Skip to main content

Redactie Beroepseer

Van waarde: sociaal-democratie voor de 21ste eeuw

De Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijke bureau voor de Partij van de Arbeid, heeft op zaterdag 16 februari 2013 in de Rode Hoed in Amsterdam de resultaten van het “Van waarde-onderzoek” gepresenteerd in het manifest Van waarde, Sociaal-democratie voor de 21ste eeuw. Het is een visie die de sociaal-democratische waarden gebruiksklaar maakt voor de huidige tijd.

omslag van waardeMeer dan twee jaar geleden kwam een kleine groep mensen regelmatig bijeen – de Kompasgroep genaamd – om van gedachten te wisselen over de toekomst van de sociaal-democratie. Bindmiddel was in eerste instantie vooral het gevoel dat het na Paars en na de kabinetten met Balkenende tijd was om langer stil te staan bij de pretenties van de progressieve politiek. Het zou niet gaan over de techniek van investeren of bezuinigen, maar over richting en noodzaak van een heroriëntatie.
In het onderzoek naar een nieuwe koers stonden drie vragen centraal: Wat is van waarde? Hoe staat dat onder druk? En wat kunnen we daaraan doen?

Aan de gesprekken namen o.a. deel: Felix Rottenberg, Lodewijk Asscher, Paul de Beer, Hans Boutellier, Rutger Claassen, Job Cohen, Heleen de Coninck, Wout Cornelissen, Mark Elchardus, Michiel Emmelkamp, Anton Hemerijck, Kees Schuyt, Adriaan van Veldhuizen, Adnan Tekin en Evelien Tonkens. Ook de stafleden van de Wiardi Beckman Stichting waren erbij betrokken. Zij gingen het land in voor interviews met mensen over hun zorgen en hun dromen, en over de manier waarop zij problemen oplossen waar ze tegenaan lopen.
Verder schreven in 2011 en 2012  tientallen wetenschappers artikelen voor themanummers van het tijdschrift S&D in het kader van het Van waarde-onderzoek. Ook hun ideeën zijn terug te vinden in het manifest.
Een van die artikelen, getiteld Goed werk is een doel, geen middel, is geschreven door Thijs Jansen, Gabriël van den Brink en Jos Kole, redacteuren van het in 2009 verschenen boek Beroepstrots. Een ongekende kracht. Het artikel begon met: “Het is de hoogste tijd voor een alternatieve besturingsfilosofie die uitgaat van de deskundigheid, vaardigheid, beroepsethiek en intrinsieke motivatie van degenen die op de werkvloer het echte werk doen”.

Goed werk, een van de vier doelen van de nieuwe koers

In het manifest Van waarde staat: “In de gesprekken die we voerden, resoneren vier klassieke sociaal-democratische waarden: mensen hebben behoefte aan bestaanszekerheid, aan goed werk, aan verheffing, en aan binding. Dat zijn blijvende doelen van de sociaal-democratie, dat is wat de sociaal-democratie van waarde acht.
Die vier doelen vormen samen een visie op het goede leven en op het goede samenleven. Aan het individu bieden ze een behoorlijk levensniveau en sociale veiligheid; de mogelijkheid je te ontplooien in je werk, buiten je werk en via je werk; de kans je te verheffen, het beste van jezelf te maken; en de kans die bindingen te zoeken die het leven mogelijk en aangenaam maken. Ze bieden zeggenschap en greep op het leven. Kortom: zij bieden vrijheid in de volle betekenis van het woord”.

Het manifest Van waarde wordt begeleid door twee andere publicaties:
1. Een boek met interviews met mensen uit het land, getiteld Vooruit. De verzwegen politiek van het dagelijks leven. Daarin staan gesprekken met leraren, verplegers, agenten, kleine ondernemers, marktkooplui, jonge migrantenvrouwen, fotografen, schoonmakers, buschauffeurs, onderzoekers, lokale ambtenaren en rijksambtenaren.
2. Een bundel met artikelen uit de themanummers van S&D die als bouwstenen dienden voor het project, getiteld Tegenwicht. Waarom waarden ertoe doen. Hierin staat ook het artikel Goed werk is een doel, geen middel.

Het manifest Van waarde is in een online versie verschenen en in druk bij uitgeverij Van Gennep. Downloaden op site van Wiardi Beckman Stichting: www.wbs.nl

Artikel in S&D no 9/10, 2011: Goed werk is een doel, geen middel door Thijs Jansen, Gabriël van en Brink en Jos Kole. Te downloden op AnZdoc: https://anzdoc.com/goed-werk-is-een-doel-geen-middel.html

Zie ook Tegenwicht – Waarom waarden ertoe doen, onder redactie van Menno Hurenkamp, Annemarieke Nierop en Monika Sie Dhian Ho, Van Gennep, Amsterdam, februari 2013. Downloaden op site Wiardi Beckman Stichting: www.wbs.nl

Lancering van plan voor Gids naar Goed Werk in het onderwijs

Jelmer Evers en René Kneyber hebben in deze derde week van februari 2013 het plan gelanceerd een bundel met artikelen te redigeren en te publiceren over goed onderwijs die in het najaar 2013 moet gaan verschijnen. Titel: Het Alternatief: Een gids naar Goed Werk in het onderwijs.
Docenten en onderwijsdeskundigen uit binnen- en buitenland worden momenteel uitgenodigd een bijdrage aan het boek te leveren. Een aantal heeft al toegezegd. Uit het buitenland Pasi Sahlberg, auteur van het boek Finnish Lessons en de Amerikaanse hoogleraar Howard Gardner. De namen van een twaalftal Nederlandse auteurs zijn inmiddels ook bekend en worden vermeld op de website.

Evers en Kneyber zijn beiden docent. Evers heeft meegewerkt aan de documentaire Les van de leraar, uitgezonden op televisie op de Dag van de leraar in oktober 2012. Evers geeft geschiedenis op de school voor havo/vwo UniC in Utrecht. Hij geeft les op maat aan zijn leerlingen en zet volop internet in. Geen klassikale instructies meer, maar YouTube-colleges. Flipping the classroom wordt dat genoemd, ofwel het omdraaien van de les.
René Kneyber, docent wiskunde op het Oosterlicht College in Nieuwegein, schreef een aantal boeken over orde en gezag: Orde houden in het vmbo, Orde houden in het voortgezet onderwijs en het praktijkboek De ordegenerator. Kneyber is een van de redacteuren van het in 2012 verschenen boek Gezagsdragers: de publieke zaak op zoek naar haar verdedigers.

