Skip to main content

Jacques Smeets

Ere zij God!

Dit hooglied zong ik als onschuldige en vooral rooms-katholiek opgevoede jonge knaap op Eerste Kerstdag in de Herdersmis. Eren betekende voor mij zoveel als ontzag hebben voor mijn ouders, de leraar en de politieman. Voor God moest ik eveneens ontzag hebben, zo werd mij door de priester op de Lagere School op mijn tedere hartje gedrukt. Want Hem zou ik alleen aanbidden en beminnen en vooral geen afgoden. In dat geval liep ik het risico na mijn dood eeuwig in de hel te branden. Ik mocht geen onkuisheid doen of begeren, want ook dan zou mij hetzelfde lot wachten. De kapelaan kon het weten, want hij was immers de vervanger van God op aarde.

Wist ik toen veel dat het begrip eer vele betekenissen kende, net zoals ik als kind nauwelijks benul had van het begrip onkuisheid. Maar dát was wel zondig en het had met ons blote lichaam te maken, zover reikte mijn kennis toen al. Dat had de kapelaan op school ons geleerd. Het kwam niet in me op dat er priesters waren die onkuisheid deden met kinderen van mijn leeftijd. Alhoewel, toen de kapelaan mij een paar keer met beide handen lieflijk over mijn gezicht streek, vond ik dat wel raar.
Van het celibaat had ik toen niet eens gehoord, laat staan dat het iets met priesters en seks te maken zou hebben. Priesters waren in mijn ogen heiligen en dus zonder zonden, dat kon niet anders. Zo had ik het geleerd.

Meer dan vijf decennia en een enerverend politieleven later, kijk ik iets anders aan tegen het begrip. Het zal te maken hebben met de berichten over seksueel misbruik binnen de kerk.
De recente onthullingen over het gedrag van wijlen bisschop Gijsen zetten mij aan het denken over de beroepseer binnen de geestelijkheid. De huidige bisschop nam ferm afstand van zijn voorganger Gijsen, er werden vooral excuses aangeboden en men sprak aarzelend hoop uit op een nieuw begin (wat dit dan ook zijn moge). Misschien verwacht de bisschop een soort vergeving van de samenleving, zoals Jezus zijn moordenaars zou hebben vergeven omdat zij volgens hem niet beter wisten? Dat zou een misrekening zijn, want diegenen die zich aan kinderen vergrepen, wisten verdomd goed wat zij deden.

Wat mij vooral bevreemdt is dat geestelijken nooit zeggen dat zij het een hele eer vinden om priester te zijn. Maar wat wil je, als je denkt door God geroepen te zijn om Hem en de mensheid te dienen? Je legt de belofte over het celibaat af, dus geen seks in je leven. Je hebt alleen maar te dienen, trots, eer en seks (voor het plezier) zijn uitingen van ijdelheid en dus verwerpelijk. De kerkelijke leer is nu eenmaal rechtlijnig en eenduidig, niet voortkomend uit menselijke gedachten, maar rechtstreeks van God, via de Bijbel. Althans, volgens de dogmatiek van de geestelijkheid.
Politiemensen bijvoorbeeld zeggen juist heel vaak dat zij het mooiste beroep van de wereld hebben en dat zij er trots op zijn om een nuttige bijdrage te mogen leveren aan de samenleving. Ook politici steken niet onder stoelen of banken hoe eervol zij het vinden om zo’n zware verantwoordelijke publieke functie te mogen uitoefenen. Echter, ook met politiemensen en politici loopt het soms anders. Gelukkig maar, je zou anders gaan twijfelen aan hun menselijkheid.

Ik vermoed dat het verschil zit in het door velen vermaledijde celibaat.
Stel je eens voor dat het celibaat ook zou gelden voor politiemensen en andere gezagsdragers. Vermoedelijk zou het aantal gevallen van seksueel en ander misbruik onder deze beroepsgroep vanwege de machtsverhoudingen vele malen groter zou zijn dan onder geestelijken. Verdringing van seksuele driften kan niet anders dan leiden tot ongeremde uitspattingen in alle soorten en vormen. Natuurlijke driften zijn sterker dan afweermechanismen. De driften zorgen er immers voor dat het leven kan voortleven.

Ere zij God! Voor velen is de betekenis van deze woorden veranderd in afwijzing en afkeer van de kerkelijke dogma’s. De beroepseer van de geestelijkheid heeft een enorme deuk opgelopen, zo die al zou bestaan. Het gaat nu meer om het imago van het kerkelijke instituut. Ook de Paus wil uitsluitend uit naam van God dienen. De vorige wordt al acht jaar na zijn dood heilig verklaard. De nieuwe is al een heilige voordat hij is overleden. Hij begeeft zich graag onder de armen, terwijl de rijken met de dag rijker worden. Maar geen woord over eer of trots.

Ik zou Franciscus wel eens willen vragen of hij ergens diep in zichzelf iets van trots voelt dat hij hier op aarde plaatsvervanger mag zijn van God. Ik zou het een hele eer vinden om het hem te mogen vragen maar vermoed dat hij het zal hebben over een roeping.

Jacques Smeets
www.deblauwediender.nl

Campagneterreur

Het is zaterdag, 15 maart 2014.

Zoals gebruikelijk breng ik, samen met mijn vrouw, op zaterdagmiddag een bezoekje aan de markt van Geleen. Deze waereldstjad, zoals men hier vooral tijdens carnaval pleegt te zeggen, hoort bij de gemeente Sittard-Geleen. De zaterdagmarkt is in deze crisistijden een van de spaarzame economische lichtpuntjes in het centrum van Geleen, waar vooral leegstand een doorn in het oog is van inwoners, ondernemers en van de plaatselijke politiek.

Op de markt ontmoeten mensen elkaar. Zij maken een praatje, sjouwen met de witte plastic zakken gevuld met groenten en fruit, eten ‘n frietje bij de friettent of kibbeling bij de visboer. Op doordeweekse dagen kan je een kanon afschieten. Grote kans dat je niemand raakt in de meestal verlaten winkelstraten. Maar, daar gaat verandering in komen, bleek vanmiddag. Het is immers verkiezingstijd, de markt werd overheerst door campagneteams van wel tien verschillende politieke partijen. Een veelvoud aan beloften, plannen en projecten om het centrum van Geleen weer aantrekkelijk te maken, vliegen je om de oren. Een compleet legertje aan campagneteams, uitgedost in kleurige jassen en dassen, voorzien van rozen, ballonnen, flyers en brochures, mengt zich onder het publiek. In volle overtuiging verkondigen zij hun boodschappen aan het volk.

Wij lopen pardoes in de armen van een groot team, waarvan alle leden een opvallend grote gele sjaal met het opschrift G.O.B. dragen. De afkorting staat voor Geloofwaardig, Open en Betrouwbaar. Zijn dat niet juist de waarden waaraan het bij politieke partijen en bestuurders schort? Juist daarom neemt ongeveer de helft van de kiesgerechtigden zich niet meer de moeite om naar de stembus te gaan.
Een zichzelf respecterende politieke partij maalt om die negatieve publiciteit, die gaat door tot het gaatje. Onversaagd mengen zij zich tussen de marktbezoekers en strooien kwistig met de gele rozen. De gele rozen mengen zich al snel met de rode van de PvdA. Hier en daar lopen mensen rond met een mooie buit van een stuk of acht rozen, gele en rode. Deze koopjesjagers zullen hebben gedacht, beter hier voor niks dan ze duur betalen aan de kraam of in een tuincentrum.

