Skip to main content

Jacques Smeets

Verslag debat ‘Verkiezingen en politie. Wat staat er op het spel?’

De Politieacademie en de politie organiseren een aantal debatten per jaar. Debatleiders zijn Marianne van den Anker (NPO1 presentatrice) en Bob Hoogenboom (hoogleraar Politiestudies en veiligheidsvraagstukken). De Politiedebatten vormen een platform om politie- en veiligheidsvraagstukken voor een breed publiek te agenderen. Door verschillende maatschappelijke ontwikkelingen worden nieuwe eisen gesteld aan de politie. Dit veronderstelt een sterk ontwikkeld aanpassingsvermogen, in verbinding met ketenpartners, kennisinstituten en de samenleving.

Op 2 maart 2017 vond het 8e politiedebat plaats in de Politieacademie te Apeldoorn, onder de titel: ‘Verkiezingen en politie. Wat staat er op het spel?’

Verandert de terreurdreiging blijvend het vriendelijke gezicht van de politie? Wordt Nederland een Uberwachungsstaat? De politieke messen zijn geslepen. Er werd gedebatteerd over politie en veiligheid onder het nieuwe kabinet. Over technologie, privacy, geld en over de rol van het bedrijfsleven en lokaal bestuur. Wil politiek Nederland zich hard maken voor de aanpak van fraude, ondermijning en cybercrime? Veiligheid is niet alleen een verkiezingsthema maar zorgt ook maatschappelijk voor beroering. De politie en de veiligheidszorg staan aan de vooravond van veranderingen als de nieuwe plannen doorgaan.
Al met al een goed moment om met de politiek, politie, OM, de wetenschap en onderzoeksjournalisten te praten over wat er de komende jaren op het spel staat.

Het debat werd in drie delen opgesplitst. Voor elk deel werd een stelling getoond en voor elke stelling werd een andere tafel samengesteld. De gespreksleiders debatteerden vervolgens met de mensen aan tafel over die stelling.
Aan het einde van elk deel, dat ongeveer 45 minuten duurde, werd het publiek erbij betrokken. Helaas was er opnieuw veel te weinig tijd en ruimte voor de toehoorders, die in grote getalen waren gekomen. Zij vertegenwoordigden voornamelijk de operationele kant van het politieberoep, terwijl aan tafel de beleidsmaker, journalist, bestuurder, openbare aanklager en politicus het woord voerden. De ervaringsdeskundigen zaten ook hier, net zoals bij het politiedebat in De Balie te Amsterdam van 12 februari 2017, aan de zijlijn en mochten voornamelijk luisteren.
Desondanks was het een levendig en zinvol debat.

Kijk voor een verslag en impressies op www.politieacademie.nl/politiedebat

Verslag van debat over Nationale Politie in De Balie te Amsterdam

Op zondag, 12 februari 2017, vond in De Balie te Amsterdam, op initiatief van de Stichting Maatschappij & Veiligheid (SVM), het debat over de Nationale Politie (NP) plaats. De NP lag de afgelopen jaren geregeld onder vuur en dat was reden genoeg om deze bijeenkomst te organiseren.

De Balie reflecteerde deze middag, onder leiding van dagvoorzitter Lennart Booij, met verschillende hoogleraren, burgemeesters, politici en politiemensen zelf op de politie, haar twee taken – handhaving openbare orde en opsporing – en de balans tussen die twee taken. Centraal stond een aantal concrete vragen zoals: hoe functioneert de NP en hoe moet zij in de toekomst gaan werken, hoe ziet het toezicht op de NP eruit, hoe handhaven burgemeesters de openbare orde en waar worden buitengewone opsporingsambtenaren voor ingezet?
Het werd een erg boeiende en zinvolle ontmoeting.

De drie deskundigen benoemden ieder twee kritiekpunten op de ontwikkelingen van de NP.
Prof. Ybo Buruma, raadsheer bij de Hoge Raad der Nederlanden en hoogleraar Rechtsstaat, rechtsvorming en democratie aan de Radboud Universiteit Nijmegen sprak over veel ‘gedoe’ binnen de politie, waarmee hij bedoelde dat er veel te weinig aandacht is voor het inhoudelijke werk dat de politie dagelijks verricht. Het vertrouwen van de burger in de politie is nog relatief hoog (70%). Hij mist de verwevenheid tussen ordehandhaving en opsporing. Buruma vond tevens de kwaliteit van de processen-verbaal ondermaats. Er is gebrek aan wetskennis, waardoor er regelmatig geen vervolg aan een zaak wordt gegeven.

Prof. Ringeling van de Erasmusuniversiteit te Rotterdam ziet dat de publieke beveiliging door politie steeds vaker wordt overgenomen door private beveiliging. De taken moeten in de uitvoering veel duidelijker van elkaar gescheiden worden. Hij vindt dat de Nationale Politie het resultaat is van een bureaupolitie uit de voormalige ministeries van Binnenlandse Zaken en van Justitie.
Hij vindt tevens dat het schort aan de verweving van de politie met de samenleving. Dat zou toch het doel moeten zijn. Dienders zijn burgers in uniform, die deel uitmaken van de samenleving.

Burgemeester Broertjes van Hilversum is het eens met voorzitter Jan Struijs van de Nederlandse Politiebond (NPB), die op 10 februari 2017 de Schijf van Vijf presenteerde over wat er gedaan zou moeten worden om te komen tot een efficiënte politie. Toch vindt Broertjes dat er geen organisatie is die zo loyaal is aan het gezag als de politie.
Hij is van mening dat de politie terug moet naar het Ministerie van BZK en dat er een Minister van Politie zou moeten komen.

Korpschef Erik Akerboom vindt dat de politiek een stapje terug moet doen, zodat de politie haar werk kan doen om zich verder te ontwikkelen. De reorganisatie heeft voor heel wat onrust gezorgd. Die onrust moet eerst worden weggenomen.
Verder is hij van mening dat een aantal aanbevelingen uit het boek van Michiel Princen, De gekooide recherche, overgenomen dienen te worden. Nieuwe (zij)instromers, zeker op specialistische functies, zouden op voorhand bereid moeten zijn om na een aantal jaren op zoek te gaan naar nieuwe uitdagingen, zodat er geen sprake meer is van ‘uitgebluste’ collega’s.
Volgens Akerboom is de centralisering iets te ver doorgeschoten. Er zal serieus worden bekeken in hoeverre er eventueel nieuwe politieposten moeten worden ingericht om de politie dichter bij de burgers te brengen.

