Annette Schulte (1960) is oprichter van Boontjesdoppen-empowerment. Boontjesdoppen betekent natuurlijk ‘de eigen boontjes doppen’. Maar het verwijst ook naar de sfeer die ontstaat als mensen rondom een tafel zitten om samen boontjes te doppen. Er is tijd en aandacht voor elkaar. Ieders verhaal telt! Op het moment dat je komt boontjesdoppen, word je deel van een groter geheel.
Boontjesdoppen is een sociale lokale onderneming in de gemeente Renkum voor mensen in zogenaamde ‘achterstandposities’ en die het heft in eigen hand willen nemen. Dat kunnen mensen zijn die langdurig in de bijstand zitten of mensen die in een buurt wonen die aan het verloederen is.Boontjesdoppen richt zich niet alleen op zelfsturing maar vooral ook op SAMENSTURING met alle partijen die er waarde aan hechten dat bewoners/burgers zelf aan het roer staan. www.boontjesdoppen-empowerment.nl
In 2008 belandde Annette Schulte, na in verslavingszorg, TBS, daklozenopvang maar vooral psychiatrie gewerkt te hebben, in een stevige burnout. Zij was beleidsgetraumatiseerd. Ze was een van de eerste mensen uit haar beroepsgroep (verpleegkundigen) die haar stem durfde te laten horen over teloorgang van beroepseer door bureaucratisering. Zo werd zij voortrekker van Beroepseer. Zie Nederland wordt geregeerd door angst, door Annette Schulte, Blog Beroepseer, 20 november 2009: https://beroepseer.nl
Barend Rombout (1958) heeft 25 jaar bij de politie in Rotterdam gewerkt. Vanaf 2000 werkte hij bij de gemeente Rotterdam, o.a. als hoofd van Bureau Frontlijn, tot 2018.
Onder leiding van Rombout ontwikkelde Bureau Frontlijn in opdracht van het college van B & W methodieken op het gebied van zorg, onderwijs, jeugd, armoedebestrijding en handhaving voor toepassing – soms al binnen 1 à 2 weken – in de achterstandswijken. De programma’s van Frontlijn zijn gericht op mensen zelf leren dingen te doen.
Rombout probeert veranderingsprocessen op gang te brengen en stelt zich voortdurend de vraag: Wat is nodig? Bijvoorbeeld voor een kind van nul tot vier jaar om fatsoenlijk op te groeien? Ook rekent hij graag de maatschappelijke kosten en baten uit om mensen die met een economische bril naar de maatschappij kijken te laten zien, dat met je hart kijken, in veel gevallen ook nog goedkoper is.
Rombout: “Ieder mens kan dingen leren, tenzij je een stoornis hebt. Zelf leren en zelf doen leidt tot zelfvertrouwen bij ouders en kinderen. Wij helpen mensen, maar ze moeten er ook wat voor terugdoen. Al onze programma’s zijn vrijwillig. Wij zeggen tegen mensen dat we willen helpen, dat je mag weglopen, maar niemand loopt weg. Dat is bijzonder. Ik heb geen protocollen. Nou ja, die hebben we wel, maar ze zijn niet dichtgetimmerd zodat mensen hun werk niet meer kunnen doen. Het protocol is gericht op resultaat, op uitkomst, en niet op het werkproces en hoe je dat precies doet”.
Na de periode op Bureau Frontlijn werkte Rombout als adviseur en ontwikkelaar van programma’s voor overheidsinstellingen in het sociale domein.
Op 24 mei 2022 is Rombout benoemd tot wethouder in de gemeente Westland: “Een hele eer. Ik was in juli 2021 gestart als concerndirecteur bij de gemeente Westland, met de portefeuilles Sociaal Domein, Dienstverlening, Veiligheid en Cultuur. Direct na de verkiezingen werd ik benaderd door de grootste lokale politieke partij Westland Verstandig met de vraag of ik er over na wilde denken om wethouder te worden”.
Alan Ralston (1967) is als psychiater verbonden aan het UMC Utrecht en Parnassia Groep Noord-Holland. Hij is actief geweest als woordvoerder voor de actiegroepen ‘De GGZ laat zich horen’ en ‘Zorg geen markt’.
