Skip to main content

Redactie Beroepseer

Oudere werknemers willen zinvol werk en vakmanschap inzetten

Joop Zinsmeister, docent Human resource management aan de Hogeschool van Amsterdam, deed onderzoek naar de mogelijkheden om oudere werknemers langer zinvol aan het werk te houden. De resultaten daarvan stemmen hem niet optimistisch. Op 29 augustus promoveerde hij aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Zinvol werk. Dat is wat oudere werknemers willen. Hun vakmanschap inzetten, kwaliteit leveren. Maar daar is weinig vraag (meer) naar, meent arbeidsdeskundige Joop Zinsmeister: “Vraag je een directeur van een bouwbedrijf wat het doel is van dat bouwbedrijf, dan krijg je als antwoord ‘geld verdienen’. En niet: ‘goede gebouwen neerzetten’. Maar als geld het doel is, verdwijnt zinvol werk achter de horizon”.

Behoefte aan autonomie
De pensioenleeftijd gaat omhoog en de overheid wil graag dat oudere werknemers langer aan het werk blijven. Maar veel oudere werknemers hebben niet de ervaring dat ze zo gewild zijn: uit Zinsmeisters eigen onderzoek blijkt dat slechts 5 procent van de bedrijven en organisaties in de regio Amsterdam nog 40-plussers uitnodigt voor sollicitatiegesprekken.
En ‘zittend personeel’ voelt zich evenmin gekoesterd, constateert Zinsmeister: “Oudere werknemers zijn ervaren, willen graag hun vakmanschap inzetten voor de organisatie, en hebben daarvoor behoefte aan een zekere autonomie. Maar daar is de aansturing niet op gebaseerd: in steeds meer sectoren wordt gewerkt met protocollen, keurmerken, rapportages enzovoort. Iedereen heeft het razend druk met het uitvoeren van de regels, niet met het uitoefenen van een vak. Het beste wat de oudere, ervaren werknemer nog voor elkaar kan krijgen is, cynisch genoeg, dat hij genoeg ruimte weet te creëren om de regels te ontduiken, zijn werk te doen zoals hij vindt dat het gedaan moet worden, en dat te maskeren”.

Kosten gaan voor duurzaamheid
Waarderen werkgevers of middenmanagers het vakmanschap van oudere werknemers dan niet? Misschien wel, meent Zinsmeister: “Maar het is niet iets waarop wordt afgerekend. Kostenreductie gaat voor duurzaam ondernemerschap. Werkgevers worden niet aangespoord, laat staan verplicht om te investeren in het aan de slag houden van oudere werknemers. Natuurlijk zou ik dat liever anders zien. Maar zeker op dit moment, nu er sowieso te weinig werk is, ben ik niet optimistisch”.

Joop Zinsmeister (Rotterdam, 1958) studeerde politicologie en economische en organisatiesociologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast volgde hij de eerstegraads opleiding maatschappelijke vorming. Hij werkte onder andere als docent, lopende bandwerker, P&O-er, stuwadoor, drukker en muzikant. Sinds 1988 is hij docent aan de Hogeschool van Amsterdam; tegenwoordig geeft hij vooral les bij de opleiding Human resource management (HRM). Hij promoveerde op 29 augustus aan de Radboud Universiteit Nijmegen op zijn proefschrift Oud is wijs genoeg. Een studie naar de inzet van de arbeidsvermogens van oudere werknemers. Zie voor proefschrift: https://repository.ubn.ru.nl/handle/2066/111761

Samenvatting proefschrift Oud is wijs genoeg, Hogeschool van Amsterdam, 29 augustus 2012: www.hva.nl

Wat willen politieke partijen met de Geestelijke Gezondheidszorg?

Hoe denken politieke partijen over belangrijke thema’s binnen de Geestelijke Gezondheiddzorg? De website Kies voor GGz kan helpen bij het maken van een keuze op de verkiezingsdag van 12 september 2012.

De VVD wil de eigen bijdrage voor de GGz schrappen en vervangen door een systeem van eigen betalingen voor zowel de GGz als de somatische zorg. D66 wil alleen voor lichte behandelingen in de GGZ een eigen bijdrage vragen, net als in de overige zorg.
Het CDA houdt vast aan de huidige opzet, maar wil zorgmijding voorkomen door de zwakkere groepen te ontzien. Deze en andere partijstandpunten met betrekking tot de GGz zijn op deze site te vinden.