Debat met de (kandidaat)Kamerleden

Volgens diverse sprekers zou het debat moeten gaan over de inhoud van het politiewerk. Uiteindelijk ging het toch weer over de geijkte zaken, zoals de aantallen fte’s, de daling van de criminaliteitscijfers, het tekort aan wijkagenten, het toezicht op de politie, de inzet van BOA’s (Buitengewoon opsporingsambtenaren) en de rol van de burgemeesters. Al snel bleek dat vrijwel alle Kamerleden in de campagnemodus stonden.
Jammer dat er geen tijd en gelegenheid meer was om het publiek te betrekken bij het debat. Vijf minuten voor afsluiting gaf dagvoorzitter Booij nog een aanwezige de gelegenheid om een vraag te stellen. Een gemiste kans voor de organisatie, want er staken heel wat mensen een hand omhoog om alsnog die ene vraag te kunnen stellen. De organisatie wilde echter graag én sprekers én prijsuitreiking aan Michiel Princen én een debat met politici. Men was al bijzonder verheugd dat er zoveel politici bereid waren om op een zondagmiddag deel te nemen aan het debat en dat korpschef Akerboom nog een kort betoog hield.

Klik hier voor meer informatie en de volledige lezing van de sprekers: www.maatschappijenveiligheid.nl

Loyaal aan het gezag. Hoelang nog?

Van de politie wordt veel verwacht en geëist, heel erg veel zelfs.
Maar wat het meeste geëist wordt, is loyaliteit aan het openbaar gezag, aan de Korpsleiding en natuurlijk aan de wet. Toch merk ik dat de loyaliteit steeds meer scheurtjes begint te vertonen, vooral onder de politiemedewerkers die dagelijks lijfelijk worden geconfronteerd met de waan van de dag. De nooddienst heeft prioriteit 1. Wanneer 112 wordt gebeld moet politie ter plekke gaan. Als er dan een gevaarlijke en/of levensbedreigende situatie wordt aangetroffen, gaan de dienders erop af. Zo hoort het, dat is hun vak.

Anderzijds is er al jaren vanwege reorganisaties, bezuinigingen, prioriteiten, evenementen en nieuwe vormen van criminaliteit een enorme druk op de politie ontstaan om aan al deze zaken op een adequate manier gevolg te geven. De laatste paar jaar wordt van de politie de bijna onmogelijke taak geëist om onrust in de samenleving vanwege terreurdreigingen, vluchtelingenstromen, asielaanvragen weg te nemen. Ieder mens kan bezwijken onder zo’n grote druk, ook politiemensen. Het ziekteverzuim is hoog en de motivatie onder het personeel daalt. Het gebrek aan vertrouwen in de politiek is erg laag.
Dat alles lijkt me vrij logisch als je met steeds minder mensen meer taken dient uit te voeren, terwijl materieel wordt uitgedund en er intussen talloze politiebureaus zijn gesloten. De gevolgen van het filmen van hun optreden in de publieke domeinen door omstanders zorgen eveneens voor onrust en onzekerheid.
Het raakt mij, als inmiddels gepensioneerde politieman, keer op keer wel als ik de berichten lees en op Internet zie wat er gebeurt als er voor de zoveelste keer een ‘treitervlogger’ heeft gemeend om een aantal dienders te kakken te zetten of openlijk te beledigen.

Er zijn steeds meer politiemensen die openlijk de noodklok luiden. Zo las ik de oproep aan de politiek op de website van politievakbond ACP: Lijsttrekkers krijgen investeringsagenda veiligheid van ACP en CvV, geschreven door Maarten Brink, brigadier (senior GGP) van de Eenheid Zeeland-West-Brabant. Hij sprak zich op 31 januari 2017 uit voor de Coalitie Veiligheid van de Tweede Kamer. Dat gebeurde in het perscentrum Nieuwspoort te Den Haag. Toehoorders waren onder andere de fractievoorzitters van de politieke partijen.

Aan het einde van zijn betoog zegt Maarten: “Nederland mag zich rijk prijzen met een Nationale Politie waar de politiemensen hun werk doen uit loyaliteit…maar ik hoop dat u zich af zult vragen of dat de goede motivatie is om door te gaan aan het bouwen van een veilig Nederland”.

Daar zit geen woord Chinees tussen. De loyaliteit is in het geding.

Hier is de integrale tekst van Maarten Brink:

Dagelijks zie ik een tekort aan voertuigen voor de collega’s in dienst. Ik zie dat wijkagenten niet hun wijk in kunnen omdat, er geen voertuigen zijn. De noodhulp die bij de aflossing moet wachten op een auto van de voorgaande dienst. Mijn team moet nog drie voertuigen inleveren op een hoeveelheid die nu al ondermaats is. Politiek Den Haag, u heeft besloten dat het best met minder kan.

Materiaal
Sinds we alles zelf moeten regelen is het er niet beter op geworden. Eerst hadden we huismeesters die ons de klusjes uit handen namen. Nu regel ik alles zelf. Zelf naar de garage, zelf pennen bestellen, zelf papier bestellen. Alles moet ik zelf regelen, terwijl ik eigenlijk op straat hoor te zijn. Ik werk iedere dag met niet goed functionerende ICT-programma’s en met haperende C2000 verbindingsmiddelen enzovoorts. Er is nog zoveel te verbeteren. Maar helaas ontbreken de financiële middelen. Politiek Den Haag, u heeft besloten dat het best met minder kan.

Personeel
Te veel werk. Te weinig mensen. Veel te weinig. Het is niet vreemd dat zaken met bekende daders op de plank blijven liggen. Het verbaast me niet dat burgers klagen over het niet tijdig, of überhaupt in behandeling nemen van aangiftes. Er komt zoveel werk binnen, dat ik zie dat we de mensen er niet voor hebben om de zaken op te pakken. De noodhulp moet gegarandeerd zijn. Als burgers 112 bellen, dan moeten we er zijn. Prioriteit 1. 24/7. Altijd. Maar zieken, mensen op cursus, leveringen aan andere teams enzovoorts maken dat we niet genoeg mensen hebben voor al het werk dat zich aandient. De politie kan niet alles, maar zou wel alles moeten. De mensen die het beleid maken komen niet tot het maken van de juiste keuzes. Evenementen, voetbal, horecatoezicht, controle vuurwapenvergunningen, boetes innen, verkeerscontroles, noodhulp en opvang verwarde personen. Zomaar een greep uit alles wat we moeten. Politiek Den Haag, u heeft besloten dat het best met minder kan.

Ons vak
Alles wat ik u noem, heeft een negatieve invloed op veiligheid. Veiligheid van u, de burger op straat, maar ook van mij en de politiemensen op straat en in het bureau. Nederland mag zich rijk prijzen met een Nationale Politie waar de politiemensen hun werk doen uit loyaliteit… maar ik hoop dat u zich af zult vragen of dat de goede motivatie is om door te gaan aan het bouwen van een veilig Nederland.

Mocht de toon van mijn betoog u ongerust maken? Vreest u niet. Ik verzeker u dat ik er ben. Dat wij er zijn. Als u ons nodigt heeft staan wij daar. Dat is ons vak. Wij maken de stap naar voren, daar waar ieder ander mens met gezond verstand een stap terug zou doen. Veiligheid? Wat is u dat eigenlijk echt waard?

