Skip to main content

Jacques Smeets

Gezagsdragers

 

Gezag wordt bepaald door twee partijen, niet achtereenvolgens maar tegelijk (synchroon).

Tijdens het lezen van het hoofdstuk van Gabriël van den Brink (Hoe het gezag uit Nederland verdween en…weer terugkwam) uit het boek Gezagsdragers vielen mij dingen op die ik zag als natuurlijke wetmatigheden. Gabriël stelt o.a. dat tendensen als minder tolerantie voor afwijkend gedrag, meer nadruk op nationale waarden en een verlangen naar een sterk leiderschap, in haast alle Europese landen merkbaar zijn. Hij schrijft vervolgens dat we doen alsof de belangstelling voor leiderschap, gezag en krachtig optreden alleen begrijpelijk is in reactie op een extern probleem of gevaar.

Op zich lijkt dit een logische gedachtegang, want zo zien wij de werkelijkheid dagelijks aan ons voorbijtrekken. Gabriël gaat echter verder in zijn redenering door zich vervolgens de vraag te stellen: “Maar wat als die belangstelling nu van binnen komt? Kunnen wij ons voorstellen dat die interesse ook groeit in een samenleving die modern, tolerant en democratisch is? Sterker nog: “Zou het kunnen dat de belangstelling voor leiderschap, gezag en krachtig optreden groeit, juist omdát de moderne samenleving open, tolerant en democratisch is?”

Je zou denken dat in een land waar een moderne samenleving open, tolerant en democratisch is, geen sterke behoefte is aan sterk leiderschap, dat mensen tolerant zijn voor afwijkend gedrag en niet zo’n grote nadruk zullen leggen op nationale waarden. Hier is sprake van een schijnbare tegenstelling.

Wanneer jij je verdiept in de esoterische psychologie (in wezen de natuurlijke tegenpool van de moderne wetenschap) dan begrijp je dat werkelijkheden ook beschouwend bekeken en geïnterpreteerd kunnen worden. Dan behoeft er geen wetenschappelijk bewijs geleverd te worden, in dat geval gaat het om persoonlijke beleving, zonder er waardeoordelen over uit te spreken. Je leert in elk geval de dingen vanuit verschillende perspectieven te bekijken. Juist dat is wat het Sociaal en Cultureel Planbureau te weinig doet. Haar onderzoeken en enquêtes zijn bijna uitsluitend gebaseerd op modern wetenschappelijk onderzoek.
Daarbij komt dat dit Planbureau al meer dan veertig jaar de volgende stelling aan het volk voorlegt: Wat we nodig hebben is minder wetten en instellingen maar meer moedige, onvermoeibare en toegewijde leiders waar het volk vertrouwen in kan hebben. Uit de statistische gegevens over die periode blijkt dat, na een lange periode van daling van de behoefte aan moedige leiders sinds 2005 diezelfde behoefte opmerkelijk stijgt en inmiddels op een hoger niveau uitkomt dan bij het begin van de enquête, veertig jaar geleden.

Dat zou inderdaad kunnen betekenen dat de belangstelling voor leiderschap, gezag en krachtig optreden groeit, juist omdát de moderne samenleving open, tolerant en democratisch is. In wezen gaat het dus om de mensen binnen die samenleving. Zij bepalen uiteindelijk wat er in de statistieken tot uiting komt. Dat betekent dat mensen gedurende een periode in hun denken en handelen veranderen. Het lijkt mij wezenlijk van belang dat de mensen tijdens een enquête gevraagd wordt waaróm ze veranderd zijn en niet alleen dát ze veranderd zijn. Beweegredenen en motieven komen voort uit de persoonlijke ontwikkeling van mensen, eventueel aangemoedigd door prikkels van buitenaf. Datzelfde geldt uiteraard ook voor de gezagsdragers, ook zij zullen persoonlijke beweegredenen hebben om te veranderen.

Wanneer er dus een extern probleem ontstaat, b.v. een conflict tussen relschoppers en de politie, dan zullen we ook de interne problematiek van de betrokkenen moeten begrijpen. Dan hoeven wij tenminste niet meer te doen alsof de belangstelling voor leiderschap, gezag en krachtig optreden alleen begrijpelijk is in reactie op het externe probleem. Hier is sprake van een natuurlijke wetmatigheid, die alleen zichtbaar wordt als je beseft dat beide tegenpolen evenveel bestaansrecht hebben en elkaar in evenwicht houden. Wanneer je de ene pool voedt, voedt je evenredig diens tegenpool.

Hoe harder je tegen een muur duwt, des te harder is de weerstand.

Jacques Smeets

www.deblauwediender.nl

Het groot complimentenboek

Geven wij zelf ook complimenten en nemen wij ze in ontvangst? Of vinden we het vreemd om iemand een schouderklopje of een aai over de bol te geven? Binnen de politiewereld is het niet altijd vanzelfsprekend om iemand een compliment te geven of te ontvangen. Ik werd betaald voor het werk, was een autoriteit en oefende gezag uit. De meeste mensen waarmee ik te maken kreeg werden bekeurd, aangehouden of verhoord. Aangevers en getuigen hadden er belang bij dat ik mij als een professional gedroeg. Ik deed naar eer en geweten mijn werk en vroeg niet om complimenten, net zo min als ik ze uitdeelde.

Toen ik na verloop van tijd andere inzichten kreeg en mijn werk in een ander perspectief ging plaatsen, merkte ik dat ik mij best vereerd of gevleid voelde als ik een compliment kreeg. Ik gaf ook makkelijk complimenten aan collega’s of anderen. Ik schreef er een aantal jaren geleden zelfs een artikel over.

Recent werd ik geattendeerd op het Groot Complimentenboek, geschreven door de bekende lichaamstaaldeskundige Frank van Marwijk (auteur van de bestseller Manipuleren kun je leren) en waarderingsexpert Hans Poortvliet. Zij hebben samen dit unieke en prachtige vormgegeven boek geschreven over een van de meest onderschatte aspecten van de menselijke psychologie.

Zij stellen dat het heerlijk is als iemand je laat weten dat je er goed uitziet, dat je een bijzondere prestatie hebt geleverd of dat je veel voor hem of haar betekent. Complimenten zijn altijd welkom, maar waarom zijn we er dan zo zuinig mee? Zij laten zien hoe je  thuis en op het werk mensen kunt waarderen met originele, oprechte complimenten. Zij laten zien hoe je een goed compliment geeft, welke valkuilen je moet vermijden bij het geven van complimenten en hoe je complimenten in ontvangst neemt. Geen vraag blijft onbeantwoord in dit veelzijdige boek.