Evers en Kneyber schrijven en vertellen:
“Iedereen wil dat er in het onderwijs goed werk geleverd wordt. Leerlingen en ouders willen goed onderwijs, onderwijzers willen goed werk leveren. Ook het politiek bestuur wil dat het onderwijs het goed doet. Het is ook duidelijk dat een autonome, professionele, zich ontwikkelende leerkracht die trots is op zijn vak dit goede werk kan leveren. Maar hoe ontstaat er een cultuur in scholen waarin deze leerkrachten tot hun recht komen en de ruimte krijgen? Wat is hierin de rol voor schoolleiders en voor docenten? Hoe organiseren we scholen zodat het vakmanschap volledig tot uiting kan komen? Dat is voor het onderwijs de eerste belangrijke vraag.

De tweede, hiermee samenhangende vraag is die van het conflict. Het conflict tussen koopmansgeest (sturen op resultaten en rendement) en die van meesterschap (vakmanschap en bezieling op de werkvloer). Met een steeds groter wordende verantwoordingsplicht en een nadruk op toetsen verdwijnt de bezieling uit het onderwijs.

Tenslotte: wie altijd maar verteld wordt wat hij moet doen zal niet meer de vraag stellen wat hij zelf wil. Maar het onderwijs helemaal vrij laten is dat verstandig? Waar zit het juiste evenwicht?

Dit zijn vragen die we onszelf nadrukkelijker moeten stellen in het onderwijs, maar die eigenlijk op de achtergrond zijn verdwenen. Het is zoek geraakt. Zo kan het gebeuren dat een school na de examens verplicht blijft lesgeven om aan de urennorm te voldoen, op last van de inspectie. Dat goede vakmensen zonder diploma van het ROC gaan omdat ze niet kunnen rekenen en dat het toetsen – en nog meer – toetsen steeds belangrijker wordt in het onderwijs. Tijd dat we daar een gezond alternatief voor gaan bieden!”

Beide redacteuren zijn momenteel druk bezig financiën te verzamelen via crowdfunding om de uitgave mogelijk te maken. Een bedrag van vijf euro is welkom, een bedrag van vijfhonderd of duizend wordt ook hogelijk op prijs gesteld. De gulle gever krijgt ook iets terug voor zijn of haar investering. Kijk op de site van Pitchstar wat dat precies is en waar uitgelegd wordt hoe de financiëring voor het boek in zijn werk gaat. Klik hier (Website is opgeheven)

Meer info over het boek op de site van Goed Werk Gids. www.goedwerkgids.nl (Site is opgeheven)
Bekijk ook de video, 15 februari 2013. Klik hier. 

René Kneyber en Jelmer Evers zijn voortrekker van Beroepseer. Zie meer daarover op https://beroepseer.nl

Resultaten onderzoek naar mening leden Britse onderwijsvakbonden

In 2010 hadden de Britse onderwijsvakbonden de meeste leden van alle vakbonden*). De verklaring was dat  leraren zich aansluiten bij bonden vanwege bescherming tegen onjuiste beschuldigingen. Maar dat was niet  de hele verklaring. De onderwijsstaking van november 2011 had tot gevolg dat twee derde van de scholen dicht ging. Zouden de leraren dan die linkse “ideologen” zijn, voor wie de Britse – conservatieve – Minister van Onderwijs Michael Gove had gewaarschuwd? Als dat zo zou zijn, waarom had dan slechts 40 procent van de leden van de onderwijsvakbonden NASUWT en NUT gestemd voor een staking? Bent u daarover verbaasd?

Loic Menzies was wel verbaasd. Hij is directeur van LKMco, een in het Engelse Cambridge gevestigde “denk-en actietank” voor onderwijs en jeugd. Menzies besloot in 2012 na te gaan waar deze tegenstrijdigheid vandaan kwam. LKMco doet onderzoek naar beleid, voert actie en werkt voor scholen, leraren en onderwijs- en jeugdinstellingen.

Een groots project werd gelanceerd voor onderzoek naar wat leraren en schoolhoofden vinden van onderwijsvakbonden. De opzet was een degelijk, accuraat en onpartijdig onderzoek. Onderdeel daarvan was het verzamelen van video’s waarin leraren konden vertellen waarom ze lid zijn van een vakbond, te zien op de website van LKMco.

De vragen van LKMco:

– Waarom worden leraren en schoolhoofden lid van een vakbond?
– Op grond waarvan maken zij hun keuze van welke vakbond ze lid willen worden?
– Wat verlangen ze vooral van hun vakbond?
– Zijn ze tevreden met  de manier waarop de vakbonden te werk gaan?

Daarnaast zouden ook onderzocht worden:
– De visies van schoolhoofden over de interactie met de vakbonden
– De visies en ervaringen van leraren die geen lid zijn van een vakbond
– Pf recente gebeurtenissen hebben geleid tot verandering van mening over vakbonden

In april 2012 verscheen er een 96 pagina’s tellend rapport met de resultaten van het onderzoek, getiteld Collectivists, Functionalists & Critics: What do teachers think of their unions?

Een greep uit de resultaten:

– De algemene tevredenheid met de vakbonden is erg hoog. Tevredenheid is afhankelijk van de taken van de bonden. De minst gewaardeerde taken zijn die welke de leraren het minst belangrijk vinden, zoals geïnformeerd worden over onderwijs, opvoedkunde en beleid. Ongeveer driekwart van de ondervraagde leraren is tevreden over de vakbond.

– Hoewel de tevredenheid onder de respondenten over het algemeen hoog is ten aanzien van taken die te maken hebben met persoonlijke steun en hulp, is de waardering lager ten aanzien van collectieve zaken zoals brede onderwijsthema’s (49% van de respondenten) en het verbeteren van de positie van de leraar (57% van de respondenten).

– Leraren zijn verdeeld in hun mening over het beter worden van het onderwijs als gevolg van inspanningen van vakbonden. Eenenvijftig procent van de ondervraagden gelooft dat onderwijs beter af is door toedoen van de vakbonden. Vijfenveertig procent vindt dat lid worden van een vakbond de plicht is van elke leraar.

– De leraren die vinden dat de Conservatieve Partij het meest aansluit bij hun ideeën, neigen ertoe minder tevreden te zijn met het actievoeren van de vakbonden (slechts 40%  is tevreden). Ze vinden dat de bonden het onderwijs niet verbeteren (slechts 17% vindt dat onderwijs beter is geworden door toedoen van de bonden). Maar, meer dan zestig procent van de conservatieve respondenten is over het algemeen nog steeds tevreden met de bonden, als de voor hen geldende belangrijkste taken worden uitgevoerd.