Beroepseer en loyaliteit

Al met al een oproep waarvan politici toch wakker zouden moeten liggen. Of toch niet? We weten het allemaal, politici reageren vaak impulsief. Spindoctors, adviseurs en communicatiemedewerkers liggen op de loer om hun ‘sprekers’ zodanig bij te spijkeren dat zij zich geen onnodige bulten vallen.
Ik vraag me af in hoeverre de beroepseer van deze volksvertegenwoordigers reikt? Zou die verder reiken dan de persoonlijke dan wel (partij)politieke ambities? Ik weet het niet, je zou er met de mensen individueel over moeten praten, zonder de aanwezigheid van die rondcirkelende online creators.
Wat ik wel weet, is dat de beroepseer van het overgrote deel van de dienders torenhoog is. Zij nemen immers zelfstandig de beslissingen, op de vreemdste tijdstippen over mensen en situaties, in de meest moeilijke omstandigheden en vaak in een split second. Dat is iets heel anders dan wat politici doen, nietwaar?

Maarten Brink, een brigadier, met een heel groot eergevoel voor zijn beroep, legde met zijn statement bloot dat beroepseer en loyaliteit twee begrippen zijn, die onder prettige omstandigheden uitstekend samen kunnen vallen, maar totaal tegengesteld aan elkaar zijn wanneer er sprake is van (wederzijds) onbegrip. Als er een kloof zo groot als de Grand Canyon is ontstaan, dan is het erg moeilijk die te dichten of te overbruggen. Dan zal er aan weerszijden gebouwd moeten worden om een brug te slaan die politie en politiek opnieuw verbindt. Dat vergt wel veel tijd, mankracht, geld en inspanning. Iets dat in elk geval wel geldt voor de uitoefening van het politieberoep.

Lijsttrekkers krijgen investeringsagenda veiligheid van ACP en CvV, door Maarten Brink, ACP, 31 januari 2017: www.acp.nl
Bonden vragen om geld: veiligheid Nederland ‘staat onder druk’, NOS, 31 januari 2017: http://.nos.nl

Michiel Princen wint Persprijs Jacques van Veen

 

Op donderdag, 1 december 2016, was ik bij de uitreiking van de Persprijs Jacques van Veen, in de Koninklijke Industrieele Groote Club, gelegen aan de Dam te Amsterdam. Een historisch gebouw, waar in 1788 de Doctrina et Amicitia is opgericht, een leesgezelschap waarvan de meeste leden lid waren van de in dat jaar verboden patriottische club ‘Vaderlandsche Sociëteit’. Afkomstig uit de Amsterdamse koopmansstad, de rechterlijke macht, het notarisambt en de ambtenarenwereld. Het was een ontmoetingsplek waar revolutionaire comités werden gevormd.

Ik was daar als ambassadeur van het politieberoep en als Voortrekker van Stichting Beroepseer,
Er was echter nog een reden. Vorig jaar schreef ik voor deze stichting een recensie over het boek De gekooide recherche van Michiel Princen. De recensie staat onder de rubriek Aanbevolen Boeken II op deze site.

Via de uitgever Prometheus kreeg ik contact met Michiel Princen. Wij spraken af dat wij elkaar ergens in het land (bijv. bij een presentatie) zouden ontmoeten. Dat kwam er maar niet van. Totdat ik in een bericht van Michiel op internet las dat zijn boek, samen met vier anderen, genomineerd was voor de Persprijs Jacques van Veen. Niet de minsten, zo bleek.
De anderen waren:
Saskia Belleman voor haar verslaggeving in De Telegraaf en via Twitter.
Coen Verbraak en Daniëlle van Lieshout voor hun vierdelige documentaire ‘De Aanklagers’.
Wim van den Eijnden, die een boek schreef over de verkoop van een deel van Fortis aan een buitenlands consortium.
Paul Beek, Arjan van Engen en Wilko Brandsma van De Haaien die een televisieserie maakten over het dagelijkse werk van rechters.

Voorafgaande aan de uitreiking was er een forumdiscussie over de vraag: ‘Hoe transparant is de openbare rechtspraak?’ In het forum zaten:
Folkert Jensma, juridisch redacteur en commentator van het NRC Handelsblad;
Leo Neels, jurist en algemeen directeur van Itinera, een onafhankelijke denktank in België op het gebied van maatschappelijke vraagstukken. Hij doceert Media- en Communicatierecht aan de Universiteit van Antwerpen en is lid van de Senaat van de KU te Leuven;
Frank Visser, voorheen de rijdende rechter, was tot 2014 kantonrechter in Noord-Holland. Sinds 2016 is hij te zien in het nieuwe tv-programma ‘Mr. Visser doet uitspraak’ bij SBS6;
Miranda de Meijer, hoogleraar op de bijzondere leerstoel OM aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam. De leerstoel is ingesteld vanwege het Parket-Generaal/Openbaar Ministerie;
Lottje van de Puttelaar, advocaat en partner bij Wybenga advocaten te Rotterdam en gespecialiseerd in familie- en jeugdrecht, gezondheidsrecht en strafrechts. Daarnaast is zij mediator.
Het debat werd geleid door Martijn de Greve.
Het werd een levendig debat waarbij al heel snel tegenover elkaar staande opvattingen ontstonden.
Verslag van het debat.

Na het debat nam de voorzitter van de juryvoorzitter Geert Corstens, voormalig president van de Hoge Raad, het woord. De andere juryleden waren:
Marianne Bloos, hoofdofficier van het functioneel parket;
Jens van den Brink, advocaat, gespecialiseerd in mediazaken en werkzaam bij het kantoor Kennedy van der Laan;
Pieter Broertjes, burgemeester van Hilversum en voorheen hoofdredacteur van de Volkskrant;
Dirk Leestmans, journalist van onder meer het programma Panorama van Canvas en prijswinnaar in 2010;
Jeroen Smit, auteur van het boek ‘De Prooi’.
Juryrapport Persprijs Jacques van Veen

De lovende woorden van voorzitter Geert Corstens over de nominaties mondden uit in de bekendmaking van de winnaar. Dat bleek, tot grote verrassing van die winnaar, het boek ‘De Gekooide Recherche’ van Michiel Princen te zijn. Hij was totaal verbouwereerd.
Videofilm uitreiking prijs

Samengevat was het een bijzondere beleving om bij dit evenement aanwezig te zijn en om na afloop bij de borrel, in gesprek te gaan met allerlei bekende figuren die je geregeld aan de praattafels van Pauw, van Nieuwkerk, Tan en Jinek ziet zitten.
Ook mooi om kennis te maken met de vriendin van Michiel en zijn moeder. Zij waren natuurlijk apetrots op Michiel, die zijn emoties even niet te baas was toen hij de prijs kreeg overhandigd.