Bij de uitgang van de garage praat ik kort met een van de kandidaten van de lokale Stadspartij. Samen met andere leden van zijn team, deelt hij ijsjes uit aan de voorbijgangers. Bij een graadje of 12, fris windje, worden de mensen verrast met een ijsje. Politici zijn, net als het weer, onvoorspelbaar. De Stadspartij staat, althans volgens de brochure, voor een veilig gevoel voor de inwoners, een schone leefomgeving, het laten ondernemen door de ondernemer en het werken aan werk. Oneliners waar zelfs een kind doorheen prikt.
Ik vertel de man wat ik vind van de afkorting van die andere partij, die van de gele rozen.
Zijn reactie: “Ha, ha, ha, ja..ja…het is verkiezingstijd, je hebt eigenlijk wel gelijk. Maar daarom staan wij juist hier, om te laten zien dat wij wél geloofwaardig, open en betrouwbaar zijn.”
Ik heb de man succes gewenst en ben snel doorgelopen, daarbij aangespoord door mijn vrouw. Hier was geen eer te behalen.

Nadat wij onze inkopen hebben gedaan, lopen wij terug richting parkeergarage. Opeens zie ik twee politiemensen in uniform tussen het volk. Blijkt dat zojuist de portemonnee van een oud vrouwtje werd gerold. Een agent ontfermt zich over het vrouwtje, de ander gaat op zoek naar getuigen en/of daders.
Ik ken deze collega als iemand die beroepseer hoog in het vaandel heeft staan. Zijn menselijke manier van opvang van het slachtoffer laat zien dat hij betrokken is bij datgene wat het oude vrouwtje is overkomen.
Vlakbij dit tafereel staat de VVD grote plannen te verkondigen over veiligheid, openbare orde, participatie en zelfredzaamheid van de burger. Een van de slogans luidt: “met te lichte straffen wordt iedereen gestraft”. Zeg mij wat! Of nog beter: zeg dat maar tegen dat oude vrouwtje met haar rollator.
De campagnevoerders hadden geen oog voor het vrouwtje.

Even verderop worden wij aangesproken door iemand van de DNA-partij. DNA is geen afkorting, maar een partij die gelooft in de potentie van haar stad. Die partij vindt dat iedereen zich in hun stad veilig moet voelen. DNA zegt dat veiligheid bij jezelf begint door als inwoner, verkeersdeelnemer, ondernemer, overheid of werknemer verantwoordelijkheid te dragen voor de veiligheid van de ander en de leefomgeving. Men legt de regierol hiervoor bij de overheid. Over de verantwoordelijkheid van je eigen veiligheid lees ik geen woord in de brochure. Wel dat zij het allemaal een grote eer vinden om op te willen komen voor de belangen van de samenleving.

Wij lopen in versnelde pas richting parkeergarage. Ik voel mij niet meer veilig met zoveel campagneterreur op straat. Op en rond de markt zijn zeker tien verschillende partijen actief. De partij met de rode tomaat als symbool is de laatste die wij op onze weg naar de auto tegenkomen. Tijdens het voorbijlopen horen wij nog net dat een van de leden van het SP-team tegen een voorbijganger zegt: “Mevrouw, wij zijn tegen de zorg.” Ik mag hopen dat ik enkele woorden heb gemist. Mijn vrouw en ik kijken elkaar veelbetekenend aan. Wij hebben nog slechts één doel voor ogen: zo snel mogelijk weg hier.
Op weg naar huis overdenk ik in een moment van rebelsheid om de landelijke Coördinator Terreur Bestrijding in te schakelen. Ik kom snel tot bezinning, want deze terreur vindt op deze zaterdag in vrijwel alle steden plaats. Onbegonnen werk om daar iets tegen te ondernemen. Op 19 maart a.s. gaat het vanzelf wel over.

Een paar dagen later lees ik in de krant dat in de voorbije ambtsperiode 627 van de 1506 wethouders in Nederland om uiteenlopende redenen hun termijn niet hebben afgemaakt. Ruim de helft van die 627 wethouders struikelden over een politieke vertrouwensbreuk. Ik vraag mij af of wethouders enig besef hebben van beroepseer. Het valt mij wel op dat er onder de Voortrekkers geen enkele politicus zit.

De hele campagne is dus eigenlijk een vorm van zelfkastijding. Zou er toch iets van kloppen dat kandidaten uit zijn op aandacht en dat zij narcistische en sadistische trekjes hebben? Na de verkiezingen komen er gewoon weer nieuwe poppetjes op het pluche om er vervolgens weer massaal vanaf te vliegen, al dan niet door toedoen van hun eigen collega’s. Er zal uiteindelijk toch bestuurd moeten worden. De terreur van de straat verplaatst zich vanzelf naar die van de raadszaal.

En jij en ik? Wij gaan gewoon weer meer OZB betalen.

Lang leve de democratie!

 

Ontnuchtering

De Korpschef van de Nationale Politie, Gerard Bouman, werd in het tv-programma Knevel & Van den Brink (15/01/2014) aangesproken op de creativiteit van bendeleden, die zich aan de sterke arm der wet onttrekken. Aanleiding was de arrestatie van elf bendeleden in Den Haag.

Bouman wist, net als ik, al lang dat andere bendeleden door gezinsleden, buren en zelfs ondernemers worden gewaarschuwd en meeprofiteren van de buit. Dat bendeleden richting Marokko vertrekken om daar een tijdje liefdevol door familie te worden opgevangen, was voor mij als oud-politieman, eveneens geen verrassing en ook niet dat zij daarna weer terugkeren om vervolgens verder te gaan met hun criminele activiteiten.

Gerard Bouman schrok er in het geheel niet van. Hij liet zich niet knevelen door deze twee naïeve EO coryfeeën. Hier sprak de nog steeds diep in zijn hart levende en praktisch denkende straatagent:  “Als ze zich verstoppen en een tijdje onderduiken, hebben we er ook geen last van, dus hebben we dat bereikt”, aldus de korpschef in een ontnuchterende reactie. Een waarheid als een koe, maar televisiemensen als Andries en Thijs schrikken zich een hoedje wanneer de hoogste politiebaas in Nederland op een laconieke manier bij hun aan tafel vertelt dat het in crimineel Nederland vrij normaal is dat ouders hun ontspoorde kinderen nu eenmaal in bescherming nemen.

Weten zij veel? In hun wereldje gaat het om formats, kijkcijfers en selectie van de tafelgenoten. Zij kijken in camera’s en niet in de criminele wereld en al helemaal niet in de harten van politiemensen die dagelijks te maken krijgen met mensen die het niet zo nauw nemen met onze rechtsregels en met normen en waarden. In het politieberoep heb je te maken met de keiharde en ruwe onderkant van onze samenleving. Aan de tafel van Knevel & Van den Brink wordt alles tot in de puntjes en op de seconde nauwkeurig voorbereid en geregisseerd. Daar komt geen crimineel aan te pas. Er worden mensen verzameld die de programmamakers  interessant genoeg vinden voor de uitzending en waarvan zij denken dat het voldoet aan de verwachtingen m.b.t. de kijkcijfers. Met dit soort zaken heeft het politieberoep totaal niets van doen.
Volgens Knevel moest de politie in zo’n wijk een oproep doen aan ouders en familie dat het van ongewenst gedrag getuigt om hun criminele kinderen te laten onderduiken. Volgens mij getuigt zo’n vraag pas van echte naïviteit. Hij sloeg helemaal de plank mis door verontwaardigd te roepen dat wij als burgers zeggen dat dit in Nederland toch niet kan. Thijs van den Brink deed er nog een schepje bovenop door aan de korpschef te vragen of hij zijn zoon – als hij er een zou hebben – zou helpen wanneer die zoiets zou doen. Zou hij werkelijk gedacht hebben dat de korpschef zou zeggen: “Ja, natuurlijk!”

