Skip to main content

Thijs Jansen

Geld voor klokkenluiders

Minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst (PvdA) heeft de Tweede Kamer woensdag een fonds voor klokkenluiders toegezegd. Ze benadrukt dat ze voor klokkenluiders in het bedrijfsleven minder kan doen dan voor klokkenluiders werkzaam voor rijk en politie. Na de zomer komt Ter Horst met een actieplan om de positie van klokkenluiders te verbeteren.

Ter Horst komt met haar toezegging voor de begroting voor 2009 geld vrij te maken voorzichtig tegemoet aan een motie van SP-Kamerlid Ronald van Raak. Een meerderheid van de Kamer steunde de SP, maar Ter Horst weigerde die toezegging tot dusverre. Woensdag veranderde dat. “Of je dat een fonds noemt is een tweede, maar geld reserveren is prima.”

Vorige maand werd duidelijk dat de huidige regelingen voor klokkenluiders bij de overheid niet voldoen. In een op de drie gevallen bleken ambtenaren ervan af te zien een misstand te melden, omdat ze bang zijn voor gevolgen voor zichzelf. Ter Horst noemt deze bevindingen zorgelijk.

Woensdag complimenteerde Van Raak Ter Horst, maar vroeg ook om nadere uitleg in een nieuwe brief. De SP’er wil concreter van de bewindsvrouw weten hoe ze de motie gaat uitvoeren. Ook moet Ter Horst van Van Raak uitleggen hoe ze de kwestie met drie bekende klokkenluiders – Ad Bos (bouwfraude), Paul Schaap (kernreactor Petten) en Fred Spijkers (Defensie) – wordt opgelost. Ter Horst gaf aan dat aan deze zaken gewerkt wordt. Voor de zomer komt ze met een brief over de voortgang hierin.

De minister wees de Kamerfracties erop dat ze niet de verantwoordelijkheid op zich kan nemen voor regelingen voor alle klokkenluiders: “Ik ben niet de rattenvanger van Hamelen.”
Andere klokkenluiders die zich benadeeld voelen, moeten naar hun organisatie stappen of desnoods naar de rechter, zei Ter Horst. Voor klokkenluiders die misstanden bij het rijk of de politie werken of werkten zei ze zich wel meer verantwoordelijk te voelen. Als andere opties geen soelaas bieden, mogen ze bij de minister aankloppen, aldus Ter Horst.

De bewindsvrouw waarschuwde de Kamer de druk op haar niet te ver op te voere: “Kom niet onmiddellijk met dat vingertje van: als u het niet voor de zomer heeft geregeld, heeft u een probleem.”
Ze vroeg om vertrouwen en wees op haar Kamerbrief van vorige week waarin ze maatregelen heeft aangekondigd. De Kamerfracties moeten zich niet gedragen als ‘rupsjesnooitgenoeg’, aldus Ter Horst, die begrip vond bij haar toehoorders.

De partijen toonden zich allemaal begripvol dat Ter Horst prioriteit geeft aan een verbeterde klokkenluidersregeling voor rijk en politie. De minister overweegt de Commissie Integriteit Overheid, waar klokkenluiders zich kunnen melden, te versterken of de Nationale Ombudsman te maken tot instituut voor klokkenluiders. Dat laatste heeft de voorkeur van de Kamer.

Een centraal instituut voor klokkenluiders voor zowel de publieke als particuliere sector ziet Ter Horst om praktische redenen niet zitten. De opzet van zo’n instituut zou veel langer duren als overleg moet plaatsvinden met de private sector. Ze wees er bovendien op dat haar verantwoordelijkheid zich beperkt tot de publieke sector. Wel toonde ze zich bereid te overleggen met het bedrijfsleven over hun eigen verantwoordelijkheid.