– De meeste leraren – bijna driekwart van de respondenten – vindt lidmaatschap “waardevol en de moeite waard”, maar neigt ertoe dat eerder te beschouwen als “noodzakelijk dan wenselijk” (tweederde van de respondenten). Een kwart van de ondervraagde leraren geeft er de voorkeur aan geen lid te zijn van een bond als er een alternatief zou zijn.

– De gebeurtenissen van het afgelopen jaar**) hebben een polariserende werking gehad op de mening van leraren over de vakbonden. Een kwart van de respondenten staat positiever tegenover de bonden en een kwart minder positief.

Collectivisten, functionalisten en critici

De ondervraagden waren ingedeeld in drie categorieën: collectivisten, functionalisten en critici. De indeling is uitsluitend gebaseerd op de houding jegens de bonden.
Collecitivisten hebben sterke gevoelens jegens de bonden. Ze geloven dat vakbonden het onderwijs verbeteren en dat lid zijn een plicht is van elke leraar.

Functionalisten zijn tevreden met de vakbonden maar vinden niet dat ze het onderwijs verbeteren. Ze weten wat zij willen van hun bonden en krijgen het ook. Zij willen deel uitmaken van een organisatie die hun steunt, strijd voert en hen beschermt. Bonden kunnen dat en doen dat. Zoals een leraar het verwoordde: “De enige reden waarom de meeste leraren lid zijn van een vakbond is vanwege juridische bescherming en aansprakelijkheid voor als ze in moeilijkheden raken inzake gebeurtenissen in de klas of een arbeidscontract. Het heeft niets te maken met politieke onderwerpen”. De meeste functionalisten vonden campagne of actie voeren voor het onderwijs “niet erg belangrijk”.

De critici vinden niet dat het onderwijs beter is geworden door toedoen van de bonden. De meesten zijn lid van een vakbond, maar als er een alternatief was, zouden ze het lidmaatschap opgeven. Iemand merkte op dat “ze het beroep nogal schade toebrengen”. Sommigen zijn geen lid van een vakbond maar overwegen een alternatief. Hoewel ze critici zijn, zijn deze leraren niet allemaal ontevreden. Zoals bij de functionalisten, is voor velen de hoofdzaak steun krijgen, en die krijgen ze ook. Ze neigen tot kritiek op die aspecten van het vakbondswerk die niets te maken hebben met steun en bescherming; van staken houden ze niet zo erg. Critici maken ongeveer 15% van de ondervraagden uit

De indeling in drie categorieën leraren noemen de onderzoekers archetypen. Maar, leraren zijn uiteraard niet volledig in te delen en de onderzoekers benadrukken dan ook dat veel leraren zich bewegen tussen de categorieën in. Met deze indeling hopen de onderzoekers verder onderzoek te vergemakkelijken.


Noten:
*) Volgens de Ofice of National Statistics was 27 procent in 2010 van alle werknemers in Groot-Brittannië lid van een vakbond. In het onderwijs was dat bijna het dubbele. Het ledenbestand betreft niet alleen leraren, maar ook ander onderwijspersoneel.

**) Bedoeld zijn de grote stakingen van de publieke sector in 2011 in Groot-Brittannië.

Download hier het volledige rapport: Collectivists, Functionalists & Critics: What do teachers think of their unions? door Loic Menzies, LKMco Ltd., 2012: https://www.edapt.org.uk

Website van LKMco met video’s van leraren over hun lidmaatschap van een onderwijsvakbond: www.lkmco.org

Misschien is het aardig, in een tijd van beschimpen van vakbonden – of meewarig het hoofd over hen schudden – het artikel in het tijdschrift Red Pepper te lezen: Mythbuster: The truth about the unions (november 2011). Zie www.redpepper.org.uk
Ook te downloaden als pdf: https://www.redpepper.org.uk/unionsmythbuster.pdf
In het Nederlands vertaald – Acht mediamythes over de vakbond ontkracht – op de site van DeWereldMorgen.be (14 november 2012): www.dewereldmorgen.be

Uitgelekte memo over plan privatiseren Britse scholen

Volgens een uitgelekte memo is de Britse Minister van Onderwijs, Michael Cove van plan twee typen scholen te privatiseren, de academies en de free schools*). Gove lijkt wel geobsedeerd door deze scholen, aldus dagblad The Independent die over de gelekte memo berichtte. Gove wil dat ze winst kunnen maken en volledig onafhankelijk worden van overheidsbemoeienis.

De uitgelekte notulen van een in oktober 2012 gehouden vergadering van topfunctionarissen van het Ministerie van Onderwijs over de toekomstige financiering van de schoolprogramma’s hebben bij onderwijsvakbonden en de Liberaal-Democratische partij veel consternatie teweeggebracht. Nick Clegg van de Liberaal-Democraten zei vorig jaar nog dat uitbreiding van de privésector uitgesloten was.
Ruim een week geleden leek de minister na protesten van leraren, inspecteurs en de Liberaal-Democratische partij zijn controversiële plannen ten aanzien van GCSE’s General Certificates of Secondary Education – te hebben laten varen. GCSE’s zijn diploma’s in bepaalde vakken voor leerlingen tussen de 14 en 16 jaar. Gove wilde die vervangen door een English Baccalaureate – een prestatie-indicator gekoppeld aan GCSE’s.

Maar nu dit memo dat onthulde hoe Gove’s medewerkers overwegen de “academies in te delen bij de privésector” met als doel te snijden in de kosten. Gove neemt deze radicale stap omdat de enorme toename van academies en free schools teveel geld zou gaan kosten. In de notulen die The Independent heeft ingezien op zondag 10 februari staat te lezen dat het “moeilijk is om te overzien hoe we de toename van de academies en free schools, oplopend tot meer dan 5000, kunnen bekostigen zonder verhoging van het budget”.
Het document bevestigt dat er “risico’s” zijn. Lokale scholen zouden wel eens dwars kunnen gaan liggen en protesteren tegen deze regeling. Er zouden ook nog andere onaangename verrassingen kunnen opdoemen als deze projecten niet goed begeleid worden zoals totnutoe het geval is geweest.

Chris Keates, algemeen secretaris van de onderwijsvakbond NASUWT heeft gezegd dat …”dit niet als een verrassing komt, hoewel wij er geen genoegen in scheppen te zeggen dat we hiervoor al gewaarschuwd hadden. Sinds het academieseringsprogramma van start is gegaan, hebben wij gezegd dat men van plan is zoveel mogelijk scholen in een roofzuchtige keten van zakenlieden onder te brengen. In plaats van dat het Ministerie van Onderwijs zich richt op de discussie over hoe we kinderen, jongeren en leerkrachten het beste kunnen ondersteunen, domineert deze obsessieve nadruk op verandering van structuren die de kwaliteit niet verhogen. Onderwijs is in de greep van vrije markt-handelaren die de prijs van alles kennen, maar nergens de waarde van”.

