hoeft niet.

Het tweede aspect is een ontwikkelingsgerichte functie. Hierbij wordt nagedacht en gewerkt aan hoe een professie boven het eerdergenoemde minimumniveau doorontwikkeld kan worden.  Hierbij kan men denken aan de ontwikkeling van standaarden rondom professionele ontwikkeling (komen we later op terug), het uitwerken van handreikingen rondom zaken als ‘leervorderingen bijhouden in het kleuteronderwijs’, of ‘het bevorderen van kansengelijkheid’, en levert een actieve bijdrage aan de verbetering en vernieuwing in de school. In zekere zin wordt hier dus gewerkt aan de ‘beroepstrots’ van leraren.

Deze functies zijn met ons bestel niet bepaald een match. Toezicht op wie er een bevoegdheid krijgt, ligt nu elders belegd, en in ieder geval niet bij een beroepsorganisatie. De ontwikkelingsgerichte functie kan makkelijk schuren met de bevoegdheden en ambities van het bevoegd gezag, de schoolbesturen. Een dergelijke beroepsorganisatie moet zich hier niet alleen principieel tot besturen verhouden; in een bepaald opzicht kan een juiste verhouding tot werkgevers ook een verbetering opleveren tussen de samenwerking van werkgevers en werknemers.

Bekwaamheidsonderhoud als vehikel?

Het bevreemdt ons dan ook ten zeerste dat u bekwaamheidsonderhoud als vehikel aangrijpt om tot bottum-up-ontwikkeling van een beroepsorganisatie te komen, sterker nog de wijze waarop u hierover spreekt vinden we zorgwekkend. U spreekt erover dat het ‘leuk’ zou zijn als leraren meer zouden samenwerken, en dat de groepen vooral cursus-aanbod in kaart gaan brengen.

Wij vinden ‘bekwaamheidsonderhoud’ niet alleen een lelijk woord, zoals u in uw presentatie zelf ook zei, het dekt de lading ook onvoldoende. Het beeld dient zich aan van een leraar die periodiek naar de garage moet (congres/workshop/etc.) om daar de motorolie te laten verversen (inhoud). Wij spreken liever van professionele ontwikkeling, en we zullen dat vanaf hier aanhouden.

Wellicht ten overvloede, maar over professionele ontwikkeling van leraren zijn al bibliotheken volgeschreven. Samenwerken is niet alleen ‘leuk’, het is een bewezen component in een strategie om professionele ontwikkeling effectief te laten zijn, dat wil zeggen dat de interventie ook leidt tot gedragsverandering in de les en dus tot beter of ander onderwijs. Dit vereist namelijk een combinatie van formeel leren, non-formeel en informeel leren, en waarbij de organisatiedoelen en de persoonlijke doelen van een leraar enigszins op elkaar afgestemd zijn, om maar een paar dingen te noemen.

Cursus-aanbod in kaart brengen, om te kijken wat er ontbreekt en vervolgens voor de geconstateerde hiaten zelf iets organiseren lijkt ons dan ook een nogal futiele onderneming, waar bovendien geen leraar zit op te wachten.

Niet alleen zijn cursussen op zichzelf weinig effectief in het verbeteren van onderwijs, tegen welke standaard moet dit aanbod bovendien worden gehouden om te zien wat er ontbreekt?

In Engeland is er recent door een grassroots-lerarenorganisatie een poging gedaan om tot standaarden voor professionele ontwikkeling te komen. En het lijkt ons dan ook verstandig om juist daarmee te beginnen. Maar ongetwijfeld kan dit niet zonder de ontwikkeling van allerlei andere standaarden.

Bovendien zijn er vraagtekens over de status van deze producten. Als leraar hebben we in kaart gebracht wat er ontbreekt en wat dan? Wat moet een individuele leraar in een school hier dan mee? Wat heeft een bestuur hier dan aan? U lijkt de hele context waarin ‘nascholing’ moet gebeuren helemaal uit het oog verloren te zijn.

U heeft er bovendien teveel vertrouwen in dat leraren wel een stichting kunnen en zullen gaan opzetten en de governance hiervan naar behoren zullen inrichten, en hun subsidie adequaat kunnen verantwoorden . Dat komt allemaal goed, lijkt u te denken. Wij denken dat niet. Laat leraren vooral lesgeven.

Het laatste wat we hierover willen opmerken is dat u een rechtstreekse lijn trekt van ‘bekwaamheidsonderhoud’ naar een beroepsregister. Terwijl deze naar ons inziens weinig met elkaar van doen hebben, en u verwart hier wat ons betreft de twee door ons eerder genoemde functies.

Versterking van positie van leraren binnen school is vakbondskwestie

Daarnaast maken we ons zorgen dat u deze hele exercitie inbrengt als een soort poging om arme leraren te helpen die niet de nascholing van hun wens mogen doen. Wij willen er nogmaals op wijzen dat het oplossen van dit ‘geobserveerde’ probleem, waarbij we dus ook vraagtekens willen zetten bij de realiteit hiervan, niet behoort tot de kernfuncties van een beroepsorganisatie. Dit is een vakbondskwestie, en laten we hen vooral aanmoedigen om de positie van leraren in de school te versterken maar daar een beroepsorganisatie niet (wederom) te laten vervuilen met een functie waar vakbonden door hun leden gewoon voor betaald worden.

Waarom niet lerarentekorten als focuspunt?

U had er ook voor kunnen kiezen om de lerarentekorten als vehikel te nemen. Dit wordt ook in alle sectoren gevoeld.  Zo is de oudste lerarenorganisatie ter wereld, in Schotland, in de jaren zeventig ontstaan juist vanwege de lerarentekorten die er toen waren, en er vanuit de beroepsgroep een sterk gevoel was dat er teveel concessies werden gedaan aan de kwaliteit van de instroom in het beroep.

Dat is in Nederland zoals u ongetwijfeld meegekregen heeft ook het geval. De ‘plannen’ van minister Slob om zomaar iedereen voor de klas te laten staan strijkt ons tegen de professionele haren in. Een beroepsorganisatie kan prima meedenken over de routes die moeten leiden tot leraarschap en de verbetering hiervan, bijvoorbeeld door de accreditatie van lerarenopleidingen, of andere leerroutes (bijvoorbeeld een samenwerking tussen opleidingen en werkgevers), zonder dat dit ten koste gaat van de entree-eisen.

