Skip to main content

Redactie Beroepseer

Brief van Red het basisonderwijs!

Het comité Red het basisonderwijs! heeft in januari 2012 een brief geschreven naar de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) van de Tweede Kamer naar aanleiding van een op 14 september 2011 gehouden debat over de Wet op het Onderwijstoezicht1). Er ontstond tijdens dit debat onduidelijkheid over de gehanteerde systematiek van de onderwijsinspectie. Ook na een schorsing lukte het de Minister van Onderwijs niet om duidelijkheid te verschaffen. Uiteindelijk vroeg het kamerlid Dijsselbloem om een brief met uitleg.

Die brief werd toegezegd door de minister en is op 12 december 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd, waarop het comitë Red het basisonderwijs! een reactie stuurde op 16 januari 2012 waarin het gaat om de opbrengstbeoordeling in het basisonderwijs. Basisscholen worden door de onderwijsinspectie (wetenschappelijk) meer en meer onverantwoord en oneerlijk beoordeeld.

De genoemde bezwaren in de brief zijn:

  • De correctie op instroomverschillen van basisschoolleerlingen is voor een eerlijke beoordeling onder de maat.
  • Ieder jaar scoort dertig procent van de scholen standaard onder de norm.
  • De Cito-score is een ‘rubberen’ meetlat.
  • De best denkbare oplossing is in dit geval nog een hele slechte.
  • De effecten van extra geldstromen verdienen een breed onderzoek.
  • Het huidige beleid tast de kern van goed onderwijs aan.
  • Een verplichte eindtoets in het basisonderwijs is weggegooid geld.
  • De indicator ‘opbrengsten’ is onterecht aan het waarderingskader van de inspectie toegevoegd en hoort niet thuis in een zorgvuldig, eerlijk en verstandig toezicht.
  • De minister verwijst tijdens het debat naar een wetenschappelijke onderbouwing die niet van toepassing is.

Om het basisonderwijs niet verder af te laten glijden in verschraling, bureaucratie, wezensvreemde doelen en schijnresultaten is een omwenteling in het denken over goed onderwijs en het daarbij passende onderwijstoezicht noodzakelijk.

De leden van het comité Red het basisonderwijs hopen dat het rijksbeleid en de inspectie zich weer volledig zal richten op de aspecten die o.a. door Scheerens2) zijn aangedragen en dat de onterecht toegevoegde indicator ‘opbrengsten’ uit het toezichtkader van de inspectie zal worden geschrapt.


1) Klik hier om het debat volledig terug te lezen: http://publitiek.nl/debat/wet_op_het_onderwijstoezicht_14-09-2011/2 (Website is opgeheven)

2) Wetenschappelijke onderbouwing van het waarderingskader po 2005, 15 januari 2007. Scheerens c.s onderzochten de volgende vraag: worden de procesindicatoren voor onderwijzen en leren in de inspectiekaders ondersteund door het kennisbestand over school- en instructie-effectiviteit? Klik hier voor lezen van deze studie: http://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Actueel_publicaties/2007/Wetenschappelijke+onderbouwing+waarderingskader+PO+2005.pdf (Studie niet meer beschikbaar)/

Lees de hele door het comité verstuurde brief, die met de reacties daarop in het voorjaar zal worden besproken in een algemeen overleg van de vaste commissie OCW: http://www.redhetbasisonderwijs.nl/assets/files/Brief_2ekamer_redhetbasisonderwijs_nl.pdf (Website Red het basisonderwijs is opgeheven)

Website van Red het basisonderwijs!: www.redhetbasisonderwijs.nl (Website is opgeheven)

Tegenkracht organiseren

tegenkracht organiserenOp 24 januari 2012 presenteerde de Raad voor Maatschappelijk Ontwikkeling (RMO) het advies Tegenkracht organiseren – Lessen uit de kredietcrisis.
De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling is de adviesraad van de regering en het parlement op het terrein van participatie van burgers en stabiliteit van de samenleving.