Foto’s en filmpje: Fotografie Peter Hilz BV Rotterdam. 

Een wereld van verschil

Tijdens mijn eerste kennismaking met de website van Stichting Beroepseer, viel mij op dat er gesproken werd over beroepseer en beroepszeer. Die ene letter z maakt ‘n hele wereld van verschil. Terugkijkend op mijn leven als politieman kreeg ik natuurlijk met beide te maken. Zowel de eer als het zeer zorgden ervoor dat ik tijdens mijn 43-jarige loopbaan bij de politie doorlopend veranderde, ook in mijn persoonlijke leven. Dat is maar goed ook, ik zou anders totaal vastgeroest en gedesillusioneerd het korps hebben verlaten, als ik het zou hebben overleefd.

Het politieberoep heeft vooral te maken met hoe ik als diender mijn professionele ruimte ervaar en benut. Maar nog veel meer of ik mij er wel van bewust ben hoe anders sommige burgers zijn, met wie ik tijdens mijn werk wordt geconfronteerd. Volgens mij heeft professionele ruimte vooral te maken met hoe bewust je als individu en professional in het werk én in het leven staat.

Op zeventienjarige leeftijd nam ik de belangrijke beslissing om politieagent te worden. Een beroep voor het leven, vast inkomen en een goed pensioen in het vooruitzicht. De orde handhaven, de samenleving proberen een stukje veiliger te maken, dat waren voor mij belangrijke redenen om voor dit beroep te kiezen. Drie maanden later stond ik voor de poort van de politieschool en exact een jaar later stapte ik het politiebureau te Maastricht binnen, waar mijn lange carrière startte.

In die tijd werd er niet gesproken over professionele ruimte, wel over mijn werkgebied en de wettelijke kaders waarbinnen ik mijn werk moest doen. Ik pakte misdadigers op, bekeurde mensen, hielp hulpbehoevenden, werd met stenen en straatmeubilair bekogeld en er werd op mij geschoten. Ik werd bedreigd en uitgescholden, bespuugd en geschopt, ik was regelmatig de gebeten hond.

Toch was ik ervan overtuigd dat ik het goede deed. Ik had kennelijk geen moeite met de wetten en kaders. Ik was mij ervan bewust dat ik een gezagsdrager was en zo gedroeg ik me ook. Ik liet niet met mij sollen, iemand die mij openlijk beledigde werd op staande voet aangehouden. Deze opvatting van mijn werk bleef vele jaren overeind.

Echter, na drie decennia begon ik die begrenzing als een juk en een beklemming te voelen en merkte ik dat het uitoefenen van gezag een keerzijde had. Ik kwam tot het besef dat ik dertig jaar lang als een stoere, loyale en onverschrokken politieman had gewerkt en geleefd en dat ik mijn angsten voor en gevoelens over agressie en geweld, over de confrontatie met menselijk leed, maar ook mijn frustraties aangaande de enorme bureaucratie in de organisatie, te zeer naar de achtergrond had verdrongen. Ik werd geconfronteerd met beroepszeer. Vaste patronen en opvattingen over rechtsorde, plichtsbesef en loyaliteit kwamen op de helling te staan.

Opmerkelijk genoeg zag ik, tegelijk met dit besef, verdachten meer en meer als mensen en steeds minder als criminelen, junkies en psychopaten. Ik zag in dat zij meestal gevangen zaten in hun eigen gecreëerde web, dat zij in hun zelfgemaakte valkuilen waren gestapt en niet wisten hoe daaruit te geraken.

Desondanks bleef ik politieman en rechercheur. Mijn taak was nog steeds de verdachte te laten vertellen waarom ze tot hun daad waren gekomen. Vaak waren het kleine, simpele dingen die ervoor zorgden dat een verdachte rustig het verhoor onderging. Bijvoorbeeld door hem of haar zelf de koffie te laten pakken bij de automaat. Soms vertelde ik iets over mezelf, waarom ik dit werk graag deed of dat ik ook wel eens bang was op straat of bij een aanhouding. Ik lette er op dat mijn gedrag en houding zo natuurlijk mogelijk waren, dat wil zeggen, zoals ik zelf wás. Ik creëerde ruimte voor emoties en beschreef die uitingen in het proces-verbaal.
De ellende die het slachtoffer was aangedaan door de verdachte vergat ik niet. Elke verdachte werd er onverbiddelijk mee geconfronteerd.

Kennelijk werkte deze methode prima, want vrijwel alle verhoren verliepen volgens verwachting, zonder noemenswaardige druk en resulteerden bijna altijd in een volledige bekentenis. Geleidelijk aan werd ik mij weer bewust van de beroepseer en raakte ik opnieuw in balans, hetgeen ertoe leidde dat ik op een rustige, waardige en vooral eervolle manier, na 43 jaar, afscheid heb kunnen nemen van de politiewereld.

Simpelweg samengevat is het slechts een kwestie van bewustwording. Ik ging me steeds vrijer voelen, terwijl ik mij tegelijkertijd besefte dat ik een grote verantwoordelijkheid droeg. Zo kwam ik tot een belangrijke essentie van het politieberoep, namelijk dat er in elke diender een balans moet zijn tussen enerzijds het besef van de eigen ontwikkeling en de daaraan verbonden karaktereigenschappen en anderzijds van de toestand van mensen in de samenleving, waarmee je gegarandeerd te maken krijgt. Het gaat immers over professionaliteit én vakmanschap.

Tijdens de opleiding zou daar veel meer aandacht voor moeten zijn. Wetten, regels, methodieken en systemen zijn hulpmiddelen. Nu worden ze nog teveel als doel gezien en ook als zodanig gedoceerd. Het komt er dus op aan dat jonge studenten vanaf het begin af aan op de hoogte moeten worden gebracht van de twee specifieke kenmerken beroepseer en beroepszeer. Zo kan er een mooie balans gevonden worden tussen professionaliteit en vakmanschap. Daar is iedereen in de samenleving bij gebaat, inclusief de politie.

Radicalisering & gewelddadig extremisme

Je hoort het steeds meer. Jonge moslims radicaliseren omdat zij geen kansen hebben op de arbeidsmarkt, zij worden gediscrimineerd en voelen zich uitgekotst door de samenleving. Ze wonen in getto’s, ontwikkelen zich tot criminelen en hebben geen enkel uitzicht op een goed leven. Ze laten zich gemakkelijk overhalen door terroristische groeperingen om samen de ongelovigen te bestrijden. Dan grijpen ze naar andere idealen en middelen om aandacht te krijgen of ze verkassen naar oorlogsgebied om daar de vijand te bestrijden.
Zouden dat de redenen zijn om te radicaliseren en zichzelf op te offeren?

