Skip to main content

Redactie Beroepseer

Joris Luyendijk in radio-interview: financiële sector is soeverein en corrigeert zichzelf niet

bankbiljetten lucifersStel je voor dat we na de Tsjernobyl-ramp niet alleen de centrale gewoon weer hadden nagebouwd en aangezet, maar ook het oude management hadden laten zitten.
Dat is er volgens Joris Luyendijk in grote lijnen aan de hand met cruciale delen van de mondiale financiële sector…”en soms snap ik wel waarom zoveel insiders hier in Londen met zulke minachting spreken over outsiders zoals u en mij. Verdienen we onze uitbuiting niet gewoon, als we dit allemaal maar laten passeren?”

Journalist Joris Luyendijk verblijft in The City van Londen, het financiële hart van Europa waar hij met een antropologisch blik kijkt naar de mensen die daar werken, de bankiers. Over hen brengt hij  sinds september 2011 verslag uit op zijn Banking blog op de website van het Engelse dagblad The Guardian.
Op 9 januari 2013 was Luyendijk te gast in het radioprogramma Joos van de Belgische zender Radio 1.
Luyendijk vindt het meest schokkende aan de nasleep van de financiële crisis dat er sinds de crisis niets is veranderd. Tegelijkertijd heeft de crisis enorme gaten geslagen in de balans van landen en banken. Veel van de gaten zien we nog niet, maar dat gaat wel gebeuren in de komende tijd, verzekert hij ons.

In het radio-interview legt hij uit hoe volgens hem de controlemechanismen binnen de financiële sector kapot zijn: “Wat je moet hebben zijn accountants die banken helemaal doorlichten en zich afvragen of de balans wel klopt. Ze zijn helemaal kapot, want die accountants geven tegelijkertijd ook advies aan diezelfde banken, hoe ze om de regels heen kunnen komen. Dat is een verschrikkelijk belangenconflict. De kredietbeoordelaars worden betaald door de mensen die ze beoordelen”.
Er zijn wel mensen die de dingen willen veranderen en die niet meedoen, maar over het geheel genomen corrigeert de sector zichzelf niet meer: “En wij staan er als buitenstaander naar te kijken en moeten wachten tot de volgende knal”.

Stilte tijdens de storm

Luyendijk citeert een uitdrukking die hij onlangs heeft gehoord: stilte tijdens de storm: “De vrijwel totale stilte vanuit de politiek. Democratie lijkt steeds meer het systeem te worden waarin wij mensen kiezen die mogen gaan uitvoeren wat de financiële sector dicteert. Er is geen duidelijk politiek verhaal over wat er precies is misgegaan, wat er moet gebeuren. In plaats daarvan hebben we politici die na hun politieke carrière gaan werken voor de financiéle sector. Dat is helemaal zo in Amerika, sterk in Engeland en steeds meer zo in Europa…..
…..De politiek heeft niet meer de controle over deze sector”.

Waar Luyendijk zich druk om maakt is dat Amerika en Engeland hun begrotingstekort aanvullen door grote hoeveelheden geld bij te drukken: “Als je dit tien jaar geleden had gezegd, dan zouden de mensen zeggen. Nee! Wat nog onvoorstelbaarder is, is dat niemand het erover heeft. En nu wordt de Europese Centrale Bank ook gedwongen om hetzelfde te gaan doen: geld bijdrukken”.
De gaten worden gevuld met het bijdrukken van geld. En dat komt vooral op de balans van de banken terecht: “Dat is ook een van de redenen dat we de inflatie niet zien waarschijnlijk…
…De financiële sector is momenteel aan het gokken en experimenteren, terwijl de euro nu juist ooit is opgezet om ons te beschermen tegen monetair gegok en geld bijdrukken”.

Op een dieper liggend niveau hebben we te maken met een financiële sector die eigenlijk soeverein is. Die is niet meer aan te pakken, volgens Luyendijk: “Die is niet zozeer out of control, maar beyond control. Dat vind ik het werkelijk beangstigende. De loyaliteit van de topmensen in die banken ligt niet meer bij een land, die ligt bij een mondiale klasse van mensen die zich ook helemaal onttrekken aan wetten, en meestal ook geen belasting betalen. De wereld lijkt wel een soort arena waar ze gewoon op jacht gaan. En dat was niet de belofte van een democratisch systeem. Wij zouden ons eigen lot vorm kunnen geven in een democratie”.
Terwijl we in bijna in de grootste crisis van de eeuw verkeren, gebeurt er eigenlijk niets: “Niemand die de gevangenis in gaat. Niemand wordt bestraft. De mensen die ons dit hebben aangedaan, zitten nog steeds aan de knoppen. Een van de kredietbeoordelaars was in 2006 en 2008 de baas van Moody’s en is het nog steeds. Hij verdient vijf miljoen dollar per jaar. Dat is onvoorstelbaar. Alsof Tsjernobyl de lucht in gaat en daarna zetten we het gewoon weer aan onder het oude management”.