Haastige spoed is zelden goed (net als de vorige keer overigens)

 Een tweede ontbrekende factor in uw analyse is naar ons idee dat de ontwikkeling van de Onderwijscoöperatie te snel is gegaan. Er is te snel toegewerkt naar een register terwijl er allerlei andere daarvoor noodzakelijke vereisten (zoals standaarden en een adequate governance) achterwege zijn gebleven.

U maakt nu weer dezelfde fout. De reactietermijn waarin leraren kunnen reageren is nu welgeteld zes dagen (tot 2 oktober). U wilt dat leraren vervolgens stichtingen gaan opstellen en subsidie gaan aanvragen, een analyse gaan maken, hun collega’s mobiliseren tot inspraak op hun analyse en dat allemaal nog voor de zomervakantie.

Gezien het schooljaar al gestart is, lijkt ons dit buitengewoon naïef. Wij zien de ontwikkeling van een beroepsorganisatie als een proces dat wel twintig jaar kan gaan duren. De vernietiging van een nep-beroepsorganisatie was een belangrijke eerste stap hierin, en dat heeft geleid tot een vertraging die leraren niet aan te merken is. Maar als we de twintig jaar even als termijn nemen dan betekent dit dat ons nog vijftien jaar rest om dit als beroepsgroep voor elkaar te gaan krijgen.

Wij stellen dan ook voor dat u uw uiteindelijke advies grondig zult herzien en onze punten hierin verwerkt,  en hierin dus ook een toekomstplan voor vijftien jaar uiteenzet, en een inschatting geeft van welke begrotingsruimte er nodig is om dit te laten slagen.

U ontvangt een afschrift hiervan via de mail.

Hoogachtend,

René Kneyber, docent wiskunde, kroonlid van de Onderwijsraad, bestuursvoorzitter stichting Beroepseer en auteur van Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!

Jan van de Ven, docent primair onderwijs,  voormalig voorman van PO-in-Actie.

——————————-

Noot

Live stream Praat mee! Advies versterking beroepsgroep leraren,  26 september 2018, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: https://www.youtube.com/watch?v=quCTwdEmHdk

PDF: Praat mee! Advies versterking beroepsgroep leraren. 26 september 2018: https://www.leraar.nl/file/download/59366461 (Niet meer beschikbaar).

 

Onderwijs Festival Rotterdam 2018

Rotterdam viert de Week van het Onderwijs met Onderwijs Festival van 1 – 5 oktober 2018

De stad Rotterdam viert de landelijke Week van het Onderwijs mee met het Onderwijs Festival Rotterdam van 1 – 5 oktober 2018 met interessante en leerzame activiteiten op verschillende locaties. De week is bedoeld voor iedereen die zich betrokken voelt bij het onderwijs. Onderdeel van het programma zijn de verkiezing Leraar van het Jaar, de Onderwijsparade, en de Dag van de nieuwe leraar. Het festival sluit af met De nacht van het onderwijs, een avondvullend programma tot 24.00 uur met een theatershow, mini-workshops en LAB Rotterdam met persoonlijke ervaringen met het maakonderwijs.

Het Algemeen Dagblad publiceerde ter gelegenheid van het festival een uitgebreide bijlage over het onderwijs in Rotterdam. Het lezen waard  is het interview met socioloog en onderzoeker Iliass El Hadioui, docent aan Erasmus Universiteit Rotterdam, die een antwoord heeft op de vraag hoe om te gaan met diversiteit en straatgedrag op school. Vooral in Rotterdam is dat een prangende vraag.
Met zijn team is El Hadioui actief op diverse scholen voor het voortgezet onderwijs. Ze coachen schoolleiders en docenten, doen veel observaties in de klas en meten resultaten. Een wetenschappelijke benadering van de schoolpraktijk. Dat is uniek voor Nederlandse begrippen, schrijft Leo van Marrewijk in zijn artikel Switchen van ‘de straat’ naar ‘school’.

In dit schooljaar zijn zeven Rotterdamse onderwijsinstellingen aan de slag met de principes van de ‘transformatieve school’. Zoals El Hadoui al in zijn boek Hoe de straat de school binnendringt beschrijft, zijn er drie werelden: de thuiscultuur, de straatcultuur en de schoolcultuur. Vooral de straat- en de schoolcultuur botsen en zorgen op school geregeld voor een mismatch. Daardoor spelen veel leerlingen volgens hem een ‘uitwedstrijd’.
Om van die pedagogische mismatch een geslaagde match te maken begint het voor een school allemaal met één plan, een duidelijk omschreven visie. El Hadioui zegt dat het misschien niet leuk is om te constateren, maar hij vindt dat “veel scholen in Nederland geen diep doordacht en doorleefd plan hebben. Althans geen visie met hogere doelen voor de leerlingen, met duidelijke normen en omgangsvormen die álle docenten hanteren”.
Scholen zouden een duidelijk onderscheid moeten maken tussen straat- en schoolcultuur.
Volgens de principes van de transformatieve school behoren docenten en leerlingen samen op zoek te gaan naar persoonlijke leerdoelen en motivatie.

Makerplaats Bouwkeet

Het artikel Altijd op zoek naar de wow factor gaat over de Bouwkeet, die nu twee jaar bestaat. In de wijk Bospolder-Tussendijken staat een openbare werkplaats waar kinderen en volwassenen naar hartelust dingen kunnen maken. In de Bouwkeet worden workshops gegeven die wekelijks door 660 leerlingen worden bezocht. Kinderen en scholen zijn enthousiast, ouders ook. De Bouwkeet biedt wijkbewoners kansen die ze eerst niet hadden, aldus Daniel White, directeur van Bouwkeet:  “We hebben in diverse werkplaatsen hypermoderne 3D-printers, digitaal gestuurde lasersnijders, maar ook ambachtelijke, traditionele apparaten om hout en metaal te bewerken”.