Wellicht had de korpschef iets meer uitleg kunnen geven over het verschoningsrecht. Nog beter was het geweest wanneer hij beide tafelheren had uitgenodigd om ‘n keertje mee te gaan met zo’n actie. Zouden ze tenminste zelf kunnen ervaren hoe de buitenwereld er werkelijk uitziet. Ik vermoed dat ze het in hun broek zouden doen. Tegelijkertijd zouden ze dan wel meer dan genoeg stof hebben om een programma te verzorgen dat zeker zou voldoen aan de kijkcijferverwachtingen.

Jacques Smeets

www.deblauwediender.nl

 

Waakzaam, dienstbaar en traumatiserend

Dit is de veelzeggende titel van de documentaire die Zembla op 13 februari 2014 op tv uitzond. Zembla onderzocht wat het risico is voor politiemensen met PTSS voor de veiligheid op straat en hoe de Nationale Politie omgaat met haar getraumatiseerde werknemers.

Mijn nieuwsgierigheid als inmiddels gepensioneerde politieman was groot, aangezien ik nog steeds betrokken ben bij het welzijn van mijn oud-collega’s. Ik heb immers meegewerkt aan de totstandkoming van de in de documentaire door professor Gersons genoemde Blauwdruk Mentale Zorglijn Politie. Ik was erbij toen dit onderzoeksrapport werd aangeboden aan minister Opstelten van Veiligheid & Justitie.

Het overgrote deel van onze samenleving gaat ervan uit dat politiemensen er maar tegen moeten kunnen dat ze regelmatig te maken krijgen met geweld, agressie en menselijk leed. De bevolking heeft niets op met beroepseer binnen de politie.
Een behoorlijk aantal politiemensen raakt getraumatiseerd door de confrontaties met menselijk leed, geweld en agressie. Binnen de politiewereld heerst nog steeds een soort machocultuur, waardoor politiemensen niet vanzelfsprekend hun emoties en kwetsbaarheid in het openbaar tonen. Uit eigen ervaring weet ik hoe de regelmatige confrontatie met menselijk leed, agressie en lijken in alle soorten en gradaties er in kan hakken. Zelf ben ik er relatief goed doorheen gekomen, tenminste ik leef nu in goede geestelijke en lichamelijke gezondheid.

De verhalen die in de documentaire werden verteld bezorgden mij af en toe rillingen, ik had echt met die mensen te doen. Wat mij opviel was dat de getroffenen zich naast de lichamelijke, geestelijke en sociale ellende, meestal ook ernstig in hun beroepseer aangetast voelden door de behandeling door leidinggevenden en bedrijfsartsen.

Korpschef Gerard Bouman gaf in de documentaire op serieuze vragen naar mijn smaak te vaak antwoorden zoals “dat weet ik niet”, “is dat zo?” en “geen idee”. De korpschef kwam bijna fatalistisch op mij over. Tegelijkertijd weet ik dat hij diep in zijn hart begaan is met het welzijn van zijn politiemensen. Bouman weet uit eigen ervaring heel goed wat beroepseer voor een politieagent betekent. Toch wekte hij op z’n minst af en toe de indruk dat de zeer complexe ontwikkeling van een nieuwe organisatie hoger op de prioriteitenlijst staat dan het menselijk welzijn van de medewerkers.

Professor Gersons noemt de Adviescommissie in de uitzending een bureaucratisch gedrocht, omdat de getroffen politiemensen allerlei zaken moeten gaan opschrijven en opsturen. De meeste PTSS patiënten zijn bezig met overleven en hebben veelal andere dingen aan hun hoofd.

De commissie had medio 2013 moeten beginnen met de afhandeling maar is daarmee pas in januari 2014 gestart. Op de vraag van Zembla aan voorzitter la Haye van de Commissie wanneer de ingediende dossiers afgehandeld zullen zijn, zegt deze dat hij daarop geen antwoord kan geven. Hij heeft eveneens geen antwoord op de vraag hoeveel nieuwe aanvragen hij per jaar verwacht binnen te krijgen. Wanneer la Haye vervolgens wordt geconfronteerd met zijn bericht naar aanvragers toe dat naar verwachting de aanvragen pas ver in 2014 afgehandeld zullen zijn, ontkent hij in eerste instantie dat hij dat zo heeft geformuleerd. Het staat nota bene letterlijk zo op de website van de Politieacademie. La Haye zegt op verdere vragen dat hij medische informatie uit de dossiers leest, terwijl hij geen medische achtergrond heeft. Hij zegt in dit verband dat hij mede met de leden van de Commissie ervoor moet zorgen dat het protocol op de juiste wijze wordt nageleefd en dat hij daarom de dossiers moet lezen.

Ik ben het met professor Gersons volledig eens dat het een kwalijke zaak is dat de Commissieleden de brieven van behandelaars lezen. Om zich in te dekken vraagt de Commissie aan de indiener om een schriftelijke machtiging. Als Zembla aan la Haye vraagt of dat in zijn optiek een vrijwillige machtiging is, zegt hij na lang nadenken dat hij denkt van wel. Wanneer de machtiging niet wordt verleend, zal de Commissie het dossier niet in behandeling kunnen nemen, aldus la Haye. Aan hem wordt nogmaals de vraag gesteld of het dan gaat om een vrijwillige machtiging. Het antwoord van la Haye: “daar heb ik geen oordeel over.”

Ik vraag me af in hoeverre deze voorzitter en de commissieleden op een eervolle wijze hun beroep kunnen uitoefenen. La Haye gaf mij de indruk zich niet volledig bewust te zijn van zijn zware verantwoordelijkheid jegens politiemensen die met PTSS te maken hebben en op zoek zijn naar erkenning. Hij zou zich diep moeten schamen voor de antwoorden die hij aan Zembla gaf.

De uitspraken van korpschef Gerard Bouman en van voorzitter la Haye van de Adviescommissie PTSS verontrustten mij zodanig dat ik vrij snel na afloop van de documentaire een vijftal Tweede Kamerleden, tevens woordvoerders in politiezaken, per e-mail heb aangeschreven. Ik vroeg hen om kritisch te kijken naar de uitzending en te luisteren naar wat er door betrokkenen werd verteld. Mijn bedoeling van deze actie was om het onderwerp PTSS bij de politie nog nadrukkelijker op de agenda te krijgen van politiek Den Haag. Het ging er mij met name om minister Opstelten aan te sporen meer vaart te zetten achter de uitvoering van de Circulaire PTSS en dat de Adviescommissie PTSS slagvaardiger en op een verantwoorde wijze te werk zou gaan.

De vragen werden inderdaad op dinsdag, 18 februari jl. door Nine Kooiman aan de minister gesteld, aangevuld door vragen van de Kamerleden Magda Berndsen (D66) en Ahmed Marcouch (PvdA). De Minister deed de toezegging zeer binnenkort met een uitgebreid antwoord te komen. Hij zou alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat de dossiers zo snel mogelijk worden afgehandeld. Eerder liet hij de Kamer al weten de Adviescommissie uit te breiden met nog eens vier mensen, zodat wordt voorkomen dat nieuwe aanvragen onnodig lang blijven liggen. Verder zou hij de aanbevelingen van Prof. Gersons in de Blauwdruk Mentale Zorglijn politie nog eens zeer kritisch gaan lezen om te bekijken in hoeverre het noodzakelijk is om psychologen in dienst van de Nationale Politie te nemen, zodat zij dichter bij de PTSS problematiek van politiemensen komen te staan.

Nine Kooiman liet mij weten dat zij bericht had gekregen van de assistent van de minister dat de toegezegde brief er heel snel zou komen.