Ontdek de kracht van waardering en maak van complimenteren je tweede natuur.

Jacques Smeets

www.deblauwediender.nl

Omgang met de dood

 

Mijn eerste confrontatie met de dood in politiedienst kwam al heel snel. Ik was een paar maanden in executieve dienst toen ik te maken kreeg met mijn eerste lijk, een zelfmoord door ophanging. Dat was een ervaring die mij een paar weken erg veel angst en twijfel had bezorgd. Het beeld van die dode man, hangend aan dat touw, de dikke opgezwollen tong gedeeltelijk uit zijn mond hangend, gekleed in een onderbroek en sokken, kon ik niet kwijt raken.

Ik heb er een paar weken lang slecht van geslapen.  Maar ik móest er wel mee om leren gaan, wilde ik niet vertwijfeld raken en uit onmacht op zoek gaan naar een ander vak. Ik was toch die politieman, die opgeleid was om dit soort zaken op een professionele manier aan te pakken en vooral kalm en nuchter te blijven. Thuis kon ik er met niemand over praten, ik durfde het eigenlijk niet, bang om te horen: “Stel je niet aan, had je maar niet bij de politie moeten gaan”. Op het werk werd ik de eerste dagen pijnlijk herinnerd aan het lijk. Ik zou er wel aan wennen, hoorde ik collega’s zeggen, het eerste lijk was voor iedereen moeilijk. Ik geloofde daar niets van, ik dacht dat ik zélf dood ging. Dagenlang overwoog ik om te stoppen met het politiewerk, maar ik durfde die beslissing niet te nemen, bang om uitgemaakt te worden voor een slapjanus.

Dat gevoel heeft precies twee weken geduurd. Van de ene op de andere dag was het plotseling verdwenen. Ik sliep opeens weer goed, het huiveringwekkende beeld was verdwenen en op de een of andere manier kwam ik tot het besef dat dit nu eenmaal bij het politievak hóórde. Ik zou zeker wennen aan de onnatuurlijke dood,dat dezen mijn collega’s ook, dacht ik. Het waren immers vreemden waar ik geen enkele band mee had, dus daar hoefde ik mij geen zorgen over te maken. Zo gebeurde het onvermijdelijke, ik leerde omgaan met de dood Gedurende mijn carrière kreeg ik wel een paar honderd lijken voor mijn kiezen, het ging om (zelf)moorden, waterlijken, verkeersdoden, verbrandingen, allemaal heb ik ze gezien. Ik had gesprekken met nabestaanden praten, ik kreeg met zeer verdrietige, tot wanhoop gedreven mensen te maken, het overkwam mij ook dat nabestaanden opgelucht uitspraken dat die klootzak eindelijk opgeruimd was. Meestal waren het zogenaamde verse lijken  maar ik moest ook woningen binnendringen waar weken of maanden lang iemand lag te ontbinden en waar ik overweldigd werd door een onvergetelijke stank, omringd door de vliegen. Het lijk was al gedeeltlijk opgepeuzeld door de maden. Sommige collega’s maakten grapjes bij zo’n lijk, soms vond ik ze te ver gaan en andere keren waren ze wel grappig. Alles went blijkbaar, want na verloop van tijd maakte ik zelf ook wel eens een grapje. Natuurlijk lette ik wel op of er geen nabestaanden in de buurt waren.

Maar als je mij de vraag stelt of ik echt gewend raakte aan die lijken? Nee, ik stelde mij zelf altijd die vraag en moest helaas constateren dat ik er nooit aan gewend raakte. Ik kon het wel steeds beter verdragen, had er steeds minder last van en kon er gemakkelijker over praten. Na verloop van jaren werd het voor mij interessant om  erachter te komen, waarom juist ik zóveel geconfronteerd moest worden met de dood. Zeker, ik was politieman en lijken horen nu eenmaal bij dit beroep, toch bleef mij die vraag bezig houden. Er waren ook  redenen die mij duidelijk moesten maken dat ik de dóód moest leren begrijpen. Lange tijd worstelde ik met dit specifieke vraagstuk. Collega’s wekten de schijn die problemen helemaal niet te hebben….totdat ik  af en toe met ’n collega van gedachten ging wisselen over de emoties, die zo’n situatie teweeg brachten. Toen bleek ineens dat ik niet alleen met die vragen liep te worstelen. Politiemensen bleken zeer goed in staat te zijn die gevoelens weg te moffelen. Dat zou te maken kunnen hebben met onze machocultuur, waar je geacht werd gevoelens niet te uiten, althans niet op de werkvloer. Aan de vooravond van mijn pensioen ben ik er zeker van dat het niet een kwestie is van gewenning aan de dood, maar dat het meer een kwestie is van het (on)bewust verdringen van gevoelens. Voor de buitenwereld lijkt het dan alsof professionaliteit boven alles staat.

Ik vond de confrontatie met de dood elke keer opnieuw iets bijzonders. Kijkend naar het lijk probeerde ik mij voor te stellen hoe zo iemand dood was gegaan, hoe dat laatste moment moest zijn geweest, zeker als het om  zelfmoord ging. Daar trof ik vaak hele bijzondere omstandigheden aan, zoals bijvoorbeeld een voorbereidingsritueel op die zelfmoord in de vorm van brieven aan nabestaanden, richtlijnen en aanwijzingen voor de politie en de begrafenisondernemer, gereed gelegde lijkwaden enz. of helemaal geen enkele aanwijzing. De zelfmoord had in mijn beleving bijna altijd het karakter van een  wraakactie op iets of iemand, alsof de betrokkene nog even heel duidelijk wilde laten zien wie en wat hem of haar tot het uiterste had gedreven, het leven, een partner, angst, een organisatie, ziekte enz. Nabestaanden begrepen meestal niet waaróm iemand zich van het leven beroofde, soms hoorde ik er een sterk schuldgevoel door klinken.

Tijdens die mijmeringen kwam ik tot besef hoe intens zo iemand lange tijd, soms jarenlang, bezig was geweest met de voorbereiding van die daad of hoe hij of zij plotseling, a.h.w. uit het niets tot die daad was gekomen. Politie, huisarts en gemeentelijk lijkschouwer bekommerden zich niet zozeer om die zaken, zij handelden puur beroepsmatig  het onderzoek af en volgden de geldende procedures.