Niet alleen tieners kunnen aan de slag in de Bouwkeet. Volwassen buurtbewoners worden ook nadrukkelijk uitgenodigd om mee te doen. Bijvoorbeeld om als vrijwilliger de jongeren te begeleiden: “Daarbij werken we op basis van wederkerigheid: wijkbewoners, kunstenaars, senioren, zzp’ers en werkzoekenden mogen gereedschap en apparaten gebruiken mits ze ook hun expertise inzetten, bijvoorbeeld om als vrijwilliger te helpen bij een workshop voor 20 tot 15-jarigen. Dat werkt in de praktijk verrassend goed”.
Volwassenen krijgen op die manier een rolmodel.
Volgens White is de Bouwkeet uniek in de wereld. Er zijn wereldwijd weliswaar veel ‘makerspaces‘*) , maar die hebben meestal een commercieel belang. Bouwkeet streeft geen commerciële doelen na maar streeft naar ‘social return of investment’. De financiering hiervoor is tot 2020 verzekerd met steun van stichting De Verre Bergen.

Noot
*) Makerspaces of maakplaatsen zijn er in diverse soorten en maten. De meeste zijn toegankelijke werkplaatsen waar jongeren in aanraking komen met nieuwe maaktechnieken. Doel is creatieve jongeren enthousiast maken voor (moderne) technieken. Maakplaatsen zijn sterk in opkomst. In Rotterdam komt er binnenkort een, Maakplaats010 in de Centrale bibliotheek.

Switchen van ‘de straat’v naar school, door Leo van Marrewijk, Algemeen Dagblad, 24 september 2018: www.ad.nl

Altijd op zoek naar de ‘wow factor’, door Leo van Marrewijk met foto’s van Levien Willemse, Algemeen Dagblad, 24 september 2018: www.ad.nl

Onderwijs Festival Rotterdam: https://onderwijs010.nl/onderwijsfestival

Hoe de straat de school binnendringt, door Iliass El Hadioui, 2011: www.vangennep-boeken.nl/boek_detail.php?id=248

De Makersbeweging: plezier in zelf dingen bedenken en maken, Blogs Beroepseer, 9 februari 2014: https://beroepseer.nl

Ambtenaar 2.0 Dag 2018

De laatste Ambtenaar 2.0 Dag vindt plaats op 12 oktober 2018 in Den Haag

Op vrijdag 12 oktober 2018 wordt het tienjarig bestaan van netwerk Ambtenaar 2.0 gevierd. Dat gebeurt met de tiende editie van de Ambtenaar 2.0 Dag in Den Haag, in de JuBi-Toren, de locatie van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid aan de Turfmarkt 147. Deze Ambtenaar 2.0 Dag is tevens de laatste. Netwerk Ambtenaar 2.0 houdt na tien jaar op te bestaan.

Ambtenaar 2.0 werd in 2008 opgericht door Davied van Berlo. Tijdens het schrijven aan zijn boek Ambtenaar 2.0 over de opkomst van sociale media en de betekenis daarvan voor de overheid, begon hij te bloggen: “Op die blogs kwamen veel reacties, maar mensen zijn daarna weer weg. Ik wilde dynamiek en interactiviteit stimuleren en de mensen vasthouden waarmee ik het gesprek voerde”.
Ambtenaar 2.0, een netwerk van mensen, zowel ambtenaren als burgers, wilde de gevolgen van web 2.0*⁾ voor de overheid onderzoeken en onder de aandacht brengen en daarover in gesprek gaan om ideeën, kennis en praktijkervaring uit te wisselen.
Het terrein werd verbreed met thema’s als innovatie en ‘de nieuwe overheid’. Er ontstond een platform voor vragen, ontmoeting, kennisuitwisseling en discussie. On- en offline, want Ambtenaar 2.0 organiseerde ook bijeenkomsten, waaronder de jaarlijkse Ambtenaar 2.0-dag.
In 2012 publiceerde Van Berlo zijn boek Wij de overheid – Co-creatie in de netwerksamenleving over de gevolgen voor de overheid van de netwerksamenleving. Van belang is dat de overheid aansluiting vindt bij de veranderende maatschappij. Netwerken van ondernemende ambtenaren met nieuwe werkmethoden behoren mede vorm te geven aan die veranderingen.
Ambtenaar 2.0 begon als project bij het ministerie van Landbouw en werd vervolgens ondergebracht bij het programma Vernieuwing Rijksdienst en uiteindelijk bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Uniek netwerk

Ambtenaar 2.0, met ruim 10.000 leden, heeft veel creatieve mensen met ideeën en met hart voor de publieke zaak – al dan niet ambtenaar – uit binnen- en buitenland bij elkaar gebracht en een podium gegeven. Duizenden ambtenaren van de rijksoverheid, gemeenten en provincies hebben hun kennis gedeeld en met elkaar samengewerkt.

Tien jaar is een goed moment om te stoppen en ruimte te geven aan nieuwe initiatieven binnen de overheid.
Nog één keer is het mogelijk bij elkaar te komen als netwerk dat zich heeft ingezet voor de publieke zaak en een betere overheid. Het is met recht een uniek netwerk te noemen waarin overheid en ambtenaren zichzelf opnieuw uitvonden.

Wie erbij wil zijn op de Ambtenaar 2.0 Dag kan zich aanmelden via bit.ly/2Ondi7K #a20dag
Deelname is gratis; het aantal deelnemers is beperkt.

Het programma voor de laatste Ambtenaar 2.0 dag bestaat uit workshops en toespraken die gegeven worden door mensen uit het netwerk van Ambtenaar 2.0. Naast nieuw, onbekend talent zijn ook oude bekenden aanwezig, onder wie Elke Wambaq, Guido Rijnja, Renata Verloop, Edwin de Beer en Kees Fröling.

Voorbeeld: De workshop van Guido Rijnja – hij is voortrekker van Stichting Beroepseer – gaat over Dilemmalogica: leg het probleem op tafel!: “Heel veel burgers en ondernemers zijn niet tegen plannen en ingrepen, maar snappen niet hoe besluiten tot stand komen. Leg je eigen afwegingen en de dilemma’s dus op tafel en maak om te beginnen duidelijk dat je de zorgen (h)erkent. In dat rijke contact kunnen zienswijzen worden geordend en oplossingen vanuit een draagvlak worden opgetrokken. In deze workshop gaan we aan de slag met de werking van procedurele rechtvaardigheid”.