Deze kwestie maakt duidelijk dat beroepseer geen vanzelfsprekende zaak is. Iedereen die beroepshalve vanuit zijn of haar functie bij de afhandeling van aanvragen voor erkenning van PTSS als beroepsziekte betrokken raakt, zal zich bewust moeten zijn van de zware verantwoordelijkheid die zij dragen jegens de indieners. Het zou in wezen een eer moeten zijn om een steentje bij te kunnen en mogen dragen aan het (eer)herstel van politiemensen die getraumatiseerd raken doordat zij zich waakzaam en dienstbaar inzetten voor de veiligheid van een kritische en veeleisende samenleving. Politiemensen vormen immers het fundament van de organisatie. Investeren in mensen is een eervolle taak. Dat mag best een paar centen kosten.

Jacques Smeets

www.deblauwediender.nl

 

Onder Spanning, panelavond met Joost van der Wegen

Op 23 januari 2014 presenteerde onderzoeksjournalist Joost van der Wegen zijn boek “Onder Spanning” in zaal Carna te Einighausen (gem. Sittard-Geleen). Hierin beschrijft hij wat druk en spanning voor invloed kan hebben op de ‘mens in de politieman’.
Na de presentatie volgde een paneldiscussie met het aanwezige publiek. Het geheel werd georganiseerd en begeleid door Inge Buijs, eigenares van boekhandel Dit&Dat uit Geleen.

Het panel bestond uit:
Joost van der Wegen;
Sjraar Cox, burgemeester van Sittard-Geleen;
Olliver Laumen, politiechef in het district Sittard-Geleen;
Arthur van der Vlies, ervaringsdeskundige, beheerder van website Reflectie in Blauw.

Nadat auteur Joost van der Wegen een korte presentatie van zijn boek had gegeven, werd door Inge Buijs aan burgemeester Cox de vraag gesteld wat hij van het boek vond. Bladerend door het boek gaf hij toe dat hij het nog niet helemaal had gelezen. Hij vond het zeer terecht dat er steeds meer aandacht was voor het geestelijk welzijn van dienstverleners die altijd en overal op af gaan waar burgers een stap terugdoen. De schier obligate opmerking dat men met de poten af moest blijven van hulpverleners, klonk de aanwezigen bekend in de oren. Opvallend was dat hij in het boek bleef bladeren en af en toe zelfs zat te lezen, alsof hij wilde inhalen wat hij had gemist.

Politiechef Laumen – die voordat hij leidinggevende werd – een aantal jaren als parketsecretaris bij het Openbaar Ministerie had gewerkt, maakte diepe indruk door te vertellen over de opmerkelijke gedrevenheid die politiemensen aan de dag leggen in hun constante strijd tegen criminaliteit. Hij weet dat zij in het besef leven dat er altijd gevaar op de loer ligt, toch gaan zij altijd door, wat er ook gebeurt. Zij weten ook donders goed dat beleidsmakers, bestuurders en leidinggevenden vaak vanuit hun eigen werkelijkheid handelen. Dat zorgt ervoor dat er soms een kloof is tussen hun werk en dat van de diender op straat of de rechercheur. Laumen vraagt zich nog steeds af waar die gedrevenheid vandaan komt.

Het werd gaandeweg de avond duidelijk dat het politieberoep zeer complex is en dat in een tijdspanne waarin stress en spanning bij politiemensen niet meer uitsluitend voortkomen uit het werk dat ze doen. Ze krijgen steeds meer te maken met een mondige en soms onwillige of opstandige samenleving. Er is duidelijk sprake van een gezags- en autoriteitsconflict. Politiemensen moeten in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en overeenkomstig de daarvoor geldende rechtsregels de openbare orde handhaven. De politie heeft weliswaar het geweldsmonopolie, maar ook dat is gebonden aan zeer strenge wetten, regels en protocollen.
Dienders worden overladen met deze zaken. Afwijking daarvan kan rampzalige gevolgen hebben, ook voor hun omgeving. Sommige individuen uit de samenleving trekken zich niets aan van deze zaken en doen waar ze zin in hebben. Het lijkt erop dat er steeds meer lak is aan gezag en regels. Daarbij komt dat er altijd wel iemand een mobieltje aan heeft staan en er binnen no time een filmpje of foto op Internet staat, met alle gevolgen van dien. Bestuurders en politici reageren niet altijd even adequaat, een bepaald opportunisme is hun niet vreemd. Soms verliezen zij uit het oog dat politieagenten mensen zijn, die fouten kunnen maken. Verder zorgen roosterdruk, een toename van taken, de reorganisatie enz. zorgen voor veel interne onrust.

Voor politieagenten lijkt het steeds moeilijker om zich in die wereld staande te houden. Er wordt soms krampachtig gereageerd op incidenten, hier en daar leidt het tot ongecontroleerd, ongewenst of vreemd gedrag jegens burgers. Toch zijn er ook andere ontwikkelingen bespeurbaar. Het feit dat een onderzoeksjournalist dit boek heeft geschreven, waardoor er discussie ontstaat over het politieberoep en de impact die het heeft op politiemensen én samenleving, is hoopgevend. Er zijn reeds meerdere boeken geschreven over deze onderwerpen ( o.a. Politieverhalen van Merlijn van Hulst, Wat is er mis met gezag? door Jurriën Rood, Gezagsdragers door stichting Beroepseer, PTSS bij de politie – een beter beeld – uitgave van de Politieacademie). Er is meer en betere aandacht voor PTSS en alles wat daarmee samenhangt. Binnen de Nationale Politie ontstaat steeds meer aandacht voor de mens achter de politieagent. Er worden programma’s ontwikkeld die aandacht schenken aan de professionele weerbaarheid enz.

Aan het eind van de avond kon de conclusie worden getrokken dat dit een opstap was voor meer bijeenkomsten van deze aard. PTSS en alles wat daarmee samenhangt wordt steeds meer uit de taboesfeer getrokken. Hoe meer hulp- en dienstverleners zich uiten over hun werk en wat voor invloed dat heeft op hun leven en dat van anderen, des temeer aandacht zal er zijn bij leiding, bestuur en politiek.

Kortom, een hele bijzondere avond in de knusse zaal Carna te Einighausen.

Jacques Smeets, auteur van De Blauwe Diender

Literatuur:
Onder Spanning, werken bij de politie, Joost van der Wegen
Politieverhalen. Merlijn van Hulst
Wat is er mis met gezag? Jurriën Rood
Gezagsdragers. Stichting Beroepseer
PTSS bij de Politie – een beter beeld. Politieacademie

Organisator van de bijeenkomst:
https://www.facebook.com/boekhandelditendat (= niet meer beschikbaar)

De verandering in mijn leven

De Centrale Ondernemings Raad (COR) van de politie nodigde mij uit om op hun website in de categorie “Politieverhalen” iets te schrijven over de “Professionele ruimte”. De rubriek Politieverhalen is het platform van het Werkveld “De hark voorbij”. Aangezien ik reeds met pensioen ben, kon ik slechts terugkijkend op mijn politieleven iets schrijven over de wijze waarop ik naar die professionele ruimte keek en er invulling aan gaf.

Professionele ruimte heeft volgens mij te maken met hoe bewust je als individu en professional in het leven én het werk staat. Het zijn vaak hele simpele dingetjes die tot grote veranderingen kunnen leiden. Dat kost weinig energie.

Streng en rechtvaardig

Op zeventienjarige leeftijd nam ik de belangrijke beslissing om politieagent te worden. Een beroep voor het leven, vast inkomen en een goed pensioen in het vooruitzicht. De orde handhaven, de samenleving proberen een stukje veiliger te maken, waren voor mij belangrijke redenen om voor dit beroep te kiezen. Drie maanden later stond ik voor de poort van de politieschool en exact een jaar later stapte ik het politiebureau te Maastricht binnen, waar mijn lange carrière startte.