Christine Blower, algemeen secretaris van de onderwijsvakbond National Union of Teachers heeft gezegd dat de NUT er niet aan getwijfeld heeft dat onvoorwaardelijke privatisering van scholen altijd al bovenaan op de agenda van Michael Gove heeft gestaan: “Dit is helemaal verkeerd om te doen”.
Stephen Twigg van de oppositie, de Labour Party, heeft verklaard dat de plannen zeer verontrustend zijn: “We weten dat de minister een ‘open geest’ heeft ten aanzien van winst maken op scholen… We moeten dit onmiddellijk van tafel vegen”.


*) Academies zijn semi-onafhankelijke door de staat gesubsidieerde scholen met veel vrijheid van handelen t.a.v. de besteding van de financiën. Ze mogen evenwel geen winst maken. Er zijn meer dan 2300 academies.
Free schools worden opgezet door ouders, leraren, liefdadigheidsinstellingen en andere, onafhankelijke groepen zonder winstoogmerk. Ze worden op dezelfde manier gesubsidieerd als de academies en lijken op de Amerikaanse charter schools, die gesubsidieerd worden met publieke middelen en donaties uit de privésector.  In september 2012 waren er 79 free schools. De lokale overheid heeft weinig invloed op de keuze waar de scholen worden gevestigd. Daar zijn ze niet altijd blij mee. Een school kan worden gevestigd in een regio waar al voldoende scholen bestaan.

Secret memo shows Michael Gove’s plan for privatisation of academies, door Jane Merrick, The Independent, 10 februari 2013. www.independent.co.uk

Open sollicitatie naar functie CEO bij SNS Reaal

Op zijn website Economie, Filosofie en Kunst die ervoor is bedoeld om fundamentele economische en filosofische vraagstukken te bespreken en  agenderen en kennis te delen, heeft Martijn Jeroen van der Linden een Open sollicitatie naar de functie van CEO bij SNS Reaal geschreven:

Geachte minister Dijsselbloem,

Middels deze brief wil ik solliciteren naar de functie van Chief Executive Officer bij SNS Reaal.

Gezien mijn achtergrond denk ik de ideale persoon te zijn om van SNS Reaal een financiële instelling te maken die dienstbaar is aan de Nederlandse samenleving; een instelling die zich richt op het ondersteunen van duurzame economische activiteit en afscheid neemt van het blinde streven naar winstmaximalisatie. Om dit te bereiken dient een andere weg ingeslagen te worden. En deze weg kan alleen worden ingeslagen indien mensen met een andere blik op bankieren, geld en economie aan het roer worden gezet. Mogelijk ben ik deze persoon.

Over mijzelf. Na een studie bedrijfseconomie aan de Universiteit van Tilburg ben ik in 2004 begonnen als management trainee bij ING. Na verschillende functies op het gebied van operations, direct banking en change management in Amsterdam, Brussel en Frankfurt am Main ben ik in 2008 opgestapt. De politieke en vaak conservatieve werkomgeving maakte het onmogelijk grote veranderingen door te voeren. De werkelijke problemen werden niet besproken. Het eigen belang werd geplaatst boven het algemeen belang. Vervolgens heb ik een korte periode gewerkt als zelfstandig daytrader bij een Londense trading company. Hier ondervond ik van dichtbij wat er fout gaat op financiële markten; waarom deze bijdragen aan instabiliteit en waarom deze niet in staat zijn de transitie richting een duurzame economie te faciliteren.

Sinds 2009 verdiep ik mij in nieuwe economie, circulaire economie, andere geldsystemen, monetaire hervormingen, duurzame business modellen, e.d. Dit doe ik in verschillende rollen en functies, soms betaald, vaak vrijwillig. Zo ben ik lid – en sinds september 2011 coördinator – van het Platform Duurzame en Solidaire Economie, schrijf ik blogs en artikelen, geef ik colleges en lezingen en adviseer ik organisaties, bedrijven, politici en zelfstandig ondernemers.

Ik weet dat betere geldsystemen anno 2013 mogelijk zijn. IT, internet en kennis bieden ongekende mogelijkheden om vraag en aanbod aan elkaar te koppelen. Dit is wat geld in de kern moet doen. Wereldwijd bestaan er inmiddels ook al duizenden alternatieve waardesystemen: regiogeld, gemeenschapsgeld, commercial credit circuits, time banks en bartersystemen zijn een paar voorbeelden. Het is nu zaak dit soort complementaire, vaak rentevrije, systemen op te schalen en te professionaliseren; zij kunnen ook ons, Nederlanders, helpen sociale, ecologische en economische problemen op te lossen. Een stabiel monetair ecosysteem waar mens, natuur en economie in balans zijn, ligt binnen onze mogelijkheden. Banken kunnen hier aan bijdragen door hun infrastructuur en innovatievermogen in te zetten om deze verandering te ondersteunen. SNS Reaal kan een dienende voorloper zijn.

Uiteraard mogen we ons niet blind staren op alternatieve vormen van geld, maar dienen wij bovenal het huidige geldsysteem te repareren. Samen met u zou ik graag de huidige geldcreatie nader onderzoeken. Mogelijk dient de geldcreatie – en niet de banken – genationaliseerd te worden. Dit kan in stappen. Zodat alle verdiensten van geldcreatie, een zeer winstgevende activiteit is de afgelopen decennia gebleken, op termijn in de schatkist terechtkomen. Op deze manier kunnen wij allemaal in gelijke mate profiteren van het middel geld. Democratisering van het geldsysteem lijkt mogelijk. Dit is een kans. Daarnaast zou het goed zijn indien SNS Reaal zo spoedig mogelijk alle rekeninghouders twee rekeningen geeft: een transactierekening (100% veilig) en een investeringsrekening (risicovol). Alleen het geld wat op de investeringsrekening staat zal SNS Reaal in de toekomst uitlenen aan een derde partijen. Over dit geld zal de rekeninghouder rendement ontvangen, over het geld op de transactierekening niet. Door het betalingssysteem compleet te scheiden van het kredietsysteem zal SNS Reaal in staat zijn de risico’s te reduceren en te leggen bij degenen die risico willen nemen. Dit kan technisch vrij eenvoudig worden ingesteld. Onder mijn leiding zal SNS Reaal communiceren dat rendement risico betekent.