De dag wordt om half vier afgesloten met een gesprek met de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie en Veiligheid Siebe Riedstra, een keynote speech van mediapsycholoog Mischa Coster en de drijvende kracht achter Ambtenaar 2.0 Marie-Louise Borsje, waarna een definitief slot volgt met een twitterballenborrel tot half zes.

Klik hier voor het volledige programma met beschrijving van de workshops en namen sprekers: https://www2.eventsxd.com/event/6536/ambtenaar20dag/sessions

Ambtenaar 2.0 – Nieuwe ideeën en praktische tips om te werken in overheid 2.0, door David van Berlo, 4 december 2010: http://api.ning.com

Noot
*⁾ Web 2.0 verwijst naar de ontwikkeling van het internet tot een communicatiemiddel, tot een medium met een hoge graad van mens-computerinteractie. Iedere gebruiker kan informatie zowel uploaden als downloaden, iemand hoeft daar geen webmaster voor te zijn. Tim O’Reilly bedacht de naam en noemt voor het moment van de omslag 2001, na het uiteenspatten van de internetzeepbel van het Web 1.0.
Met Web 2.0 bepalen de internetgebruikers de inhoud mee, die op internet verschijnt en daarmee verhogen ze het interactieve karakter van het web.

 

 

kwaliteitseisen nieuwe zorgaanbieders

Nieuwkomers in de zorg zijn niet op de hoogte van kwaliteitseisen

De Inspectie Gezondheidszorg en jeugd (IGJ) meldt dat nieuwe zorgaanbieders bijna nooit op de hoogte van de kwaliteitseisen zijn die aan hun werk worden gesteld. In de afgelopen jaren maakte de zorg een grote ontwikkeling door, met veel nieuwe toetreders en organisatievormen. De IGJ houdt toezicht op een groot deel van deze zorgaanbieders.

In 2017 bezocht de inspectie 146 nieuwe of nog onbekende zorgaanbieders in de ouderenzorg, gehandicaptenzorg, thuiszorg en geestelijke gezondheidszorg. De inspectie toetst zorgaanbieders op vijftien randvoorwaarden voor veilige en goede zorg die vooral zijn gebaseerd op de Wkkgz (Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg). In het rapport van de inspectie is te lezen hoe de zorgverleners gemiddeld per norm scoren.
Hoewel veel van deze nieuwe zorgondernemers bevlogen zijn, bleek 95% van hen niet op de hoogte van de kwaliteitseisen en was een hertoets noodzakelijk. Van hen voldeed 66% aan het eind van deze onderzoeksperiode aan de randvoorwaarden voor goede zorg.

In de toekomst meldplicht voor nieuwe zorgaanbieders

De inspectie zet vervolgtoezicht in bij zorgaanbieders die achterblijven. Tegelijk roept zij ook cliënten op om zich tijdig te informeren over wat goede zorg is en melding te doen bij het Landelijk Meldpunt Zorg als zij twijfels hebben over de kwaliteit van de zorgverlening van hun zorgaanbieder. De nieuwe wet Wtza (Wet toetreding zorgaanbieders) die waarschijnlijk in 2019 in werking treedt, verplicht nieuwe aanbieders zich vooraf te melden. De nieuwe wet moet ertoe leiden dat nieuwe zorgaanbieders zich bewust zijn van de wettelijke eisen en het kwaliteitskader van de eigen sector, vóórdat ze met de zorgverlening gaan beginnen. Daar gaat de inspectie op toezien.

Verschillende soorten zorg bij nieuwe aanbieders

De meeste organisaties leveren een combinatie van zorg, zoals dagbesteding en thuiszorg. We maken onderscheid tussen somatische, psychogeriatrische, psychiatrische en gehandicaptenzorg. Ruim de helft van de nieuwe organisaties biedt cliënten een combinatie van deze soorten zorg.

Factsheet: kwaliteitseisen vaak niet bekend bij nieuwe of nog onbekende zorgaanbieders, Inspectie Gezondheidszorg en jeugd (IGJ), 6 p., 25 september 2018: www.igj.nl/ (Bericht niet meer beschikbaar op IGJ. Wel aanwezig in archief van Rijksoverheid. Ga naar https://igj.sitearchief.nl/#archive en tik titel in zoekveld grijze kolom links).

Kwaliteitseisen vaak niet bekend bij nieuwe of nog onbekende zorgaanbieders, Inspectie Gezondheidszorg en jeugd, augustus 2018: https://beroepseer.nl

Nieuwkomers in de zorg niet op de hoogte van kwaliteitseisen, Inspectie Gezondheidszorg en jeugd (IGJ), 25 september 2018: www.igj.nl

‘Zo makkelijk begin je een zorgbedrijf (en dat leidt tot fraude)’, NOS Nieuws, 4 maart 2018: https://nos.nl

rapport doelgericht digitaliseren

Vijf aanbevelingen in rapport over doelgericht digitaliseren

Nederland is het afgelopen jaar gaan beseffen hoe groot de impact is van digitalisering op de samenleving. Digitalisering verwijst niet langer naar vooral een verzameling gadgets of hebbedingetjes maar blijkt een transitie te zijn met kansen en risico’s. Het is dan ook de vraag voor de toekomst hoe Nederland die transitie gaat vormgeven.
Het Rathenau Instituut heeft het rapport Doelgericht digitaliseren gepubliceerd met de boodschap dat de overheid, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de digitale samenleving zodanig behoren vorm te geven dat mensen en waarden meer centraal komen te staan. Het is namelijk gebleken dat publieke waarden als privacy, veiligheid, gelijke behandeling en autonomie onder druk staan.
Het Rathenau Instituut is een organisatie die zich bezighoudt met vraagstukken op het snijvlak van wetenschap, technologie en samenleving en informeert de overheid daarover.