Ik vermoed dat er veel meer aan de hand is. Radicaliseren is een proces dat zich van generatie op generatie ontwikkelt. Elk individu wordt geboren en groeit op in een omgeving die hem of haar vormt. Er zijn duizenden boeken over geschreven, ontelbare studies en onderzoeken over gedaan, wetten gemaakt en maatregelen genomen. Desondanks blijven jongeren radicaliseren en dood en verderf zaaien.
Om radicaliserende jongeren die bereid zijn geweld te gebruiken, zichzelf opblazen of de confrontatie met politiekogels aangaan te begrijpen, zullen wij ze toch eerst moeten doorgronden en niet op voorhand veroordelen. Zijn politici daartoe in staat? Is de politie daartoe in staat? Kunnen gespecialiseerde veiligheidsinstanties daar een vinger achter krijgen?
Jazeker, in veel gevallen wel, maar lang niet in allemaal. Dat blijkt wel uit het toenemende aantal en steeds gewelddadiger wordende aanslagen. Jihadisten denken totaal anders dan vredelievende mensen of als politiemensen, zij voelen alles anders aan, zij zien medemensen die anders denken en voelen als de vijand die gedood moet worden. Allah is immers groot en almachtig, hij beloont de jihadist met de hemel waar 72 maagden gereed staan om de martelaar te ontvangen.

Naast het extremistisch en op religieuze gronden gebaseerd geweld ontwikkelen zich steeds vaker zogenaamde lone wolves tot moordmachines. Zij laten zich soms inspireren door de Koran en de interpretatie ervan door IS en plegen vervolgens op een totaal onverwacht moment vreselijke aanslagen. Het lijkt wel alsof er een soort wedloop gaande is waarbij de een de ander wil overtreffen in het aantal doden en gewonden die zij meesleuren in hun eigen levenseinde. Zij zijn er heilig van overtuigd te sterven en treden de dood onvervaard tegemoet, waarbij ze in het moment suprême luidkeels schreeuwen dat Allah groot is.

Hoe wil je in godsnaam zoiets tegenhouden? Met wetten, regels, veiligheidsmaatregelen, politie, leger en wapens? Er zal best veel worden tegengehouden, maar er zal altijd iemand tussendoor glippen. Daarbij komt dat er, ondanks al dat geweld en aanslagen, steeds meer mensen zijn die gezag en autoriteit niet meer vanzelfsprekend accepteren. Wanneer een radicaliserende jongere in zo’n omgeving opgroeit, ligt de drempel tot een actie ook ‘n stuk lager.
Wanneer de politie, naar de zin van sommigen, iemand op basis van auto, leeftijd, locatie, huidskleur en interne informatie omtrent criminaliteit, in het verkeer controleert, is er grote heisa op Internet. Dan profileert de politie etnisch, wat zomaar uitgelegd wordt als racisme en discriminatie. Tegelijkertijd wordt van ze geëist dat ze voor veiligheid zorgen en aanslagen voorkomen. De politie wordt via Internet afgeserveerd. Door deze negatieve aandacht worden agenten terughoudender in het houden van routinecontroles. Tegelijkertijd denken politici en bestuurders dat de wijkagent doordringt tot in de haarvaten van de samenleving en daar radicalisering in de kiem smoort en/of aanslagen voorkomt. Hoe naïef kan men zijn? Het aantal daartoe benodigde wijkagenten wordt niet eens gehaald, bij lange na niet.
Natuurlijk, de wijkagent kan een grote preventieve rol spelen om problemen binnen de samenleving te voorkomen. Hun invloed kan ervoor zorgen dat iemand zich niet tot crimineel ontwikkelt. Dat is echter iets heel anders dan radicaliserende jongeren die jihadistische aanslagen voorbereiden of mensen met psychische problemen die zich ontwikkelen tot lone wolves.

Wij denken dat het meestal om geïndoctrineerde denkwijzen gaat en dat een oplossing zou zijn om diegenen die indoctrineren (zoals IS) uit de weg te ruimen. We steken heel veel geld en energie in pogingen om te deradicaliseren. Soms lukt dat, maar meestal niet.
Toch gaat het om mensen, net als wij, ook al denken wij dat het om barbaren, beesten of idioten gaat. Realiteit is dat deze mensen anders denken en voelen dan wij. Normen en waarden zoals wij die kennen, veroordelen en verafschuwen zij, net zoals wij dat met die van hun doen.

Materialisme, idealisme, spiritualisme en religie worden verschillend geïnterpreteerd. Mensen hebben een sterke neiging om de eigen interpretatie op te (willen) leggen aan de ander.
Er bestaat een zienswijze die zegt dat een mens alleen dan een of andere kennis (opvatting) kan inzien en voor zichzelf nuttig maken, wanneer zijn eigen bewustzijnstoestand ongeveer gelijkwaardig is aan het niveau van de kennis.
Zijn wij ons wel echt bewust over ons eigen niveau van de kennis? Ik heb sterk de neiging om te denken van niet. Als dat wel zo zou zijn dan zouden wij heel anders kijken naar de kennis van die ander en proberen deze te doorgronden. Waarmee ik gewelddadig extremisme uiteraard niet goed probeer te praten, integendeel, wij moeten ons blijven inzetten om dit uit te bannen, maar wel in het bewustzijn dat het iets is van de mens zelf en dat er, zolang de mens bestaat, geweld en haat zal zijn, net zoals er liefde en verdraagzaamheid zal zijn. Conflicten of verschillen in denkwijzen kunnen op veel andere manieren worden uitgevochten. Mensen zijn echter hardleers en dus zullen we in de toekomst met nog meer geweld en aanslagen rekening moeten houden. De beantwoording van terrorisme met geweld, zal tot meer aanslagen leiden. Wanneer je de ene pool bewust voedt, voed je onbewust en evenredig diens tegenpool. Dat geldt voor beide kampen.

Niet iedereen is blijkbaar in staat om die wetmatigheden te doorgronden en te accepteren. Niet iedereen keurt geweld af, de jihadist juicht geweld toe omdat hij er rijkelijk voor wordt beloond in het hiernamaals, de vreedzame mens wijst geweld af omdat dit een aantasting is van de menselijke gelijkwaardigheid. Om een eind te maken aan de gewelddadigheden op deze wereld zouden wij derhalve de natuurlijke wetmatigheden moeten veranderen.
Wij kunnen de tegenstellingen in de wereld niet uit de weg ruimen. Toch probeert de mens koste wat kost alles wat niet past in hun eigen leven, te veranderen. We doen er alles aan om langer gezond te leven, om geweld en armoede uit te bannen.
Onderzoeken geven geen eenduidig beeld weer, maar zij bieden wel aanknopingspunten voor preventie en repressie. Er kan lering getrokken worden uit succesvolle interventies. Maar eerst en vooral zal eenieder die zich met dit complexe vraagstuk bezig houdt, bij zichzelf de vraag moeten stellen of hij of zij zich wel helemaal bewust is van zichzelf, in relatie tot zijn beroep en de radicalisering of het gewelddadig extremisme.