Sinds 2008 zijn de kredietcrisis en de gevolgen daarvan voor de samenleving op talloze plaatsen bediscussieerd. Maar zijn de mechanismen die tot de crisis hebben geleid wel zo uniek? Voor de RMO was dit aanleiding de vraag te stellen in hoeverre werkwijzen die tot de kredietcrisis hebben geleid, ook in de publieke sector aanwezig kunnen zijn.

In dit 151 pagina’s tellende Advies (no 50) worden parallellen getrokken tussen werkwijzen in de financiële sector en domeinen als onderwijs, zorg en welzijn. Niet om eenzelfde soort crisis te voorspellen, maar wel om lessen te kunnen trekken voor de inrichting van publieke domeinen waar maatschappelijke, organisatorische en commerciële doelen hand in hand gaan.
Met drie casussen als voorbeeld, wordt dieper ingegaan op de kredietcrisis zelf – de hypotheekverstrekkingen aan mindervermogenden, het gebruik van risicoprofielen en de toebedeling van bonussen. Nagegaan wordt met welk doel deze instrumenten zijn toegepast en hoe ze gaandeweg perverse effecten zijn gaan vertonen.

Onderzocht wordt ook welke abstracte overeenkomsten er zijn te herkennen tussen de zorgsector en de financiële sector. Als een van de belangrijkste overeenkomsten is genoemd: de positie van grote afhankelijkheid van de zorgvrager (vergelijk: kredietvrager) ten opzichte van de zorgverlener (vergelijk: kredietverlener).
In het hoofdstuk over de zorgsector is geconcludeerd dat de zorgsector, net als de financiële sector, een aantal triggers kent die de complexiteit en transactiegerichtheid van de sector doen toenemen en zodoende de menselijke maat in de sector onder druk zetten.
Zorgproducten zijn moeilijk te kennen, de afhankelijkheid tussen partijen in de zorgsector neemt toe, fusies van ziekenhuizen leiden tot grote instellingen waarbij het belang van de patiënt niet zo zwaar lijkt te wegen als het belang van efficiënte bedrijfsvoering.
De ongelijke (machts)verhouding tussen zorgvrager en zorgverlener lijkt zodoende alleen nog maar ongelijker te worden. De overzichtelijkheid, beheersbaarheid en bestuurbaarheid van de zorgsector komt hiermee onder druk te staan.

Hoofdstuk 3 getiteld Van productief naar pervers: maatschappelijke sectoren, begint met een voorbeeld van hoe interne doelen van een instelling kunnen gaan overheersen.
Doelverschuivingen zijn geen onbekend fenomeen in publieke sectoren. Een sprekend voorbeeld waar onlangs de vinger op is gelegd, is de handelwijze van private gevangenissen in de Verenigde Staten. Waar deze particuliere instellingen aanvankelijk een extern, maatschappelijk doel hadden – veroordeelden vanuit het streven naar een veiliger samenleving een plek in detentie te geven – veranderde dat het afgelopen decennium in een intern doel: particuliere gevangenissen betoonden zich vanuit bedrijfsmatige overwegingen de grootse lobbyisten om het aantal detentieopnamen en de lengte daarvan te bevorderen. De groei van het aantal gedetineerden werd een doel op zich, wat duidelijk tot uiting kwam in de detentiecijfers.

Hoofdstuk 5 gaat over het ontwikkelen van duurzame tegenkrachten tegen perverse effecten: “Perversiteit ontstaat immers wanneer een gekozen instrument voor coördinatie, risicobeoordeling, selectie en sturing dusdanig dominant wordt dat er geen oog meer is voor meervoudige belangen, zowel binnen als buiten de desbetreffende sector. De belangrijkste tegenkracht ligt in het organiseren van voldoende checks and balances en voldoende (sociale) tegendruk die ervoor zorgen dat het externe belang, gericht op de maatschappelijke functie van de sector, gewaarborgd blijft”.