En dan de sectie! Slechts één keer in mijn leven heb ik een sectie meegemaakt. Voor mij was dat blijkbaar voldoende, het bleef daarbij. Er zijn collega’s die vele tientallen malen een sectie bijwoonden, niet uit nieuwsgierigheid zoals ik, maar puur beroepsmatig. In mijn boek De blauwe diender schrijf ik daar uitgebreid over. Voor mij was die ene keer een unieke gelegenheid om een mens eens écht van binnen te bekijken, zowel in zijn buik als borst, maar ook in zijn hoofd. Ik trof daar niets meer aan, alles was leeg. Dat was een vreemde gewaarwording. De inhoud van die mens lag pontificaal op tafel uitgespreid, in potjes en pannetjes. De aanblik van de testikels met urine- en zaadleider, die daar zo open en bloot op tafel lagen, was zeer bijzonder.

Natuurlijk, ieder mens is verschillend, en zo zal er ook verschillend omgegaan worden met de dood binnen ons beroep. Dat geldt ook voor de dood, die ons zélf dichtbij raakt, wanneer een partner, kind, familielid of collega overlijdt. Het enige verschil is dat dan ook emoties een belangrijke rol spelen. In mijn beroep hou ik er ernstig rekening mee, dat emoties ook een rol spelen bij de aangetroffen lijken. Ze worden echter onmiddellijk en rigoureus weggedrukt en verdrongen, om ze later, op een ander niveau, onder andere (privé)omstandigheden, tot uiting te laten komen. Wij begrijpen niet dat die emoties verband houden met die beroepszaken. Voor politiemensen, m.n. rechercheurs, die jarenlang geconfronteerd worden met allerlei vormen van onnatuurlijke dood, kan het niet anders dan dat dit van invloed is op hun ontwikkeling en de persoonlijkheid. Het bedrijf opvangteam (BOT) praat met collega’s over hun ervaringen, daar blijft het meestal bij. Dan gaat men over tot de orde van de dagt. Sommigen komen tot bij de bedrijfspycholoog, maar dan loopt men al een tijdje in de ziektewet, met vage klachten. In bepaalde cursussen durven politiemensen zich nog wel eens te uiten over hun gevoelens. Zij komen niet buiten de deuren van het leslokaal.
Politiemensen zijn minder open dan wel eens wordt beweerd, zij stellen zich niet zo graag kwetsbaar op en uiten al evenmin graag hun emoties. Wij zijn minder macho dan je denkt.

Jacques

www.deblauwediender.nl

Gezag

Gezag hoef je niet te ondermijnen, het ondermijnt zichzelf.

Geef acht!

Dat kan alleen maar afkomstig zijn van iemand die gezag wil uitstralen over anderen, want waarom zou dat anders geroepen worden? Misschien omdat degene die het uitroept acht moet geven op zichzelf? Want wat je zegt ben jezelf, is een veel gehoorde kreet. Degene die acht moeten géven, hoeven geen cijfer 8 te overhandigen, maar moeten bedachtzaam zijn, want er volgt iets belangrijks. Je wordt geïnspecteerd, er wordt paraatheid en oplettendheid van je verwacht. Het gezag heeft gesproken en daar heb je naar te luisteren, klaar!

Vroeger als kind leefde je al onder het gezag van jouw ouders, de school en eventueel de kerk. Je vond het normaal of niet, maar gezag was er altijd wel. En het vreemde is dat ieder mens dit op de een of andere manier accepteert. Pas vanaf een bepaalde leeftijd ontstaat er verzet en willen mensen niet meer onder gezag staan, ze willen niet meer dat anderen zeggen wat ze toe doen of te laten hebben. Wij worden zelfstandig en krijgen kinderen waarover wij op onze beurt gezag uitoefenen, want daarvoor zijn we ouders, nietwaar? Op deze wijze houden wij de cyclus in stand. Er zal dus altijd sprake zijn van een bepaalde hiërarchie onder mensen, thuis in het gezin, op school, het werk, in de kerk, bij de sportclub enz.

Het is best interessant je af te vragen in hoeverre je zelf (nog) onder het gezag staat of dat je gezag uitoefent over anderen. Op die manier zul je objectiever de ander benaderen. Ouders hebben sterk de neiging om middels gezag hun kinderen daar te krijgen waar zij (de ouders) ze graag willen hebben.
Dat gezag wordt op vele manieren uitgeoefend. Objectief gezien is daar helemaal niks mis mee. Het is alleen de vraag of ouders zich zo zouden blijven gedragen, wanneer ze tot het inzicht kwamen wat hun gezag onbewust teweeg brengt bij kinderen. Heb je er enig idee van in hoeverre het uitgeoefende gezag van invloed is geweest op bepaalde beslissingen in het leven, b.v. bij de beroepskeuze of met welke partner je verder door het leven gaat?

Bij de politie speelt gezag uiteraard een belangrijke rol. Wij oefenen onze taak al uit in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag, wat letterlijk betekent dat wij ons eigen gezag helemaal in handen leggen van anderen. Dit moet toch leiden tot conflicten, zowel innerlijk als uiterlijk? De conflicten ondermijnen dit gezag uiteindelijk. Het hele politiebestel is opgebouwd uit gezag en ondergeschiktheid en ik heb door de jaren heen een ontwikkeling meegemaakt, waarbij ik op een zodanige manier onder het gezag van ouders, school en kerk heb gestaan, dat dit mij onbewust bracht tot de keuze om politieman te worden. Op die manier kon ik zélf het gezag uitoefenen over anderen en na bijna 30 jaar kwam ik erachter dat dit slechts een noodzakelijk leerproces is geweest. Ik kreeg gaandeweg problemen met deze positie en ik voelde aan dat het niet in orde was. Het gevoel om het gezag uit te oefenen verdween en ik leerde de méns lief te hebben.

Het mooie daarvan is dat ik toch het politieberoep heb kunnen blijven uitoefenen, maar op een andere manier. Er werd geen verzet meer tegen mij geboden, ik werd niet meer aangevallen en beledigd, ik raakte nauwelijks nog in conflict met criminelen en het opvallendste was dat verdachten vrijwel altijd een volledige bekentenis aflegden, zonder dat daarbij psychische druk moest worden toegepast. Doordat mijn gezaghebbende uiterlijk vertoon verdween, ontstond er ruimte voor acceptatie en respect. En wanneer dit naar anderen toe getoond wordt, krijg je het altijd in even hoge mate terug.

www.deblauwediender.nl

Politieknuppel.nl

 

YouTube, dd. 17/06/2012.