Doelgericht digitaliseren is een vervolg op het rapport Opwaarderen uit februari 2017. Een snelle update vond het Rathenau Instituut wenselijk, gezien de maatschappelijke relevantie en urgentie van het beschermen van publieke waarden in het digitale tijdperk. Het nieuwe rapport geeft een overzicht van alle inspanningen die de overheid tussen januari 2017 en juni 2018 heeft verricht ten aanzien van de ethische kant van digitalisering.

koppeling tussen maatschappelijke vraagstukken en innovatie

Op het gebied van privacy en veiligheid is de stap gemaakt van agenda- en beleidsvorming naar beleidsbepaling. Het governance-systeem*⁾ is in de afgelopen anderhalf jaar daarmee positief veranderd.
Op andere terreinen zijn thema’s weliswaar geagendeerd, maar nog niet vertaald naar concrete beleidsmaatregelen. Voorbeelden hiervan zijn de bescherming van de democratie, inzicht in algoritmen, en een eerlijke, competitieve data-economie. Ook zijn sommige technologieën en daarmee samenhangende maatschappelijke kwesties nog niet geagendeerd. Voorbeelden hiervan zijn gezichtsherkenning, virtual en augmented reality en mogelijke gezondheidseffecten van digitale technologie.

Vastgesteld kan worden dat het stelsel waarmee de samenleving zichzelf bestuurt – het governance-systeem – is versterkt, maar dat de noodzaak niet eerder zo groot was digitalisering als transitie te zien waarin waarden centraal staan en niemand buiten de samenleving komt te staan. Instituut Rathenau zag veel bewustwording en losstaande acties, maar wat ontbreekt is de koppeling tussen maatschappelijke vraagstukken en innovatie. Voor een digitale transitie waarin mensen en waarden centraal staan, is het nodig dat overheden en bedrijven doelgerichter digitaliseren. Overheid, bedrijven en burgers behoren in de komende jaren ieder hun verantwoordelijkheid te nemen en samen te werken op lokaal, regionaal en internationaal niveau.

Vijf aanbevelingen

In 2019 organiseert het Kabinet voor het eerst een Digitale Top voor ondernemers, wetenschappers, overheden en maatschappelijke organisaties waar deelnemers een strategie kunnen bedenken voor de verdere digitale ontwikkeling van Nederland.

In de aanloop naar die Digitale Top staan er vijf aanbevelingen in Doelgericht digitaliseren voor partijen die aan de Top deelnemen.

  1. Investeer in een waardengedreven benadering van innovatie.
  2. Kom tot een proactieve, overkoepelende agenda en activiteitenplan voor maatschappelijke en ethische aspecten van digitalisering.
  3. Investeer in een sterke positie van toezichthouders.
  4. Bedrijfsleven: maak werk van maatschappelijk verantwoord digitaliseren.
  5. Stimuleer technologisch burgerschap.

Om richting te kunnen geven aan innovatie, dienen burgers te worden betrokken. Op die manier komen zij te weten wat de mogelijkheden en risico’s van technologie zijn, en kunnen zij deelnemen aan het democratisch debat en aan politieke besluitvorming. Het blijven stimuleren van deze drie elementen is essentieel voor een sterk governance- systeem. Daarbij is aandacht nodig voor de grenzen van de zelfredzaamheid van burgers, en voor
hun bereidheid om te participeren. Waardengedreven innoveren betekent innovatie vormgeven vanuit gedeelde, publieke waarden. Dat kan alleen in gesprek met de samenleving. Daarvoor is een visie van de overheid nodig.

———————

Noot
*⁾ Etymologisch is het begrip governance verwant aan het Griekse kubernein, dat het besturen van een boot of wagen betekent. De filosoof Plato was de eerste die het woord gebruikte om te spreken over het bewust sturen van het handelen van grote groepen mensen om daarmee gewenste resultaten te verkrijgen en risico’s en ongewenste uitkomsten te vermijden. Bij publieke governance gaat het dus in essentie om maatschappelijk sturen.
Governance is het stelsel waarmee een samenleving zichzelf bestuurt. Het is de manier waarop de samenleving omgaat met maatschappelijke vraagstukken, in woord (discussie) en daad (besluiten).
Het governance-systeem bestaat uit spelers die maatschappelijke en ethische kwesties agenderen en vormgeven. De overheid is slechts een van de  partijen die een rol hebben. Het governance-systeem bestaat ook uit bedrijven, toezichthouders en maatschappelijke organisaties. En burgers.
De overheid stuurt de andere partijen wel, op een formele en informele manier. Met wetgeving, door het stimuleren van debat, door boetes op te leggen of door te onderhandelen over akkoorden.

———————
Rapport in PDF: Doelgericht digitaliseren – Hoe Nederland werkt aan een digitale transitie waarin mensen en waarden centraal staan, door Linda Kool, Elma Dujso en Rinie van Es, Rathenau Instituut, september 2018: https://www.rathenau.nl/sites/default/files/2018-09/Doelgericht%20digitaliseren.pdf

Doelgericht digitaliseren, Rathenau Instituut, 13 september 2018: www.rathenau.nl

het governance systeem rathenau instituut

Finalisten verkiezing Overheidsmanager van het Jaar 2018 bekend

De drie overheidsmanagers die meedingen naar de titel Overheidsmanager van het Jaar 2018 zijn bekend gemaakt:

  • Desirée Curfs – Directeur Stroomopwaarts
  • Rob Keet – Teamleider Grootschalig optreden, Nationale Politie (eenheid Noord-Holland)
  • Emine Özyenici – Directeur Informatievoorziening en Inkoop, ministerie van Justitie en Veiligheid

In oktober 2018 bezoekt een afvaardiging van de jury de finalisten op hun werkplek waarna op 19 november tijdens de uitreiking van de Overheidsawards in de Ridderzaal in Den Haag bekend wordt gemaakt wie van de drie finalisten een plek heeft verworven in de eregalerij en zich de Overheidsmanager van het Jaar 2018 mag noemen.

Het thema van deze editie is Leider in verbinding. Het gaat om overheidsmanagers die inspelen op toekomstige ontwikkelingen en hun organisatie hierop laten aansluiten.

De jury over Desirée Curfs
Desirée Curfs is een verbinder pur sang. Als directeur Stroomopwaarts in het participatiebedrijf van de gemeente Maassluis, Schiedam en Vlaardingen creëert zij dwarsverbanden tussen de gemeente, maatschappelijke organisaties, ondernemers en inwoners. Met haar visie inspireert zij haar medewerkers het verschil te maken voor een ander. Als een bevlogen overheidsmanager is zij met haar organisatie het boegbeeld van het werkveld van het sociale domein.