De website biedt informatie die door de politieke partijen is aangeleverd aan de hand van zeven verschillende vragen over:

  • de toekomstvisie op de GGz
  • eigen verantwoordelijkheid burger
  • het belang van preventie
  • de eigen bijdrage in de GGz
  • toegankelijkheid van de zorg
  • maatschappelijke participatie
  • stigmatisering

Kies voor GGz is een gezamenlijk initiatief van GGz Nederland, het Nederlands Instituut van Psychologen, Phrenos, het Landelijk Platform GGz, de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en het Trimbos-instituut.

Ga naar www.kiesvoorggz.nl (Website is opgeheven).

Zo willen politieke partijen bezuinigen op onderwijs

Op de blog van journalist Ronald Buitelaar staat een handig overzicht van de wijzen waarop politieke partijen willen bezuinigen op het onderwijs.

VVD

De gratis schoolboeken worden teruggedraaid zonder compensatie via de WTOS. Dit leidt tot een besparing van 0,3 mld euro.

De VVD kort 0,2 mld euro op het budget voor zorgleerlingen.

De regeling impulsgebieden wordt afgeschaft. Hierdoor wordt 0,2 mld euro bezuinigd op achterstandsmiddelen voor scholen in specifieke postcodegebieden.

De publieke bekostiging voor deelnemers ouder dan 30 jaar in het mbo onderwijs wordt stopgezet. Dit leidt tot een besparing van 0,2 mld euro.

Maatschappelijke stages worden afgeschaft. Dit bespaart 0,1 mld euro.

De VVD kort 0,1 mld euro op het hoger onderwijs.

In het hoger onderwijs wordt een sociaal leenstelsel ingevoerd, waarbij de basisbeurs en aanvullende beurs in zowel de bachelor- als de masterfase worden
vervangen door een lening. Deze maatregel geldt alleen voor nieuwe gevallen. Dit leidt tot een bezuiniging van 0,1 mld euro in 2017 en 1,0 mld euro structureel.

De VVD zet de ov-studentenkaart om in een ov-trajectkaart. Dit levert structureel 0,1 mld euro op.

PvdA

Het aantal subsidies in het onderwijs inclusief het groene onderwijs wordt beperkt met 0,3 mld euro.

Door de introductie van de vakscholen wil de PvdA de opleidingsduur in het vmbo en mbo bekorten. Dit leidt tot een besparing van 0,2 mld euro.

Het bekostigingsmodel in het voortgezet onderwijs wordt vereenvoudigd (0,1 mld euro). In de bekostigingssystematiek komen leerlingkenmerken centraal te staan in
plaats van schoolkenmerken.

De PvdA voert een sociaal leenstelsel in, dat de basisbeurs in de bachelor en masterfase vervangt. Deze maatregel geldt alleen voor nieuwe gevallen. Dit leidt tot
een ombuiging van 0,1 mld euro in 2017 en 0,8 mld euro structureel vanaf 2035.

Door het samenvoegen van de kenniscentra in het MBO bespaart de PvdA 0,1 mld euro.

Het aantal opleidingen in het mbo en het hoger onderwijs wordt teruggebracht, resulterend in een besparing van 0,2 mld euro.

De PvdA bezuinigt 0,1 mld euro op groen onderwijs.

De PvdA schaft de maatschappelijke stages af, dat leidt tot een besparing van 0,1 mld euro.

De PvdA kort instellingen in het hoger onderwijs met 0,1 mld euro.

Kunstopleidingen gaan strenger selecteren. Hiermee wordt 0,1 mld euro bespaard.

PVV

De PVV kort 1,0 mld euro op de lumpsum voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs.

De PVV kort op het hoger onderwijs en kleinere opleidingen worden samengevoegd. De totale bezuiniging bedraagt 0,2 mld euro.

De investeringen in wetenschap in het kader van het topsectorenbeleid worden teruggedraaid. Dit is een besparing van 0,2 mld euro.

De PVV bezuinigt 0,1 mld euro op middelen voor de kwaliteit van onderwijs en leraren.

Het verdeelmodel voor de bekostiging van scholen wordt vereenvoudigd. Dit bespaart 0,1 mld euro.

De maatschappelijke stages worden afgeschaft. Hiermee wordt 0,1 mld euro bespaard.

De PVV kort op het exploitatiebudget voor het mbo, en voegt kenniscentra van het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven samen. Dit is een besparing van 0,1 mld euro.

Kunstopleidingen gaan selecteren aan de poort. Hiermee wordt 0,1 mld euro bespaard.