Het boeiende, twaalf minuten durende interview met Luyendijk is te beluisteren op de site van de Belgische zender Radio 1: De mensen die ons de crisis hebben aangedaan, zitten nog steeds aan de knoppen. Klik hier. (Niet meer beschikbaar op Radio 1)

Op Luyendijks Banking blog – Going native in the world of finance is o.a te lezen hoe hij ertoe kwam een antropologische studie te verrichten naar de financiële cultuur van internationale bankiers. Wat zij doen heeft gevolgen voor ons allemaal, maar we weten eigenlijk nauwelijks waarmee ze mee bezig zijn. Zie: www.guardian.co.uk

Leraar en kwaliteit centraal op internationale onderwijstop in Amsterdam, maart 2013

Op 13 en 14 maart 2013 vindt in de Beurs van Berlage en het Scheepvaart Museum in Amsterdam voor de derde keer de jaarlijkse internationale topconferentie Summit on the Teaching Profession plaats. De conferentie staat in het teken van onderwijskwaliteit en docentbeoordelingen en heeft als titel: Teacher quality, including specifically the issues of professional standards and teacher appraisal.
Deze top, waaraan de best presterende landen van de wereld op het gebied van onderwijs deelnemen, is een gezamenlijke inspanning van overheid, vakbonden en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en gericht op een open en vrije discussie over succesvol beleid, kansen en uitdagingen binnen het onderwijs en de rol van de leraar daarin. Voor deze top zijn dertig landen uitgenodigd. Voormalig staatssecretaris van Onderwijs, Halbe Zijlstra verklaarde vorig jaar maart er trots op te zijn dat Nederland gastland was voor 2013: “Hiermee willen we laten zien dat onze leraren tot de beste van de wereld horen”.

Op de website van Science Guide staat een voorbeschouwing met een kort overzicht van de vorige twee conferenties en uitleg over het ontstaan. Initiatiefnemers zijn de Amerikaanse president Barack Obama en zijn minister van Onderwijs Arne Duncan.
Het doel van deze derde editie van de summit is om te leren van elkaars expertise, maar ook om erachter te komen wat wel en niet werkt om excellente docenten op te leiden. De betrokken landen willen een internationaal hoogontwikkeld docentencorps kweken, dat klaar is voor de uitdagingen van de 21ste eeuw.

Walter Dresscher, voorzitter van de Algemene onderwijsbond (Aob) maakte deel uit van de Nederlandse delegatie op vorige conferenties. Hij is enthousiast over wat hij daar meegemaakt heeft: “Wat pregnant naar voren kwam, is dat de docent de bepalende factor is voor goed onderwijs. Het is dus niet zoals vaak in het verleden werd gedacht dat het onderwijssysteem als systeem doorslaggevend is. De docent moet inspirerend zijn en toegerust met de juiste vaardigheden om het onderwijs tot een succes te maken”.

Een van de sprekers op de conferentie is onderwijsdeskundige Andreas Schleicher, werkzaam bij de OESO en coördinator van diverse programma’s. Hij is redacteur van het document Preparing teachers and developing school leaders for the 21st century. Lessons from around the world, dat als leiddraad diende voor de vorige topconferentie van 2012 in New York. Schleicher wordt wel de “schoolmeester van de wereld” genoemd.
Zijn analyses op basis van de PISA-ranglijst geven vele beleidsmakers en onderwijsbestuurders stof tot nadenken. De PISA-ranglijst wordt opgesteld onder auspiciën van de OESO aan de hand van een om de drie jaar gehouden grootschalig internationaal vergelijkend onderzoek naar het niveau van 15-jarige scholieren.
Over de jongste ontwikkelingen in het onderwijs en het onderwijsbeleid zei Schleicher recent tegen Science Guide: “Nederland heeft het goed begrepen”. Volgens hem is niet klassengrootte, maar de kwaliteit van de docent bepalend voor onderwijssucces en is hoogstaand onderwijs een wapen tegen de crisis.

Zie verder op de site van Science Guide: Wereldtop onderwijs in Amsterdam. www.scienceguide.nl

Over de International Summit on the Teaching Profession: https://www2.ed.gov/about/inits/ed/internationaled/teaching-summit-2013.html

Schleicher, A. (2012), Ed., Preparing teachers and developing school leaders for the 21st Century: Lessons from around the world, OECD Publishing. http://www.oecd.org/site/eduistp2012/49850576.pdf

Website OESO Onderwijs: www.oecd.org/education

Zie ook Education Today 2013. The OECD Perspective. https://www.oecd-ilibrary.org/education/education-today-2013_edu_today-2013-en

Teachers for the 21st century – Using evaluation to improve teaching van OESO. http://www.oecd.org/site/eduistp13/TS2013%20Background%20Report.pdf

 

Burgerkracht: wat vindt de burger ervan?