In die tijd werd er niet gesproken over professionele ruimte, wel over mijn werkgebied en de wettelijke kaders waarbinnen ik mijn werk moest doen. Ik pakte misdadigers op, werd met stenen en straatmeubilair bekogeld en er werd op mij geschoten. Ik werd bedreigd en uitgescholden, bespuugd en geschopt, ik was regelmatig de gebeten hond.
Toch was ik ervan overtuigd dat ik het goede deed. Mijn professionele ruimte werd weliswaar door de Politiewet afgekaderd maar ik had er geen enkele moeite mee. Ik was er mij van bewust dat ik een gezagsdrager was en zo gedroeg ik me ook. Ik liet niet met mij sollen, iemand die mij openlijk beledigde werd op staande voet aangehouden. Deze opvatting van mijn werk is vele jaren overeind gebleven.

Bezinning

Echter, na drie decennia begon ik die begrenzing als een juk en een beklemming te voelen. Het gebeurde in een periode van lichamelijke ziekte en geestelijke druk in de vorm van een burn-out. Opeens merkte ik dat het uitoefenen van gezag een keerzijde had. De redenen hiervoor bleken uiteindelijk met mezelf te maken te hebben. Ik kwam tot het besef dat ik dertig jaar lang als een stoere, onverschrokken politieman had gewerkt en geleefd en dat ik mijn angsten en gevoelens te zeer naar de achtergrond had verdrongen.
In diezelfde periode voelde ik tevens de drang om de reden voor die beklemming bij mezelf te zoeken. Uiteindelijk trof ik de oplossing aan in samenhangen tussen mijn beroepservaringen en hoe ik als mens was. Vaste patronen en opvattingen over rechtsorde, plichtsbesef en loyaliteit kwamen op de helling te staan.
Deze nieuwe inzichten zorgden ervoor dat ik verdachten ging zien als mensen en steeds minder als criminelen, junkies en psychopaten. Ik zag in dat het mensen waren die gevangen zaten in hun zelf gecreëerde web, in hun zelfgemaakte valkuilen waren gestapt en niet wisten hoe daaruit te geraken.

Nieuw inzicht.

Ondanks mijn humanitaire gevoelens voor de verdachten bleef ik de politieman of de rechercheur. Mijn taak was nog steeds ze te laten vertellen waarom ze tot hun daad waren gekomen. Vaak waren het kleine, simpele dingen die ervoor zorgden dat een verdachte rustig het verhoor onderging. Bijvoorbeeld door hem of haar zelf de koffie te laten pakken bij de automaat. Soms vertelde ik iets over mezelf, waarom ik dit werk graag deed of dat ik ook wel eens bang was op straat of bij een aanhouding. Ik lette er op dat mijn gedrag en houding zo natuurlijk mogelijk waren, dat wil zeggen, zoals ik zelf wás. Oprechtheid, eerlijkheid en openheid stonden hoog in mijn vaandel en daar liet ik mij niet meer vanaf brengen. Ik creëerde ruimte voor emoties en beschreef de uitingen in het proces-verbaal. De ellende die het slachtoffer was aangedaan door de verdachte vergat ik niet. Elke verdachte werd er onverbiddelijk mee geconfronteerd.
Kennelijk werkte deze methode prima, want vrijwel alle verhoren verliepen volgens verwachting, zonder noemenswaardige druk en resulteerden bijna altijd in een volledige bekentenis.

Besmettelijk

Voor sommige collega-rechercheurs was mijn handelwijze een soort eye-opener, zij volgden met interesse mijn optreden en gingen niet alleen anders om met de arrestanten, maar ook met andere personen, zoals slachtoffers of getuigen. Ook ten aanzien van deze collega’s nam de agressie af. Het gaf mij hoop dat op deze wijze meer menselijkheid in de werkwijze van de politie zichtbaar zou worden en dat er wellicht ooit een einde zou komen aan de machocultuur.
Vermeldenswaardig is dat ik tegelijk met deze verandering ook weer lichamelijk en geestelijk gezond werd.

Professionele ruimte en vakmanschap

Het is slechts een kwestie van bewustwording. Je gaat je daardoor steeds vrijer voelen, terwijl je tegelijkertijd het besef hebt van je grote verantwoordelijkheid. Zo kom je ook tot de essentie van je beroep. Tijdens de opleiding zou daar veel meer aandacht voor moeten zijn. Wetten, regels, methodieken en systemen zijn hulpmiddelen. Nu worden ze nog teveel als doel gezien en ook gehanteerd. Mijn ervaringen draag ik nu als gepensioneerde uit middels mijn boeken, presentaties en als ambassadeur van het politieberoep.

Referenties:
Website: Centrale Ondernemingsraad
Werkveld: De hark voorbij

Jacques Smeets
www.deblauwediender.nl

 

 

Conferentie “Hij dood, jullie ook dood”

Hij dood, jullie ook dood! is de titel van de Conferentie over agressie tegen publieke dienstverleners, georganiseerd door de Stichting Maatschappij & Veiligheid (SMV). Datum en plaats van handelen: woensdag, 18 december 2012 in De Balie te Amsterdam.
SMV ziet deze conferentie als bron van informatie om in 2014 een antwoord te kunnen geven op de vraag: “Wat mogen wij van burgers verwachten op het gebied van hun eigen verantwoordelijkheid voor veiligheid?
De SMV is voorstander van beter onderzoek naar de voorvallen en dat dienstverleners weerbaarder moeten worden. Burgers, die zich te buiten gaan tegen dienstverleners, moeten hard worden aangepakt. De stichting wil dat medeburgers zich meer moeten inzetten om agressie en escalatie van die agressie te voorkomen. De conferentie werd op een voortreffelijke manier geleid door KRO presentator/journalist Sven Kockelmann.

Participeren van burgers in de stijd tegen agressie

Voorzitter Mr. Pieter van Vollenhoven, legde in zijn welkomstwoord de nadruk op het participeren van de burgers in de strijd tegen agressie en geweld tegen hulp- en dienstverleners. Hij had echter (nog) geen antwoord op de vraag hoe dat zou moeten gebeuren.
Je kan zoiets natuurlijk wel vinden, maar van de andere kant moeten de hulp- en dienstverleners binnen hun professionele ruimte hun werk conform de wettelijke regels uitvoeren. Het politieberoep is een uitermate complex beroep waarbij cruciaal is dat de politie als dienstverlener over het geweldsmonopoly beschikt. Last but not least zijn er ook nog de belagers en beledigers zélf, die vanuit een geheel andere en vooral eigen belevingswereld denken en handelen.

Geertjan Lassche, onderzoeksjournalist en documentairemaker toonde in een impressie van een aankomende documentaire over geweld en agressie tegen ambulancebroeders iets van de belevingswereld van de dader. Normaal gesproken ziet en hoort de buitenwereld nooit iets over het leven en de achtergronden van de dader. Dientengevolge kunnen buitenstaanders zich geen volledig beeld vormen over de gebeurtenissen en/of de dader. Toch schamen wij ons niet om te oordelen en onze mening via Internet of anderszins op een vaak ongefundeerde, ongenuanceerde en vooral anonieme manier te spuien.
De documentaire zal in januari 2014 op tv te zien zijn.