Downloaden Tegenkracht organiserenLessen uit de kredietcrisis van RMO, december 2011, geschreven door verschillende auteurs. In totaal zijn twintig deskundigen geraadpleegd: https://beroepseer.nl


N.B. De Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling
(RMO) was een Nederlandse strategische adviesraad, in 1997 opgericht bij Wet in de Kaderwet Adviescolleges. In 2015 is de RMO gefuseerd met de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) tot de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS).

Leraren zijn minachting politici beu

“Leraren zijn minachting politici beu, en ze hebben groot gelijk”, schrijft Gerard Olthof, rector van het Mencia de Mendoza Lyceum in Breda en onderwijsbestuurder in de Volkskrant op de opiniepagina van vandaag (26 januari 2012).
Zijn artikel is een reactie op dat van VVD-kamerlid Ton Elias die beweert dat “veel protesterende docenten in het stenen onderwijstijdperk leven”.

Elias schrijft dit naar aanleiding van de landelijke staking van het voortgezet onderwijs vandaag tegen het wetsvoorstel op de onderwijstijd die de urennorm van 1000 naar 1040 verhoogt. Een norm die de Minister van Onderwijs, Marja van Bijsterveldt, zelf moeilijk te handhaven heeft genoemd; de lesuren kunnen namelijk niet gegarandeerd worden De minister bemoeit zich bovendien met de vakantiedagen van leraren, een onderwerp dat thuishoort in de cao-onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers. Daarnaast is er veel ongenoegen onder de leraren over het almaar voortduren van de werkdruk en het drastisch inkrimpen van het bijzondere onderwijs.

Elias: “Protesterende leraren zeggen dat alles in het onderwijs wel goed komt als we de leraar maar gewoon met rust laten. Maar te veel docenten presteren ondermaats”.

Volgens Olthof gaat de boosheid van leraren voornamelijk over “de minachting van landelijke politici voor onze leraren. Ze richt zich tegen onbenullen als Ton Elias van de VVD, die schaamteloos beweert dat 30 procent van de leraren niet voldoet, een uitspraak gedaan als hij pas drie weken de onderwijswoordvoerder is. Ton Elias, die wegkomt met de uitspraak dat 50 procent van de leerlingen de Cito-toets niet haalt. En er is niemand die zegt dat dat verreweg de domste uitspraak is in 25 jaar onderwijsgeschiedenis, immers: je kunt de Citotoets niet halen, je kunt die toets overigens ook niet niet halen”.

Leraren zijn minachting politici beu, en ze hebben groot gelijk’,  door Gerard Olthof, de Volkskrant, 26 januari 2012: www.volkskrant.nl

Veel protesterende docenten leven in het stenen onderwijstijdperk door Ton Elias, de Volkskrant, 26 januari 2012: www.volkskrant.nl

Er staan nog meer bijdragen over onderwijs in de Volkskrant van vandaag, zoals bijvoorbeeld:

De urennorm raakt aan alles wat de leraar pijn doet: www.volkskrant.nl

Van Bijsterveldt: Nu staken is onverantwoord: www.volkskrant.nl

De invloed van de zorgmanager op de organisatiecultuur

Kan een organisatiecultuur bepalend zijn voor de kwaliteit van de zorgverlening? Om dat uit te vinden ondervroeg prof. Marie Carney, werkzaam op The School of Nursing van het Royal College of Surgeons of Ireland in Dublin, vijftig medische en verpleegkundige afdelingsmanagers van Ierse ziekenhuizen. Zij waren gekozen uit 850 personen die al eerder hadden meegedaan aan een onderzoek.

De resultaten beschreef zij in het artikel Influence of organizational culture on quality healthcare delivery1).
Carney’s motief om een onderzoek in te stellen werd ingegeven door haar overtuiging dat kijken naar de rol van afdelingshoofden of directeuren net zo cruciaal is als het zorgmanagement cruciaal is voor de strategie en het leveren van kwaliteit in de gezondheidszorg.