Burgerkracht, samenredzaamheid, burenhulp, informele zorg, de kranten, beleidsplannen en vaktijdschriften staan er vol mee. Het is duidelijk; de burgers moeten zichzelf redden en elkaar gaan helpen, de overheid kan het niet meer opbrengen en zal zich steeds meer terugtrekken uit zorg en welzijn. Wie zijn al die burgers die het gat dat de overheid laat vallen in zorg en welzijn moeten opvullen?

Het is goed te realiseren dat er geen enkel cijfermatig bewijs is dat er een surplus is aan burgerkracht. Het is volgens Nico de Boer “Eerder een verwachting, een mooie fantasie dan dat ik het met harde cijfers kan staven”.(1) Hetgeen een nogal schokkende uitspraak is van de schrijver van het rapport Burgerkracht van het regeringsadviesorgaan RMO, waarin burgerkracht als het alternatief voor het falende welzijnsbeleid aanbevolen wordt. Ook is het goed te weten dat er al een enorm arsenaal aan informele zorg is in Nederland; er zijn ongeveer 2,5 miljoen mantelzorgers en zo’n half miljoen vrijwilligers in de zorg. Dat aantal lijkt de laatste jaren niet te groeien.

De burger aan het woord

Laten we de burger eens aan het woord; wat vinden zij en zijn zij bereid tot meer en intensiever vrijwilligerswerk, buurtzorg en mantelzorg ?
Ten eerste: het recente Sociaal en Cultureel rapport Een beroep op de burger beschrijft hoe er een nieuw model is ontstaan tussen burger en overheid: de burgers hebben de eigen verantwoordelijkheid om zich te gedragen zoals de overheid voorschrijft. Het is een geregisseerde verantwoordelijkheid waarin controle, wantrouwen en straf een rol spelen. Het rapport laat zien dat de meeste burgers het wel eens zijn met het principe van eigen verantwoordelijkheid, maar dat men ervan uitgaat dat men die zelf genoeg neemt en dat het voornamelijk geldt voor anderen (die de voorzieningen misbruiken), maar vooral voor de overheid. Mensen willen dat de overheid stevig aanwezig blijft in sectoren als zorg, welzijn en onderwijs, met name voor de zwakken. De overheid moet hen vooral niet belerend aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid, men doet al genoeg. Volgens de burgers is er geen sprake van communicerende vaten tussen overheid en burgers, nee, eigen verantwoordelijkheid en een stevige overheid gaan hand in hand. Nederlanders kiezen niet voor een terugtredende overheid, wel voor actievere burgers. Het is dus maar de vraag of burgers zich willen inspannen om de doelstellingen van de overheid uit te voeren wanneer zij vinden dat die overheid dat zelf hoort te doen.

Ten tweede: het tweejaarlijkse Movisie rapport Van samen zoeken naar samen werken dat het invoeren van de WMO monitort, constateert dat, na vijf jaar, de burgers en professionele uitvoerders nog steeds niet echt warm lopen voor de doelstellingen van de wet of de uitdagingen die de wet stelt. Met de stelling “De WMO is gebaseerd op onrealistische verwachtingen van de toename van vrijwillige inzet door burgers” waren 71% van de 237 ondervraagde professionele instanties het eens. Van de 115 burgerorganisaties was het aantal nog iets hoger 74% en slechts 8% was het oneens. Natuurlijk concludeert het rapport dat daar een uitdaging ligt, maar het is vooral een heel duidelijk signaal van mensen die al 5 jaar daadwerkelijk met het WMO bijltje hakken.

Ten derde: vrijwilligers en mantelzorgers wijzen er herhaaldelijk op dat de druk op hen te groot wordt. Zo steeg het aantal mantelzorgers dat lang en intensief zorg verleent en daardoor ernstig belast wordt met 50% . Veel mantelzorgers vinden het moeilijk werk en zorg te combineren. De mantelorganisatie Mezzo waarschuwt  voor de gevolgen van deze overbelasting, de mantelzorgers zullen burn-out raken en afhaken.

Ten vierde: uit een aantal onderzoeken (L. Linders, (2) M. Jager-Vreugdehil (3), S. Hooijmans (4)) waarin burgers in wijken gevraagd werd naar hun hulpbehoeften en hulpbereidheid blijkt wat zij onder zelfredzaamheid verstaan; eerst zelf oplossen – inclusief het inschakelen van professionele hulp en alleen als dat niet lukt een beroep doen op anderen, eerst familie en vrienden en als laatste misschien ook buren. Burenhulp blijkt over het algemeen beperkt tot praktische klusjes en in noodgevallen voor korte tijd en als er een wederdienst tegenover staat. Men wil wel bijdragen aan de zorg voor anderen, maar de verantwoordelijk voor die zorg ligt bij de overheid. Hulp van vrijwilligers wordt gezien als een aanvulling op de professionele hulp niet als vervanging ervan.

Ten slotte is er de hoop van beleidsmakers op de babyboomers als mantelzorgers voor hun leeftijdgenoten, Volgens Broese van Groenou (5) staat die hoop op een krakend fundament: babyboomers lijken niet zo bereid om veel en langdurig zorg te dragen voor anderen terwijl de zorgvraag toeneemt.