CDA

Het CDA wil de studieduur van studenten versnellen door invoering van een nieuw systeem van prestatieprikkels op basis van behaalde studiepunten per jaar. Daarbij
zetten zij in op een besparing van 0,3 mld euro.

Het CDA verlaagt de leerlingbudgetten voor zittenblijvers in het primair en voortgezet onderwijs met 0,3 mld euro.

Het CDA kort 0,1 mld euro op de rijksbijdrage in het hoger onderwijs voor verlaging overhead.

De regeling impulsgebieden wordt afgeschaft. Hierdoor wordt 0,1 mld euro bezuinigd op achterstandsmiddelen voor scholen in specifieke postcodegebieden.

Het CDA bezuinigt 0,1 mld euro in 2017 en 0,5 mld euro structureel op de ovstudentenkaart door deze om te zetten in een studenten-ov-chipkaart met
een reistegoed van maximaal 60 euro per maand.

Het leermiddelenbudget in het voortgezet onderwijs wordt verlaagd resulterend in een besparing van 0,1 mld euro.

Kunstopleidingen gaan selecteren aan de poort waardoor minder studenten deelnemen. Hiermee wordt 0,1 mld euro bespaard.

Het opleidingsaanbod in het hoger onderwijs wordt beperkt, resulterend in een besparing van 0,1 mld euro.

Het CDA buigt 0,1 mld euro om op middelen voor schakelklassen en zomerscholen.

SP

De SP buigt 1,0 mld euro om door een taakstellende korting op de lumpsum, waarbij de taak van salarisadministratie verschuift van de scholen naar de overheid

De gratis schoolboeken worden afgeschaft met herinvoering van de WTOS. Dit leidt tot een besparing van 0,2 mld euro

In het mbo wordt het aantal opleidingen verminderd en worden kenniscentrasamengevoegd. Dit leidt tot een besparing van 0,2 mld euro in 2017 en 0,3 mld euro structureel

De SP kort 0,2 mld euro op enkele specifieke impulsmaatregelen en subsidies voor OCW

De SP bezuinigt 0,1 mld euro op het groen onderwijs door het beëindigen van subsidies

De SP kort 0,1 mld euro op onderzoek in het hbo

De SP voegt kleinere opleidingen samen in het hoger onderwijs. Hiermee wordt 0,1 mld euro bespaard

D66

De gratis schoolboeken worden teruggedraaid met herinvoering van de WTOS. Dit leidt tot een besparing van 0,2 mld euro.

Kleine scholen worden samengevoegd. Dit bespaart 0,2 mld euro.

Maatschappelijke stages worden afgeschaft. Dit bespaart 0,1 mld euro.

In het primair onderwijs wordt de specifieke financiering voor humanistisch vormend en godsdienstonderwijs afgeschaft.

D66 zet de ov-studentenkaart om in een trajectkaart.

In het hoger onderwijs wordt een sociaal leenstelsel ingevoerd, waarbij de basisbeurs in zowel de bachelor- als de masterfase wordt vervangen door een lening.
Deze maatregel geldt alleen voor nieuwe gevallen. Dit leidt tot een bezuiniging van 0,1 mld euro in 2017 en 0,8 mld euro structureel.

GroenLinks

De gratis schoolboeken worden afgeschaft met herinvoering van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Dit is een besparing van 0,2 mld euro

In het hoger onderwijs wordt de basisbeurs in de bachelor- en masterfase afgeschaft en vervangen door een sociaal leenstelsel. Deze maatregel geldt alleen voor nieuwe
gevallen. Dit leidt tot een bezuiniging van 0,1 mld euro in 2017 en 0,8 mld euro structureel.

De subsidies voor de sectorraden en pedagogische studiecentra worden afgeschaft. Dit is een besparing van 0,1 mld euro.

ChristenUnie

De ChristenUnie buigt 0,2 mld euro om in 2017 en structureel 0,3 mld euro door de klassen in het primair onderwijs te vergroten.

De regeling impulsgebieden wordt afgeschaft. Hierdoor wordt 0,1 mld euro bezuinigd op achterstandsmiddelen voor scholen in specifieke postcodegebieden.

Het verdeelmodel voor de bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt vereenvoudigd inclusief een lumpsumkorting. Daarnaast beperkt de ChristenUnie het
aantal subsidies. Dit bespaart 0,1 mld euro

De ChristenUnie wil de uitwonende beurs beperken met 0,1 mld euro door studenten die woonachtig zijn in de omgeving van hun ouderlijk huis niet langer voor een
uitwonende beurs in aanmerking te laten komen.