Een wereld van verschil

Vervolgens vertelden de onderzoeksjournalisten Henk Valk, Eliza Bergman en Marco de Vries over hun verschillende onderzoeken naar geweldsincidenten tegen hulpverleners.
Hulp- en dienstverleners worden vrijwel altijd aangestuurd vanuit een meldkamer met summiere informatie. Ter plekke zal adequaat gehandeld moeten worden. Politie wil de zaak zo snel mogelijk normaliseren, teneinde escalatie te voorkomen. Ambulancepersoneel richt zich op slachtoffers en de brandweer wil de brand blussen en indien nodig, mensen redden. Cruciale beslissingen moeten binnen enkele seconden worden genomen.
Andere betrokkenen bevinden zich meestal in een bepaalde emotionele toestand, de gebeurtenis speelt al enige tijd en gedurende de tijd dat er gewacht wordt op hulp- en dienstverleners, wordt er over en weer gebeld. Er melden zich getuigen of er worden familieleden, vrienden of bekenden opgetrommeld. Kortom, er is een wereld van verschil tussen de betrokkenen bij de gebeurtenis en die van de hulp- en dienstverleners die eropaf worden gestuurd.

Optreden van de politie overdreven en zelfs onterecht

Filosoof Bas van Stokkom, tevens docent-onderzoeker Sociologie aan de VU te Amsterdam onderzoekt o.a. thema’s als burgerschap en lokale veiligheidszorg, politie en conflictbemiddelling (Zie zijn boek Met gezag!).
Opvallend was dat hij na vertoon van beelden van beveiligingscamera’s, die een incident tussen burgers en enkele politiemensen hadden geregistreerd, direct oordeelde dat hij het optreden van de politie overdreven en zelfs onterecht vond. Vanuit de zaal volgde kritiek op die redenering, omdat van Stokkom bij het kijken naar die beelden niet beschikte over alle informatie rondom het incident, inclusief de aanleiding. Van Stokkom maakte het volgens de aanwezigen in de zaal erg bont door te stellen dat ambulancepersoneel bij aankomst op een locatie eerst op een rustige toon moest gaan uitleggen wat zij zouden gaan doen. Dat zou de-escalerend werken.
Voorzitter van de politievakbond ACP, Gerrit van de Kamp reageerde daar enigszins geagiteerd op door de tegenvraag te stellen of er ook eerst uitleg gegeven moest worden terwijl er iemand ligt dood te gaan.
Tegelijkertijd laakt van Stokkom in een ander onderzoek (getiteld: Wat een hufter!) het doorgeslagen narcisme bij veel mensen. Dat leidt volgens hem tot verruwing waarvan de hele samenleving is doortrokken. Hij vindt dat het zoeken naar bevestiging en aandacht een dominante persoonlijkheidstrek bij veel mensen is geworden. Als gevolg van het slagen van de emancipatie, presenteert het ego zich als assertief, maar is tegelijk onzeker en kan niet incasseren. Die combinatie leidt tot het beruchte korte lontje, aldus de filosoof.

Oordeel is te eenzijdig, te snel en te ongenuanceerd

Gerrit van de Kamp brak duidelijk een lans voor de politie. Hij kwam op voor de complexiteit van het politieberoep en de moeilijke omstandigheden waarin hulp- en dienstverleners moeten werken. Politiemensen worden meestal met slechts een paar flarden van voorkennis ergens op afgestuurd om vervolgens door onbekende mensen die middenin de gebeurtenis verkeren of erop afkomen, verrot te worden gescholden of zelfs fysiek worden aanvallen. Alleen maar omdat men het niet eens is met het optreden of geëmotioneerd is?
Van de Kamp beschreef in zoveel woorden dat over politieoptreden vaak té eenzijdig, te snel en te ongenuanceerd wordt geoordeeld. Hij zei echter ook dat politiemensen soms fouten maken. Daar moeten studenten en ervaren politiemensen van leren. Er is niet voor niets een officieel klachtensysteem in het leven geroepen. Wanneer mogelijk misbruik is gemaakt van de ambts- of geweldsinstructie, wordt de Rijksrecherche ingeschakeld.

Opmaat naar krachtige aanpak van geweld tegen hulpverleners

Al met al een nuttige middag, die zeker een vervolg zal krijgen in 2014. Mr van Vollenhoven liet in zijn afsluiting weten dat dit slechts de opmaat was naar een krachtdadige aanpak van het geweld tegen hulpverleners. Hij vond het jammer dat de zaal niet helemaal vol zat en weet dit aan het ongelukkige tijdstip waarop de conferentie plaatsvond, vlak voor de feestdagen

Het lijkt mij zinvol dat Stichting Beroepseer bij de volgende conferentie met een stevige vertegenwoordiging aanwezig is. Het thema raakt immers vrijwel alle beroepen binnen de publieke en semi publieke sector.

Referenties
Stichting Maatschappij & Veiligheid, samen werken aan veiligheid: www.maatschappijenveiligheid.nl
Geertjan Lassche, regisseur en onderzoeksjournalist. Bekend van documentaires Srebrenica, Congo-affaire (met Rita Verdonk), Nooit meer laf en en De Uitverkorenen (missiegangers in Afghanistan): www.geertjanlassche.com
Henk Valk, onderzoeksjournalist bij de EO.
Eliza Bergman, researchjournalist bij Brandpunt Reporter & onderzoek in opdracht van de SMV.
Marco de Vries, journalist en televisiemaker: http://studioondergrond.nl/

Literatuur
Prof. Bas van Stokkom. Met gezag! Agressie tegen werknemers met een publieke taak: inzicht en uitzicht. Uitgeverij Boom. https://basvanstokkom.eu

Prof. Bas van Stokkom. Wat een hufter! Ergernis, lichtgeraaktheid en maatschappelijke verruwing. Uitgeverij Boom. https://basvanstokkom.eu

 

Verslag geschreven door Jacques Smeets, oud-politieman, ambassadeur van het politieberoep: www.deblauwediender.nl

Levendig WEP-congres over waardering en erkenning politie

Hoe krijgt de politie meer waardering en erkenning.  Waarom is dat nodig en hoe organiseer je die waardering en erkenning? Tijdens het jaarcongres van Stichting WEP op 1 november 2013 gaven diverse (oud)politiemedewerkers en deskundigen hun visie. Er is nog veel stof voor discussie, zo bleek tijdens het congres. Ik maakte het volgende verslag van de bijeenkomst.

Inleiding
De stichting heeft tot doel de waardering en erkenning voor het politiewerk en politiemensen te bevorderen. De samenleving kan niet functioneren zonder de politie die helpt, reguleert en waar nodig corrigeert. Daarvoor is echter draagvlak nodig vanuit diezelfde samenleving en daaraan lijkt het te ontbreken. Tenminste als je uitsluitend afgaat op de berichtgeving via de (social) media. Waardering en erkenning hebben een interne kant (beroepseer, respect voor expertise, gezond organiseren, weerbaarheid, individuele veerkracht) en een externe kant (actief betrekken omgeving, relaties ontwikkelen, transparantie).

Mooie begrippen natuurlijk, maar hoe komen ze tot leven binnen en buiten de politiewereld? Het politiegezag staat immers onder druk.
Politiemensen en andere hulpverleners worden tijdens en in hun werk regelmatig bespot, belaagd, bedreigd en zelfs gewelddadig aangevallen door agressieve mensen uit een samenleving die tegelijkertijd verwacht en zelfs eist dat de politie hard optreedt tegen hufterig en agressief gedrag. Steeds meer
partijen komen op het speelveld om de samenleving veiliger te maken.
De “spelers” worden mondiger, zij stellen meer en zwaardere eisen aan elkaar, aan de samenleving en daarmee tevens aan de politie. Het politiewerk wordt steeds complexer. De politie wordt gezien als een verlengstuk van politiek en bestuur. Frustraties die onder meer voortkomen uit bezuinigingen, hoge verkeersboetes en andere maatregelen worden botgevierd op de politie.