Reden om daarin actief te zijn is zijn overtuiging dat geneeskunde een vak is waarin behalve wetenschap menselijke waarden centraal staan:
“Het beeld dat in de moderne geneeskunde vaak wordt uitgedragen is van een technisch hoogwaardige, op wetenschap gebaseerde activiteit. Vooral de psychiatrie heeft zich in de afgelopen decennia moeite getroost een wetenschappelijk fundament en uitstraling te verwerven. Daarmee mag echter niet uit het oog verloren worden dat in de geneeskunde menselijk contact, wederzijds begrip en inzicht in de noden van anderen cruciaal zijn, en dat moeilijk vangbare factoren zoals empathie essentieel zijn voor genezingsprocessen”.
“De psychiatrie berust op twee pijlers: feiten en waarden, en daar waar mijn waarden als behandelaar in het geding zijn, vind ik dat er op mij (en op mijn vakgenoten) een ethische plicht rust om in actie te komen. In het afgelopen decennium hebben zorgrationalisering en marktwerkingsprincipes hun intrede gedaan in de GGZ.
Hoewel het een geloofsartikel van de voorstanders is, is er geen bewijs dat een dergelijk stelsel leidt tot kwaliteitsverbetering en beheersing van de kosten.
Aan het huidige stelsel kleeft een aantal risico’s dat zowel voor de professionals als voor de patiënten, en vooral de meest kwetsbare patiënten die moeite hebben om goed gerepresenteerd te worden in een marktsysteem, fors nadelig kan uitpakken. Bureaucratie en verlies van privacy zijn slechts twee risico’s, maar volumegroei aan de zijde van de ‘lichte problematiek’, verschraling in het AWBZ/WMO aanbod voor GGZ-patiënten, weren van de ‘complexe problematiek’, autonomieverlies van de professional, en een machtsdisbalans in de driehoek zorgaanbieder-zorgverzekeraar-patiënt zullen m.i. verstrekkende negatieve gevolgen kunnen hebben.
Wij pleiten voor een betere representatie van de waarden en belangen van de professionals en die van de patiënten die door deze maatregelen getroffen worden”.
Alan Ralston is gepromoveerd op 9 april 2019. Zijn proefschrift is getiteld Philosophy in Psychiatric Practice. Hij onderzocht de filosofische overtuiging van psychiaters zoals deze naar voren komen in de praktijk. Uit Ralstons onderzoek blijkt dat de diagnostische praktijk van psychiaters niet het klassieke medisch model volgt. Omdat er bij psychiatrische aandoeningen zelden sprake is van één enkelvoudige oorzakelijke theorie zijn er verschillende verklarende perspectieven mogelijk.
Fred Leffers (1968), informaticus en gezondheidszorgpsycholoog, werkt als behandelaar in de GGZ. In 2007 richtte hij samen met zijn collega-psychologen Thijs Emons en Co Klaver het digitale netwerk “De GGZ laat zich horen” op. Aanleiding was dat hij zich ernstige zorgen maakte over het nieuwe zorgstelsel in de GGZ en de schadelijke effecten daarvan op de professionals en op de kwaliteit van de zorg. Met lede ogen zag Leffers aan hoeveel van zijn collega’s zich uit onmacht terugtrokken op hun werkkamer en zich daar alleen nog bezighielden met het dagelijkse werk.
Leffers strijdt tegen de machteloosheid door zichzelf en zijn collega’s uit te dagen om actief voor het vak op te komen. Via de site en de mailinglijst steunt en inspireert hij bijna 5000 collega’s in het nemen van kleinere en grotere initiatieven die de GGZ gehoord doen worden. Daarnaast schrijft hij artikelen en werkt hij mee aan onderzoek dat de visie van de professional in kaart brengt. Uiteindelijk wil hij bereiken dat de aangeleerde hulpeloosheid van de professionals wordt doorbroken en plaats maakt voor zelfvertrouwen, weerbaarheid en kracht. Het moet in de toekomst niet meer mogelijk zijn dat een beleid wordt uitgevoerd waarvan iedereen op de werkvloer ziet dat het averechts werkt. Daarvoor is in de eerste plaats nodig dat professionals de effecten van het beleid keer op keer in de schijnwerpers zetten en dat zij blijven vertrouwen op hun professionele hart.