De cultuur van een organisatie schijnt complexer te zijn dan voorheen werd aangenomen. Carney onderscheidt een aantal sleutelaspecten van culturele invloeden op de kwaliteit van de zorgverlening, te weten: excellentie, ethische normen, betrokkenheid, professionaliteit, verhouding kosten-kwaliteit, bevordering van kwaliteit en strategisch denken. Zorgmanagers beseffen dat voor het leveren van kwaliteit zij op een professionele, betrokken manier moeten werken waarbij excellentie of uitmuntendheid voorop staat. Maar tegelijkertijd moeten zij in staat zijn om te gaan met de spanningen die er tussen kosten en kwaliteit bestaan. Deze spanningen moeten nader worden onderzocht, om te bepalen of de kwaliteit van zorg daardoor op een negatieve manier wordt beïnvloed.

Carney’s onderzoek is waardevol vanwege het onder de aandacht brengen van een nieuw cultureel gebied waarin het vermogen van zorgmanagers om de organisatiecultuur te beïnvloeden wordt onderkend. Door deze invloed heeft de manager een tamelijk groot aandeel in de kwaliteit van de zorg voor patiënten. Het lijkt ook van belang te zijn de afweging tussen kosten en kwaliteit te beschouwen als een ethisch middel om zorg te verlenen en niet als een conflict tussen kwaliteit en kosten.

1) Influence of organizational culture on quality healthcare delivery, gepubliceerd in International Journal of Health Care Quality Assurance, Volume 24 issue 7, december 2011.
Het artikel is – tegen betaling – digitaal te lezen op de site van Emerald: www.emerald.com

Goed leraarschap

goed leraarschapIn zijn lezing Gekoesterde kwetsbaarheid als professionele deugd. Verhalende reflecties over goed leraarschap begint Geert Kelchtermans met te zeggen dat goed leraarschap en kwetsbaarheid een vreemde combinatie lijkt: “Een ouderwets woord als ‘deugd’ in tegenstelling tot het meer modieuze ‘competentie’-denken zal allicht ook tot enig wenkbrauwgefrons leiden. En dat alles in verhaalvorm… wat voor goeds moet daarvan komen…”

De toehoorder kon gerust zijn. Er kwam veel goeds uit deze lezing. Kelchtermans gaf namelijk een heldere schets van de ingrijpende wijziging in het denken en spreken over onderwijs in de voorbije twee decennia en van de context waarbinnen het onderwijsbeleid, en dus ook de scholen en leerkrachten, momenteel functioneren.
Kelchtermans is hoogleraar aan de K.U van Leuven waar hij o.m. hoofd is van het centrum voor Onderwijsbeleid en -vernieuwing en Lerarenopleiding.

Met andere kritische auteurs duidt Kelchtermans die verschuiving aan met “performativiteitsdiscours”, een door hem gebruikt sleutelwoord waarmee hij een bepaalde manier van denken en spreken over onderwijs bedoelt die het kader vormt vanwaaruit een hele reeks ontwikkelingen, vernieuwingen en maatregelen begrepen kunnen worden.
Volgens dat denken is onderwijs en opvoeding een kwestie van performantie: scholen en leerkrachten moeten op aantoonbare wijze vooropgestelde doelen bereiken, met zo weinig mogelijk middelen.
Met andere woorden: effectiviteit en efficiëntie worden de enige relevante criteria om onderwijs te beoordelen, of preciezer: om de kwaliteit van het onderwijs te evalueren. Scholen moeten dus aantonen of bewijzen dat ze resultaat halen en dat de in hen geïnvesteerde midddelen renderen. De resultaten moeten bewezen worden. Of beter: een bepaald soort resultaten (bijv. leerlingenresultaten via toetsen) wordt beschouwd als bewijs dat de vereiste doelen gerealiseerd zijn.

Belangrijk evenwel is ook dat die prestaties, of de performantie, meetbaar en vergelijkbaar moeten zijn. Het resultaat moet gemeten kunnen worden en dus op een bepaalde schaal geplaatst, en die moet vervolgens afgezet kunnen worden tegen de resultaten op diezelfde schaal van andere vergelijkbare instellingen.
Men meet de leerlingenresultaten aan het begin en vergelijkt ze aan het eind van het schooljaar met de geleverde prestaties. Het verschil tussen beide moet zo groot mogelijk zijn.