Dit bewustzijnsproces zal leiden tot nieuwe inzichten en uiteindelijke veranderingen in de aanpak ervan. Maar het zal wel massaal en tegelijkertijd moeten gebeuren. En precies dat lijkt een utopie.
Toch zullen we zelf moeten beginnen om de massa in beweging te krijgen.
Wellicht met behulp van het vlindereffect dat ons inzicht zal verschaffen in de chaotische toestand die radicalisering en aanslagen teweeg brengt en dat uiteindelijk voor de noodzakelijke veranderingen kan leiden.

Jacques Smeets
www.deblauwediender.nl

Verantwoording afleggen over het werk is essentiële opgave voor de politie

Op donderdag 28 januari 2016 vond in het hoofdbureau van politie te Den Haag een door Cahiers op de Campus georganiseerde studiemiddag plaats. Cahiers op de Campus is een initiatief van Elke Devroe, hoofdredacteur van het Nederlands-Belgische vaktijdschrift Cahiers Politiestudies (meer dan 700 lezers). Het zijn naslagwerken over diverse thema’s zoals geweld en politie, integriteit en deontologie, mensenrechten en politie, vernieuwing in de opsporing enz. Hierbij wordt een breed publiek van wetenschappers, beleidsmakers en politiepersoneel de mogelijkheid geboden kennis te maken met de Cahiers en de besproken vraagstukken.

De bijeenkomst was georganiseerd in samenwerking met adviesbureau CPS, de Universiteit Leiden en de Stichting Maatschappij en Veiligheid.
Het thema van deze bijeenkomst was Verantwoording en politie.

Iedere bezoeker kreeg na afloop het bijbehorende boekje. De eerste alinea spreekt boekdelen en vat eigenlijk samen wat er deze middag werd besproken:

“Verantwoording over het geleverde werk is voor de hedendaagse politie een essentiële opgave. Met het minder vanzelfsprekend worden van het gezag van de politie, de groeiende mondigheid van burgers, het streven naar kostenefficiëntie door de gevolgen van de financieel-economische crisis en de toegenomen complexiteit van het werk stijgen de behoefte en eisen die aan verantwoording door de politie worden gesteld. Als de politie om wat voor reden dan ook niet aan de verwachtingen lijkt te voldoen, wordt van haar verantwoording geëist, niet alleen door gezagsdragers, maar ook door politici, massamedia en burgers. De redenen waarom verantwoording wordt gevraagd, lopen uiteen en lijken bovendien in variëteit toe te nemen. De ene keer gaat het bijvoorbeeld om de vraag of de politie gebruik maakt van wat inmiddels heet
etnisch profileren, een volgende keer gaat het om een achterblijvend oplossingspercentage, te lange aanrijtijden, trage ICT-systemen of uit de hand gelopen kosten. Verantwoording door de politie is niet alleen complex vanwege de toegenomen eisen en verwachtingen die er op dit punt gelden, maar ook omdat een grote diversiteit is ontstaan in de vormen waarin van de politie verantwoording wordt verwacht.”

Verantwoording of reputatiemanagement?

Diverse onderzoekers spreken over een dramademocratie, waarin verantwoording door de politie in een sterk gepolitiseerde context plaats vindt en waarin de media een steeds grotere rol spelen. Dat maakt de politie kwetsbaar en het betekent dat de grens tussen verantwoording en reputatiemanagement om imagoschade te beperken, erg dun kan zijn. Veel PR aandacht en pogingen om zich van haar beste zijde voor te doen kunnen bij burgers juist argwaan oproepen en de vraag of er wellicht iets te verbergen valt.

Morele verantwoording

Vanwege de hoeveelheid sprekers en de daaraan (korte) spreektijd van maximaal 20 minuten, werd regelmatig verwezen naar het Cahier. Daarin komen alle sprekers uitgebreid aan bod, uitgezonderd Jan Nap, lector van de Politieacademie Apeldoorn.
Hij deed zijn verhaal uit het hoofd. Hij stelde dat er gezocht moest worden naar een rijkere verantwoording in plaats van het ontkomen aan diezelfde verantwoording. Nap sprak over hogere gronden versus moerassigheid. Het wordt zaak dat er meer gedaan wordt wat nodig is, wie wie aanspreekt, wie wat doet en wie iets zegt uit welk belang. De veilige hypocrisie moet worden achtergelaten. Wanneer slechts gewag wordt gemaakt van kille cijfers en statistieken dan weet je nog niet wat daarachter ligt. Er moet een stap worden gezet van het eenzijdig afleggen van verantwoording naar het dialogisch verantwoorden. Met de rijkere verantwoording doelde Nap ook op de verantwoording naar jezelf toe, als mens in relatie tot je beroep en functie. Jezelf de vraag stellen wat de morele basis is voor de uitoefening van de functie en het beroep en hoe zit het met de integriteit en de morele verantwoording (het geweten).

Dat zijn grote vragen waarmee de student anno 2016 vanaf het begin van zijn studie geconfronteerd zou moeten worden en die gedurende de loopbaan onderhouden moeten worden. Vervagen van de morele verantwoording leidt onherroepelijk tot conflicten van welke aard dan ook.
Uiteindelijk gaat het ook om de vraag wat goed politiewerk is. Dat is in elk geval dat de politie moet weten wat er speelt. Tegelijk is er de noodzaak om te evolueren van een systeemgerichte gedrevenheid naar een contextgerichte gedrevenheid. Sturing en verantwoording moeten meer gericht zijn op de kwaliteit van het politiewerk. De kwantitatieve sturing moet een middel zijn en niet het doel.

Moed, kennis en kunde

De samenleving verlangt naar leiderschap en wil tegelijk alle vrijheid van de wereld, het begrip participatie heeft zijn intrede gedaan terwijl individualisatie massaal heeft toegeslagen, en er is veel onzekerheid, ook binnen de politie. Of de Nationale Politie in staat is om zich binnen deze context een plaats met voldoende draagvlak bij de samenleving te verzekeren, is nog maar de vraag.
De samenleving is enorm veranderd, we zitten middenin een digitaal tijdperk, grote bevolkingsgroepen uit verre oorden proberen voet aan de grond te krijgen in onze samenleving, oorlogen met een etnische en/of religieuze achtergrond worden steeds complexer, het terrorisme is tot in de haarvaten van onze samenleving en dus ook tot in die van de politie binnengedrongen.

Om al die zaken met open vizier, vertrouwen en de nodige efficiency tegemoet te treden, is veel moed, kennis, kunde en vooral bewustwording nodig.

Waarlijk, geen gemakkelijke opgave.

Door de Universiteit van Leiden werd een verslag van de Studiemiddag gemaakt.