De jury over Rob Keet
Rob Keet, Teamleider Grootschalig optreden bij de Nationale Politie, toonde zich een ware leider in verbinding tijdens het oplossen van de moord op Milica van Doorn. Hij wist goed te balanceren tussen de media, de bevolking en de wetenschap en wist hen allemaal op juiste wijze bij de opsporing te betrekken. Mede door zijn volharding en visie in nieuwe opsporingsmethodieken was hij niet alleen van betekenis voor de zaak van Milica van Doorn, maar ook voor vele andere cold cases.

De jury over Emine Özyenici
Als Directeur Informatievoorziening en Inkoop draagt Emine Özyenici bij aan ‘een veiliger en rechtvaardig Nederland’. In deze tijd van digitalisering wordt het steeds belangrijker om als overheid goed te kunnen opereren in de informatiemaatschappij. Emine en haar team krijgen daardoor een steeds belangrijkere rol. Als inspirator voor haar omgeving, zet zij haar expertise, creativiteit en enthousiasme in om tot innovatieve oplossingen te komen.

Over de jury
De jury bestaat uit voorzitter Jetta Klijnsma (commissaris van de Koning Provincie Drenthe), Jannine van den Berg (politiechef Landelijke Eenheid), Antje Dekker (secretaris-directeur Waterschap De Dommel), Paul Depla (burgemeester Breda), Sandra Groeneveld (hoogleraar Publiek Management, Universiteit Leiden), Bram de Klerck (directeur-generaal Algemene Bestuursdienst), Siebe Riedstra (secretaris-generaal ministerie van Justitie en Veiligheid) en Arre Zuurmond (ombudsman metropool Amsterdam, Overheidsmanager van het Jaar 2016).

De Verkiezing Overheidsmanager is een initiatief van de Vereniging voor Overheidsmanagement (VOM). De uitreiking van de prijzen wordt mede mogelijk gemaakt door: Binnenlands Bestuur, Ernst & Young (EY), Netwerk van Publieke Dienstverleners (NPD), Huis ter Duin, Interprovinciaal Overleg (IPO), ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ordina, Publiek Denken en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Meer info over de verkiezing en uitreiking van de prijzen bij Vereniging voor Overheidsmanagement: www.vom-online.nl

Finalisten Overheidsorganisatie van het Jaar 2018

De finalisten van de verkiezing Overheidsorganisatie van het Jaar 2018 zijn inmiddels ook bekend. Tien overheidsorganisaties vertelden in Buurtcentrum de Schakel in Utrecht hun verhaal voor de jury. Na uitvoerig overleg heeft de jury gekozen voor:

  • Gemeente Heerhugowaard
  • Rechtbank Rotterdam
  • Waterschap Aa en Maas

Deze organisaties gaan met elkaar de strijd aan in de finale van 19 november in de Ridderzaal in Den Haag.

Zie voor meer info over de verkiezing Overheidsorganisatie van het Jaar 2018 bij Vereniging voor Overheidsmanagement: www.vom-online.nl

Meer info over Overheidsawards bij Vereniging voor Overheidsmanagement: www.vom-online.nl

Op de foto bovenaan:  De drie overheidsmanagers die meedingen naar de titel Overheidsmanager van het Jaar 2018: v.l.n.r. Ermine Özyenici, Desirée Curfs, Rob Keet

 

Ministerie van Sociale Zaken viert honderdjarig bestaan

Op 25 september 2018 is het honderd jaar geleden dat het Ministerie van Arbeid van start ging, de voorloper van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Ter gelegenheid daarvan is een speciale website ingericht over 100 jaar SZW – 100 jaar Goed werk, in de vorm van een tijdlijn waarin het verhaal vertelt wordt – met een keur aan historische foto’s en video’s – van SZW en het SZW-domein vanaf de aanloopperiode naar het heden en een blik op de toekomst.

Het begin

Het verhaal begint met de eerste minister van Arbeid, de sociaal bevlogen rooms-katholiek Piet Aalberse (RKSP/KVP). Hij houdt een dagboek bij dat zich laat lezen als een regeerakkoord.
Aalberse gaat voortvarend aan de slag. In 1919 treedt de aangepaste Arbeidswet al in werking. Daarmee zijn de 8-urige werkdag en de 45-urige werkweek een feit. Voor het eerst komen er ook voor mannen regels om het aantal werkuren aan een maximum te binden. En opnieuw worden de regels voor werk door vrouwen en kinderen strikter.

Ook installeert Aalberse in 1920 het eerste advies- en overlegorgaan van werknemers, werkgevers en overheid: de Hoge Raad van Arbeid. Hij wordt zelf voorzitter van deze voorloper van de Sociaal-Economische Raad (SER).

Crisistijd

De crisis van de jaren dertig komt hard aan in Nederland. Als klein land tussen economische grootmachten is het moeilijk geld verdienen. Om de kredietwaardigheid op peil te houden, houdt Nederland krampachtig vast aan een sluitende begroting en de gouden standaard voor de gulden. Hierdoor wordt Nederland – vergeleken met de ons omringende landen – in tal van opzichten duur. Het overheidsbeleid blijft de economie afremmen en het aantal werklozen stijgt: van 100.000 in 1931 tot 480.000 in 1936.

De regering is principieel tegen staatsingrijpen: de crisis moet maar uitzieken. Uiteindelijk ontkomt de regering niet aan hulpverlening voor noodlijdende mensen en bedrijfstakken, maar het is te weinig en te laat. Het beleid heeft overigens brede steun onder de kiezers. Zij zien minister-president Hendrik Colijn als de sterke man die ons land van de ondergang kan redden.

Op 8 juni 1933 wordt professor Jan Rudolph Slotemaker de Bruïne (CHU) opnieuw minister van Sociale Zaken, zoals het departement vanaf dat moment heet. Hij krijgt in zijn portefeuille werkverschaffing en de steunregelingen.

De toekomst

Wat de toekomst betreft staan we volgens de SER aan de vooravond van de vierde industriële revolutie waarin technologische ontwikkelingen zoals robotisering en digitalisering ervoor zorgen dat productie en werk er over vijftig jaar compleet anders uitzien dan nu het geval is.
Hoe ziet de arbeidsmarkt er in 2068 uit en welk stelsel van sociale zekerheid past daarbij? Zal het ministerie van SZW dan nog bestaan?