Een politieagente schopt bij een arrestatie een dronken man in zijn kruis en geeft hem daarna nog enkele knietjes. Haar mannelijke collega staat erbij en kijkt ernaar. Op de achtergrond hoor je afkeurend geschreeuw van mensen die dit tafereel gadeslaan.

Arno Bonte, GroenLinks-raadslid te Rotterdam, heeft waarschijnlijk nog nooit een politieknuppel in zijn handen gehad, laat staan dat hij ermee heeft moeten slaan om zich te verdedigen of om iemand tot inzicht te brengen. Diezelfde man liet via de media weten dat buitensporig en onnodig geweld door politie steeds vaker voorkomt. Op de door hem opgerichte website politieknuppel.nl waren binnen anderhalve week  ruim 100 meldingen binnengekomen, zo vertelde hij met enige trots in het televisieprogramma Debatop2. In zeker 15 gevallen zou het om buitensporig en onnodig geweld van politiemensen tegen burgers zijn gegaan, die al of niet in de boeien waren geslagen of niet agressief waren, aldus Bonte op de website van GroenLinks. Uit niets bleek of die klachten terecht waren of niet.

Zomaar een incident waarbij de politie in een negatief daglicht komt staan.

Ik werd onrustig bij de gedachte dat er zoveel mis zou zijn bij de politie en probeerde via een zoektocht op de digitale snelweg een ommezwaai te geven aan dat onrustgevoel. Ik schrok van de grote aantallen negatieve reacties, waarvan het merendeel elk fundament en elke nuance miste.

De tijd dat de politie een nationaal knuffeldier (vriend en helper) was, is al lang voorbij. Volgens mij ontstonden die termen alleen in hoofden van mensen die niet gehinderd werden door enige kennis van zaken.

Politici zullen moeten beseffen dat zij een respectabele afstand dienen te houden van de politietaken en tegelijkertijd voldoende inzicht in en respect voor het werk van de dienders moeten hebben, zodat zij op een verantwoorde wijze hun taak als bevoegd gezag of volksvertegenwoordiger kunnen uitvoeren.  Een knuppel in het hoenderhok gooien kan nooit kwaad. Maar als je zelf de knuppel bent en niet eens door hebt in welk hok je die gooit en wat de gevolgen ervan zijn, dan is er wel het een en ander mis. Dan is er al snel sprake van stemmingmakerij.

Arno Bonte is daar een sprekend voorbeeld van.

Jacques

www.deblauwediender.nl

 

De politie in beeld

Een politieagente schopt bij een arrestatie een dronken man in zijn kruis en geeft hem daarna nog enkele knietjes. Haar mannelijke collega staat erbij en kijkt ernaar. Op de achtergrond hoor je geschreeuw van mensen die dit tafereel gadeslaan.

De voornamelijk anonieme reacties op het YouTube filmpje lieten geen spaan heel van het optreden van de politie. De officiële media sprak over een dronken Let, die bij zijn arrestatie mogelijk te hard zou zijn aangepakt door de politieagenten. De filmer maakte geen aanstalten om er op af te gaan, hij bleef op veilige afstand filmen, maar liet later voor de mediacamera’s zonder enige terughoudendheid weten dat de agenten zwaar in de fout waren gegaan door een weerloze man in elkaar te schoppen.  Een enkeling had het lef te opperen dat de man er wel om gevraagd zou hebben.

Politici, media en de ontelbare anonieme bezoekers van onze digitale snelweg, haastten zich van begin af aan om een ongefundeerde en/of ongenuanceerde mening te geven of een oordeel te vellen over wat er was gebeurd. Het gezag kwam andermaal onder vuur te liggen, het imago van de Nederlandse politie kreeg opnieuw een gevoelige deuk.

Kamerleden stelden vragen aan minister Opstelten. Coskun Görüz (CDA) vond dat onze politiemannen én -vrouwen boven elke verdenking moesten staan. Het viel mij op dat hij zeer nadrukkelijk de klemtoon op het woord vrouwen legde.

De korpsleiding was – zoals verwacht – geschokt door de beelden, maar zou pas een oordeel uitspreken als het onderzoek naar de juiste toedracht was afgerond. Immers, de toedracht tot het incident was niet op film vastgelegd.

Het resultaat van het onderzoek is bekend, de politieagenten gingen vrijuit. Onderzoek had uitgewezen dat zij hadden gehandeld conform de geweldsinstructie. De man had, nadat hij zijn roes had uitgeslapen, verklaard zich totaal niets van het incident te herinneren, maar op aandringen van de politie deed hij, na het zien van de opnamen, alsnog aangifte. Het Openbaar Ministerie besloot de aangifte te seponeren. Die uitkomst leidde opnieuw tot een spervuur van negatieve reacties op Internet en ontevreden partijen zoals de Nationale Ombudsman en allerlei strijders tegen gezag en autoriteit in ons land.

Arno Bonte, GroenLinks raadslid te Rotterdam, liet via de media weten dat buitensporig en onnodig geweld door politie steeds vaker voorkomt. Op de door hem opgerichte website politieknuppel.nl waren binnen een anderhalve week  ruim 100 meldingen binnengekomen, zo vertelde hij met enige trots. In zeker 15 gevallen zou het om buitensporig en onnodig geweld van politiemensen tegen burgers zijn gegaan, die al of niet in de boeien waren geslagen of niet agressief waren, aldus Bonte op de website van GroenLinks. Uit niets bleek of die klachten terecht waren of niet.

Hier was volgens mij sprake van stemmingmakerij, niets anders.

Bits of Freedom is een burgerrechtenbeweging die opkomt voor onze vrijheid en privacy op Internet en ervoor zorgt dat overheid en bedrijfsleven slecht beleid terugdraait en goed beleid invoert.

Bits of Freedom zou, op basis van opgevraagde rapporten, hebben vastgesteld dat de politie op grote schaal privacynormen van de Wet Politiegegevens overtreedt. Het gaat over de verwerking van persoonsgegevens, ook van mensen die niet als verdachte zijn aangemerkt. De beveiliging van die gegevens deugt niet en men trok de conclusie dat het werk van de politie te belangrijk is om teniet te worden gedaan door slordigheden in de toepassing van de bevoegdheden, aldus de tekst op hun website.