Hoewel niet de burgerkracht die beleidsmakers wensen, laten burgers hier toch krachtig hun stem horen, zij gaan niet helemaal mee in wat de overheid voor hen als taak ziet.  Hooijmans concludeert: het wensbeeld dat de overheid heeft van een participatiesamenleving wordt niet ondersteund door de respondenten (de burgers), deze gaan uit van de ideeën en waarden van een verzorgingsstaat.

Ja maar… vraagverlegenheid dan?

Wat moeten we dan met termen als vraagverlegenheid  en altruïstisch surplus die in de discussie over het nieuwe welzijn de ronde doen en die een oplossing lijken om vraag en aanbod van informele hulp te verbinden?

Lees het artikel verder in pdf: Burgerkracht: wat vindt de burger ervan? door Sjef de Vries, methodiekontwikkelaar, auteur van o.m het boek Eropaf…en dan?: https://beroepseer.nl

De wet van leraar Wright

mr wright 5De Amerikaanse natuurkundeleraar Jeffrey Wright laat aan de hand van spannende proeven in en buiten de lokalen van zijn highschool in Louisville, Kentucky zijn leerlingen zelf ondervinden hoe de wetten van de natuur werken. Zijn leerlingen zijn enthousiast, maar niet alleen daarom.

Zij leren ook andere lessen van hem, als Wright vertelt over zijn eigen leven, zijn gehandicapte zoon Alan en hoe zijn dochter Abby hem iets deed ontdekken. Van die dag aan gaf Wright er niet meer om hoe de dingen werken. Voor hem geldt waarom de dingen werken. Er is iets groters dan energie en entropie in het universum. Een oud-leerling van Wright maakte deze elf minuten durende video, getiteld Wright’s law: a unique teacher imparts real life lessons, gepubliceerd  in december 2012 op de site van dagblad The New York Times.

In deze zelfde periode bracht dagblad USA Today een video uit met de 40-jarige leraar Engels, David Menasche waarin hij vertelt hoe hij door de V.S. reist om aan oud-leerlingen te vragen: “Heb ik een verschil gemaakt? Hij wil weten wat voor effect zijn inspanningen gedurende vijftien jaar lesgeven aan bijna drieduizend leerlingen op een highschool in Miami hebben gehad. Na drie operaties en intensieve chemokuren, heeft hij te horen gekregen dat hij niet lang meer heeft te leven. Zie meer over deze video op de site van USA Today: Dying teacher’s quest: Did I make a difference?: www.usatoday.com

Ziekenhuiscultuur moet veranderen, en compassie ingevoerd, zegt Britse staatssecretaris Volksgezondheid

Het Engelse dagblad The Telegraph is sinds de onderzoeken in 2009 naar de wantoestanden in het Stafford ziekenhuis de Heal Our Hospitals campagne gestart, ervan uitgaande dat de problemen daar niet op zich stonden maar symptomen waren van een door streefgetallen geobsedeerde cultuur binnen de National Health Service (NHS). De NHS is het openbare gezondheidsstelsel van Groot-Brittannië en de grootste uit publieke middelen betaalde gezondheidsdienst ter wereld waar circa 1,7 miljoen mensen werken. De krant had zes eisen gesteld, waaronder een openbaar onderzoek naar de voorvallen in het Stafford en de manier waarop ziekenhuizen in het hele land geïnspecteerd en bestuurd worden.

In februari 2010 verscheen er een onderzoeksrapport over de gebeurtenissen in de periode 2005-2008. Gebleken was dat er in het Stafford ziekenhuis meer patiënten waren gestorven – tegen de 1200 – dan redelijkerwijs verwacht mocht worden. Artsen en verpleegkundigen stonden onder druk om streefcijfers te halen, zelfs als patiënten hoge risico’s liepen. Verpleegkundigen werd verteld dat “hun hoofd zou rollen” als ze niet voldeden aan de gestelde doelen. Artsen werden afgehouden van in kritieke toestand verkerende patiënten en moesten zich wijden aan minder risicovolle gevallen. Kwetsbare patiënten werden aan hun lot overgelaten en leden dorst en honger. Verpleegkundig personeel werd ontslagen en vervangen door niet bevoegde assistenten.

Managers wilden bewijzen dat ze “kostendekkend” konden werken en sloegen drastisch aan het bezuinigen om de felbegeerde “foundation status” voor het ziekenhuis te verwerven. Daarvoor moest het ziekenhuis eerst wel 160 banen schrappen. Het ziekenhuis verkreeg uiteindelijk die status officieel in februari 2008. Ter gelegenheid hiervan ontving het personeel een cadeaubon, te besteden in het warenhuis Marks & Spencer.
De vraag is uiteraard ten koste waarvan deze status verkregen is? Wat is eigenlijk de waarde van zo’n status?
Foundation trusts zijn onafhankelijke organisaties binnen de NHS en kunnen vrij beslissen over ziekenhuiszaken. De onafhankelijke instantie Monitor houdt toezicht en bewaakt de belangen van het publiek.