Jacques Smeets

www.deblauwediender.nl

Stress in het hoofd

Bewegingswetenschapper Peter Renden van de Vrije Universiteit Amsterdam deed onderzoek naar het trainen van politieagenten in stressvolle situaties. Er kan sprake zijn van een acute levensbedreiging en er moet al heel snel in split seconds worden gehandeld. Renden heeft het over “vette stress”, waardoor je niet altijd kunt uitsluiten dat het anders loopt dan je wilt. Stress hakt in op je vaardigheid van handelen. Hij stelt voor dat er meer uren en vooral realistischer wordt getraind door de politie. Hij duidt met name op zelfverdedigingstechnieken.

Vóór de reorganisatie van 1994, was het heel normaal dat er wekelijks een aantal uren in diensttijd werd getraind en gesport. In die trainingen zaten schietoefeningen, zelfverdedigingstechnieken, gebruik wapenstok en realistische benaderingstechnieken (vuurwapen)gevaarlijke verdachten.
Op jaarbasis had je het dan over minstens een paar honderd uur. Dat aantal is gereduceerd tot het schrikbarend lage aantal van 32 per jaar (!), inclusief de toetsingen. Eigen schietbanen en sporthallen verdwenen. Het sporten werd al heel snel verbannen naar “eigen tijd”. Al jaren wordt over de teloorgang van het aantal trainingsuren en over de inhoud van de trainingen vanaf de werkvloer steen en been geklaagd. Er werd wel geluisterd, maar er is de laatste paar jaar pas iets van verbetering te bespeuren. Dit heeft voornamelijk te maken met het project Versterking Professionele Weerbaarheid Politie, geïnitieerd door voormalig minister Opstelten. Dat er nog lang niet voldoende gebeurde blijkt wel uit het onderzoek van Peter Renden.

Erg goed dat hij klare taal spreekt en in zijn aanbevelingen aan de Nationale Politie pleit voor het dichten van het gat tussen de (huidige) trainingen en de praktijk. In zijn interview zegt hij ook dat het erg lastig is om bij de juiste mensen te komen. Daar ligt dan waarschijnlijk dé oplossing. Of de politietop en/of rechters het lef hebben om zich ervoor open te stellen en ermee aan de slag te gaan, is de vraag. Ik noem hier ook rechters, omdat zij de laatste tijd nogal in het nieuws zijn vanwege uitspraken tegen politiemensen die verbijstering oproepen binnen de politiewereld en de samenleving.

Zodra zich juristen en rechters met de geweldsinstructie in de hand en andere wet- en regelgeving als basisuitgangspunt in de stressloze omgeving van een bureau gaan buigen over de zaak, verdwijnt de begrijpelijke taal. Dan vervalt men in juridische haarkloverij en wetenschappelijke terminologie.
Volgens de onderzoeker wordt in de rechtszaal nogal koel naar de hele situatie gekeken, maar zo koel waren de agenten op de cruciale momenten natuurlijk niet. Het is goed dat deze wetenschapper durft te zeggen dat het achteraf, vanachter je bureau, makkelijk oordelen is. Renden zegt terecht dat een agent ook maar een mens is, iemand met eigen emoties en een instinkt. Stress gaat in je hoofd zitten en het leidt tot minder vaak raak schieten, zeker als je minder ervaren bent.

Rechters schieten ook, maar vooral in de kramp, uit angst dat ze de schijn zouden kunnen wekken partijdig te zijn. Maar dat ze op een subtiele manier bijna in elke rechtszaak ook door media en advocatuur worden beïnvloed gaat aan hun voorbij. Of ze zijn zich er wel van bewust, maar doen net alsof het niet bestaat.
Ik volg momenteel de serie Kijken in de ziel van waarin Coen Verbraak het gesprek aangaat met een groot aantal rechters. Er is een vrouwelijke rechter die het belangrijk vindt dat zij door de verdachte aardig gevonden wordt (!) Een andere rechter, die Mohammed B. tot levenslang veroordeelde voor de moord op Theo van Gogh zegt, dat hij op enig moment te doen had met deze 26-jarige knul. Een andere rechter reageerde op een verdachte, die op hem afkwam en aanstalten maakte om hem te slaan, door hem aan te spreken op zijn sikje. Er zit een rechter in het rijtje geïnterviewden die bijna volledig blind is. Bij de beoordeling van het gedrag van de verdachte gaat hij af op datgene wat hij voelt als hij hem of haar hoort spreken. Deze man vertegenwoordigt wel heel erg letterlijk de geblinddoekte Vrouwe Justitia.

Ik probeer niet cynisch te zijn, maar ik besef heel goed dat ik dat hier wel ben. Als oud-politieman met 43 dienstjaren in de rugzak kijk en luister ik regelmatig met gekromde tenen naar datgene wat deze rechters zeggen. Opvallend is dat er in dit programma heel openlijk wordt gesproken over hun eigen emoties en die van de verdachten, maar zodra ze in de rechtszaal zitten en het gaat over politiemensen, mogen emoties niet worden meegewogen in hun beoordeling. Zij stellen immers dat agressie en geweld inherent is aan het politieberoep, dat agenten getraind worden om de confrontatie daarmee aan te gaan en dus adequaat en professioneel behoren te handelen.

Je hoort vanuit de samenleving regelmatig roepen dat rechters steeds verder af staan van wat zich in de samenleving afspeelt. Ik geloof dat zij wel degelijk weten wat er zich afspeelt, maar dat zij niet het lef hebben om af te wijken van de protocollen. Ze zijn bang om daarop te worden afgerekend. Dat, terwijl ik toch al tijdens mijn politie-opleiding op het hart gedrukt kreeg dat de wet twee kanten heeft, namelijk die van de letter en die van de geest. Het lijkt erop dat de rechterlijke macht zich afgesloten heeft van de geest van de wet.

Politieagenten die hun eigen leven op het spel zetten om de samenleving een stukje veiliger te maken, lijken hiervan de dupe te worden.

En dat levert juist extra stress in hun hoofden op.

Rapport Politievaardigheden onder stress: Het optimaliseren van aanhouding en zelfverdediging in de praktijk, door P.G. Renden, A. Nieuwenhuys, G.P.T. Willemsen, R.R.D. Oudejans, uitgave van Politie & Wetenschap, Apeldoorn. Voor downloaden klik hier.