Dit soort cijfers – die dus per definitie gebaseerd zijn op een zeer smalle en specifieke basis  – kan dan gebruikt worden voor optimaliseringsplannen door de school en voor internationale vergelijkingen. Denk bijvoorbeeld aan de ongelooflijk belangrijke rol die de PISA-resultaten zijn gaan spelen in het onderwijsbeleid. Met het PISA-onderzoek vergelijkt de OESO de leerlingenresultaten van verschillende landen en stelt een rangordening op.
In sommige landen wordt deze logica bijzonder ver doorgetrokken. In Engeland, VS, maar ook Nederland publiceert men rankings van scholen gebaseerd op dit soort leerlingenresultaten. Het gevolg hiervan is dat ouders hun kinderen weghalen van de lager geplaatste scholen en op de hoger geplaatste scholen inschrijven. Dat heeft weer gevolgen voor het personeelsbeleid. Leerkrachten en schoolhoofden worden ontslagen. Als vervanging wordt zogenaamd teacher proof lesmateriaal verplicht gesteld.

Kelchtermans: “Uiteindelijk wordt dit alles verantwoord met het begrip kwaliteit. Informatie, meten en vergelijken gebeurt omwille van de zorg voor kwaliteit. Een sterk argument, want wie kan er nu tegen kwaliteit zijn?
Maar die kwaliteit is in deze benadering een leeg begrip of beter: kwaliteit is dat wat de klant vraagt (of wat de overheid  – als vertegenwoordiger van de verzamelde klanten – vooropstelt). Effectiviteit zegt niets over de wenselijkheid en waarde van het doel dat men moet bereiken, maar geeft enkel aan dat het (op een bepaalde manier) bereikt is. Efficiëntie zegt niets over de waarde van de activiteiten, maar enkel dat de beschikbare middelen rendabel werden gebruikt (om een brutaal voorbeeld te gebruiken: de nazi’s waren bijzonder effectief en efficiënt bij de aanpak van wat zij het Jodenvraagstuk noemden!). Zoals gezegd: onderwijs is een kwestie van investering en die moet opbrengen in onze kenniseconomie”.

Kelchtermans legt vervolgens uit dat het performativiteitsdiscours zeer concrete en ingrijpende gevolgen heeft, die niet zomaar toegejuicht kunnen worden:
– Het maatschappelijk debat over “goed onderwijs” wordt opgeschort.
– Wat niet gemeten kan worden en dus niet vergeleken, wordt feitelijk onbelangrijk.
– Leerkrachten en school worden in een bepaalde verhouding geplaatst tegenover de ouders of de samenleving, namelijk die van een economisch contract.
– Er ontstaat een heel instrumentele en technische visie.
Kortom, het performativiteitsdenken en spreken vertaalt zich in concrete acties en verandert dus de werkelijkheid. Economische contractrelaties gaan domineren.

Bij die vanzelfsprekendheid van het performativiteitsdiscours plaatste Kelchtermans kanttekeningen en dat deed hij aan de hand van drie voorbeelden waarin hij leraren in opleiding vragen stelde die te maken hadden met hun eigen persoonlijkheid, engagement en dilemma’s.
Bij onderwijs komt er meer kijken dan wat meetbaar en vergelijkbaar is. Veel wezenlijke en belangrijke elementen gaan verloren als het performativiteitsdenken de boventoon blijft voeren.

Kelchtermans schetst aan het slot een beeld van de goede of professionele leraar, die rijker en realistischer is dan hetgeen door het performativiteitsdenken naar voren wordt geschoven. Goed leraarschap heeft niet alleen een technische, maar ook een morele, politieke en emotionele dimensie. Leraren moeten beslissingen en keuzen maken en zich afvragen welke pedagogische of didactische waarden en normen er in het geding zijn. Ze moeten kunnen beoordelen welke visie de beste is voor de leerlingen en wat hun als leerkracht te doen staat. Reflecteren over morele kwesties heeft helaas geen plaats in het performativiteitsdenken.