Fred Leffers: “We zijn minder weerloos dan we denken. Als we ons vak bedreigd zien, hebben we als hulpverleners de taak de strijd aan te gaan”.
Jos Lamé (1948) is psycholoog en organisatie-adviseur. Hij was 31 jaar bestuurder van Riagg Rijnmond. In diezelfde periode kreeg hij twintig jaar lang van de hoogleraren Aad de Roo en Jan Moen de ruimte om binnen TIAS (Tilburgs Instituut voor Academische Studies) en de Universiteit van Tilburg met gastdocenten als de professoren Frank Ankersmit, Paul Frissen, Hans de Bruyn, de architect Lars Spuybroek, de filosoof Ger Groot, de bioloog Thijs Goldsmit en anderen een unieke managementopleiding te ontwikkelen: De Stolte Leergang.
Zijn referentiekader is de semiotiek en het procesmanagement. Semiotiek gaat over (de grammatica van) kijken en interpreteren, van “zin” geven. Hij is geïnteresseerd in de sociale dimensie van organiseren. Hoe komen groepen professionals tot betekenisvol handelen in complexe situaties? Hoe verhoudt zich dat tot andere groepen, die langs andere invalshoeken tot andere betekenissen komen? Hoe los je eventuele verstoringen in dat proces op? Hoe verhoudt die manier van kijken zich tot de klassieke, dominante management routines van – wat hij noemt – het “a-sociaal” organiseren?
Het kenmerk van het a-sociale organiseren is volgens Lamé dat de besluitvorming over de vorm en de inhoud van het werk is losgeweekt uit de lokale context waarin de activiteiten plaatsvinden. Zowel de klanten – gebruikers, patiënten, burgers, leerlingen – als de professionals en hun direct leidinggevenden hebben steeds minder invloed op hun eigen situatie. Besluiten worden in dit tijdperk van globalisering op steeds grotere afstand van de werkplek genomen en vervolgens gecommuniceerd in een discours waarin zaken systematisch worden gepresenteerd als: onvermijdelijk, door iedereen gewenst, onbetwistbaar het beste en evidence based.
De implementatie van die besluiten gaat vervolgens op basis van overmacht die steeds meer kan toenemen door de afbraak van de sociale zekerheid. Wie niet meegaat in het discours verliest zijn/haar positie in het systeem. De situatie van het individu, van zowel de klant als van de professional is daardoor toenemend “precair”.
Geert van Istendael wees in zijn Huizinga lezing van 2012 nog eens op de Latijnse oorsprong van dat woord. Precarius betekent onder meer: “door bidden en smeken verkregen” en “van een anders wil afhankelijk”. Istendael waarschuwt voor de relatie tussen de crises waarin we in Europa telkens weer verkeren en de niets ontziende afbraak van een belangrijke Europese kernwaarde: de onderlinge solidariteit.
Als Riagg-bestuurder kwam Lamé een aantal keren volop in de landelijke publiciteit. Thema’s waren o.m.: het doorbehandelen van chronisch psychiatrisch zieke Nederlandse Marokkanen tijdens hun verblijf in Marokko, het niet tekenen van de zogenaamde “Rotterdamse meldcode tegen huiselijk geweld” en het niet gehoor geven aan het overheidsbeleid dat indertijd fusies tussen instellingen verplicht stelde. Algemene noemer was steeds de botsing met het contextloze, a-sociale organiseren. Marokkanen moesten van de Rotterdamse politiek “vergeten” dat zij deels Marokkaan waren en de banden met hun familie verbreken. Voor Lamé is de essentie van sociale psychiatrie juist dat de zorg geboden wordt in de context van de patiënt. Dat bleek voor een klein bedrag in een aantal gevallen zelfs internationaal heel goed mogelijk te zijn.
De zogenaamde Rotterdamse meldcode tegen huiselijke geweld stond voor het omgekeerde. De Rotterdamse politiek suggereerde dat het hier ging om een regionaal initiatief met een inbedding in een lokale context terwijl het hier ging om een vanaf buitenaf opgelegd Amerikaans model dat in heel Europa ingevoerd moest worden. Kritiek op dit model door lokale partijen werd hard de kop ingedrukt door onder meer het ontslag van een bestuurder van Jeugdzorg en de weigering van de gemeente om de Riagg verder te subsidiëren.