Nadat ik eventjes had gegoogeld, kwam ik erachter dat die informatie al was gepubliceerd door onze nationale privacybewaker, het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Het college had onderzoek gedaan bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT), het politiekorps Haaglanden en de Dienst Nationale Recherche (DNR) van het KLPD.

Ook hier moet ik vaststellen dat voorbarige en onvolledige berichtgeving kan leiden tot stemmingmakerij.

Zomaar twee voorbeelden waarbij de politie in een negatief daglicht komt staan.

Ik werd onrustig bij de gedachte dat er zoveel mis zou zijn bij de politie en probeerde via een zoektocht op de digitale snelweg een ommezwaai te geven aan dat onrustgevoel. Ik schrok van de grote aantallen negatieve reacties en dat het merendeel elk fundament en elke nuance miste.

“Wat ben ik blij dat mijn carrière bij de politie voorbij was”, spookte het door mijn hoofd. Zou het dan werkelijk zó erg zijn, nemen zoveel politiemensen in Nederland hun beroep niet meer serieus? Of is Nederland vergeven van een horde hufters die er op uit is de politie in een kwaad daglicht te stellen? Is er echt sprake van een gezagscrises of is onze samenleving gewoon zo?

De tijd dat de politie een nationaal knuffeldier (vriend en helper) was, is al lang voorbij. Volgens mij ontstonden die termen alleen in hoofden van mensen die niet gehinderd werden door enige kennis van zaken.

De politie behoort in mijn optiek een autoriteit te zijn, die gezag uitoefent en wetten en regels handhaaft, desnoods met geweld. Je kunt geen vriend van iedereen zijn als iedereen de kans loopt door diezelfde persoon te worden bekeurd. Om politiewerk te verrichten is een bepaalde afstand ten opzichte van de burger noodzakelijk.

Het gezag roept tegelijkertijd weerstand op, zeker bij Nederlanders. Wij zijn geëvolueerd naar een volk dat zich niet meer de wetten wil laten voorschrijven, dat boos en geïrriteerd raakt als ze op gedrag worden aangesproken en/of bekeurd, maar tegelijkertijd ook de garantie voor veiligheid van de overheid eist. Klachten kunnen volgens een vastgestelde procedure en conform wetgeving worden ingediend.

De politie daarentegen heeft zich in een verdedigende rol gemanoeuvreerd en weet zich soms geen houding meer te geven. De machocultuur is nog niet helemaal uitgebannen en anderzijds wordt krampachtig geprobeerd zo transparant mogelijk te werken. De werkelijkheid is dat privacywetgeving, beroepsgeheim en bescherming van het objectief onderzoek nadrukkelijk een rol spelen. De politie dient, in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag, de openbare orde te handhaven. De schreeuwers op Internet zijn dat in elk geval niet.

Het wordt tijd dat de dienaars van Hermandad hun positie in de samenleving gaan herschikken. Zij moeten zich niet meer door anderen in een rol van vriend en helper laten dringen, maar doordrongen raken van de ernst van het werk en dat niet om zeep helpen door slordigheden in de toepassing van de bevoegdheden. Want ook dát komt voor.

Zo’n mentaliteitsverandering vergt tijd en vooral moed. Politici zullen het besef moeten krijgen dat zij een respectabele afstand dienen te houden van de politietaken en tegelijkertijd voldoende inzicht in en respect voor het werk van de dienders, zodat zij op een verantwoorde wijze hun taak als bevoegd gezag of volksvertegenwoordiger kunnen uitvoeren.

Politiemensen zijn slechts een afspiegeling van de samenleving, niet meer en niet minder. Als ik vanaf afstand kijk naar onze huidige samenleving, dan zie ik veel ongenoegen, hufterigheid, hebzucht, opportunisme, materialisme en vooral individualisme.

De samenleving krijgt de politie die ze verdient en de politie moet het doen met de samenleving waarvan zij deel uitmaakt. Dat geldt ook voor de politiek.

Iets anders bestaat niet.

Jacques Smeets

www.deblauwediender.nl

 

De digitale werkplek

Recent las ik van een programmamanager dat zij één heidag zou organiseren waarin zij samen met collega’s ging definiëren hoe hun gedroomde digitale werkplek eruit ziet, maar vooral hoe zij dan zouden samenwerken.

Ik kom uit een politiewereld en daar is dromen eigenlijk taboe. Het zou zelfs je leven kunnen kosten als je op de verkeerde momenten droomt. Digitale werkplekken zijn er al, in bescheiden aantallen. Zolang het maar niet ten koste gaat van blauw op straat en opsporing. Het is mij nooit duidelijk geworden in hoeverre ze bij de politie hebben geleid tot een betere samenwerking. In het democratische hart van Nederland, de Tweede Kamer, zijn de desks, waarachter onze geachte afgevaardigden hun eervolle beroep uitoefenen, verworden tot digitale werkplekken pur sang. Dat werd me duidelijk bij het volgen van het begrotingsdebat via het tv-kanaal Politiek 24.

Vrijwel ieder Kamerlid was vanaf het pluche druk bezig de contacten met de buitenwereld of met collega’s binnenshuis te onderhouden. De tweets, de vind ik leuk’s en de sms-jes verspreidden zich in razendsnelle vaart over en weer via de digitale snelweg. De geachte afgevaardigde achter het spreekgestoelte deed verwoede pogingen om contact te zoeken met toehoorders, die er wel waren, maar niet luisterden. Sommige sprekers probeerden de aandacht te trekken door iets te zeggen dat afweek van de door spindoctors nauwkeurig op papier geformuleerde volzinnen. Af en toe stuiterde er een groot ego, als door een wesp gestoken, vanuit het pluche naar de microfoon om met gespeelde verontwaardiging – het blijft immers een politiek spel – te reageren op zoveel onrecht, dat er waarschijnlijk niet eens was.

Ik zat te kijken naar een wederzijds spel van minachting, dat zelfs niet meer door de voorzitter ten goede kon worden gekeerd. Zodra de spreker zijn laatste klanken via de microfoon de Kamer had ingeslingerd, werd direct de plaats achter het betoverende schermpje ingenomen en zocht een nieuwe tweet of ander berichtje zijn weg over de digitale snelweg naar de volgers, vrienden of collega’s.

Niet getreurd, volgens André Kuipers kunnen we straks op de ene planeet geboren worden en op een andere sterven, zonder dat we ooit de aarde hebben gezien. Hebben dromen misschien ook geen betekenis meer.  We vragen ons dan af wat heide en de Tweede Kamer betekenen. Samenwerken doen we uitsluitend digitaal.