De ChristenUnie vermindert het aantal opleidingen in het mbo en in het hoger onderwijs en buigt zodoende 0,1 mld euro om.

Kunstopleidingen gaan selecteren aan de poort waardoor minder studenten deelnemen. Hiermee wordt 0,1 mld euro bespaard.

Het bekostigingsmodel in het voortgezet onderwijs wordt vereenvoudigd (0,1 mld euro). In de bekostigingssystematiek komen leerlingkenmerken centraal te staan in plaats van schoolkenmerken.

De ChristenUnie wil het zittenblijven beperken en de doorstroom bevorderen en buigt zodoende 0,1 mld euro om.

Alle mbo’ers, hbo’ers en wo’ers krijgen op het reizen met het ov een korting van circa 80-90% op het reguliere tarief, minderjarige mbo-studenten gaan aanmerkelijk
goedkoper reizen. De maatregel wordt budgetneutraal ingevoerd per 2016.

SGP

De SGP bespaart 0,5 mld euro door het wettelijk collegegeld in de bachelorfase te verhogen .

De SGP kort 0,5 mld euro op de middelen voor het onderwijsachterstandenbeleid door de gewichten- en impulsregeling af te schaffen.
Mbo-deelnemers van 30 jaar en ouder gaan hun opleiding zelf bekostigen. Daarnaast wordt de kwalificatiestructuur in het mbo vereenvoudigd en worden leerlijnen
verkort en geïntensiveerd.

De totale bezuiniging is 0,3 mld euro.

De SGP bezuinigt 0,1 mld euro op passend onderwijs

De SGP ziet af van experimenten met begin- en verplichte eindtoetsen in het primair onderwijs en experimenten met verplichte diagnostische toetsen in het voortgezet
onderwijs. Daarnaast zet de SGP het actieplan ‘beter presteren’ stop. Dit is in totaal een bezuiniging van 0,1 mld euro

De specifieke subsidies voor onderwijsvernieuwing in het groen onderwijs worden beëindigd. Dit is een besparing van 0,1 mld euro

Kunstopleidingen gaan selecteren aan de poort waardoor minder studenten deelnemen. Hiermee wordt 0,1 mld euro bespaard

DPK –  Democratisch Politiek Keerpunt

De basisbeurs in de bachelor- en masterfase wordt afgeschaft en vervangen door een renteloos sociaal leenstelsel. In 2017 wordt hiermee nog niets bespaard. Structureel
wordt 0,4 mld euro bespaard.

De gratis schoolboeken worden afgeschaft met herinvoering van de WTOS. Dit is een besparing van 0,2 mld euro.

Het DPK buigt 0,2 mld euro op passend onderwijs om.

De publieke bekostiging voor deelnemers ouder dan 30 jaar in het mbo wordt stopgezet. Dit leidt tot een besparing van 0,2 mld euro.

Het DPK buigt 0,1 mld euro om op middelen voor de kwaliteit van onderwijs en onderwijspersoneel.

Het DPK investeert 0,2 mld euro minder in wetenschap in het kader van het topsectorenbeleid.

Zie Zo willen politieke partijen bezuinigen op onderwijs, Ronalds Onderwijsblog, 30 augustus 2012: https://ronaldsonderwijsblog.blogspot.com

Betere leerprestaties bij goede relatie met leraar

Debora Roorda  van de afdeling Pedagogiek, Onderwijskunde en Lerarenopleiding aan de Universiteit van Amsterdam deed literatuuronderzoek naar het verband en de relatie tussen leerkrachten en leerlingen, en de betrokkenheid bij school en de schoolprestaties van leerlingen.

Leerlingen blijken meer betrokken te zijn en beter te presteren als ze een goede relatie met de leerkracht hebben, vooral naarmate ze ouder zijn. Het verband tussen positieve, warme relaties en meer betrokkenheid en betere schoolprestaties is groter in het voortgezet onderwijs, terwijl negatieve, conflictvolle relaties juist een sterker (negatief) effect hebben op de betrokkenheid en schoolprestaties van basisschoolkinderen.

Een goede relatie met de leerkracht blijkt vooral belangrijk te zijn voor leerlingen met een lage sociaaleconomische status en leerlingen met leerproblemen. Daarnaast deed Roorda empirisch onderzoek om inzicht te krijgen in de feitelijke interacties tussen leerkrachten en kleuters en de mogelijkheid om deze interacties te verbeteren. Leerkrachten blijken minder vriendelijk en ondersteunend te zijn naar storende kinderen, terwijl deze leerlingen zelf niet minder vriendelijk zijn naar de onderwijzer. Ook gedragen docenten zich dominanter naar teruggetrokken kinderen, die hierdoor steeds passiever worden. In een ander onderzoek kregen leerkrachten een interpersoonlijke vaardigheidstraining om de relatie met teruggetrokken kinderen te verbeteren. De training had geen effect op de kinderen maar wel op de leerkrachten. Die gedroegen zich na de training minder dominant. Daardoor ontstond er meer ruimte voor eigen inbreng van het kind.