Goed professioneel werken kan volgens Lamé alleen in een setting waarin de balans tussen invloeden van buiten en de ruimte voor interne ontwikkelingen door betrokkenen doorgaans als “gezond” worden ervaren. Voor het gezond maken van dat werkklimaat zet hij zich graag op allerlei manieren in.
Norbert Kemp (1960) is specialist ouderengeneeskunde (vroeger verpleeghuisarts genoemd) en werkt sinds september 2015 bij Florence in Den Haag. Hij is tevens voorzitter van Regio Randstad Zuid van Verenso, de beroepsvereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde en Sociaal Geriaters.
Naast specialist ouderengeneeskunde is Kemp ook Kaderarts Psychogeriatrie en BOPZ-arts bij Florence. Een BOPZ-arts beslist over de toepassing van dwang(middelen) en maatregelen, en beperking van bewegingsvrijheid binnen de instelling.
Volgens Kemp zitten we vast in een regelcultuur: “Het stelsel zou dienend moeten zijn aan de mensheid, maar zo langzamerhand zijn de mensen dienend aan het stelsel. We zouden veel beter onze aandacht kunnen richten op de continuïteit van de ouderenzorg, want die ontbreekt”.
Momenteel is het grote probleem in de ouderenzorg het gebrek aan (kwalitatief goed) personeel, zeker in de Randstad. Kemp vindt dat er een actieplan moet komen om het tij te keren.
Jaco van Hoorn (1961) begon in 1980 zijn loopbaan als politieagent bij de Rijkspolitie. Sinds november 2018 is hij directeur van de stafdirectie Operatiën van de korpsleiding van de politie. Van januari 2013 – oktober 2018 was hij hoofd operatiën/plv. politiechef bij Nationale Politie, eenheid Zeeland-West-Brabant. Daarvoor was hij lid van de korpsleiding van Politie Hollands Midden.
Van Hoorn houdt van zijn vak. ”Politiewerk is heel bijzonder werk. Er zijn voor mensen in crisis en nood en opkomen voor het recht. De politie staat waakzaam en dienstbaar voor de waarden van de rechtsstaat. De essentie van politiewerk komt tot uitdrukking op microniveau, in de betekenisvolle ontmoetingen tussen politiemens en burger. Dat wordt zichtbaar, niet in cijfers maar in verhalen over politiewerk.”
Jaco van Hoorn publiceerde in de herfst van 2010 zijn boek Sturen op vertrouwen – Goed leiding geven aan goed politiewerk. (uitgeverij Boom, Amsterdam). De hoofdboodschap is dat de politie haar werk op de goede manier doet als door haar handelen het vertrouwen in de samenleving voor de politie toeneemt. Dat vertrouwen geldt ook als belangrijkste motor binnen de organisatie: inzetten op de kracht van mensen die in al die moeilijke en onvoorspelbare momenten van politiewerk het goede moeten doen. Politiewerk betekent dat in situaties waar het anders gaat dan gewenst waarde toegevoegd wordt. Dat is betekenisvol en dat maakt dat politiemensen veel voldoening en beroepstrots ervaren.
Jaco van Hoorn is hoofdredacteur van het Tijdschrift voor de Politie
Pieter Coppoolse (1953), is psychotherapeut en houdt zich bezig met innovatie en ontwikkeling in de gezondheidszorg. Hij is oprichter van Mentaal Beter in 2006, een netwerk van zelfstandig gevestigde praktijken van psychotherapeuten, (gz- en klinisch) psychologen en psychiaters, bedoeld als alternatief voor de bestaande GGZ-instellingen. Mentaal Beter stelt zich als taak de maatschappelijke waarde van de GGZ-zorg zichtbaar te maken.
Momenteel is Coppoolse bestuurder bij ZHZ GGZ, jeugd en volwassenen ggz met WTZa erkenning
Coppoolse: “Als de basis voor (ontwikkeling) van kwaliteit niet wordt gelegd bij professionals en cliënten, dan gaat daar een maatschappelijke dreiging van uit. Beroepseer en beroepstrots zijn resultanten van professionele motivatie en maatschappelijke erkenning. Indien professionele inzet en motivatie gecorrumpeerd raken, zoals we dat kunnen vaststellen in diverse sectoren, dan gaat de maatschappelijke samenhang onderuit. Het gaat erom dat zorgverlener en zorgvrager in vertrouwen met elkaar zaken organiseren, evalueren en bijsturen. Als dat niet lukt kan er geen werkrelatie zijn”.