De werkelijkheid van nu roept bij mij de vraag op in hoeverre Kamerleden nog eervol hun verantwoordelijke taken binnen het beroep uitoefenen? Zouden zij allemaal beseffen dat beroepseer iets is dat niet alleen met hen zelf te maken heeft? Ik weet het niet zeker, het valt mij wel op dat ik de Kamerleden die ik tot nu toe mocht spreken eer voor hun beroep hoog in het vaandel hebben staan. Ik blijf ze derhalve opzoeken, zodat ik ze kan blijven prikkelen om die eer gestalte te geven.

Jacques

www.deblauwediender.nl

 

Gezag in de samenleving

Een diender die gezag uitoefent op een legale rationele wijze, zou bijna vanzelfsprekend door de samenleving gezien en vooral geaccepteerd moeten worden als een betrouwbare gezagsdrager, die zichzelf ook heeft onderworpen aan de geldende regels en normen. Volgens de Politiewet is deze dienaar van de wet ondergeschikt aan het bevoegd gezag. In dit perspectief plaatste ik mezelf toen ik koos voor het politieberoep. Het begrip roeping was in mijn beleving ver weg. Ik betwijfel of je geroepen wordt om gezag uit te oefenen. Het gezag van een diender vertoont ernstige trekken van een optelsom van macht en legitimiteit.

Dienders kleedden zich begin jaren ’70 in tuniek, ballonbroek en rijlaarzen, gewapend met pistool en gummiknuppel, uitgerust met handboeien en portofoon, de pet strak op het hoofd. Dat waren de zichtbare uitingen van gezag en autoriteit. Het bijna natuurlijke gezag bij de doorsnee politieagent van weleer is naar mijn gevoel bij teveel dienders gedegradeerd tot een ongemakkelijke en defensieve houding. Het geweldsmonopolie van de politie is onder druk komen te staan.

De aftakeling is niet gemakkelijk onder woorden te brengen. Daarvoor moet je er middenin hebben gezeten. Aftakeling vind ik trouwens een té gemakkelijk woord, want gezag verdwijnt niet zomaar. Het is een proces van veranderingen in de samenleving waarvan de politie deel uitmaakt en dus is het vanzelfsprekend dat de handhavers mee veranderen. Ik spreek derhalve liever over een ommekeer. Midden jaren negentig werden de eerste signalen van deze ommekeer zichtbaar.

Laat ik als voorbeeld de ordehandhaving rondom volksvermaak nummer één, het voetbal, nemen.
In de eerste decennia van het betaalde voetbal was er geen sprake van hooligans en van een Mobiele Eenheid (ME), maar met de toename van het geweld in en rond de voetbalstadions werd de roep om ME steeds luider en die kwam er prompt. Het kat-en-muisspel tussen hooligans en de mobiele eenheid werd een feit. De ME-er stond altijd in de frontlinie en volgde de bevelen op. Dat moest wel, wilde men geen klappen krijgen maar wel de noodzakelijke uitdelen. Er werd gechargeerd en de lange lat was effectief, hij daalde krachtdadig en ongenadig neer op de relschoppers.

Toen het mediatijdperk nadrukkelijk zijn intrede deed werd er terughoudender opgetreden, want iedere klap werd geregistreerd. Dat was voer voor de pers die er met camera’s en fotoapparaat bovenop stond. Vandaag de dag zijn er ook nog de omstanders die alles met hun mobieltjes opnemen en op het World Wide Web plaatsen. Zo kan de hele wereld zich vergapen aan al het geweld dat politiemensen uitoefenen op mensen in een van de meest tolerante en democratische landen ter wereld en waar de vrijheid van meningsuiting als een ultieme uitdrukking van die tolerantie hoog in het vaandel staat.

Met de reorganisatie in 1994 veranderde het uniform, en de werving en opleiding werden gemoderniseerd. Het werken in ploegen verdween, er vormden zich relatief kleine basiseenheden met veel nieuwe leidinggevenden. Het echte politiewerk op straat werd door steeds minder mensen gedaan. Tegelijk met deze ontwikkeling nam de bureaucratie toe. Nieuwe bedrijfsprocessensystemen werden complexer. De gevarieerde sportlessen veranderden in integrale beroepsvaardigheidstrainingen (IBT). De frequente schietinstructie reduceerde naar minimaal vier verplichte schietoefeningen per jaar. Conditietrainingen verdwenen, die werden naar de vrije tijd verbannen. In de moderne beroepsvaardigheidstrainingen komt het aan op het aanleren van kunstjes (de haak, de klem, de bokkenpoot, de quick look etc.). Kordaat handhaven en orde scheppen wijzigde in potjes praat en de dialoog was hét recept om te komen tot een oplossing.

De politie moest divers worden. Nederland had zich immers tot een multiculturele samenleving ontwikkeld, een fenomeen waarvan regeringsleiders intussen massaal afstand hebben genomen. Lengte-eisen voor de sollicitanten waren al lang geleden los gelaten en omdat het steeds lastiger werd om voldoende politiemensen te werven werden de toelatingseisen versoepeld. De salarisontwikkelingen waren van dien aard dat steeds minder mensen zich aangetrokken voelden tot het politieberoep. Van een roeping was nauwelijks nog sprake, het bijzondere beroep werd meer en meer een gewone baan.
Tenslotte kreeg de politiek steeds meer vat op de politie. Burgemeesters werden korpsbeheerders en bepaalden, samen met politiek Den Haag, wat de speerpunten moesten zijn, convenanten werden prestatiecontracten. Geldboetes voor verkeersovertredingen staan in geen enkele verhouding meer tot straffen inzake eenvoudige misdrijven.

Andere uniformdragers kwamen in beeld. Ik voel soms plaatsvervangende schaamte bij kijken naar het optreden van collega’s en andere uniformdragers. De media zit er als hijgende paparazzi bovenop, reality series moeten het inmiddels afgenomen imago van de Nederlandse politie oppoetsen. Ik verdenk de programmamakers ervan dat zij brood zien in het bewust laten zien van zoveel onmacht van het gezag. Sensatie kan in vele vormen getoond worden en sensatiebeluste mensen zijn er in overvloed. Succes verzekerd!