U ziet dat andere vormen van geld, bankieren en economie mogelijk zijn. Business modellen zullen veranderen. Dat is logisch. De huidige modellen hebben gefaald. Met mij zijn er duizenden Nederlanders, vaak twintigers en dertigers, bezig het economisch systeem te vernieuwen. Zij hebben ideeën en denken buiten bestaande kaders. SNS Reaal is een ideale organisatie om al deze innovaties te laten landen. Deze genationaliseerde bank kan een vehikel zijn om de transitie naar een circulaire economie en duurzame samenleving in Nederland te versnellen. Dit is een kans die alleen benut kan worden met de juiste mensen aan het roer. Vreemd genoeg lijkt het er nu op dat u kiest voor het verleden in plaats van de toekomst. De mensen uit het oude economisch paradigma die verantwoordelijk zijn voor deze problemen zijn weer aan zet. Ik heb begrepen dat de contracten al getekend zijn. Daarom lijkt het mij nu wenselijk een structuur met 2 directeuren in te richten. Een CEO die zich richt op het oude bankieren en een CEO die zich stort op het nieuwe bankieren. Uiteraard dienen deze nauw samen te werken. Ik denk zelf het meest geschikt te zijn voor het nieuwe bankieren.

Ik ben bereid deze klus aan te nemen voor 1,5 maal het modale inkomen per jaar. Dit om u te bewijzen dat een lage beloning lang niet altijd een lage kwaliteit betekent. Evenmin is het zo dat een rijk persoon per definitie slim of wijs is. Dat geld en toegevoegde waarde niet hetzelfde zijn, is onlangs wederom bewezen door de voormalige topbestuurders van SNS Reaal. Riante beloningen en wanprestaties. We dienen voorbij dit soort misvattingen te gaan om de crisis op te lossen. Laten wij dat doen. Het kan anders.

Hoogachtend,

Martijn Jeroen van der Linden

Klik hier voor de Open sollicitatie van Martijn Jeroen van der Linden, 10 februari 2013: https://mjvdl.com/2013/02/10/open-sollicitatie-ceo-sns-reaal/
Lees de bijzondere blogs op de site Economie, Filosofie en Kunst: http://mjvdl.com/

Niet méér reguleren, maar het tomeloze toezicht temmen

“Valt er een bank om? Roep om meer toezicht! Komt een ziekenhuis in de problemen ? Geef de Inspectie meer bevoegdheden! Oorsmeergate (nu al het woord van 2013)? Laat de NZa een onderzoek instellen! Waant een corporatiebestuurder zich in een casino? Schud de toezichthouder wakker en sleep de accountant voor het gerecht! Faalt het bankentoezicht? Laat de Rekenkamer toezicht houden op de toezichthouder!”
Zo begint Marcel Canoy, hoofdeconoom bij de internationale onderzoeks- en adviesorganisatie Ecorys en hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, zijn blog Tem het tomeloze toezicht op de site van Economisch Statistische Berichten (ESB), en vervolgt:

“De roep om meer toezicht is de ultieme Pavlov-reactie van een gemiddelde politicus. En neem ze het eens kwalijk. Geen Kamerlid wordt afgerekend op regels of wetten die ze afschaft. Het helpt niet dat burgers zonder enige zelfreflectie bij het minste of geringste de middelvinger heffen. Zelfs fatsoenlijke journalisten als Jelle Brandt Corstius en Marike Stellinga roepen in een vlaag van verstandsverbijstering op tot volksprotesten omdat bepaalde maatschappelijke uitkomsten hen niet bevallen en ze kennelijk het vertrouwen in onze parlementaire democratie zijn kwijtgeraakt. Call me old fashioned, maar na Haren, Eindhoven en Giethoorn ben ik klaar met die even ongerijmde als ongeremde volksdingetjes.

Ironisch is dat het uitgerekend de PVV is die in zijn verkiezingsprogramma schreef dat voor iedere extra wet er twee andere wetten moeten sneuvelen. Uit misplaatste cordon sanitaire gevoelens is dit bruikbare idee (in een realistische vorm) niet door andere partijen omarmd.

Naast voor de hand liggende redenen dat toezicht geld kost, schijnzekerheden oplevert, ondernemerschap onderdrukt en tot juridisering van de samenleving leidt, is er nog iets anders en veel belangrijkers aan de hand, waarover zo meer (u ziet ik doe ook aan cliffhangers).

Een mooi artikel van Haldane en Madouros van the Bank of England met de poëtische titel: ‘The dog and the frisbee’ legt de vinger op de zere plek. De auteurs betogen hierin dat een goed getrainde hond een frisbee kan vangen door gebruik te maken van een paar eenvoudige vuistregels. Je kunt natuurlijk allerlei ingewikkelde natuurkundige modellen op de frisbee loslaten, maar veel beter dan de hond ga je het daar niet mee doen. De parallel met het bankentoezicht kopt u zelf wel even in.

De conclusie is zo mooi geschreven dat vertalen misdadig zou zijn:
Modern finance is complex, perhaps too complex. Regulation of modern finance is complex, almost certainly too complex. That configuration spells trouble. As you do not fight fire with fire, you do not fight complexity with complexity. Because complexity generates uncertainty, not risk, it requires a regulatory response grounded in simplicity, not complexity.

Delivering that would require an about-turn from the regulatory community from the path followed for the better part of the past 50 years. If a once-in-a-lifetime crisis is not able to deliver that change, it is not clear what will. To ask today’s regulators to save us from tomorrow’s crisis using yesterday’s toolbox is to ask a border collie to catch a frisbee by first applying Newton’s Law of Gravity.

… Als je een instelling met professionals onderwerpt aan complex en gedetailleerd toezicht dan ben je de relatie van ‘principal’ en ‘agent’ aan het formaliseren en juridiseren. De gevolgen zijn dat de instellingen vooral bezig zijn met het naleven van regels of het bezien waar er mazen in de wet zitten. Dit gaat onherroepelijk ten koste van ethiek en moraal besef”.

Lees de hele blog Tem het tomeloze toezicht van Marcel Canoy op de site van ESB, 7 februari 2013: https://esb.nu

Niemand is de baas in game-bedrijf Valve

doom computergame“Wij zijn altijd bezig met scheppen. Als je intelligente en getalenteerde mensen de vrijheid geeft om te creëren zonder faalangst, gebeuren er wonderbaarlijke dingen. We maken dat elke dag mee bij Valve. Het is zelfs zo dat sommige van onze beste inzichten het gevolg zijn van onze grootste fouten. En dat is goed zo! Sinds 1996 heeft deze houding geleid tot het winnen van prijzen op game-gebied, toonaangevende technologieën en een revolutionaire sociale structuur. We kijken altijd uit naar creatieve, risico nemende mensen die het vuur brandend kunnen houden”.