Coppoolse vindt voorts dat juist bij degenen die over het geld en beleid gaan in de GGZ visie omtrent de maatschappelijke waarde van GGZ-zorg en variabelen die GGZ-hulp tot een succes maken, uitgangspunten moeten zijn.
Jos de Blok (1960) is oprichter en directeur van Buurtzorg Nederland, sinds 2006 het alternatief voor de landelijke thuiszorg. De Blok werkte tien jaar als wijkverpleegkundige en was manager in verschillende zorgorganisaties.
Volgens De Blok was de thuiszorg verzand in productie en systeemdenken: “We moeten van de dagelijkse praktijk uitgaan, van de context waarin het beroep van verpleegkundige en ziekenverzorgende wordt uitgeoefend in plaats van uit te gaan van een model of een systeem. Veel bestuurders en beleidsmakers zijn systeemdenkers en kunnen zich over het algemeen niet concreet voorstellen wat er gebeurt tussen cliënten en professionals. Op die manier worden er op veel plaatsen vanuit verkeerde aannames verkeerde beslissingen genomen. De macht ligt meestal bij de beleidsmakers en bestuurders en beroepsgroepen beseffen te weinig dat ze ook macht hebben”.
Buurtzorg heeft het beroep teruggegeven aan de wijkverpleging. Eind 2017 zijn er 10.000 wijkverpleegkundigen en ziekenverzorgenden in 950 teams en werken er 4000 huishoudelijk verzorgenden in 450 teams. Elke maand komen er een stuk of tien bij. Buurtzorg laat zien dat er alternatieven zijn en dat het mogelijk is keuzes te maken.
De Blok: “Na een gesprek van een paar uur met een groep mensen besluiten 10 à 12 mensen soms om ontslag te nemen en een Buurtzorgteam te vormen”.
Per december 2011 is Buurtzorg Nederland internationaal gegaan. Inmiddels is Buurtzorg bezig zich te ontwikkelen in vijfendertig landen, in Amerika, Canada en Australië, in Azië in landen als Japan, China, Korea, Singapore, Taiwan en Hongkong. In Europa in landen als Zweden, Engeland, Schotland, België, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en Tsjechië.
Andere initiatieven van Buurtzorg zijn: Buurtdiensten voor hulp in en rond het huis; Buurtzorg Jong voor jeugd en gezin; Buurtzorghuis voor zorg in de laatste levensfase; BuurtzorgT voor psychiatrische zorg thuis; Buurtzorgpension voor tijdelijk verblijf in pension; Buurtzorg Kraam voor kraamzorg en Familiehulp voor huishoudelijke hulp.
Op 17 november 2014 ontving De Blok in Londen de Albert Medal 2014 van de Royal Society of Arts (RSA) vanwege Buurtzorg, waar “menselijkheid boven bureaucratie” staat. Behalve de medaille ontving De Blok nog een blijk van waardering. Hij is bij de uitreiking tevens benoemd tot lid voor het leven van de Royal Society of Arts. De RSA onderscheidt mensen die vakkundig, betrokken en innovatief zijn en lokaal of internationaal een rol van betekenis spelen. Het gaat om tastbare en maatschappelijke invloed.
Op 17 september 2015 werd De Blok officieel benoemd tot Ashoka Fellow. Ashoka zoekt wereldwijd naar innovators die systemische en schaalbare oplossingen hebben gevonden voor hardnekkige sociale problemen. Ashoka is in 34 jaar tijd uitgegroeid tot het grootste netwerk in de wereld van sociale innovators. Ashoka Nederland is in april 2015 gelanceerd.
Alternatieven-kabinet
Jos de Blok over toetreding tot het Alternatieven-kabinet*): “Ik wil aan dit kabinet deelnemen om te laten zien dat er op vele terreinen mooie alternatieven zijn die voor mens en maatschappij veel kunnen opleveren!”.