En wat bedoelt Kelchtermans nu precies met gekoesterde kwetsbaarheid als professionele deugd? Dat heeft ermee te maken dat het beroep van leraar kwetsbaar is op drie terreinen waar de leraar zelf geen of weinig vat op heeft. Leraren kunnen wel vinden dat zij professionals zijn, uiteindelijk moeten ze werken in condities waarover ze weinig zeggenschap hebben. Kwetsbaarheid heeft er ook mee te maken dat de doelmatigheid van het eigen werk maar tot zeer beperkte hoogte bewezen kan worden. En ten derde kunnen leerkrachten niet anders dan dagelijks tientallen beslissingen nemen over of en hoe ze zullen handelen om het leren en de ontwikkeling van leerlingen te ondersteunen, maar ze hebben geen solide basis waarop ze die beslissingen kunnen funderen. Hun oordeel en hun beslissing kan altijd betwist of in twijfel worden getrokken. Informeel of zelfs formeel. Denk aan de almaar toenemende juridisering van het onderwijs. Deze kwetsbaarheid behoort, aldus Kelchtermans, tot de specifieke professionaliteit van de leerkrachten.
Allemaal redenen dus waarom het leraarschap niet gereduceerd kan en mag worden tot enkel een technisch-uitvoerende functie.

Download de hele lezing van Geert Kelchtermans, die een waar pleidooi is voor optimale werkcondities van de ‘professionele leergemeenschap’: https://beroepseer.nl

De lezing – werd op 20 mei 2009 gegeven voor het NIVOZ, Nederlands Instituut voor Onderwijs en Opvoedingszaken dat als denktank en inspiratiebron een onafhankelijke, gefundeerde en kritische bijdrage levert aan de onderwijspraktijk.

Experiment prestatiebeloning van start zonder instemming MR

geen bonus maar banenIn het Onderwijsblad no 1 van 14  januari 2012 staat een artikel over experimenteren met prestatiebeloning van leraren: MR gepasseerd bij prestatiebeloning. Het Onderwijsblad is het grootste vakblad in Nederland voor de onderwijssector en tevens officieel orgaan van de Algemene Onderwijsbond (AOb).
Op diverse scholen die starten met prestatiebeloning is geen instemming aan de medezeggenschapsraad gevraagd terwijl dat wel zou moeten:”Het ministerie doet er blijkbaar alles aan om het experiment prestatiebeloning door te drukken”, constateert Walter Dresscher verontwaardigd: “Op basis waarvan deze scholen nu experimenteergeld krijgen is mij onduidelijk”.

Voor de kerst startte het ministerie met veel trommelgeroffel de experimenten prestatiebeloning. In iedere onderwijssector hadden zij pilotscholen die al aan de slag gingen met extra bonussen voor leraren of teams, wanneer de schoolresultaten verbeteren. In de regeling die daarover is gepubliceerd, staat duidelijk dat de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad instemming moet verlenen.
Bij twee scholen – ROC Zeeland en het Martinuscollege in Grootebroek – is dat niet gebeurd, zo blijkt uit onderzoek van het Onderwijsblad. Bij de Stichting Voortgezet Onderwijs Kennemerland was de mr alert en maakte bezwaar, waardoor de school afzag van deelname.

AOb-voorzitter Walter Dresscher verbaast zich over de gang van zaken: “De regeling voor de experimenten is er heel helder over: alleen na toestemming van de personeelsgeleding kan een bestuur of school meedoen aan de experimenten. Nu blijken er dus twee scholen te zijn waar dat niet is gebeurd. Ik ben heel benieuwd waarom deze scholen dan door het ministerie zijn gepresenteerd als deelnemer en op basis van welke regeling het experiment dan wordt gefinancierd?”
Het laat volgens Dresscher zien dat het ministerie koste wat kost de experimenten wil doordrukken: “Zelfs zonder zich te houden aan de regels die het ministerie zelf heeft opgesteld”.