Indeling van de site:

  • Het ministerie van Arbeid en wat er aan vooraf ging 1889 – 1919
  • De eerste jaren van het ministerie van Arbeid 1919 – 1929
  • De crisisjaren 1930 – 1940
  • SZW in oorlogstijd 1940 – 1945
  • De wederopbouw 1946 – 1967
  • Grenzen aan sociale zekerheid 1967 – 1982
  • Van crisis naar optimisme 1982 – 2002
  • Langer doorwerken en andere taboes 2002 – 2018
  • 2018: Van nu naar later

Honderd jaar SZW: https://magazinesintern.rijksoverheid.nl

Historische foto met dr. Wllem Drees in Den Haag in 1056

In de Dierentuin te Den Haag heeft een groot aantal bejaarden op een feestvergadering de noodwet Drees uitgeluid. Met applaus werd Dr. W. Drees bij zijn binnenkomst begroet. Links de voorzitter van de Algemene Bond van Ouden van Dagen, de heer W. van Beek (december 1956).

Interview met Jelmer Evers in Intermediair over onderwijs en de vierde industriële revolutie

In Intermediair, tijdschrift en platform voor hoger opgeleiden,  staat een interview van Wouter Boonstra met Jelmer Evers naar aanleiding van de verschijning van het boek Teaching in the Fourth Industrial Revolution: standing at the precipice, waarvoor Evers een hoofdstuk heeft geschreven. Aan het boek hebben zes leraren meegewerkt die in het verleden de finale hebben gehaald van de internationale verkiezing Global Teacher Prize.

Jelmer Evers (1976) is leraar geschiedenis op scholengemeenschap UniC in Utrecht en Teacher Fellow van Education International – de internationale koepelorganisatie van vakbonden en vakcentrales die de belangen van werknemers in het onderwijs in 172 landen behartigt.
Evers is met René Kneyber redacteur van het in 2013 verschenen succesvolle boek Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!  Hij is tevens voortrekker van Stichting Beroepseer.

Nieuw paradigma i.p.v. kortetermijndenken

Volgens Evers sluiten onderwijsprogramma’s slecht aan op de behoeften van de toekomst. Debet daaraan is het kortetermijndenken.
Beter zou zijn een nieuw paradigma te omarmen, suggereert Evers, en antwoorden zoeken op de vraag wat de vierde industriële revolutie in deze tijd van maatschappelijke verandering voor leraren en leren betekent.

Evers noemt bijvoorbeeld de netwerkende leraar: “We moeten onze klaslokalen, scholen en onderwijssysteem inrichten naar de principes van samenwerking en vertrouwen en ons als leraren bewust zijn van hoe wereldwijde krachten onze klaslokalen beïnvloeden. Investeer in wat leerlingen leren”.

Na de nominaties voor de Global Teacher Prize (Evers heeft twee maal de finale gehaald, voor de verkiezing van 2015 en 2016), kwam Evers inspirerende mensen tegen op een congres in Dubai: “We zijn een netwerk geworden. Met de Canadees Armand Doucet heb ik regelmatig contact en het leek ons een goed idee eens op te stellen wat er allemaal op ons afkomt. Er wordt veel gezegd en geschreven over disruptie, maar wij wilden andere ideeën uitdiepen.
De vierde industriële revolutie is een herkenbaar ankerpunt met technologieën die een nieuwe dynamiek met sociale, economische en politieke gevolgen teweegbrengen. De organisatie van de prijs bracht ons samen op een groot onderwijscongres in Toronto. Daar hebben we het raamwerk opgezet. Het boek verscheen in maart bij uitgeverij Routledge. Het verkoopt goed en ik krijg veel feedback”.

Staan we echt voor de afgrond?

Maar waarom heeft het boek zo’n onheilspellende titel, vraagt interviewer Boonstra. Staan we echt voor de afgrond?

“De revolutie wordt gedreven door technologieën, vooral kunstmatige intelligentie. Er verschenen studies over hoe robots ons gingen vervangen. Ons hele economische systeem zou worden vervangen en grote digitale giganten zouden alles beheersen, schreef Klaus Schwab, voorzitter van het World Economic Forum. Ook ons onderwijs moest anders. We moesten anders lesgeven, meer personaliseren. Maar er zijn veel foute aannames over onderwijs en kunstmatige intelligentie. Ja, er is een mooie lijst van technologische veranderingen, maar als je goed kijkt hebben die ook te maken met globalisering en deregulering. Het ligt gecompliceerder dan ‘robots gaan ons vervangen’.”

De relatie leraar-leerling

Evers zieomslag Teaching in the Fourth Industrial Revolution - Standing at the Precipicet het zo: “Onderwijs gaat uit van de relatie leraar-leerling. Die is niet te vervangen door een algoritme. Technologie is niet van zichzelf slecht, maar een middel. Ik was op een congres waar technologie goed door leraren werd toegepast. Leerlingen konden projecten doen over de hele wereld en kregen goede apps om te programmeren. Maar je begeeft je op een nauw pad en die nuance wilden we proberen te vatten in het boek. Want hoe geef je dan les?”

Klik hier voor lezen van het hele interview met Jelmer Evers met adviezen over manieren om de vierde industriële revolutie te overleven: Basis- en voortgezet onderwijs zitten in een neerwaartse spiraal, interview met Jelmer Evers, door Wouter Boonstra, Intermediair, 14 september 2018: www.intermediair.nl

Teaching in the Fourth Industrial Revolution – Standing at the Precipice, door Armand Doucet, Jelmer Evers, Elisa Guerra, Dr Nadia Lopez, Michael Soskil, Koen Timmers, uitg. Routledge, 2018: www.routledge.com

Jelmer Evers is een van de genomineerden voor internationale Global Teacher Prize, Blogs Beroepseer, 9 december 2014: https://beroepseer.nl

Website Jelmer Evers: http://www.jelmerevers.nl/ (Niet meer actief)

The fuure of jobs report 2018

Rapport World Economic Forum met prognoses voor bedrijfsvoering, banen en arbeidsmarkt in komende 5 jaar

Tegen het jaar 2022 behoort iedereen 101 dagen aan leren te besteden. Dat gaat in de richting van een derde van een jaar. Deze voorspelling staat in het tweejaarlijkse Future of Jobs Report 2018 van het World Economic Forum.
Het World Economic Forum (WEF) is een jaarlijkse vergadering van de directie van de grootste bedrijven ter wereld, internationale politici, intellectuelen en journalisten, in totaal circa 2500 personen, die plaats vindt in Davos in de winter. De eerstvolgende jaarvergadering vindt plaats van 22—25 januari 2019.
Een andere vergadering, van het World Economic Forum’s Network of Global Future Councils vindt plaats in Dubai op 11 en 12 november 2018. Op deze vergadering ontmoeten vooraanstaande deskundigen elkaar om de grenzen van kennis te onderzoeken. De resultaten van deze bijeenkomst bepalen het programma van de bijeenkomst van januari 2019 in Davos.