Met deze gloedvolle woorden presenteert het in 1996 opgerichte Amerikaanse Valve zich op internet, het softwarebedrijf dat momenteel als toonbeeld geldt van de “nieuwe economie”.
Op de website Follow the Money wijdt Jesse Frederik een uitgebreid artikel aan Valve, één van de succesvolste gamemakers ter wereld, dat de bedrijfsstructuur van een hippie-commune heeft. Niemand is in het bedrijf de baas:

“Twee Microsoft-werknemers, Gabe Newell en Mike Harrington, richtten Valve in 1996 op met het geld dat ze hadden verdiend aan hun verzilverde Microsoft aandelenopties. De ontdekking dat niet Windows, maar het videospel Doom de meest geïnstalleerde software-applicatie ter wereld was, bracht Newell ertoe een eigen videogamemaker te beginnen. ‘Het was als een blikseminslag voor me,’ vertelt Newell in een interview met Businessweek. ‘Microsoft had een verkoopteam van vijfhonderd man en hier was Id Software, een bedrijf met niet meer dan twaalf man, dat de meest gedistribueerde software-applicatie ter wereld had. Er stond iets groots te gebeuren.’

Het succes van Doom leerde Newell iets belangrijks over wat productiviteit behelst in het computer era. Tijdens de industriële revolutie had men loonslaven nodig die steeds hetzelfde product produceerden. Repetitief dom werk, waarbij een haast militair managementsregiem noodzakelijk is. Bij software ligt dat anders. Het repliceren van software is goedkoop en eenvoudig. Doom werd bijvoorbeeld vrijwel kosteloos verspreid via bulletin boards (voorlopers van het internet). In de software-industrie wordt vrijwel alle waarde gecreëerd door innovatie (het maken van de eerste versie), niet door replicatie (het maken van meer kopieën).

Hiërarchisch management werkt als een bottleneck voor  innnovatie

Dit vereist ook een ander soort bedrijf. Hiërarchische bedrijfsstructuren zijn simpelweg niet goed toegelegd op de taak om creativiteit en vernieuwing te bevorderen. ‘Hiërarchisch management helpt niet bij innovatie,’ legt Michael Abrash, zelf één van de makers van Doom en inmiddels een werknemer bij Valve, uit op zijn blog. ‘Er is geen enkele reden om te verwachten dat de mensen aan de top bijzonder vaardig zijn in het verzinnen van producten die anders zijn dan wat al bestaat – integendeel: hiërarchisch management werkt als een bottleneck voor innovatie.’
Valve vertrouwt op het eigen initiatief van haar werknemers. Zolang werknemers het belang van Valve en haar klanten in het achterhoofd houden mogen ze doen wat ze willen. Het is op het eerste gezicht een recept voor chaos, maar vreemd genoeg werkt het. Projectgroepen waarin werknemers samenbundelen vormen zich als vanzelf.

Geen formele hiërarchie betekent niet dat Valve structuurloos is. Bij projecten staan er altijd leiders op die het project coördineren. ‘Als er niemand is die de leiding neemt, dan betekent dat waarschijnlijk dat een project het niet waard is,’ vertelt Greg Coomer, programmeur bij Valve, aan de Wall Street Journal. Valve probeert er echter zorg voor te dragen dat er geen formele hiërarchie ontstaat. Bij een ander project kunnen er weer andere leiders zijn, niemand heeft een vaste taakomschrijving. ‘Hiërarchische structuren zorgen er uiteindelijk voor dat ze hun eigen doelen, in plaats van die van Valve’s klanten, gaan dienen,’ schrijft Valve in haar handboek voor nieuwe werknemers.valve handboek illustratie

Valve bezuinigt ook niet op haar personeelskosten. ‘In plaats van de goedkoopste werknemers, zoeken wij naar de duurste,’ zegt Gabe Newell. Valve-werknemers verdienen fors boven de toch al hoge norm in de game industrie. De wijze waarop de beloning wordt toegekend is ook vrij uniek. Collega’s bepalen hoeveel iemand heeft bijgedragen aan Valve en daarmee indirect hoe hoog hun beloning moet zijn.

Hiërarchie is geweldig als je voorspelbaarheid en repliceerbaarheid zoekt,’ schrijft Valve in het handboek voor werknemers. ‘[Maar] wij willen vernieuwers en dat betekent dat we een omgeving willen creëren waarin ze het best presteren.’ En vernieuwen doet het bedrijf.

Het beste voorbeeld en gelijk Valve’s grootste commerciële succes is Steam, een online retailer van computergames. Doordat Valve als eerste kwam met de introductie van een eigen online distributiekanaal heeft ze een enorm marktaandeel, dat wordt geschat op 50-70 procent, verworven. Vele andere gameontwikkelaars bieden inmiddels ook hun games aan via Steam. Naar eigen zeggen maakt het retailplatform meer dan $350.000 winst per werknemer, hoger dan bedrijven als Apple, Google en Amazon.
Analisten schatten dat het bedrijf op zijn minst 3 miljard dollar waard is. Geen gekke prestatie voor een bedrijfje met iets meer dan vierhonderd werknemers dat de structuur van een hippiecommune heeft.

Meer werknemersautonomie en platter management hebben de toekomst in de techindustrie en andere creatieve bedrijfstakken”.

Lees het hele artikel: Valve: Het bedrijf zonder bazen, door Jesse Frederik op Follow the Money (FTM), 5 februari 2013:  www.ftm.nl/artikelen/valve-het-bedrijf-zonder-bazen

Er is ook een video te zien met oprichter Gabe Newell: Reflections of a video game maker: https://www.youtube.com/watch?v=t8QEOBgLBQU

Valve-handboek voor nieuwe werknemers: Handbook for new employees – A fearless adventure in knowing what to do when no one’s there telling you what to do, Valve Press, 2012: https://steamcdn-a.akamaihd.net

Website Valve: www.valvesoftware.com

De vierde weg in Nederland

“Als er iemand is die een grote invloed heeft op mijn visie op onderwijsbeleid dan is het Andy Hargreaves. Zijn boek The Global Fourth Way is een handleiding voor echte onderwijsverbetering en niet de schijnoplossingen die de afgelopen dertig jaar zijn geprobeerd (Hargreaves & Shirley, 2012). In the Huffington Post verscheen net een heel mooi overzichtsartikel naar aanleiding van een nieuwe uitgave van de Fourth Way. (Rubin, 2013)”, aldus docent Jelmer Evers in zijn Blog De vierde weg in Nederland:

“Hargreaves biedt een mooi model om onderwijshervormingen te analyseren. De eerste fase in het onderwijsbeleid na de Tweede Wereldoorlog kenmerkte zich door een hoge mate van autonomie van docenten, maar weinig samenhang in innovatie. Voordeel was een hoge beroepseer en de autonomie gaf de docent ook respect. Nadeel was dat docenten  op een eiland opereerden en weinig met elkaar deelden. Daardoor was er minder focus om good practice  met elkaar te delen.