Na de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh verhardde de samenleving. De roep om vrijheid van meningsuiting werd in de media, de politiek en ook ten aanzien van hulpverleners een soort opstapje naar hufterigheid. Dienders werden soms pispalen en het lijkt inmiddels de gewoonste zaak van de wereld dat er dagelijks politiemensen en andere hulpverleners gewond raken als gevolg van agressieve bejegening. Wanneer de politie eindelijk eens achter een benzinedief aangaat om hem in de kladden te grijpen en de dief zich op alle mogelijke manieren probeert te onttrekken aan de aanhouding en uiteindelijk een verkeersongeluk veroorzaakt waardoor er een dode is te betreuren, wordt er ernstig getwijfeld aan de door de politie ingezette middelen om de vluchtende dief een halt toe te roepen. De bijrijder van de benzinedief geeft de politie voor het oog van de camera de schuld aan de dood van die arme nietsvermoedende automobilist.
Ministers, politici, burgemeesters en korpschefs roepen herhaaldelijk in koor dat er zwaarder opgetreden moet worden tegen de hufters van de samenleving. De straffen werden op papier zwaarder, de werkelijkheid is vaak weerbarstig.

Als je deze zaken op een rijtje zet kan het niemand meer verbazen dat politiemensen vandaag de dag onzekerder zijn, dat er twijfels over het beroep rijzen, dat sommigen over de schreef gaan, in crimineel gedrag vervallen of zich van het leven beroven en dat er bovenal een leegloop ontstaat. De reguliere uitstroom kan eenvoudigweg niet meer worden opgevangen door nieuw bloed.
Het optreden van de politie wordt, als gevolg van de moderne sociale media, nauwlettend gevolgd, niemand is meer veilig voor het oog van camera’s, iedere misstap wordt enorm opgeblazen. Bijna alles wordt op Internet geplaatst en de politietop staat machteloos tegen de toename van het aantal geweldsincidenten tegen dienders. De laatste jaren is het regelmatig voorgekomen dat politiemensen die iemand bij een actie doodden of verwondden, zonder enige terughoudendheid aan de schandpaal werden gebonden door media, politici, bevolkingsgroepen of door hun eigen leidinggevenden.
Het rapport dat recent door de politieacademie is vrijgegeven, spreekt boekdelen. Een op de vier dienders is onzeker in het optreden, voelt zich onveilig en onvoldoende gesteund door de leiding en heeft geen plezier meer in het werk.

Vanaf het moment dat ik het uniform uittrok was ik opgelucht, ik hoefde mij niet meer te begeven tussen al die hufterigheid in de samenleving. De tijd van reflectie brak aan en toen ik in het nieuwe millennium was beland, ontstond bij mij de drang om over het politieberoep te gaan schrijven en tevens over de enorme veranderingen binnen de samenleving, de politie en in het gedrag. Het recherchewerk had een geheel andere dimensie, ik verbleef voornamelijk in verhoorkamers en achter de pc, waar ik honderden dossiers maakte van criminele gedragingen die zich in de buitenwereld hadden afgespeeld. Het gezag in de verhoorkamers was van een totaal andere orde. Verdachten, getuigen en aangevers ging ik steeds meer zien als mensen, in plaats van het geboefte, de toevallige passant of het slachtoffer. De verantwoordelijkheid voor de daden bleef overeind, er werd niets goed gepraat. Gezag maakte plaats voor gelijkwaardigheid op menselijk gebied, het verschil zat in het handelen, de bejegening, de positie en in de omstandigheden.

Ik miste het uniform en het straatwerk niet meer, ik was verzadigd.
Vanaf 2006 verdween ik helemaal van het strijdtoneel tegen de criminaliteit, ik trok mij terug achter de barricaden, was dienstplanner en tenslotte werkte ik als beslagbeheerder naar mijn pensioen toe. Vandaag de dag raak ik geïnspireerd over wat ik nog een paar maanden op de werkvloer en dagelijks in de media voorbij zie komen aan zaken die direct met het politiegezag en autoriteit te maken hebben. Ik ben blij dat het achter de rug is en tegelijk verheugd dat ik er nu over kan schrijven en praten.

Gezag is een bijzonder fenomeen, zeker voor degene die er direct mee te maken heeft.

Jacques Smeets

www.deblauwediender.nl

 

 

 

Minder bureaucratie, meer blauw op straat

De laatste tijd wordt de politie overspoeld met de hartenkreet van minister Opstelten dat de bureaucratie drastisch moet verminderen, dat we slimmer en efficiënter moeten werken. Daardoor zou er meer blauw op straat komen.

In het korps Limburg-Zuid nam de leiding het initiatief door de medewerkers op te roepen om onnodige administratie (figuurlijk) het raam uit te gooien. Die oproep was niet aan dovemansoren gericht.
Vol goede moed werd gestart met het kanaliseren van ideeën die zouden moeten leiden tot meer efficiency en minder administratieve rompslomp. De criminele wereld moest de borst maar nat maken, want men zou te maken krijgen met een politiemacht die daadkrachtiger en efficiënter het kwaad aan de wortel ging uitroeien. Dienders zouden immers achter de computer vandaan komen. Het project kreeg de toepasselijke naam: Simpel & Eenvoudig. Het werkt als volgt:

Iedere medewerker mag een idee indienen dat bijdraagt aan het vereenvoudigen van procedures, het verkleinen van de papierberg en het beëindigen van activiteiten die er bij nader inzien niet echt toe doen. Alle inzendingen worden door een speciale werkgroep gewogen en beoordeeld. Gekeken wordt onder meer naar de haalbaarheid, de kosten, het effect en eventuele afhankelijkheid van anderen. Maandelijks wordt uit de grote berg inzendingen een winnaar gekozen, goed voor een aantal vlaaien, uiteraard naar Limburgse traditie. Deze winnaar doet mee aan de eindronde aan het eind van het jaar. Uit twaalf beloonde maandelijkse ideeën wordt dan het allerbeste plan gekozen. De bedenker daarvan ontvangt een reischeque ter waarde van duizend euro. Een mooi idee, aan de eerste ronde deden al bijna honderd deelnemers mee.

Alsof de duvel er mee speelde kwamen gedurende de periode dat het project loopt, vanuit de hoek van de minister, de staatssecretaris en van de procureurs-generaal nieuwe protocollen aanwaaien. Simpel & Eenvoudig zet ramen open om onzinnige papierkraam naar buiten te werken, tegelijkertijd zetten wij andere ramen wagenwijd open en laten nieuwe administratie met de kruiwagen afleveren. Die papieren tijgers regelen tot in de kleinste mazen van de wet de inbeslagname, overdracht, bewaring en afhandeling van voertuigen, verdovende middelen en (vuur)wapens. Op de werkvloer werden die protocollen als bureaucratische monsters ervaren. Iemand anders noemde ze walgelijke gedrochten. Uitvoering ervan zal veel extra manuren en geld gaan kosten, als ze al uitvoerbaar zijn. Intussen blijkt dat er vanaf het moment van de invoering van Simpel & Eenvoudig geen diender extra op straat is gekomen, althans dat is nog niet gemeten, voor zover zoiets meetbaar is natuurlijk.