Wachters van de wet. Coen Verbraak praat met twaalf rechters. Kijken in de Ziel

 

Jacques Smeets
www.deblauwediender.nl

 

Hij waakt opdat zij rusten

Vigilat ut quiescant (Hij waakt opdat zij rusten)

Deze oude Latijnse spreuk sierde lange tijd het korpsbrevet van de Nederlandse politie. Vanaf de reorganisatie in 1994 veranderde het motto in waakzaam en dienstbaar. In beide gevallen wordt echter aangegeven dat de politie in dienst staat van de samenleving. Maar wat te doen als het optreden van een diender in de uitoefening van zijn dienst door de rechter wordt veroordeeld met poging tot doodslag? Dat is een criminele handeling waarop een zware gevangenisstraf staat. Doodslag is immers iemand opzettelijk van het leven beroven. Zou de onderhavige politieman, die recent werd veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf, echt geprobeerd hebben het slachtoffer opzettelijk van diens leven te beroven?*)

Ter verduidelijking:
De politie mag in bepaalde gevallen geweld toepassen, mits in de juiste volgorde (subsidiariteit) en mate (proportionaliteit). Dienders in uniform zijn standaard uitgerust met handboeien, pepperspray, wapenstok en pistool. Die zaken hangen niet voor niks aan de koppel. Zij worden regelmatig getraind in het gebruik van dit wapentuig. Dat kan niet in het “echt” met criminelen, dus dan maar in gespeelde settings met figuranten, meestal collega’s. Het risico op blessures is daardoor geminimaliseerd.

Geen enkele politieman zal ‘s ochtends opstaan en zeggen: “Zo, vandaag ga ik de een of andere crimineel opzettelijk van het leven beroven”. Zij hopen elke dag opnieuw zonder kleerscheuren thuis te komen en dat ze geen geweld hoeven toe te passen. Helaas, de werkelijkheid is anders. Er gaat geen dag voorbij of politiemensen, verspreid over het land, zien zich genoodzaakt om burgers in de boeien te slaan, ze te overmeesteren als zij zich verzetten tegen een aanhouding of ter verdediging als daar noodzaak toe is. En dat laatste gebeurt ook met de regelmaat van de klok.
Een aangehouden verdachte die zich fysiek verzet tegen die aanhouding loopt het risico dat er door de politie geweld tegen hem wordt gebruikt. Want hij zal niet ontkomen aan de voorgeleiding voor een hulpofficier van justitie. Immers, de aanhouding dient om iemand, ten spoedigste, te geleiden voor een hulpofficier van justitie. Daar hoort geen lang dralen bij, want termijnen zijn termijnen en ten spoedigste betekent: “zo snel als mogelijk” .
Een enkele keer loopt er iemand ongewild tegen een klap aan of wordt hij of zij onterecht in de boeien geslagen. Waar gehakt wordt, vallen spaanders, nietwaar? Politiemensen zullen zich daarvoor altijd moeten verantwoorden bij hun directe lijnchef.

Criminelen daarentegen gaan bewust op pad om iemand te bestelen, te mishandelen, te bedreigen of te doden. Terroristen gaan bewust de straat op of een gebouw binnen om zichzelf en/of (zoveel mogelijk) anderen te doden. En wanneer zij op hun weg politiemensen ontmoeten, hoeven deze geen enkel mededogen te verwachten.
Mochten agenten echter stuiten op geweldplegers, dan zullen zij constant doordrongen moeten zijn van wet- en regelgeving en de geweldsinstructie. Ook als dat in een split-second moet gebeuren en er levensgevaar dreigt. Zij beseffen elke dag dat zij in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels de openbare orde dienen te handhaven. Een orde, die door ons, burgers, regelmatig wordt ontwricht. De politie gaat op criminelen en terroristen af, burgers bekritiseren het politieoptreden, lopen weg of maken liever een omweg. Daar kan zelfs een oproep van de Stichting Maatschappij & Veiligheid, om als toevallige omstander een helpende hand te bieden, niets aan veranderen.

Natuurlijk, onze politie is niet afkomstig van een andere planeet, het zijn mensen, zoals jij en ik. Ook zij maken fouten in hun leven en werk, net zoals wij. Fouten van politiemensen worden onder het vergrootglas gelegd, omdat zij nu eenmaal een verantwoordelijke taak binnen de samenleving hebben. Beslissingen worden al snel als fout betiteld, zeker als er nadelige gevolgen aan zijn verbonden. Politiemensen nemen altijd en overal beslissingen, die soms tot een fout kunnen leiden. Zij doen hun werk hoofdzakelijk zichtbaar in het publieke domein, voor het oog van iedereen en de camera’s op I-pads, I-phones en tablets. De politie is er onder meer voor onze veiligheid op straat en in huis, opdat wij ons rustig op een oor kunnen leggen. Uiteraard zijn wij burgers verantwoordelijk voor ons eigen gedrag, alhoewel het er steeds meer op lijkt dat het met die verantwoordelijkheid niet zo nauw meer wordt genomen. Wij wijzen liever naar een ander dan zelf op te komen voor ons handelen of onze nalatigheden.

De bijrijder van de ramkraker wees naar de politie en deed aangifte omdat hij meende dat die politieagent hem opzettelijk van het leven had proberen te roven. Het zou ook kunnen dat hem die mogelijkheid door de advocaat in werd gefluisterd. Er kwam een rechtszaak van en het OM eiste vrijspraak, omdat er sprake zou zijn van noodweer. Volgens de rechter was er geen sprake van direct gevaar. Dat maakte hij op uit een reconstructie die van het incident was gemaakt.
De politie is verbijsterd over zoveel onbegrip voor de praktische dilemma’s van dit moeilijke vak. Nam deze agent een beroepsmatige beslissing of was hij fout omdat hij een misdrijf pleegde?

Ho ho ho, maar daar had die rechter het helemaal niet over. De diender was erop getraind om die gevaarlijke taak uit te oefenen en daarom had hij niet mogen afwijken van de protocollen uit de geweldsinstructie. Hij had simpelweg geen fout mogen maken. Dat was de interpretatie van de rechter. Maar dan nog blijf ik worstelen met de vraag over de opzet die de agent volgens de rechter zou moeten hebben gehad om de bestuurder of bijrijder van het leven te beroven. Hij veroordeelde de agent immers voor poging tot doodslag.
Zou de rechter niet met die vraag hebben geworsteld of verkeerde hij in de veronderstelling dat de agent een machine was die de naam Robocop13 droeg?

Natuurlijk, als burger mag ik zo denken. Tegelijk met mijn burgerschap ben ik echter ook 43 jaar politieman geweest. Ik ben dus bevooroordeeld en dus zou ik mijn mond moeten houden. Of toch maar niet?
Ja, toch maar niet. Ik was ook blij als ik de dienst weer zonder geweld of letsel had doorstaan. Dat lukte niet altijd, maar wel heel vaak. Nu ben ik heel erg blij dat ik niet meer het risico hoef te lopen om als diender, die zijn taak uitoefende, door een rechter veroordeeld te worden voor poging tot doodslag.

De collega die nu figuurlijk onder vuur ligt, kan ik alleen maar heel veel moed, wijsheid en rust toewensen. Ik hoop verder van harte dat de korpsleiding altijd de complexiteit van en de dilemma’s in het politieberoep, zo objectief mogelijk, zal blijven verdedigen. Dan zullen collega’s zich gesteund voelen in hun optreden, waar en hoe dan ook.

*) Twee jaar cel voor schietende agent Heerlen, NOS Nieuws, 17 juli 2015: http://nos.nl