D.L. Roorda promoveert op 4 september 2012 om 14.00 uur in de Agnietenkapel, Oudezijds Voorburgwal 231, Amsterdam. Titel promotieonderzoek: Teacher-Child Relationships and Interaction Processes: Effects on Students’ Learning Behaviors and Reciprocal Influences Between Teacher and Child.

Meer over promotie: Leerkrachten dominanter tegen teruggetrokken kinderen, Universiteit van Amsterdam, 4 september: www.uva.nl

Ouders verliezen massaal vertrouwen in Nederlands onderwijs volgens J/M Ouders

Het vertrouwen van ouders in het Nederlandse onderwijs is de afgelopen drie jaar dramatisch gedaald, van 58 naar 34 procent. Dat is een ongekende verschuiving. De lat moet volgens hun flink omhoog: strengere leerkrachten, hardere exameneisen, betere feitenkennis, minder zelfontplooiing, maar de prestatiedruk mag niet verder toenemen. Nu al vindt meer dan de helft die te hoog.

Dit blijkt uit een representatief onderzoek naar opvoeden in Nederland in al zijn facetten onder 600 ouders van kinderen tussen de 4 en 16 jaar, uitgevoerd door bureau RM Interactive in opdracht van het maandblad J/M voor Ouders en gepubliceerd in het  septembernummer van 2012.

Ouders zijn ook kritisch over de opvoeding van andere ouders: die zijn niet streng genoeg (71 procent) en verwennen hun kinderen te veel (68 procent). Maar liefst 85 procent ergert zich aan andermans kinderen. Hun eigen opvoedstijl noemen ze daarentegen consequent en beschermend.
“In vergelijking met eerdere J/M-opvoedonderzoeken zijn ouders tobberiger, kritischer, vermoeider en geïrriteerder geworden,”,zegt J/M-onderzoeksredacteur Anne Elzinga: “Het ís natuurlijk ook geen onbezorgde tijd. Het imago van het onderwijs heeft een knauw opgelopen. Ook hebben gezinnen te maken met de crisis. Bijna de helft heeft steeds meer moeite om de eindjes aan elkaar te knopen”. Gelukkig hebben hun kinderen daar voorlopig weinig last van: zij zijn de laatste post waarop ouders bezuinigen.

Jaarlijks laat J/M een groot, representatief onderzoek doen onder ouders, waarvan de resultaten in het septembernummer bekendgemaakt worden. Het huidige onderzoek is deels een herhaling van de onderzoeken uit 2007: Opvoeden in het algemeen en 2009:  Onderwijs. Eerdere onderzoeken zijn o.a. uitgevoerd naar de kloof tussen ouders en bewust kinderlozen (september 2008), de neiging tot overbescherming van ouders (september 2010) en de opvoeding in een multiculturele samenleving (september 2011). Aan alle onderzoeken is in de media uitgebreid aandacht besteed.

Zie voor commentaar op dit onderzoek het Blogcollectief Onderzoek Onderwijs waar Dick van de Wateren het J/M onderzoek onderwierp aan de “checklist Peilingen beoordelen” van het CBS. Toen hij dat had gedaan verzuchtte hij:
“De niet of slecht onderbouwde conclusies van ……het J/M onderzoek kunnen in het onderwijsdebat een eigen leven gaan leiden met alle rampzalige gevolgen vandien. Daarom loont het de moeite om dit soort onderzoeken kritisch te bekijken. Overdreven? Ik heb zo langzamerhand nog maar weinig vertrouwen in degenen die het onderwijsbeleid in de Lage Landen maken en op de bronnen waarop die dat beleid baseren.
We zijn op onszelf aangewezen, jongens en meisjes. Maar dat is meteen onze kracht”.

Ouders verliezen massaal vertrouwen in Nederlands onderwijs, J/M voor Ouders: www.jmouders.nl (Artikel niet meer beschikbaar op site J/M Ouders).