Meerdere Kamerfracties verklaarden er weinig vertrouwen in te hebben dat het bedrijfsleven zelf actie onderneemt de positie van klokkenluiders te verbeteren. SP’er Van Raak wees Ter Horst erop dat maatschappelijke misstanden een verantwoordelijkheid zijn van de overheid. De weg via overleg tussen werkgever en werknemer loopt dood, aldus Van Raak.
PvdA’er Pierre Heijne kon zich aan de andere kant niet voorstellen dat het bedrijfsleven zijn verantwoordelijkheid ontloopt: “Het zou een schande zijn als ze dat deden.”

CDA-Kamerlid Marleen de Pater leek het raadzaam het in de toekomst mogelijk te maken misstanden tegelijkertijd bij zowel de betreffende organisatie zelf (intern) te melden als bij een onafhankelijk instituut. Dat laatste zou dan moeten controleren of de melder voldoende beschermd wordt. Ter Horst vond het ‘geen gek idee’.

GroenLinks-Kamerlid Ineke van Gent, die Ter Horst benoemde tot ‘chef-klokkenluider’ binnen het kabinet’, gaf de minister tot 1 januari volgend jaar om het fonds op te zetten. Ook wilde ze voor de zomer de ‘marsroute’ weten die tot een verbeterde regeling voor klokkenluiders moet leiden.

Den Haag, 28 mei 2008
Copyright, Novum

Van Vollenhoven: bescherm klokkenluiders

Mr. Pieter van Vollenhoven pleit voor een onafhankelijk instituut voor de bescherming van klokkenluiders. Hij staat ervoor open om – als er een beroep op hem wordt gedaan – daarover mee te denken.

Dat zegt hij zondagavond in het tv-programma Zembla. Het instituut, dat er volgens Van Vollenhoven dit jaar nog moet komen, moet geheel los staan van de overheid.

Als een misstand wordt geconstateerd, meldt de overheid doorgaans dat alles in orde is. Of erger nog, strooit de overheid zand in de ogen, aldus Van Vollenhoven, die voorzitter is van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid en van de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie.

Betreurenswaardig

Hij constateert dat het klokkenluiders in Nederland niet goed vergaat. Over klokkenluider Ad Bos: “Het is zeer betreurenswaardig. Ik vind als iemand je gewaarschuwd heeft en je ontdekt met parlementaire enquêtes dat de informatie juist is geweest, dan mag het niet zo zijn dat, omdat je die berichten hebt gegeven, dat je dan zo aan lager wal raakt.”

De man van prinses Margriet pleit voor een instituut dat geheel los staat van de overheid omdat de overheid belang heeft bij de uitkomst van het onderzoek. “Net als bij de Onderzoeksraad voor de Veiligheid moet je de overheid niet als direct betrokkene bij je onderzoek hebben.”

Stigmatiseren

Rechtsfilosoof Joep van der Vliet spreekt van “een patroon hoe de overheid met klokkenluiders omgaat, de overheid stigmatiseert ze.” De onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam, deelt de mening van Van Vollenhoven. Hij zegt in Zembla dat juist de overheid de burger moet helpen als hij misstanden signaleert, maar dat dat in de praktijk niet gebeurt.

Van der Vliet stelt dat een rechtstatelijke overheid er niet voor zichzelf behoort te zitten, maar voor de rechtstaat. Hij denkt mensen als Bos en “zo nog een hele serie mensen kunnen getuigen dat de belangen van klokkenluiders bij de regering en het parlement niet in veilige handen zijn.”

Heel anders dan in Nederland wordt in de Verenigde Staten met klokkenluiders omgegaan, aldus advocaat Olav Haazen. Als een bedrijf daar een boete krijgt na een misstand die door een klokkenluider is aangekaart, krijgt die klokkenluider 15 tot 30 procent van die boete uitgekeerd. De Amerikaanse overheid heeft zo wel profijt van de klokkenluiders, maar het kost haar niets.