De vierde industriële revolutie

De vierde industriële revolutie is in volle gang en mengt zich met andere socio-economische en demografische factoren in de samenleving. De manier waarop we zakendoen en geld verdienen verandert radicaal in alle sectoren van industrie en bedrijfsleven. Het gevolg is een grote disruptie – ontwrichting – van de arbeidsmarkt. Er ontstaan nieuwe banen die geheel of gedeeltelijk andere vervangen. De vaardigheden die nodig zijn in zowel oude als nieuwe beroepen zullen in de meeste organisaties anders zijn en gaan bepalen waar en hoe mensen werken. Die vaardigheden kunnen van verschillende invloed zijn op vrouwelijke en mannelijke werknemers en de dynamiek van de genderkloof in bedrijven veranderen.

Het rapport is gericht op het verschaffen van concrete informatie wat betreft de geografische en bedrijfsmatige omvang van deze ontwikkelingen. Wat is de te verwachten invloed op werk, banen, beroepen functies, werkgelegenheid en vaardigheden?
Het tempo van de veranderingen is enorm toegenomen sinds het vorige rapport van het WEF van 2016. Het thema in dat jaar was Industrie 4.0 – de vierde industriële revolutie. Voorzitter Klaus Schwab heeft gezegd dat de vierde industriële revolutie “niet alleen zal veranderen wat we doen, maar ook wie we zijn”

Beter begrip van mogelijkheden van nieuwe technologie

In het rapport van 2018 is de nadruk gelegd op het verkrijgen van een beter begrip van de mogelijkheden van nieuwe technologie. Dat is inclusief automatisering en algorithmen voor het scheppen van nieuwe banen van hoge kwaliteit en het op grote schaal verbeteren van de kwaliteit en productiviteit van bestaande banen.
Zoals de geschiedenis van de mensheid heeft aangetoond, zijn er altijd nieuwe banen en taken bijgekomen als gevolg van technologische ontwikkelingen. Van de ontwikkeling van nieuwe toepassingen, tot het besturen van drones tot het op afstand monitoren van patiënten en gecertificeerde hulpverleners in de zorg. Er ontstaan nieuwe kansen voor een geheel nieuw scala aan bestaansmiddelen voor werkende mensen.
Tezelfdertijd evenwel is het ook duidelijk dat de golf van technologische vooruitgang van de vierde industriële revolutie het aantal werkende mensen met bepaalde taken doet dalen. Analytici hebben ontdekt dat de vraag naar nieuwe functies zal leiden tot een verminderde vraag op andere gebieden. Wat we ermee winnen is nog niet geheel duidelijk en nog geen uitgemaakte zaak.
Er zijn moeilijke transities voor miljoenen werkende mensen en nodig is nu een proactieve investering in de ontwikkeling van een nieuwe golf getalenteerde en bekwame mensen die bereid zijn nieuwe dingen te leren.

Ter vermijding van een onwenselijk scenario met verlies voor alle partijen – technologische verandering met gebrek aan talent, massale werkloosheid en groeiende ongelijkheid – is het van essentieel belang dat bedrijven actief zijn in het ondersteunen van hun werknemers door middel van herscholing, het bijspijkeren van kennis en het aanbieden van een opleiding als dat nodig is. Ook de werknemers dienen een proactieve houding aan te nemen en bereid zijn tot een leven lang leren. Daarnaast dient de overheid snel en op een creatieve manier een omgeving te creëren die inzet en inspanningen steunen. De analytici van het Forum laten weten dat veel werkgevers met een te beperkte blik zich bezighouden met herscholing en uitbreiding van vaardigheden van hun beste werknemers.

Strategie nodig

Om aan alle uitdagingen het hoofd te bieden is een strategie nodig, wil de beroepsbevolking een kans van slagen hebben in de vierde industriële revolutie. Bedrijven behoren te erkennen dat investeren in mensen – ‘menselijk kapitaal’ genoemd in het rapport – een aanwinst is in plaats van een blok aan het been. Dit is vooral noodzakelijk omdat er een positieve cyclus bestaat tussen nieuwe technologieën en bijscholing.

De inbreng van nieuwe technologie draagt bij aan de groei van het bedrijf en bestaande banen en het creëren van nieuwe banen, mits deze technologie ten volle de talenten kan inzetten van een gemotiveerde en flexibele beroepsbevolking die uitgerust is met toekomstbestendige vaardigheden om de nieuwe mogelijkheden ten volle te kunnen benutten. Voorwaarde daarvoor zijn permanent leren en blijven ontwikkelen. Omgekeerd kan een kloof in vaardigheden – zowel onder werknemers als onder leidinggevenden van een organisatie – invoering en toepassing van technologie sterk belemmeren en daarmee de groei van het bedrijf.

The Future of Jobs Report 2018 geeft een vijfjarige prognose, gebaseerd op de recentste gegevens van organisaties en heeft tot doel andere organisaties, regeringen en beroepsbevolking informatie te verschaffen die kan bijdragen aan besluitvorming. Het rapport biedt middelen die moeilijke kwesties van de komende vijf jaar kunnen helpen oplossen.

De inhoud van het rapport bestaat uit twee delen: Deel 1: De beroepsbevolking voorbereiden; Deel 2: Beschrijving per bedrijfstak, land en regio.

Omslag The Future of Jobs Report 2018

Download hier in PDF The Future of Jobs Report 2018, Center for the new economy and society, World Economic Forum, 2018: http://www3.weforum.org/

The Future of Jobs Report 2018, World Economic Forum, 17 september 2018: www.weforum.org

Lees ook: 5 things to know about the future of jobs, World Economic Forum, 17 september 2018: hwww.weforum.org