Eind jaren ’80 kwam er steeds meer grip op het onderwijsbeleid. De tweede weg. Beleidsmakers en consultants introduceerden werkwijzen en managementstrategiëen uit het bedrijfsleven (die daar al als verouderd te boek stonden). Deze fase kenmerkte zich door standaardisatie van curricula, nadruk op kernvakken (o.a. taal en rekenen), veel regelgeving vanuit de centrale overheid en meer toetsen en benchmarks waarop scholen en docenten werden afgerekend door een onderwijsinspectie. In de praktijk betekende dit een vernauwing en verschraling van het leren en steeds minder professionele autonomie voor docenten. Sahlberg beschrijf dit als de geboorte van de GERM beweging. (Sahlberg, 2011).

De derde weg, eind jaren ’90 tot het heden kenmerkte zich door een “verzachting” van de tweede weg. Steekwoorden in deze fase zijn ‘capacity building’ en ‘community’. Maar in de praktijk is ook dit een van buiten opgelegd proces met name gestuurd door externe adviseurs die komen vertellen hoe het moet gebeuren en hoe docenten het allemaal zouden moeten doen. Tegelijkertijd verdwijnen alle regels en benchmarks niet. Conclusie: sinds het begin van de jaren ’80 zijn docenten niet meer (mede-)verantwoordelijk voor het onderwijsproces. Er wordt hoogstens lippendienst aan bewezen. Ook in Nederland.

In de vierde weg daarentegen zijn docenten eigenaar van het onderwijsproces (niet het leerproces!) en gedeeltelijk het onderwijsbeleid. Uitgangspunt is goed onderwijs voor elk kind en niet een banale, arbitraire top-5. Kwaliteit krijgt inhoud door docenten zelf die sterk staan voor hun professie en expertise.

To become more successful innovators, we need to establish platforms for teachers to initiate their own changes and make their own judgments on the frontline, to invest more in the change capacities of local districts and communities, and to pursue prudent rather than profligate approaches totesting. The Fourth Way is about reforming rather than destroying teacher associations, and itintegrates technology with high quality teaching instead of replacing teachers with iPads and online learning at every opportunity (Rubin 2013).

The Second and Third Ways of U.S. education reform are giving us more markets, more mandates, and more machines as answers to all our ills. This is the opposite of what high performers are doing everywhere. America will not achieve high-performance if it replaces teachers with machines or turns teachers into machines. It will only improve its schools when it, too, embraces an inspiring vision for the common good that rests upon the high quality and effective collaboration of its teachers and leaders(Rubin 2013).

Voor samenwerking hebben we geen naming and shaming nodig, geen Dronkers, geen top-down inspectie die af en toe langs komt om een afvinklijstje af te werken, niet uiteindelijk alleen maar afrekenen op cijfers, geen ophokuren meer, niet meer werken in de waan van de dag omdat er nergens tijd en geld voor is

Wat we nodig hebben zijn lokale “inspecties” die bestaan uit de beste docenten, niet alleen maar buitenstaanders. Een holistisch systeem dat gericht is op continue leergemeenschappen waarin best practices worden gedeeld. Scholen moeten hun deuren openen, studiedagen voor elkaar openzetten, thematische verbetergroepen opzetten, docenten die bij elkaar op bezoek gaan en opdrachten, toetsen, leerlingenwerk onderling beoordelen op kwaliteit. Schaf de onzinnige koppeling tussen schoolexamencijfers en het centrale examen af. Een centrale toets is al meer dan genoeg. Dit geeft juist veel meer tijd  en ruimte voor zinvolle invulling van het leerproces en zinvolle innovatie in plaats dat we alles inrichten naar een eindexamen. Die nemen we voorlopig toch nog wel af.

Om dit allemaal mogelijk te maken is een andere invulling van onderwijstijd en contacturen nodig. Liever een hele goede les, dan drie slechte. Beperk het aantal contacturen bijvoorbeeld van 700 naar 500 in de bovenbouw. Zorg ervoor dat voor onderwijsactiviteiten in de breedste zin (ook beleid) voor een substantieel deel door actieve deeltijd-docenten wordt ingevuld. Dan open je ineens een gigantisch carrièreperspectief zonder dat je de klas wordt uitgejaagd. Het maakt het beroep ook een stuk aantrekkelijker en zal pas werkelijk tot een imagoverbetering leiden. Dit in tegenstelling tot het recente halve rapport van de Onderwijsraad, dat zich alleen maar focuste op hogere eisen stellen. Dit betekent een paar radicale keuzes maken die voor sommige belanghebbenden minder leuk uitpakken, maar die wel budgetneutraal kunnen worden uitgevoerd omdat je gelden verschuift naar degenen die direct het primaire proces invullen. Dan hebben we  tenminste echt tijd en geld voor goed onderwijs. Of ben ik nu teveel een idealist?”

Hargreaves, A., & Shirley, D. (2012). The Global Fourth Way: The Quest for Educational Excellence (p. 215). Boston: Corwin Press.

Rubin, C. (2013). The Global Search for Education: What Is the Fourth Way? Huffington Post. Retrieved February 6, 2013, from www.huffingtonpost.com

Sahlberg, P. (2011). Finnish lessons : what can the world learn from educational change in Finland? New York: Teachers College Press.

Jelmer Evers Blog De vierde weg in Nederland, 6 februari 2013: www.jelmerevers.nl  (Website is niet meer  actief)

Kustaw Bessems over groepsdenken, morele moed, de waarde van afwijken en het individu

Op de jaarlijkse Docentendag Maatschappijleer in het Tweede Kamergebouw op vrijdag 1 februari 2013 betoogde Kustaw Bessems: “Breng leerlingen veel individualisme bij, misschien stijgt het publieke debat dan ook ooit uit boven de stammenstrijd waartoe het is verworden”. Bessems is chef van het opinie-katern Vonk van de Volkskrant.
Het begin van Bessems betoog in de Volkskrant  de volgende dag:

“Toen ik werd gevraagd om hier vanochtend tegen u iets te zeggen, was dat geloof ik vooral omdat ik dan kon vertellen hoe politici en media met elkaar omspringen. Een poosje heb ik als journalist hier aan het Binnenhof mogen werken, vandaar. En een beetje zal ik ook wel op dat onderwerp komen. Maar liever heb ik het over iets dat ik persoonlijk echt belangrijk vind, nu ik de kans krijg zo’n invloedrijk gezelschap toe te spreken. Want dat bent u. Misschien ziet u het zelf anders. Misschien denkt u dat degenen die normaal deze honderdvijftig blauwe stoelen in de plenaire zaal van de Tweede Kamer bezetten invloedrijk zijn.