De Zembla-uitzending was te zien op zondag 20 april om 21.45 uur bij de VARA/NPS op Nederland 2. Relevant is ook het recente rapport Evaluatie klokkenluidersregelingen publieke sector van de universiteit Utrecht (in opdracht van het ministerie van BZK) dat in april 2008 verschenen is: https://kennisopenbaarbestuur.nl

Zie ook het video-interview “Bescherm klokkenluiders beter!”, met Mark Bovens – een van de auteurs van genoemd rapport – bij Video’s op deze site: Klik hier.

Opstand frontsoldaten

In de week van 10 maart 2008 was er veel aandacht voor het toenemende en hardnekkiger wordende verzet van vakmensen in de (semi-)publieke sector. Het begon met het voorpagina-artikel ‘Balkenendes frontsoldaat is gekwetst’, van Sheila Sitalsing in de Volkskrant op donderdag 13 maart 2008. In het weekend volgde in dezelfde krant de column ‘De opstand van de frontsoldaten’ van politiek commentator Hans Wansink. Hij beschouwt de pacificatie van de opstand van de frontsoldaten van de publieke sector als ‘de belangrijkste uitdaging voor het vierde kabinet Balkenende’. En in NRC Handelsblad stond de column ‘Aan de lopende band van politie, onderwijs en zorg’ van Marc Chavannes. Hij signaleert: ‘Uit niets blijkt dat ‘Den Haag’ z’n eigen rol in die opgelopen druk doorziet. Ja, iedere week is er wel een ‘expert meeting’, ‘horizonscan’ of ‘monitor’ die het verzet van de sociale werkvloer aanstipt. Maar de poging ieder risico te beheersen en het ganse land in details cijfermatig te ‘managen’ gaat onverdroten door’.

Tenslotte was er in het weekend naar aanleiding van voorgaande een uitzending van Rondom Tien met de titel ‘Ze pikken het niet langer’. Zie daarvoor de site van Rondom Tien, of bekijk de uitzending op Uitzending Gemist. Het is enigszins onthutsend te zien hoe oud-staatssecretaris en huidig SER-lid Linschoten in de uitzending weigert in te gaan op de inhoud, maar de ‘opstand’ slechts ziet als de zoveelste akte van het al decennia lopende poldermodel-toneelstuk. ‘Uw ketelmuziek behoort allemaal tot het oeroude spel!’

Vergelijk wat er zich nu afspeelt met wat ik in oktober 2005 in een interview met Milou van Beek voorspeld heb (naar aanleiding van het succes van het boek Beroepszeer): ‘Ik denk dat de werknemers van onderaf in opstand komen. De onvrede is te groot. Als de arbeidsmarkt aantrekt, binnen nu en drie jaar zijn mensen minder bang en gaat er veel veranderen. Ik ben er trots op dat we in dit boek een probleem hebben beschreven dat veel mensen raakt die daardoor misschien de kracht en moed vinden om in opstand te komen.’ Dit interview met de titel ‘Ik voorspel een opstand van werknemers’ is te vinden op planet.nl
De aandacht voor de opstandigheid gaat in de week van 17 maart door. In dagblad Trouw van 19 maart een artikel van Wilma van Meteren ‘Looneisen gekruid met onvrede over gebrek aan respect’. Zij maakt melding van onderzoek van de Stichting Arbeidsmarkt Ziekenhuizen waaruit blijkt ‘dat het ziekenhuis ronduit ontevreden is over de communicatie rond nieuwe ontwikkelingen en strategische keuzes’.

Verder interviews met Walter Dresscher, voorzitter Algemene Onderwijsbond en Leon Vincken, van CNV Publieke Zaak over de situatie in de zorg. Tenslotte schrijft politiek commentator Willem Breedveld een column met de titel ‘Een onbegrepen opstand tegen het staatsgezag’. ‘Waar we getuige van zijn, is wat Alexis de Tocqueville (1805-1859) al omschreef als de ‘revolution of rising expectations’. Er zijn verwachtingen gewekt en er dienen zich mogelijkheden aan, die vervolgens weer de bodem worden ingeslagen. Dat is frustrerend, een voedingsbodem voor revolutie, of op zijn minst een opstand. Een beetje politicus had het kunnen zien aankomen. Zo niet de ploeg van Balkenende. Die blijkt compleet te zijn verrast en reageert verongelijkt. Niet chic..’