Select gezelschap
In de ochtendsessie kwamen mensen uit verschillende takken van het politieberoep aan het woord.
Bart Weijdenberg – Wijkagent en animator bij de opzet van een succesvolle Buurtpreventievereniging (http://bpvbart.wordpress.com);
Jouke de Jong – Chef Zware Criminaliteit bij de politie-eenheid Amsterdam, voorman van de VDV-beweging van vernieuwers en andersdenkenden binnen de politie;
Ries Straver – Voormalig korpschef, medeauteur van Politie in verandering, thans werkzaam aan het Lectoraat Gebiedsgebonden Politie van de Politieacademie;
Filmmaker/filosoof Jurriën Rood, auteur van o.a. het onderzoeksrapport Wat is er mis met Gezag?;
Pier Eringa, voormalig korpschef en gemeentesecretaris, thans voorzitter van de Raad van Commissarissen van het Albert Schweitzerziekenhuis te Dordrecht;
Bob Hoogenboom, hoogleraar Politie en Veiligheidsstudie aan de VU te Amsterdam.

Een zeer select gezelschap, maar wel uiterst breed geöriënteerd. Zij namen het politiewerk en de daaraan gekoppelde waardering en erkenning, kritisch onder de loep. Volgens enkele sprekers werden mooie initiatieven soms de grond ingeboord, hier en daar leidden ze tot volledig uitgewerkte en toegepaste projecten. Interessant was te vernemen welke verschillen er zitten tussen de hiërarchische cultuur binnen de politie en bijvoorbeeld de organisatie van een ziekenhuis. De politie zou haar minister veel te “groot” maken, terwijl in een ziekenhuis medewerkers vaak niet eens de naam van de minister kennen.

Straatgezag
Wat te denken over de tegenstrijdige opvattingen over straatgezag van de politie? Je hoort veel over de teloorgang van het straatgezag, terwijl andere geluiden aantonen dat dit lang niet overal het geval is. Het geweldsmonopolie kwam aan de orde in relatie tot de essentie van het politieberoep. Dit monopolie bepaalt ook het gewelddadige gezicht van de politie (M.E.), terwijl daar recht tegenover staat de overlegvoerende en vriendelijke gebiedsgebonden wijkagent.

Workshops
Na de lunch volgden verdieping en uitwerking van de verschillende perspectieven in workshops. Die werden verzorgd door:

Annika Smit, onderzoekscoördinator bij het programmabureau Professionele Weerbaarheid:
Jurriën Rood, filmmaker en filosoof;
Bart Slagmolen, adviseur High Reliability Organizing en Mindful Organiseren;
Pierre van Amelsvoort, specialist in het sociotechnisch ontwerpen en veranderen van organisaties.

Talrijke ideeën
Al snel werd duidelijk dat het niet vanzelfsprekend is dat de samenleving altijd blij is met de politie en dat binnen de organisatie machten bestaan die een gezond en plezierig werkklimaat soms in de weg staan of frustreren. Tegelijkertijd ontstaan er binnen de organisatie talrijke ideeën om professioneel, transparant en organisatorisch beter voor de dag te komen. Het gebiedsgebonden werk van de wijkagenten begint steeds meer positieve invloed te krijgen op de samenleving op kleine schaal. Gebruik van social media krijgt steeds meer vorm.

Constant conflict
Hiërarchie, systemen, bureaucratie, reorganisaties en misschien wel het belangrijkste, de waan van de dag, frustreren vaak de goedbedoelde processen om een soepel draaiende organisatie te creëren. Er is constant een conflict tussen enerzijds mensen die vast blijven hangen in oude patronen en anderzijds ambitieuze collega’s die voortgang binnen de ontwikkeling van werk en organisatie willen boeken. Deze discrepantie en de organisatievorm geven sommige collega’s een onveiligheidsgevoel. Men durft niet écht naar buiten te treden, terwijl er op de werkvloer en aan de koffietafel wordt geklaagd over dé organisatie.

Een van de conclusies van de sprekers was dat de volgorde waardering en erkenning eigenlijk andersom moest zijn. Eerst moet de politie worden erkend, pas daarna kan waardering volgen. Daarbij bestaat de indruk dat de hang naar erkenning en waardering te eenzijdig vanuit de politiewereld zélf wordt geëist. De samenleving eist dat de politie haar werk doet, anderzijds willen mensen niet lastig gevallen worden met hoge verkeersboetes en slachtoffer worden van de stroperige bureaucratie als er aangifte is gedaan.

Persoonlijke eindconclusie
Mijn persoonlijke eindconclusie was dat alles staat of valt met het wederzijdse verwachtingspatroon van de politie en samenleving. Tegelijkertijd heeft de politie ook bepaalde verwachtingen van zichzelf als organisatie. Politiek en bestuur handelen opportunistisch en dat leidt meer tot onrust dan dat het
oplossingen biedt voor de complexe problematiek waarmee de politie te maken heeft. Iedereen heeft eigen verwachtingen. Hoe hoger die verwachtingen, des te zwaarder de teleurstellingen.

Volgens mij wordt één belangrijke essentie van het politieberoep uit het oog verloren. Dat is het simpele feit dat de politie handelt in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag (art. 3 Politiewet). De politie zou deze wettelijke onderbouwing van het politiewerk veel meer naar buiten moeten dragen. Vooral op de momenten dat de media bovenop incidenten zit en vanuit een sensatiezucht het optreden aan de kaak stelt. In plaats van met opgeheven hoofd en vanuit eergevoel te spreken over het optreden, schiet men vrij snel in de verdediging of laat men zich vrij gemakkelijk piepelen door journalisten en verslaggevers.

Leiding Nationale Politie afwezig
Bij de afsluiting moest echter worden geconstateerd dat de leiding van de Nationale Politie had geschitterd door afwezigheid. Diezelfde leiding gebruikt grote woorden als het gaat om beroepseer, erkenning, waardering en ondersteuning van de medewerkers in het veld. Het zou een mooi steuntje in de rug van iedere deelnemer zijn geweest, wanneer Gerard Bouman of diens plaatsvervanger achter het katheder had gestaan.

Volgend jaar beter. De stichting WEP is nog erg jong en moet nog groeien. Dit was pas het tweede jaarlijkse congres. Tenslotte lijkt het mij een goede zaak dat bij het volgende congres ook de stichting Beroepseer aanwezig is.

Voor meer informatie over de stichting WEP: www.wep.nu

Jacques Smeets, oud-politieman, auteur van De Blauwe Diender
www.deblauwediender.nl

 

Beroepseer en beelden

Studie/Intervisiemiddag van de Landelijke Werkgroep Antropologie & Interculturele Methodiek (A.I.M.) bij Focus Nederland te Utrecht, op 20 september 2013.

Enige tijd geleden werd ik door de werkgroep A.I.M., uitgenodigd om op 20 september 2013 als gastspreker op te treden tijdens een studie-/intervisiemiddag in het gebouw van Focus. Dat zijn kleinschalige interactieve netwerkmiddagen (max. 16 personen) om kennis te delen met vakgenoten die zich binnen diverse werkgebieden bezighouden met interculturele methodiekontwikkelingen.
De organisatie had vanwege het actuele karakter gekozen voor de thema’s Beroepseer en beelden (over gezag). Het was voor mij, als oud-politieman, een grote eer om te mogen bijdragen aan de discussie. Tegelijkertijd was het ook spannend, omdat ik nog niet gewend was om op deze manier op te treden.

Mijn verhaal voedde ik met ervaringen uit mijn actieve politieloopbaan. Uitgangspunt voor mij was artikel 3 Politiewet: in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en overeenkomstig de geldende rechtsregels te zorgen voor een daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en hulp verlenen aan hen die deze behoeven. Tijdens het houden van mijn verhaal en in de daarop volgende discussie ging het hoofdzakelijk over de de tweeslachtige houding van burgers, die zorgt voor een groot maatschappelijk probleem ten aanzien van uitoefening en acceptatie van gezag.