Kwaliteit van onderzoek in de media kun je zelf beoordelen, Dick van der Wateren, Blogcollectief Onderzoek Onderwijs, 27 augustus 2012: http://onderzoekonderwijs.net

Klik hier voor document Peilingen beoordelen, een checklist door Centraal Bureau van de Statistiek, 20 augustus 2012: https://peilingpraktijken.nl/wp-content/uploads/2014/06/checklist.pdf

Verkiezingen en zorg

Hoe denken de politieke partijen over de zorg? Wat staat er in hun verkiezingsprogramma over ouderenzorg, eerstelijnszorg, AWBZ, zorginstellingen, het PGB, de indicatiestelling?

Het tijdschrift voor verpleegkundigen Nursing heeft op zijn website een overzicht  gemaakt van de belangrijkste standpunten t.a.v. de zorg van CDA, VVD, PVV, PvdA, SP, D66, ChristenUnie en GroenLinks.

Lees ook de reacties op de site of bekijk de peiling met de vraag naar uw politieke voorkeur in het stemhokje van 12 september 2012. Zie ook verder op de site onder Verkiezingsnieuwtjes over zorg en politiek.
Zorg-standpunten per politieke partij, Nursing, 9 augustus 2012: www.nursing.nl

Verkiezingen en onderwijs

RTL Nieuws heeft een overzicht gemaakt van wat de politieke partijen zeggen over het onderwijs in hun verkiezingsprogramma’s: PvdA, SP, GroenLinks, D66, CDA, VVD, PVV, ChristenUnie, 50-plus partij, Partij voor de Dieren en Democratisch Politiek Keerpunt.

Op de site staat overigens ook vermeld wat de partijen te zeggen hebben over zorg, werken, wonen, Europa en bezuinigingen.

Ga naar Partijprogramma’s verkiezingen 2012: onderwijs, RTL Nieuws, 24 augustus 2012: https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/artikel/2886981/partijprogrammas-verkiezingen-2012-onderwijs (Niet meer beschikbaar)

“Het goede doen” heeft overhand in keuzes van huisartsen

proefschrift bekostigingssysteemDe manier waarop huisartsen worden betaald heeft beperkt effect op de betaalbaarheid en kwaliteit van de zorg. Ethiek en richtlijnen lijken grote verschillen daarin tegen te gaan, blijkt uit proefschrift van Cristel van Dijk: Changing the GP payment system: do financial incentives matter?Veranderen van het bekostigingssysteem van huisartsenzorg. Doen financiële prikkels ertoe?

Christel van Dijk promoveerde in juni 2012 aan de Universiteit van Tilburg en onderzocht het effect van veranderingen in het honoreringssysteem voor huisartsen. Met de zorgstelselwijziging in 2006 is het onderscheid tussen particulier en ziekenfondsverzekerden afgeschaft en werd een nieuw honoreringssysteem ingevoerd voor huisartsenzorg. Het inschrijftarief voor ziekenfondspatiënten en de betaling per contact voor particulier verzekerden werden vervangen door een gecombineerd system met een inschrijftarief en betalingen per contact voor iedereen.
Van Dijk: “Bij voormalig ziekenfondsverzekerden en particulier verzekerden zien we dezelfde trends in geleverde zorg. De verandering in honorering leidt niet tot grote verschillen in het aantal contacten, de toegankelijkheid, de lengte van de contacten en het volgen van de richtlijnen.”

In de wetenschappelijke literatuur en theorie wordt ervan uitgegaan dat de reactie van huisartsen op veranderingen in honorering wordt beïnvloed door hun inkomen, vrije tijd en de voldoening die zij halen uit hun vak, kortom ‘het goede doen voor de patiënt’ of de professionele moraal.

Van Dijk: “Het beperkte effect van het honoreringssysteem wijst erop dat de professionele moraal, ‘het goede doen’, de overhand heeft in de keuzes die huisartsen maken in Nederland. Er zijn echter ook aanwijzingen in de internationale wetenschappelijke literatuur dat sterke financiële prikkels, zoals betalingen per contact of voor kwaliteit, de motivatie van huisartsen om ‘het goede te doen’ voor de patiënt kunnen gaan tegenwerken. Het is belangrijk dit soort onbedoelde gevolgen van prikkels mee te wegen bij het ontwerpen van nieuwe honoreringssystemen voor huisartsen.”

Voor haar het onderzoek heeft Van Dijk gebruik gemaakt van gegevens van 2002 tot en met 2008 uit elektronische patiëntendossiers van huisartsenpraktijken die deelnamen aan het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH). De LINH-database beschikt over gegevens over diagnoses, voorgeschreven geneesmiddelen, verwijzingen en declaraties van ongeveer 90 huisartsenpraktijken en 350.000 patiënten.