Op 24 maart schrijft J.J.A. van Doorn in Trouw over ‘De opstand van de professionals’.

 

Aantal managementbanen in Nederland krimpt

De afgelopen jaren is er sprake geweest van een flinke werkgelegenheidskrimp in de leidinggevende functies. De managementhausse van de afgelopen jaren is kennelijk ten einde gekomen, zo concludeert het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. In de publicatie ‘Winnaars en verliezers op de arbeidsmarkt 2000-2005’, die deze week verschijnt in het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, schetsen Andries de Grip en Sander Dijksman een beeld van de verschuivingen in de beroepenstructuur van de Nederlandse economie. De werkgelegenheidsontwikkeling in deze periode vormt een schril contrast met die in de tweede helft van de jaren negentig. Tussen 2000 en 2005 nam het aantal werkenden met slechts 15.000 personen toe, tegenover een werkgelegenheidsgroei van 955.000 personen in de jaren 1995- 2000.assistent-accountants en boekhouders en secretaressen is waarschijnlijk voor een  belangrijk deel het gevolg van de toenemende noodzaak verantwoording af te  leggen van allerhande bedrijfsprocessen, subsidieaanvragen en dergelijke.

Maar liefst vijf van de tien beroepsgroepen met het grootste werkgelegenheidsverlies in de jaren 2000-2005 hebben betrekking op leidinggevende functies. Het aantal managers nam in vijf jaar tijd af met 26.500; een daling van bijna 25%. Ook de beroepsgroepen leidinggevenden, bedrijfshoofden, agrarische bedrijfshoofden en bedrijfshoofden horeca zagen een flinke werkgelegenheidskrimp. In totaal daalde de werkgelegenheid in deze 5 beroepsgroepen met bijna 100.000  arbeidsplaatsen. Volgens de onderzoekers toont deze krimp aan dat het reorganisatieproces in veel bedrijven gericht is geweest op het “platter” maken van de organisaties, waarbij managementlagen zijn geschrapt. Deze reorganisaties leverden de organisatiedeskundigen en organisatieadviseurs overigens handen vol werk op. Het aantal werkenden in deze beroepen nam in vijf jaar tijd met 27.500 toe tot 89.000.

De top-10 van de grootste groeiberoepen weerspiegelt de sterk toegenomen juridisering van de samenleving. Zo nam de werkgelegenheid voor juristen in vijf jaar tijd toe met 17.500 mensen. Maar ook de sterke werkgelegenheidsgroei van assistent-accountants en boekhouders en secretaressen is waarschijnlijk voor een belangrijk deel het gevolg van de toenemende noodzaak verantwoording af te leggen van allerhande bedrijfsprocessen, subsidieaanvragen en dergelijke.

Ook de collectieve sector was weer goed vertegenwoordigd onder de sterkste groeiberoepen. Hierbij gaat het om beroepen uit de zorgsector, zoals verpleegkundigen, ziekenverzorgenden en dokterassistenten, maar ook om leraren basisonderwijs. “De sterke groei van het aantal leraren in het basisonderwijs illustreert de grillige invloed die het overheidsbeleid kan hebben op specifieke segmenten van de arbeidsmarkt. Zo leidde een klassenverkleining in de onderbouw van het basisonderwijs tot een vrij abrupte stijging van de vraag naar leerkrachten”, aldus de onderzoekers.

De grootste werkgelegenheidsgroei deed zich echter voor bij het verkooppersoneel. Het aantal werkenden in deze functies nam toe met 31.500. Deze groei hangt voor een belangrijk deel samen met de verruiming van de openingstijden van winkels.