Het gezag van de politie is gelegitimeerd door democratische wetgeving. Dat zorgt er tevens voor dat de politie vaak gezien wordt als een abstracte organisatie. Er is een discrepantie ontstaan tussen enerzijds het formele politieoptreden en anderzijds de menselijkheid die in elke politieambtenaar schuilt. Het is voor de samenleving blijkbaar lastig om die twee kanten tegelijkertijd te zien. Burgers zien de politie vaak als het verlengstuk van de regering en de politiek. Ontevredenheid over bestuur en politiek wordt daardoor logischerwijs afgereageerd op de politie.

Het is intussen wel bekend dat de politie niet een allemansvriend kan zijn. Om het probleem écht op te lossen, moeten we bij diezelfde burger én bij de individuele politieagent zijn. De persoonlijke kijk op de dingen wordt gevormd door cultuur, opvoeding, opleiding, opvattingen over normen en waarden, over de instelling ten opzichte van gezag en autoriteit, ervaringen enz. enz. Dit proces vindt het hele leven plaats en is daarom doorlopend aan verandering onderhevig. Het gaat in wezen om bewustwording door het individu. In dat verband kan worden gesteld dat hetzelfde geldt voor alle andere beroepen. Bewustwording is immers een universeel proces. Politiemensen zélf zijn vaak heel erg trots op hun beroep. Zij willen graag een bijdrage leveren aan de veiligheid in de samenleving. Die beroepseer wordt door politiek en bestuur, maar ook door mensen binnen de politieorganisatie zelf, soms geweld aangedaan.
Vanuit de politiewereld is hier en daar verzet te bespeuren wanneer opdrachten moeten worden uitgevoerd waardoor burgers hard worden getroffen, bijv. hoge verkeersboetes, uithuisplaatsing, beëindigen demonstraties. Politiemensen raken soms gefrustreerd door onwerkbare systemen, teveel protocollen en een enorme bureaucratie. De hiërarchische structuur – rangen en standen –  en de machocultuur werken niet altijd stimulerend voor de persoonlijke ontwikkeling.

Het tweede hoofdthema van de studiemiddag was de beeldvorming over gezag en de invloed die bijv. de media heeft op het vormen van die beelden.
Gezag kan de ene keer niet hard genoeg worden toegepast, terwijl het in een andere situatie door dezelfde media of persoon wordt verafschuwd of niet erkend. Wanneer iemand een zware geldboete heeft moeten betalen voor een verkeersovertreding en hij wordt enige tijd later gevraagd om deel te nemen aan een enquête over het imago van de politie, dan zullen er andere antwoorden worden gegeven dan wanneer die persoon nooit bekeurd zou zijn of op een positieve manier met de politie in aanraking is geweest. De meeste verkeersdeelnemers hebben een of meerdere bekeuringen in hun leven gehad.

Politieoptreden wordt steeds vaker opgenomen met smartphones e.d. De opnamen worden zonder enige schroom op het Internet geplaatst. Er wordt massaal op gereageerd, meestal anoniem, vaak ongefundeerd en ongenuanceerd. Elk individu die de zaken opneemt en plaatst, maar ook de mensen die erop reageren, doen dit vanuit hun eigen beeld, dat zij op dat moment van politie en gezag hebben. Het tot dan toe gevormde zelf- en wereldbeeld spelen uiteraard ook een rol.
De gevolgen hebben we kunnen zien bij het schopincident te Rotterdam, juni vorig jaar of het Projext X-feest te Haren in Groningen, september vorig jaar. In 2009 waren er de rellen tijdens het strandfeest in Hoek van Holland. Daar werd al direct via de sociale media gesuggereerd dat alleen de politie had geschoten.

Momenteel is het eventueel proefverlof van Volkert van der Graaf actueel. De media richten hun aandacht massaal op de politiek – bij toekenning zou de minister zelfs moeten aftreden – en vooral ook op de mogelijke onrust in de samenleving: rellen, een moordaanslag e.d. Mocht het tot een proefverlof komen en er gebeurt iets met de gedetineerde, dan zullen de media hun pijlen op politiek, justitie en politie richten. De effecten van hun eigen berichtgevingen zijn dan niet meer van belang. De reguliere media zijn voornamelijk geïnteresseerd in sensatie.
Wanneer er een wilde achtervolging heeft plaatsgevonden, dan is men er als de kippen bij, zeker als er slachtoffers zijn gevallen. Een treffend voorbeeld is de achtervolging van een benzinedief in oktober 2011. Daarbij sloot de politie een autoweg af, waardoor er een file ontstond. Een automobilist reed achter op de file en kwam om het leven. In de berichtgeving ging het nauwelijks nog over de diefstal, maar wel over de politie, die de schuld van het dodelijk verkeersongeluk in de schoenen geschoven kreeg, in de eerste plaats door de benzinedief zélf. Hij gebruikte via familie en advocaat de media als podium voor het aan de schandpaal slaan van de politie.

Aan het slot van mijn verhaal vertelde ik iets over mijn ontwikkeling als politieman en de drastische verandering na ongeveer dertig jaar in mijn benadering van verdachten, aangevers en getuigen. De uitwerking van de veranderingen werden zichtbaar in mijn resultaten. Geweld en agressie verdwenen uit mijn leven. Ik werd regelmatig door de verdachte bedankt voor het gesprek, zoals zij dat noemden. Er werd vrijwel geen gebruik meer gemaakt van het zwijgrecht. Het was voor mij een openbaring, die niet onopgemerkt bleef bij collega’s. De meesten gingen mee in een soortgelijke ontwikkeling, sommigen bleven hangen in de oude structuren en de afstandelijke houding tegenover verdachten. Over die verandering en de gevolgen ervan schrijf ik uitgebreid in mijn kroniek De Blauwe Diender.

In diezelfde periode kreeg ik het inzicht dat mijn oorspronkelijke keuze voor het politieberoep te maken had met de afkeer tegen gezag en autoriteit van mijn vader. Ik houd er ernstig rekening mee dat zijn toenmalige houding mij onbewust heeft aangezet tot het nemen van de beslissing om politieman te worden. Ik voelde mij door mijn vader afgewezen en ik zag tegelijkertijd hoe hij zich afzette tegen het politie- en militaire gezag. Ik vermoed, dat ik door mijn keuze mijn vader wilde laten zien dat zijn eigen zoon wél gezag kon verdragen en zelfs uitoefenen. Misschien was het wel een vorm van wraak voor de afwijzing van zijn zoon.

Al met al was het voor mij een bijzondere en leerzame middag met mensen, die een zeer brede kijk op de samenleving hebben en met mij enthousiast discussieerden over ingewikkelde zaken binnen een heel mooi en eervol, maar tevens een zeer complex beroep. Ik werd geraakt door de levendigheid in de
discussie over de discrepantie tussen de autoriteit en de mens in het uniform. Voor de een was gezag iets dat zonder meer erkend en zonder aanziens des persoons geaccepteerd diende te worden, voor de ander was erkenning van het gezag niet vanzelfsprekend en zou de politie zich meer van de menselijke kant moeten laten zien. Mijn motivatie om de komende jaren over dit soort thema’s te blijven schrijven en vertellen, werd deze middag enorm aangewakkerd. In een tijd, waarin het gezag meer en meer onderhevig is aan afkeer en kritiek, is het noodzakelijk dat vanuit de gezagswereld mensen opstaan om te laten zien hoe gezag wordt uitgeoefend en hoe het door de gezagsdrager wordt beleefd.

Via deze weg wil ik mijn welgemeende dank uitspreken aan het bestuur van de werkgroep A.I.M. dat het voor mij mogelijk maakte om op deze manier een bijdrage te kunnen leveren aan de zeer nuttige intervisie.

Jacques Smeets
www.deblauwediender.nl