Mijn werkzaamheden binnen het Regionale Beslag Huis reiken verder dan het administratief werk. Als een soort primus interparis treed ik namens de groep naar buiten en probeer de bureaucratische en administratieve problematiek op de werkvloer over te brengen naar het management, zowel binnen als buiten het korps. De voorbije decennia ontwikkelde de politie een soort verzamelwoede en een wirwar aan identificaties van het beslag. In gelijke tred volgden Domeinen, het Openbaar Ministerie en de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VTSPN). Ik probeerde die ontwikkeling te doorgronden en hier en daar een signaal af te geven om er een halt aan toe te roepen.

Een van mijn opdrachten was om de beheersbaarheid van in beslag genomen goederen te optimaliseren. De aantallen goederen werden – op initiatief van het Openbaar Ministerie – binnen een jaar drastisch teruggebracht door middel van opruimingsacties onder leiding van het OM. Het terugdringen van de nummer- en stickercultuur, alsmede het vereenvoudigen van bestaande protocollen bleek echter een vorm van zelfkastijding te zijn. Ik werd weggestuurd met dooddoeners als : “de rek is er uit bij de minister”, “we moeten het nu eenmaal uitvoeren, want het is ons opgelegd” of “het heeft geen zin om er iets tegen te ondernemen”.

Ik liet me niet met een kluitje in het riet sturen. Ik ging het gesprek aan met de korpschef, e-mailde de minister, de portefeuillehouder beslag van de Raad van Korpschefs en de directeur politie bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid, stelde tijdens een ontmoeting in Utrecht persoonlijk een vraag aan de kwartiermaker Gerard Bouman en gaf regelmatig signalen af bij de Domeinen en VTSPN. Blijkbaar wist ik daardoor mensen te prikkelen.

In Limburg-Zuid werd naar aanleiding van de kritische opmerkingen een impactanalyse van het protocol verdovende middelen uitgevoerd. Daaruit werd de conclusie getrokken, dat er minstens zes fte’s bij moeten komen voor dit onderdeel van de bedrijfsvoering. Uiteraard kost het op jaarbasis een bom geld extra. De uitkomst van dat rapport komt terecht bij de kwartiermakers van de Nationale Politie. Via andere kanalen, zoals het Beslag Interventie Team (BIT) kwam mij ter oren, dat mijn initiatieven blijkbaar veel stof hadden doen opwaaien, tot aan de directeur generaal van het ministerie, de heer Schoof toe. Van hem kreeg ik een persoonlijke brief waarin hij liet weten dat er tegemoet gekomen gaat worden aan de opmerkingen uit het veld, dat het BIT aan het einde van dit jaar een audit gaat uitvoeren naar de toepassing van de protocollen en dat onwerkbare instructies in de evaluatie worden betrokken. Hij ging ervan uit dat gebruik zal worden gemaakt van de impactanalyse die door Limburg-Zuid was opgesteld, Al met al zullen die zaken ertoe bij kunnen dragen dat de protocollen opnieuw zullen worden bijgesteld. Blijkbaar hebben mijn acties en wellicht die van anderen bijgedragen aan deze ontwikkeling.

Er is nog hoop in het land der blinden.

Een ander punt van kritiek is het vier ogenprincipe. Daarbij komt dat er voor de uitvoering van de protocollen nieuwe formulieren zijn ontwikkeld. Het principe is vermoedelijk ontstaan als gevolg van het misdadige gedrag van de een of andere collega in het land. Als je dan bedenkt dat uit onderzoek is gebleken dat de politie in Nederland een van de meest betrouwbare is van de hele wereld, dan is het wrang te moeten constateren dat binnen de eigen gelederen zoveel wantrouwen heerst tegen medewerkers op de werkvloer. Het misdadig gedrag van een enkeling heeft dus enorme gevolgen voor heel politie Nederland. De protocollen slaan in mijn beleving op dit punt de plank helemaal mis. Ik verwelkom derhalve van ganser harte de audit aan het eind van het jaar.

Mathijs van Boxsel, auteur en schepper van o.a. de Encyclopedie van de domheid, zou zich bij wijze van spreken de vingers aflikken bij zoveel domheid. Maar er is hoop, van Boxsel is nog volop actief om domheid aan de kaak te stellen, In zijn boek wordt het geklets om zichzelf te rechtvaardigen “verbalisatie” genoemd en hij ziet dit als een noodkreet om aan verveling te ontkomen. De noodkreet zit verpakt in principebesluiten, rapporten, notulen, protocollen, petities, jaaroverzichten etc. Hij vermoedt dat protocollen te zijner tijd deel uitmaken van een speciale rapportotheek.

Misschien kan van Boxsel eens gaan praten met minister Opstelten, ofschoon ik mij niet kan voorstellen dat de bewindsman of zijn ambtenaren en medewerkers bij andere instanties zich zitten te vervelen bij zoveel inventiviteit.

Onze kwartiermaker van de nieuw te vormen Nationale Politie, Gerard Bouman noemde de protocollen een diarree aan regels, die een gevolg zijn van doorgeschoten creativiteit. Zij staan haaks op de intentie om minder bureaucratie te vormen en ervoor te zorgen dat Nederland veiliger wordt door meer zichtbare politiemensen in de publieke domeinen te laten werken. Bouman legde de verantwoordelijkheid terecht bij de korpschefs én de uitvoerders op de werkvloer. Als er eerder op een professionele manier was omgegaan met de regels die er al lang waren, dan zou men nu niet worden geconfronteerd met zoveel shit.

Zijn metaforische zienswijze gaf mij andermaal nieuwe hoop.

Het is de mens in de organisatie die zich bewust moet gaan worden van zoveel domheid. Want, om met een stichtelijk woord van Matthijs van Boxsel te eindigen:Geen mens is intelligent genoeg de eigen domheid te begrijpen: maar niet getreurd, want intelligentie is niets anders dan het product van de vergeefse pogingen greep te krijgen op de domheid.

Jacques Smeets

www.deblauwediender.nl