Universiteit Maastricht, Persbericht, 14 maart 2008

Voor het ROA-onderzoek Winnaars en verliezers op de arbeidsmarkt 2000-2005: https://docplayer.nl/64937869-Winnaars-en-verliezers-op-de-arbeidsmarkt.html

Zie verder over managers het artikel van Mirko Noordegraaf: Leve de managers! Waar zouden we zonder hen zijn? NRC, 22 maart 2008: www.nrc.nl

Nieuwsbrief verschenen!

De tweede nieuwsbrief van de Stichting Beroepseer is verschenen. U kunt deze vinden onder Publicaties op deze

Hierin aandacht voor:

– Deze vernieuwde site waar meer ruimte is om per sector met elkaar van gedachten te wisselen.

– De actie ‘Adviseer het kabinet over beroepseer’, gestart op 1 mei 2007, voor het eerst omgedoopt tot Dag van de Beroepseer. De ministeries van Onderwijs en Volksgezondheid hebben per brief gereageerd op de binnengekomen reacties.

– Focusgroepen Het Echte Werk en de daaruit voortgekomen stageplekken op de werkvloer voor ambtenaren Volksgezondheid van het Ministerie VWS.

– Beroepseer in het nieuws De stichting was de afgelopen periode regelmatig in het nieuws. Een klein overzicht.

– Terugblik op de GGZ-actie ‘Genoeg is genoeg’. In de Geestelijke Gezondheidszorg bestaat een forse beweging tegen de registratiegekte. Een tussenbericht.

– Onrust in de thuiszorg. Activiteiten binnen en van de Stichting naar aanleiding van dreigende ontslagen na de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

– Terugblik op conferentie´De gekooide professie’, in mei 2007 gehouden te Zwolle in samenwerking met de Rotary Club.

– Signalement van het boekje ‘Wat bezielt politiemensen?’ van de Ithacagroep

– Signalement van de site ‘Administratieve Lastenvermindering’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken

Wij wensen u veel leesplezier, en bovenal goede Kerstdagen en een voorspoedig 2008!

Het bestuur van de Stichting Beroepseer.

 

Zorgelijke ontwikkelingen in de (semi-)publieke sectoren

Uit de reacties op onze actie ´Adviseer het kabinet over beroepseer´  blijkt onder andere dat er zich in de publieke en semi-publieke sectoren, zoals onderwijs, zorg, veiligheid (o.a. politie, rechtspraak), jeugdzorg, welzijnssector vergelijkbare zorgelijke ontwikkelingen voordoen. Ik vat deze samen in zes punten (en houd mij aanbevolen voor aanvullingen).

1. Cijferziekte en registratiegekte, zoals iemand die op een video reageerde het genoemd heeft. Er is een enorme controlemachinerie op gang gebracht en daar is nog geen eind aan gekomen. Integendeel.
2. Toenemende werkdruk. Het Nederlandse personeel maakt zich het meeste zorgen over de werkdruk en werkstress. Gemiddeld genomen vindt 18 procent van de werknemers dat daartegen meer maatregelen genomen moeten worden. In het onderwijs en de gezondheidszorg acht zelfs een kwart actie tegen werkdruk en werkstress, zeer nodig.´
3. De expertise en ervaringen op de werkvloer worden over het hoofd gezien. Dat uit zich bijvoorbeeld in de opvatting van politiek en/of het management dat ´minder gekwalificeerde medewerkers een groter deel van het werk kunnen doen, om op de kosten te besparen.´ Dat is op dit moment volop aan de orde in de thuiszorg, waar gemeentes in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning bezig zijn allerlei taken van hoger gekwalificeerden af te splitsen en over te dragen aan goedkopere arbeidskrachten met minder arbeidsrechten. Het is even goed aan de orde in het onderwijs. Zie de commentaren op de video van minister Plasterk.
4. Scheve verhoudingen tussen top en basis. Er is steeds minder geld voor het uitvoerende werk, er moet al decennia lang efficiënter gewerkt worden op de werkvloer. Dit staat in schril contrast tot de enorm hoge salarissen die worden verdiend op het niveau van de raden en colleges van bestuur. Bovendien is het degenen op de werkvloer vaak in het geheel niet duidelijk tot hoever die bezuingingen moeten gaan. Wanneer is het genoeg? Er bestaat vaak weinig duidelijkheid over het budget in ziekenhuizen. Er is terecht zorg over de kwaliteit van het bestuur in deze sector.
5. Er is een andere taal dominant geworden om over het werk in de (semi-) publieke sectoren te spreken, de markttaal. Als men in de GGZ zegt dat de ‘productie’ omhoog´moet, dan bedoelt men bijvoorbeeld dat een psychiater in een hoger tempo en met kortere consulten zijn patiënten moet zien te helpen.
6. Veranderingen die van bovenaf zonder enige medezeggenschap en onder veel te hoge tijdsdruk worden ingevoerd die ten koste gaan van de tijd voor het echte werk.