De Algemene Onderwijsbond heeft grote bezwaren tegen de plannen met prestatiebeloning, waarvoor het ministerie uiteindelijk 250 miljoen euro per jaar uittrekt. Een groeiende stapel wetenschappelijke evaluaties van vergelijkbare experimenten in de Verenigde Staten – zoals in New York en Chicago – laat zien dat dat prestatiebeloning geen enkel effect heeft.
Vanwege de enorme kosten van de bonussen en de tegenvallende resultaten elders heeft Texas het project van 400 miljoen dollar teruggebracht naar 40 miljoen dollar. In andere staten kwam een testschandaal aan het licht: scholen schroefden hun prestaties op met fraude om de bonus binnen te slepen.
Wetenschappers zetten in de VS daarom grote vraagtekens bij de effectiviteit, zo blijkt uit een overzichtsstudie van de AOb1).

Tijdens een promotietour voor de experimenten sprak staatssecretaris Zijlstra in een videoboodschap de belangstellenden toe en merkte daar op dat de AOb zich baseert op één enkel onderzoek: “Ik vraag me af waarom Zijlstra zo’n leugentje uitspreekt”, zegt Dresscher: “Al onze publicaties hierover kent het ministerie, of kan het kennen. En wanneer ze onze stukken niet willen lezen, horen zijn ambtenaren de originele bronnen in de Verenigde Staten te lezen. Hij kan dat wegwuiven als onbetekenend, maar vooralsnog ligt er méér onderzoek dat laat zien dat prestatiebeloning niet werkt, dan dat er wel resultaat wordt geboekt.
Het zijn vooral hoopvolle verwachtingen van economen die zonder deugdelijk bewijs prestatiebeloning promoten. Zijlstra heeft zichzelf ook als gelovige geafficheerd. Maar aan geloven hebben we bij dit soort experimenten niets, de resultaten wijzen echt een andere kant op. Leraren gaan niet harder lopen van een bonus, die halen hun motivatie uit hun vak”.

Een ander pijnpunt is dat het geld voor prestatiebeloning op de onderwijsbegroting wordt vrijgemaakt door te snijden in het passend onderwijs. Daar gaan ongeveer 6000 fulltime arbeidsplaatsen verloren: “En dat juist in tijden van oplopende werkloosheid”, merkt Dresscher op: “Het kabinet is echt aan het rommelen met onderwijs. Voor ons is er maar één heldere lijn: geen bonus, maar banen. De experimenten stopzetten en passend onderwijs reorganiseren zonder banenverlies”.

De AOb roept daarom medezeggenschapsraden op om tegen prestatiebeloning te stemmen, als hun bestuur daar belangstelling voor heeft. Tijdens de promotietour van het ministerie voor de experimentenregeling werd bij de zalen gedemonstreerd en informatiemateriaal uitgedeeld.2)



1)
Lees de overzichtsstudie van AOb: https://beroepseer.nl

2) Bekijk de video van AOb: Prestatiebeloning onderwijs: schooldirecteuren zien er weinig in: www.youtube.com

Deel pilots prestatiebeloning aan de slag zonder instemming, Onderwijsnieuwsdienst, 13 januari 2012: www.onderwijsnieuwsdienst.nl/nieuws/nieuws/101987

Nog steeds groeiende papierwinkel in zorg

De kwaliteitseisen in de zorg belemmeren de zorgprofessionals. Dat constateert Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ). De stichting stelt kwaliteits- en veiligheidsnormen op voor ruim 30 branches in Zorg en Welzijn, maar ziet de opstapeling van het aantal eisen de kwaliteitsverbetering juist in de weg staan.

“Verpleeg- en verzorgingshuizen hebben te maken met een flink aantal kwaliteitseisen”, zegt Eric van Bavel van Stichting HKZ: “Zij moeten aan bepaalde normen voldoen om bijvoorbeeld een certificatie of keurmerk te krijgen. Dan zijn er nog de zorgverzekeraars , de inspectie en de brancheorganisatie die bepaalde eisen stellen en het kwaliteitskader Verantwoorde Zorg.  Allemaal eisen die elkaar wel gedeeltelijk overlappen, maar die op verschillende momenten worden gecontroleerd en daarmee de organisaties behoorlijk overbelasten”.