Angstcultuur

Tegen geen van de verantwoordelijken voor de wantoestanden in het Stafford ziekenhuis zijn disciplinaire maatregelen genomen, op het hoofd verpleegkunde na die geschorst werd, waarna hij verkoos met pensioen te gaan. Velen, o.a. een directeur die, zich beroepend op zijn beroepsgeheim, weigerde vragen te beantwoorden, hebben een andere belangrijke functie gekregen in de zorgsector.

In juni 2010 besloot de Britse regering tot een volledige revisie van het onderzoek onder voorzitterschap van Robert Francis, die ook het rapport had opgesteld. Deze revisie zou ook de meer dan een miljoen pagina’s betreffen van reeds verzameld bewijs en getuigenverhoren. De resultaten van deze revisie worden in januari 2013 openbaar gemaakt. Verwacht wordt dat Francis een vernietigend oordeel zal geven over de hele NHS en zal waarschuwen voor een “angstcultuur” die heerst in alle gelederen, van het regeringscentrum in Whitehall tot de ziekenhuisafdelingen aan toe. Prefereren we een “angstcultuur” en gehoorzamen we aan de eisen van de NHS die streefgetallen belangrijker vindt dan de noden van patiënten? is de vraag die The Telegraph stelt?

Er zijn twee fundamentele vragen die antwoord behoeven. Hoe konden de inspecties die er zijn om patiënten te beschermen zo falen? En wat kan er gedaan worden om herhaling te voorkomen?
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Jeremy Hunt zal binnenkort commentaar geven op het onderzoek naar een van de grootste schandalen in de geschiedenis van de NHS. Hij schrijft in The Telegraph van 6 januari 2013 dat de NHS de ziekenhuiscultuur moet veranderen en dat compassie weer ingevoerd moet worden.

Lees meer over de campagne Heal Our Hospitals in het artikel Stafford Hospital scandal: our campaign to heal our hospitals van Laura Donnelly in The Telegraph van 5 januari 2013: www.telegraph.co.uk

Zie ook:

Stafford Hospital: the scandal that shamed the NHS, door Laura Donnelly in The Telegraph van 6 januari 2013: www.telegraph.co.uk/

Stafford Hospital scandal: deaths force NHS reforms, door Laura Donnelly in The Telegraph van 5 januari 2013: www.telegraph.co.uk

Stafford Hospital scandal betrayed the NHS says health secretary, door Jeremy Hunt in The Telegraph van 5 januari 2013: www.telegraph.co.uk

Romantiek in het Duitse onderwijs

rainer wernerDe scholen van vandaag staan voortdurend in de bouwsteigers, aldus een artikel over onderwijs in het Duitse dagblad Die Welt. Elk jaar vinden er hervormingen plaats, kinderen fungeren als proefkonijn voor nieuwe onderwijsmethoden. In Nederland weten leraren er ook alles van. Zie bijvoorbeeld het in 2008 gepresenteerde rapport van de commissie Dijsselbloem over de effecten van de onderwijsvernieuwingen in het voortgezet onderwijs in Nederland.

Een van de leraren die in Duitsland zijn stem regelmatig verheft is Rainer Werner, tot aan zijn pensionering in 2009 leraar aan het John-Lennon-Gymnasium in Berlijn. Hij is auteur van het in 2012 verschenen boek Auf den Lehrer kommt es an – Op de leraar komt het aan.

Werner schreef in Die Welt dat hij niet veel op heeft met heterogeen, geïndividualiseerd onderwijs1): “De zo veelgeprezen individualisering van het onderwijs is slechts een droombeeld. Bij een zinvol leerproces hoort intellectuele uitwisseling tussen alle leerlingen. En een goede leraar”. Hij vervolgt:

“Geïndividualiseerd onderwijs kwam op toen voorstanders van de Einheitsschule2) hadden vastgesteld dat in extreem heterogene groepen normaal klassikaal onderricht niet meer mogelijk was. In de Gemeinschaftsschule2) werden leerlingen van de Hauptschule2) en gymnasiasten gezamenlijk onderwezen. Zelfs de leek op onderwijsgebied kan zich voorstellen wat dat voor het onderwijs betekent.
Omdat het niet anders kon, heb ik deze als tovermiddel aangeprezen methode tien jaar lang toegepast op een Gesamtschule2). Ik heb dat noodgedwongen gedaan, niet uit overtuiging. Ik gaf maatschappijleer en geschiedenis aan leerlingen die wat betreft intelligentie en kennis extreem verschillend waren. Aangezien gemeenschappelijk onderricht ondenkbaar was, individualiseerde ik het. Ik vormde werkgroepen die ik naar prestatieniveau indeelde. Met de goed presterende leerlingen kon ik ingewikkelde zaken, zoals de voordelen van de verschillende democratische modellen behandelen. Aan de leerlingen van de laagste kennisniveaus moest ik eerst de eenvoudigste vormen uitleggen. Wat is een democratie? Waarin onderscheidt deze zich van een dictatuur?”