Al deze veranderingen illustreren een omslag die nog steeds volop aan de gang is.

In Nederland was er lange tijd een samenleving van vertrouwen, waar velen  zich voor hun werk meer wilden inzetten dan zij misschien strikt hoefden. Nu is er in toenemende mate een cultuur van controle, afrekening, imago, calculerend gedrag. Organisaties zijn op zoek naar hun niche in de markt, op overnamepad. Uiteindelijk moet het allemaal goedkoper, meer waar voor minder geld. Het verhaal over´kwaliteit´ is daaraan ondergeschikt.
Nu de economie oververhit aan het raken is, zullen deze sectoren onaantrekkelijk worden en worden de personeelstekorten nog groter dan al voorspeld. Als dit kabinet niet werkelijk iets verandert ziet het er somber uit.

Werkdruk baart werknemers meeste zorgen

Nederlands personeel maakt zich het meeste zorgen over de werkdruk en werkstress. Gemiddeld genomen vindt 18 procent van de werknemers dat daartegen meer maatregelen genomen moeten worden. In het onderwijs en de gezondheidszorg acht zelfs een kwart actie tegen werkdruk en werkstress ,,zeer nodig”. Dat blijkt uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2006 die minister Piet Hein Donner (Sociale Zaken) dinsdag 1 mei – op de Dag van de Arbeid – naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Aan het jaarlijkse onderzoek dat door TNO, Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en TNS Nipo is verricht, werkten ruim 24.000 werknemers mee.

De hoogste werkdruk wordt ervaren door werknemers vanaf 25 jaar tot hun 55e. Tussen sectoren zijn de verschillen niet groot. Wel springen volgens de onderzoekers zeer hoge scores in het oog bij takken van het onderwijs, zoals (v)mbo, hbo en het vwo. Hetzelfde geldt voor het openbaar vervoer en zorgsectoren, zoals verpleeghuizen en de jeugdzorg.

Opvallend is volgens de onderzoekers dat in de beroepsgroepen waar werknemers minder zelfstandig werken de werkdruk hoger is. Daarbij gaat het om de sectoren horeca, vervoer, onderwijs en de gezondheidszorg. Dit zijn sectoren waar vermoeidheid, burn-out, stress en mogelijke uitval op de loer liggen, aldus het rapport. De ondervraagden noemden verder als arbeidsrisico’s RSI en lichamelijk zwaar werk. Circa een op de tien werknemers, vooral in de financiële dienstverlening, vindt meer maatregelen tegen de zogenoemde muisarm nodig. Zwaar werk, en dan vooral in de (land)bouw en de zorg, baart 9 procent zorgen. Ook zegt bijna 6 procent regelmatig gevaarlijk werk te moeten doen.