Maar nee, ú mag een of twee uur in de week lesgeven aan de nieuwe generaties van dit land. En u hoeft er niet een bepaalde taal in te stampen, u hoeft ze niet één specifieke vaardigheid aan te leren, u mag het met ze hebben over de manier waarop deze samenleving is ingericht. Of hoe zij zou moeten worden ingericht. Daarmee heeft u invloed.

De zomerhit ‘I follow rivers’ van de Zweedse Lykke Li – of misschien kent u de lome versie van de Belgische band Triggerfinger – gaat vermoedelijk over de liefde, over de toewijding en verknochtheid die daaraan eigen zijn. Maar ik was pas te gast bij de theateropleiding in Amsterdam en daar was een student mime, Felix Schellekens, die een solo speelde waardoor ik anders naar het liedje ging luisteren. En kijken. Vooral naar alle covers die veelal jonge mensen op YouTube hebben gezet. Met aandoenlijke ernst en wisselende zangkwaliteiten. Jonge mensen die in zeker opzicht bijzonder willen zijn – ze vermoeden dat ze goed klinken en hopen op waardering daarvoor – maar die ook hetzelfde willen zijn. Allemaal dezelfde liedjes, vaak met dezelfde maniertjes, smachtend naar goedkeuring.
En dan klinkt zo’n nummer ineens verdwaald en tastend naar houvast:

I, I follow, I follow you
Deep sea baby, I follow you
I, I follow, I follow you
Dark room honey, I follow you

Dát is de fase van het leven waarin jongeren onder uw hoede zijn: zoekend naar hun eigen identiteit, bezig te ontdekken bij wie ze horen en bij wie niet. Waarbij dat eerste – wie ben ik? – vaak wordt ontleend aan dat laatste – bij wie hoor ik? Want in je eentje ben je in een toch al onzekere periode extra kwetsbaar. Veiliger is het in de warme gloed van de groep.

En dat brengt me op mijn onderwerp van vandaag.
In de aanloop hier naartoe heb ik me de vraag gesteld: als ik zelf in die tijd één ding had kunnen leren van een docent als u nu bent, wat was dat dan geweest? Waar had ik iets aan gehad? Het antwoord is een les die ik persoonlijk toen nooit kreeg, namelijk: ‘Je hoeft niet altijd ergens bij te horen.’

Mij had het geholpen als iemand had gezegd: ‘Ja, iedereen zit in groepjes nu. En je zult merken dat dat straks in het volwassen leven niet anders is. Het is nu zo in de klas of op het schoolplein. En later op je werk of in je sociale leven. En het zal niet anders zijn in de samenleving daarbuiten. En een groep geeft een zeker gemak. Maar in groepsdenken schuilt ook gevaar. En afwijken heeft minstens zo veel waarde.’

Op de eerste bladzijde van het boek ‘Team’, de methode maatschappijleer voor het vmbo, staat: ‘Leerlingen uit een klas vormen samen een groep, maar ze horen ook bij andere groepen.’ En dan volgt een opdracht: ‘Noem vijf groepen waar jij bij hoort.’

In groepen leven en erbij horen

Op bladzijde 11, onder het kopje ‘cultuur’ lezen we: ‘Mensen leven in groepen. Cultuur is de manier waarop mensen in een groep samenleven.’
Opdracht 23 luidt: ‘Elke groep heeft eigen normen en waarden. Als je bij die groep wilt horen, moet je je aanpassen aan die normen en waarden.’
Een hoofdstuk over opvoeding in het gezin? Daar hebben we het weer: ‘Om niet buiten de groep te vallen, pas je je aan. Je neemt de normen en waarden van de groep over.’ En: ‘Wie zich niet aan deze regels houdt, gedraagt zich niet ‘normaal’ en wordt niet geaccepteerd.’
Er komt geen eind aan, ik noem niet eens alles. Ik citeer weer: ‘Als jongere zit je in een gezin. Waarschijnlijk heb je vrienden en zit je op een (sport)club. Misschien ga je naar een kerk of een moskee. Bij al deze groepen pas je je aan. Je wilt erbij horen. En daarvoor moet je je op een bepaalde manier gedragen.’

……………………..onder het kopje ‘Erbij horen’: ‘Om bij een groep te horen, houd je rekening met wat anderen in de groep vinden. Je gedraagt je zoals er van je verwacht wordt. (…) Wanneer je je niet aanpast aan de groep, treedt de groep of een groepslid op als agent die jou een bekeuring geeft. ‘Doe eens normaal!’, ‘dat doe je toch niet?’
Zelfs een passage onder de hoopvolle noemer ‘Net even iets anders’ bevat niets dan groepsdenken: ‘Ben jij een hiphopper? Of ben je een skater, alto of gabber? luister je naar r&b, gothic of heavy metal?’ Jongeren, zo leren we hier, kiezen vaak een groep die een beetje afwijkt van de groep van hun ouders. Maar wel een groep”.

Bessems vertelt verder dat indelen in groepen nergens ter discussie wordt gesteld, dat individualisme als iets lastigs wordt beschouwd. Hij heeft het over partijvorming, partijstandpunten en sektevormin en het gebrek aan vrije botsing van ideeën.

Tegen het eind van zijn betoog citeert Bessems de beroemde woorden van Robert Kennedy om te illustreren hoe je je leerlingen in de les maatschappijleer in plaats van stamdenken, iets waardevols kan bijbrengen dat met vrijheid heeft te maken, het tegendeel van de  poging de individuele mens weg te poetsen: ‘Weinigen zijn bereid om de afkeuring van hun metgezellen te trotseren, de kritiek van hun kompanen, de gramschap van hun samenleving. Morele moed is een zeldzamer goed dan dapperheid op het slagveld of grote intelligentie. Terwijl juist die essentiële eigenschap nodig is voor degenen die een wereld willen veranderen, een wereld die zich slechts met veel pijn en moeite laat veranderen.’

Lees het hele betoog van Kustaw Bessems: Stamp er geen stamdenken in op de website van de Volkskrant, 2 februari 2013. www.volkskrant.nl