Aangezien de kloof tussen beide niveaus – het middelste niveau laat ik hier buiten beschouwing – groot was, hoefde ik in de verste verte niet te denken aan een uitwisseling van kennis in klassikaal verband. Het productiefst was de aanpak als ik elke groep apart onderricht gaf en tussen de tafels van de verschillende groepen heen en weer pendelde. Tot op heden ken ik geen methode of manier die geschikt is om de kloof tussen de hier beschreven leerniveaus te dichten”.

Volgens Werner is de vraag niet of gedifferentieerd onderwijs mogelijk is. Dat is het wel, maar de vraag is of het een ideaal onderwijsmodel is? Volgens hem hoort bij een zinvol leerproces een intellectuele uitwisseling tussen met elkaar in gesprek zijnde leerlingen. Hij kan de principes van de ‘eenheidsschool’ wel begrijpen: “De leerlingen zitten bij elkaar vanwege sociale principes, niet vanwege onderwijskundige principes”.

De effectiefste onderwijsmethode is afhankelijk van de leraar

Maar volgens Werner vindt het wederzijdse stimuleren en inspireren, dat steeds weer als een onderwijskundige aanwinst naar voren wordt geschoven, zo goed als niet plaats. Het geïndividualiseerde leren blijkt een geïsoleerd leren te zijn, en uiteindelijk zelfs een een onsociaal leren: “Ik heb bij mijn ongewilde experiment nog een andere ontdekking gedaan. Aan het eind van het schooljaar stelde ik vast dat de leerlingen die aan het begin al goed waren het meeste geleerd hadden. Niet dat ik aan hen meer aandacht besteed zou hebben. Nee, blijkbaar leert men makkelijker als een leerling aan het begin al over een stevig fundament van kennis beschikt. Nieuwe kennis wordt namelijk in een voor handen zijnd werk uitgewisseld. Dat is ook de reden waarom onderwijzers van de basisschool beweren dat eersteklassers het moeilijk vinden de van huis uit meegekregen gebreken te compenseren in heterogeen klassenverband”.

De geïndividualiseerde onderwijsmethode geldt intussen als de ‘koninklijke weg naar het onderwijsgeluk’ en wordt gepropageerd door progressieve wetenschappers, door met gelijkheidsidealen bezielde vakbondsleden en linkse onderwijspolitici. Met dit ‘democratische’ schooltype kan de Gemeinschaftsschule beslist een succes worden.
Maar niet voor Werner: “Als leraar heb ik zulke beloften van geluk altijd gewantrouwd. Mij was duidelijk dat het in de praktijk van het klaslokaal niet zou werken. Zo moest ik ook water bij de wijn van de idylle van het zelfleren gieten. Gelukkig kan ik mij baseren op concrete gegevens.
De Nieuwzeelandse onderzoeker John Hattie onderzocht in 2009 d.m.v. evaluatie van talrijke studies de factoren die van inlvoed waren op het waarborgen van optimale prestaties van leerlingen. Hij concludeerde dat scholieren het beste leren als de leerkracht een actieve rol speelt. Hattie pleit voor ‘leraar betrokken maatregelen’ in plaats van structuur betrokken vernieuwingen. Het modieuze individualiseren komt op zijn lijst van effectieve leermethoden niet voor. Hatties’ inzichten komen overeen met de ervaringen van de ontwikkelingspsychologie die bij tieners een grote behoefte aan richtlijnen en uitleg heeft vastgesteld”.

Jammer genoeg, vervolgt Werner, hebben ook de inspecties van onderwijsinstanties zich het dogma van de interne differentiëring eigen gemaakt: “Zelfs gymnasia met voortreffelijke eindexamenresultaten worden gedevalueerd als ze het geloof niet aanhangen van goed onderwijs moet ‘intern gedifferentieerd’ zijn, ‘ontdekkend leren’ omvatten.
Het schoolhoofd van een Berlijns gymnasium merkte sarcastisch op na het lezen van een brave notitie van de inspectie dat zijn school aan hoge maatstaven voldeed maar dat het niveau helaas met de verkeerde methoden gehaald was. Hier raken dogmatische opvattingen aan het absurde.

Elke halfwakkere leraar erkent al na enkele weken zelflerend onderricht dat het helemaal niet die zaligmakende methode is; de effectiefste methode is namelijk afhankelijk van de doelbewustheid en persoonlijkheid van de leraar. Ondertussen blijft de boodschap van de daken verkondigd worden dat het beste land van de internationale PISA-ranglijst Finland is, dat zijn voortreffelijke resultaten te danken heeft aan het zo virtuoos gegeven klassikale onderwijs3). Wie had dat gedacht?”

Noten en referenties

1) Onder heterogeen, geïndividualiseerd onderwijs wordt verstaan het rekening houden met de individuele leerling die het onderricht krijgt dat past bij zijn persoonlijke prestatievermogen.