Verder had vorig jaar bijna een kwart van de werknemers te maken met intimiderend gedrag van klanten, maar dit staat niet in de top drie van grootste zorgen. Meer dan gemiddeld ervaren vrouwen en werknemers in de zorg intimidatie door klanten. Daarnaast zegt bijna 15 procent van al het personeel te zijn geïntimideerd door chefs of collega’s. Hier gaat het vaak om de (land)bouw en de industrie. Werknemers in Nederland werkten vorig jaar gemiddeld 31,3 uur per week volgens hun contract. Daarnaast werd nog eens 5,4 uur overgewerkt. Mannen werkten doorgaans ruim tien uur meer per week dan vrouwen.

Het meeste personeel had in 2006 een vaste aanstelling; slechts 16 procent werkte in een flexibel contract. Dat zijn vooral jongere werknemers tot 25 jaar. Van hen was 54 procent flexwerker, terwijl dit onder 55-plussers 6 procent bedroeg. De meeste flexcontracten komen voor in de horeca, de landbouw, zakelijke dienstverlening en culturele sector.

(c) 1 mei ANP 2007 alle rechten voorbehouden

Kwaliteit baas kan veel beter

Begin 2007 heeft FNV een verkennend onderzoek, “De baas, de baas?”, gedaan onder werknemers naar wat zij vinden van de kwaliteit van hun leidinggevenden. 3000 werknemers vulden de uitgebreide vragenlijst in.
Er zijn de volgende knelpunten

1. Leidinggevenden hebben moeite om gestructureerd werkoverleg te voeren (59 % van de ondervraagden geeft aan dat dit niet gebeurt).

2. Zij zijn naar het oordeel van werknemers niet altijd even onafhankelijk. Bovendien laten veel leidinggevenden zich ‘inpakken’ door bepaalde collega’s (ja zegt 55%).

3. Veel leidinggevenden geven nog steeds op een ouderwetse wijze leiding (40 % typeert de stijl als autoritair en 30% vindt dat er eigelijk geen leiding wordt gegeven).

4. Maar liefst 56% van de ondervraagden geeft aan dat er geen functioneringsgesprekken worden gevoerd.

5. 55 % van de ondervraagden is van mening dat leidinggevenden conflicten niet goed oplossen.

6. En 52 % geeft aan dat de leidinggevende niet bijdraagt aan een goede sfeer op het werk.

7. Leidinggevenden hebben moeite om de werkdruk aan te pakken en te beheersen (51% doet dit niet) en werk goed over de afdeling en werknemers te verdelen naar draagkracht (42% verdeelt niet eerlijk).

8. Omgaan met kritiek blijft erg moeilijk voor 55% van leidinggevenden.

9. De roep om wat meer waardering was in 2000 groot en is nog exact even groot: 72% ervaart een gebrek aan waardering.

10. In algemene zin is voor een groot aantal werknemers de relatie met de leidinggevende (zeer) problematisch: 19 procent geeft dit aan. Zelfs 5 procent hiervan zegt een zeer problematische relatie met de baas te hebben.

11. Overigens geeft 52 % van de ondervraagden aan dat de leidinggevende zich met teveel zaken moet bezighouden.

12. Maar liefst 56% van de werknemers geeft aan dat de leidinggevende niet degene is waar je naar toestapt voor hulp.

Kortom, er valt nog heel wat te verbeteren aan de Nederlandse baas…

Je uitspreken heeft zin

Je als gepassioneerde professional laten horen heeft zin. Op 13 april  tekende wijkagent Bennie Beuvink uit de wijk Velve-Lindenhof op deze site protest aan tegen het besluit van  minister Integratie en Wijkverbetering (op het ministerie van VROM) Ella Vogelaar dat ´zijn´ wijk niet was opgenomen in de door haar samengestelde lijst van 40 aandachtswijken waar meer geld en aandacht naar toe gaat de komende jaren. Op 24 april hoorde hij en anderen dat hun wijk alsnog is aangewezen (zie zijn eerdere bericht). Zeker zo verrassend was het bezoek dat de Minister Ella Vogelaar op zaterdag 28 april geheel onverwachts aan de wijk bracht.