De Stichting organiseerde in november 2011 een werkconferentie met de brancheorganisaties, patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars, zorginstellingen, de inspectie en beleidsmakers om te kijken hoe de kwaliteit van de zorg verbeterd kan worden in de komende jaren. “Zo pleiten we voor minder ballast voor de organisaties en meer focus op de zorgrelatie tussen cliënt en zorgprofessional”, vat Van Bavel samen.

Lees het hele artikel ‘Personeel in zorg gaat gebukt onder regels’ door Alexandra Sweers, Zorg + Welzijn, 11 januari 2012:  www.zorgwelzijn.nl

Edushock voor meer creativiteit en innovatie in het onderwijs

omslag edushockOnze wereld ervaart een nooit geziene verschuiving, een shift. Dat vormt een enorme uitdaging voor ons leervermogen. Wat we nodig hebben, is overvloedig in onszelf beschikbaar: brainpower of intellectueel vermogen!

We moeten niet altijd naar nieuwe externe middelen zoeken om intellectueel vermogen te ontginnen. The key to the treasure is the treasure. De sleutel tot meer creativiteit ligt bij onszelf. Educatie speelt daarbij een hoofdrol. De grootste hefboom van jong talent vind je net in het onderwijs terug.

Innovatie in het onderwijs gebeurt het best van binnen uit. We moeten niet wachten op de volgende grote herstructurering. Met Edushock krijgt de lezer een brede waaier van pittige tips en tricks aangeboden om het leren van de toekomst van onderuit te wijzigen. Ze zijn daarom vooral bedoeld voor de onder-wijziger. Een onderwijziger is in de eerste plaats een leerkracht, maar het kan ook een leerling zijn, een ouder, iemand van de schoolraad of zelfs het beleid.

In Edushock worden aan de onderwijzigers een aantal vragen gesteld:

Hoe kun je met meer passie en plezier vormgeven aan het leren van de toekomst? Hoe laat je je niet langer meedrijven met de stroom maar word je zelf een trendsetter? Hoe pak je dat concreet aan?

Antwoorden en suggesties zijn te vinden in het boek Edushock – Breinoptimizer voor leren in de toekomst, uitgegeven bij Lannoo en Scriptum; tevens als eBook te downloaden.

Daarin is te lezen dat Edushock is opgebouwd rond twintig trends die de wereld in de komende jaren op maatschappelijk, technologisch en menselijk vlak zullen transformeren. Deze trends worden voorgesteld als fictieve tweets uit de toekomst. Daarop wordt een visie in een notendop geënt op het creatieve leren van de toekomst. Op basis daarvan worden adviezen en tips aangereikt die je als onderwijziger inspireren tot concrete actie.

Een helikopterbeeld van de trends zie je in de kernwoorden van de onderstaande mindmap. Ze zijn gegroepeerd in vijf hoofdstukken volgens het letterwoord SHOCK.

edushock

Je kunt de tweets een voor een lezen, maar je kunt ook zappen. Edushock wil immers vooral een permanente inspiratiegids zijn.
Aan het slot van het boek staat een inspirerend ‘uit-het-leven-gegrepen’ modelvoorbeeld van Klaas, een jongere die op een heel originele manier nu al manifesteert wat in de twintig tweets wordt aangereikt.

Inkijkexemplaar: Edushock – Breinoptimizer voor leren in de toekomst, door Dirk de Boer, Bernard Lernout, Peter Sprangers, 2011: https://books.google.nl/books/about/Edushock.html?id=QcICAAAAQBAJ&printsec=frontcover&source=kp_read_button&redir_esc=y#v=onepage&q&f=false

Voor meer info over Edushock: www.edushock.be (Website is opgeheven)

U P D A T E

EduNext is de voortzetting van Edushock en stelt als doel: scholen van binnenuit helpen transformeren: www.edunext.be/over-edunext