Proefschrift Changing the GP payment system. Do financial incentives matter? door Christel E. van Dijk: www.nivel.nl

Zie ook Arts geeft weinig om geldprikkels, Science Guide, 18 juni 2012: www.scienceguide.nl

Kritiek op een evidence-based benadering van onderwijs

Op het Blogcollectief Onderzoek Onderwijs staat een artikel van de hand van H. Minkema over Kritiek op een evidence-based benadering van onderwijs, in het bijzonder didactiek.
Hij noemt daarin het in januari 2006 gepubliceerde rapport Naar meer evidence-based onderwijs van de Onderwijsraad.
Het rapport was een pleidooi om het onderwijs meer evidence-based te maken als uit onderzoek mocht blijken dat een bepaalde lespraktijk of methode voordelen biedt of nadelen verkleint. Bij dit advies heeft de Raad zeker ook de (vak)didactiek op het oog: men heeft het over ‘bewezen effectieve taalmethoden’, ‘nieuwe lesboeken’ of ‘kleinere groepsgrootten’.

De Raad heeft een kennelijk vertrouwen in de brede toepasbaarheid van de resultaten van de onderwijswetenschappen: als hoofdprobleem ziet men dat die te weinig worden ‘benut’ en te weinig ‘verzameld en verzilverd’. Kortom: uit de onderwijskunde groeien prachtige bloemen. Maar waarom wil het onderwijs die maar niet plukken? vraagt Minkema zich af?

Minkema is leraar Nederlands en gepromoveerd onderwijsonderzoeker en vakdidacticus: “Als ‘mediator’ (niet mijn term) tussen onderwijs en onderzoek heb ik wel eens idee waar er kinken in de kabels zitten. Zo vind ik het jammer dat veel leraren niet of nauwelijks kennisnemen van onderwijsonderzoek, laat staan er enthousiast aan deelnemen; maar betreur eveneens dat onderwijsonderzoekers zelden ervaren zijn in of goed zicht hebben op de onderwijspraktijk. Dat van meet af uit elkaar groeien tussen beroepspraktijk en wetenschappelijke studie leidt tot een nogal ongelukkig huwelijk; het bemoeilijkt een vruchtbare uitwisseling van wensen, opvattingen en ervaringen. Daardoor houden leraren en onderwijs­onderzoekers er wederzijdse karikaturen op na.
Uit mijn functie zou men misschien afleiden dat ik voorstander ben van die evidence-based benadering van onderwijsvernieuwingen, die worden ‘benut’ mits het effect ervan eerst naar wetenschappelijke maatstaven is gebleken. Maar dat is toch niet zo. Althans niet op het voor de onderwijskwaliteit belangrijke terrein van de didactiek – de manier waarop een leraar lesgeeft en als gevolg daarvan zijn leerlingen leren”.

De scholen bepalen hoe ze het onderwijs inrichten
Volgens Minkema is onderwijs geen geneeskunde. In de geneeskunde heeft de evidence based benadering al een decennium een flinke poot aan de grond: “Hartstikke interessant (mijn vrouw is internist en een pleitbezorger van evidence-based medicine). Maar op minstens twee wezenlijke punten verschillen onderwijs en geneeskunde van elkaar, hetgeen toepassing van de evidence-based benadering in de didactiek tot een hachelijke onderneming maakt.
Met mijn kritiek stel ik vast een aantal collega-onderzoekers teleur, want zij zien – met de beste bedoelingen – graag dat de resultaten van hun didactische of (toegepast!) onderwijskundige onderzoek in de praktijk worden ‘geïmplementeerd’. Maar ik vind dat noch OCW noch de wetenschap over didactische aangelegenheden gaan. Dat heeft ook te maken met het welbekende onderscheid tussen het ‘wat’ en het ‘hoe’ van onderwijs: de overheid bepaalt een minimum aan ‘wat’ geleerd moet worden op school en de scholen bepalen zelf ‘hoe’ ze dat onderwijs inrichten”.

Minkema gaat verder met het benoemen van de verschillen tussen geneeskunde en onderwijs en die tussen leraren, klassen en leerlingen onderling: “Het menselijke, gevarieerde aspect – zowel van leraar als van leerling – en de daarmee samenhangende keuzes leggen in de effectiviteit van onderwijs feitelijk veel meer gewicht in de schaal dan in de geneeskunde. Omdat dat menselijke aspect vele vormen kent, vele gedaanten op hetzelfde moment in een klaslokaal, en ook nog eens wisselt over de momenten (humeur), is hier met een evidence-based protocol geen peil op te trekken. Het onderwijs is maar gedeeltelijk maakbaar of voorspelbaar, en de effectiviteit van de te maken keuzes  is nauwelijks bewijsbaar. Dat betekent niet: helemaal niet. Maar aanzienlijk minder dan de evidence-based benadering ons wil doen geloven”.