Hier volgt het eigen verslag van de minister, getiteld Op de ladder omhoog!.

“In Enschede kreeg ik een ladder van de bewoners, als symbool voor de stappen naar boven die hard nodig zijn in de wijk Velve-Lindenhof. Deze ladder staat nu in mijn werkkamer om mij te herinneren aan de niet mis te verstane boodschap uit de wijk: Samen buurten, samen binden klinkt prachtig, maar eerst zien dan geloven! In Enschede voelde ik de passie waarmee de mensen betrokken zijn bij hun wijk, maar ook de frustraties van jaren problemen en projectjes die vaak te weinig opleverden. Ik realiseer me dat ook dit nog slechts woorden zijn. Toch wil aan Enschede kwijt dat ik me die sceptische houding kan voorstellen en dat ik de oprechtheid van de mensen waardeer. Júist als we elkaar de waarheid zeggen, komen we de komende vier jaar misschien écht een aantal sporten op die ladder omhoog! Samen met de bewoners hoop ik dat waar te gaan maken”.

“De discussies waren pittig en de kritiek op de dingen die hier niet goed gaan was recht voor zijn raap! Ik denk dan bijvoorbeeld aan de vrouwen die het nog steeds niet voor elkaar krijgen om een baan te vinden die te combineren valt met de zorg voor hun kinderen. Ik denk aan de onderwijzers die moe worden van de wisselende regelingen en projecten vanuit de overheid. Ik begrijp heel goed dat ze hun kostbare tijd niet willen besteden aan aanvraagformulieren volschrijven en steeds weer verantwoorden waarom ze met een bepaalde aanpak door willen gaan. Natuurlijk moet er wel een vorm van afstemming en controle blijven, maar ik ben ervan overtuigd dat er meer beslisbevoegdheid en daarmee vertrouwen bij organisaties zelf gelegd kan en moét worden. Ik zal me ervoor inzetten om de cultuur van te veel regels en projectgericht denken om te buigen naar een praktijk van afspraken maken, aan de slag gaan en bij goede resultaten vooral zo doorgaan”.

“Want dat er een geweldige potentie in Enschede aanwezig is om tot goede resultaten te komen, heb ik ook gezien. Bijvoorbeeld in de onorthodoxe en gedurfde aanpak die woningcorporatie de Woonplaats heeft gekozen om de woningen te gaan verbeteren. Door de mensen heel duidelijk te betrekken en ze voor te rekenen wat hun huurkosten gaan worden bij zowel renovatie als bij sloop en nieuwbouw, staat maar liefst 90% van de wijk achter de grootschalige nieuwbouwplannen. Zo´n draagvlak is gigantisch als je het vergelijkt met soortgelijke processen in andere oude wijken. Verder was ik onder de indruk van de rol van de Speeltuin. De medewerkers en vrijwilligers bieden niet alleen activiteiten aan, maar gebruiken die spelenderwijs om met kinderen en jongeren in gesprek te komen en zo vervullen ze ook een opvoedkundige rol”.

“Ik hoop dat dit bezoek een begin heeft gemaakt aan een blijvende samenwerking, tenminste voor de komende vier jaar. En dat de sceptici in die tijd weer iets meer vertrouwen krijgen, omdat er daadwerkelijk positieve resultaten worden geboekt. Ik zal in ieder geval daad bij het woord voegen en hier ook de komende jaren regelmatig terugkeren om samen met u de sporten van de ladder omhoog te vinden”.

Tot zover de minister Integratie en Wijkverbetering (op het ministerie van VROM).

Bennie Beuvink mailde ons: “Wij hebben een kans gehad om te laten zien waar we voor staan en met´wij´ bedoel ik alle beroepskrachten (politie, onderwijs, zorg, gemeente)  onder aanvoering van de bewoners/wijkraad”.

We zullen de komende jaren van hem  ongetwijfeld horen hoe het verder gaat.