2) De Einheitsschule is een schoolsysteem waarnaar in Duitsland al sinds de negentiende eeuw gestreefd wordt, van basisonderwijs tot academisch onderwijs, voor iedereen vrij toegankelijk, ongeacht afkomst. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw gaan er steeds meer stemmen op dit schoolsysteem in te voeren.
De Gesamtschule, onderwerp van veel discussie en ingevoerd in 1968, komt nog het dichtst in de buurt van de Einheitsschule. Op dit type school wordt geprobeerd de kinderen zo laat als mogelijk qua niveau te scheiden. In de praktijk gaan vooral slecht lerende kinderen uit arme families en sommige goed lerende kinderen van idealistische ouders naar een Gesamtschule.
Onder Gemeinschaftsschule wordt een structurele samenbundeling van scholen verstaan, waarin kinderen en jongeren van het eerste tot het tiende schooljaar gemeenschappelijk onderricht krijgen. Deze school is een variant op de Gesamtschule en Einheitsschule met interne differentiëring als alternatief voor een meer gelaagd schoolsysteem met externe differentiëring na klas vier of zes.
De Hauptschule, ingevoerd in 1960, is een algemeen vormende, op de praktijk van een beroep gerichte school. Dit type school kan het best worden vergeleken met het vmbo in Nederland.

3) PISA: Het Programme for International Student Assessment wordt gecoördineerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Elke drie jaar wordt onderzoek gedaan naar de kennis en vaardigheden van 15-jarigen in 34 landen en in 41 partnerlanden van de OESO op het gebied van lezen, wiskunde en natuurwetenschappen. Deze 75 landen zijn samen goed voor 87% van de wereldeconomie. Er wordt ook informatie verzameld over de leerhouding en leerstijl van jongeren.

Zie het artikel van Rainer Werner in Die Welt: Die Einheitsschule ist pädagogische Romantik, 26 december 2012: www.welt.de

Op de site van Die Welt staat ook de uitslag van een enquête die Die Welt onder 3000 ouders van schoolgaande kinderen heeft gehouden. De vraag was of zij tevreden waren met het onderwijsbeleid van de regering: Wie zufrieden sind Eltern mit der Bildungspolitik? www.welt.de

Website van Rainer Werner waarop informatie over zijn boek Auf den Lehrer kommt es an: www.rainer-werner.com

Moreel onder leraren “gevaarlijk laag” in Engeland

Het moreel van de leraren in Engeland en Wales is “gevaarlijk laag” en “dramatisch gedaald in de afgelopen maanden”, aldus een radio-uitzending van de BBC. De helft – 55 procent – van de ondervraagde leraren door marktonderzoeksbureau YouGov in opdracht van lerarenvakbond National Union of Teachers (NUT) vindt dat hun zelfvertrouwen laag of heel laag is. Ongeveer 77 procent beweert dat de regering een “negatief” effect heeft op het onderwijs in Engeland.
De regering zelf heeft verklaard dat leraar zijn een “aantrekkelijk beroep” is “met de laagste werkloosheidcijfers sinds 2005”.

Het onderzoeksbureau heeft 804 leraren in Engeland en Wales ondervraagd. Ongeveer 88 procent is lid van een vakbond of een beroepsorganisatie en 11 procent leraar op een privéschool. De overigen zijn werkzaam op door de staat gesubsidieerde scholen, inclusief de “free schools” of gratis scholen, waarvan er vierentwintig in 2011 zijn geopend. Ongeveer 74 procent is vrouw. Het onderzoek is een maand geleden afgerond.

De resultaten geven aan dat het moreel van de leraar gedaald is ten opzichte van een eerder gehouden onderzoek in april 2012. 69 Procent zegt dat het moreel is gedaald sinds de verkiezingen van 2010. Bijna driekwart – 71 procent – zegt dat ze zelden of nooit het vertrouwen genieten van de regering.
Ongeveer 77 procent vindt dat de vrije of gratis scholen het onderwijs in Engeland in de verkeerde richting hebben gestuurd, terwijl slechts 5 procent het gevoel heeft dat de regering een “positief” effect heeft gehad op het onderwijs.
Meer dan driekwart – 76 procent – zegt dat bezuinigingsmaatregelen een negatief effect hebben gehad op kinderen en hun familie, en 74 procent beaamt dat de schoolprestaties van kinderen beïnvloed zijn door het gezinsinkomen.

Christine Blower, secretaris-generaal van NUT, vertelt in de radiouitzending: “Dit onderzoek schetst een betreurenswaardig beeld en is een felle aanklacht tegen het beleid van de coalitie-regering”. Vervolgens merkt ze op dat de minister van Onderwijs, Michael Gove zich “de vrijheid heeft genomen met veel haast hervormingen door te voeren zonder voldoende onderbouwing”.
Volgens Blower wordt het tijd dat de premier de minister van Onderwijs intoomt, hij heeft het respect van de beroepsgroep verloren.