Leraren zijn geen uitvoerders van andermans ideeën. Volgens Minkema kunnen…”Alleen de leraren zelf hun eigen plussen en minnen en die van hun leerlingen voldoende in ogenschouw nemen om verstandige beslissingen te nemen over ‘wat werkt’ op een gegeven moment, voor een gegeven doel”.

Ethiek ontwikkelen dat onderwijsonderzoek kansen op beter onderwijs biedt
Maar, leraren hebben daarnaast ook een boodschap aan didactisch onderzoek: “Zoals gezegd ben ik naast leraar ook onderwijsonderzoeker en vakdidacticus, en niet voor niks natuurlijk. Net als mijn collega-onderzoekers ben ik een optimist, en meen dat er steeds verstandiger theorieën en adviezen mogelijk zijn over onderwijs en didactiek, die de willekeur overstijgen (dat is al heel wat). Daarbij moeten we domweg onze beperkingen kennen, erkennen, en ernaar handelen. Didactisch onderwijsonderzoek kan en moet relevante ideeën testen, die didactische beslissingen in de beroepspraktijk schragen. Conclusies uit dergelijk onderzoek moeten niet als ‘richtlijn’ aan de politiek worden aangeboden, of aan de schoolleiding ter ‘implementatie’. Maar ze kunnen dienen als gefundeerd ‘advies’ aan de leraren, en wel vrijblijvend. Want leraren willen best wel weten welke rekendidactiek of kaartlees-strategie of groeperingsvorm bij hun collega’s voordelen bleek te hebben boven andere – al is dat dan nog niet in hun eigen setting vastgesteld. En zij kunnen in hun eigen setting de kwaliteit daarvan beproeven, desnoods in aangepaste vorm. Dat is hun verantwoordelijkheid, niet die van de onderzoekers.
Leraren zouden van hun kant de ethiek moeten ontwikkelen dat onderwijsonderzoek kansen biedt, kansen op beter onderwijs. En dat goed onderwijs geven meer is dan vasthouden aan gewoontes of zomaar wat aanmodderen. Het is belangrijk dat we blijven zoeken naar vormen van beter onderwijs, effectiever en efficiënter onderwijs, motiverender onderwijs.
Het is belangrijk dat leraren zich daar actief (meedoen) of passief (lezen over) in verdiepen”.

Blijven zoeken i.p.v.  overgaan op evidence-based onderwijsvernieuwingen
Minkema besluit met te schrijven dat…”‘blijven zoeken’ op zichzelf ook een reden is om niet over te gaan op het implementeren van evidence-based onderwijsvernieuwingen. Want stilstand is achteruitgang. Als we morgen het protocol ‘groepsspreekbeurten’ algemeen verplichtend zouden invoeren omdat ‘uit onderzoek blijkt’ dat leerlingen er wat meer van leren dan van solistische spreekbeurten (‘significant op p=0.01, met een effectgrootte van 0,3 s.d.’), dan staat de ontwikkeling van die didactiek stil. Als onderwijzers twintig jaar geleden de didactiek van het ‘realistisch rekenen’ verplicht hadden moeten uitventen omdat dit toen onderzoeksmatig de beste optie leek, hadden we nu niet gerede aanleiding gezien om op onze schreden terug te keren en de basisvaardigheden hernieuwde aandacht te geven. Juist in de variëteit aan didactieken die leraren voor zichzelf toepassen, ook de conservatieven onder ons, schuilt de mogelijkheid tot ervaring en vergelijking. Dat is een groot goed, dat gekoesterd moet worden”.

Als we dat niet doen, dan krijgen we te maken met horrorscenario’s waarmee het onderwijs in Californië te maken kreeg. Autoriteit en vakmanschap van leraren worden daar miskend. Leerkrachten mogen alleen nog de van hogerhand voorgeschreven tekst van schoolboeken volgen.

Klik hier voor de blog Kritiek op een evidence-based benadering van onderwijs, in het bijzonder didactiek van H. Minkema op Blogcollectief Onderzoek Onderwijs, 20 augustus 2012: https://onderzoekonderwijs.net