Volgens een woordvoerder van het Ministerie van Onderwijs zullen de hervormingen leiden tot verhoging van de maatstaven en zullen de door de regering extra geïnvesteerde vier miljoen pond de leraren helpen bij het ontwikkelen van hun vaardigheden en zullen ze “de bureaucratie doen dalen zodat zij meer tijd kunnen besteden in de klas en minder aan onnodig papierwerk”.

Zie Teacher morale ‘dangerously low’ suggests survey, door Judith Burns, verslaggeefster Onderwijs BBC, 2 januari 2013: www.bbc.com/news/education-20877397

Lijst van 19e eeuwse vaardigheden voor de 21ste eeuw

“Ik heb nu wel genoeg gehoord over de vaardigheden waarover ons land zou moeten beschikken in de 21ste eeuw”, aldus de Amerikaanse Diane Ravitch, research-professor Onderwijs aan de Universiteit van New York en senior fellow van Brookings Institution, een van de oudste denktanks van de V.S. Sinds de verschijning van haar in 2010 verschenen boek The Death and Life of the Great American School System, wordt ze in binnen- en buitenland uitgenodigd voor panels, interviews en deelname aan congressen.

“Voor het eerst moet nu aan kinderen worden geleerd kritisch te leren denken (heeft u hier ooit van gehoord in de 20ste eeuw?) en in groepen te werken (ik herinner me dat ik juist op die vaardigheid een eeuw geleden voor een examen ben geslaagd), problemen op te lossen (een hypermodern idee in het onderwijs), enzovoort.
Ik stel voor dat we ophouden met dit soort onnodige discussies over de vaardigheden van de 21ste eeuw. Laten we het erover eens zijn dat we al die opgesomde vaardigheden nodig hebben, plus nog andere met daaraan toegevoegd kennis van geschiedenis, literatuur, kunst, geografie, de maatschappij, de wetenschap en vreemde talen.

Maar sta me toe iets nieuws voor te stellen ter bevordering van een ander soort vaardigheden en kennis die net zo belangrijk zijn als de 21ste eeuwse. Mijn voorstel is een Bondgenootschap van 19e eeuwse vaardigheden*). Dat bondgenootschap zal vaardigheden, waarden en kennis bevorderen zoals…”

Volgt een lijst die er volgens Ravitch zo uitziet:

  • Liefde voor leren.
  • Kennis vergaren.
  • Het vermogen zelfstandig na te denken (individualisme).
  • Het vermogen alleen te werken (initiatief).
  • Het vermogen als enkeling tegenover de groep te staan (moed).
  • Het vermogen met volharding aan een moeilijke taak te werken tot deze klaar is (ijver en zelf-discipline).
  • Het vermogen de gevolgen te overzien van eigen handelen op anderen (respect voor anderen).
  • Het vermogen de gevolgen te overzien van eigen handelen op het eigen welzijn (zelfrespect).
  • Het besef van hogere doelen dan die van het eigenbelang (eer).
  • Het vermogen zich in alle omstandigheden te gedragen (waardigheid).
  • Het besef dat een beschaafde samenleving behoefte heeft aan bepaalde soorten gedrag van zowel individuën als groepen (goede manieren, beleefdheid).
  • Het vermogen te geloven in principes die groter zijn dan het eigenbelang (idealisme).
  • De bereidheid vragen te stellen als men iets niet goed weet (nieuwsgierigheid).
  • De bereidheid te dromen over andere werelden, andere manieren van de dingen doen (verbeeldingskracht).
  • Het vermogen te geloven dat men z’n eigen leven en het leven van anderen kan verbeteren (optimisme).
  • Het vermogen grammaticaal goed te spreken en te schrijven (communicatie).

Volgens Ravitch zijn er ongetwijfeld nog meer vaardigheden, vermogens en talenten die we behoren te stimuleren voor de komende generatie, in het geloof dat we daardoor een beter en gelukkiger leven èn een betere wereld krijgen.

Noot
*) Ravitch noemt het The Partnership for 19th Century Skills, een toespeling op de The Partnership for 21st Century Skills, een landelijke Amerikaanse organisatie die ervoor ijvert dat elke student paraat is voor de 21ste eeuw. Teneinde te kunnen blijven concurreren in een wereldwijde economie, verschaft P21 hulp- en geldmiddelen om het Amerikaanse onderwijssysteem op peil te houden door een aantal vaardigheden en talenten te mengen, zoals kritisch denken, problemen oplossen, communiceren, innoveren en creatief zijn. Gerenommeerde scholen schenken hier al aandacht aan, maar P21 wil  een raamwerk bieden voor het onderwijs op lokaal, federaal en nationaal niveau.

Artikel is ontleend aan de bijdrage van Diane Ravitch op de blog Common Core: The Partnership for 19th Century Skills, 6 juli 2009. Klik hier. (Website is opgeheven)

Van en over Diane Ravitch verscheen eerder op site Beroepseer:

Interview met Diane Ravitch over “hoe het niet moet onderwijs“: https://beroepseer.nl

Amerikaans onderwijs in beroering: https://beroepseer.nl

Diane Ravitch over een compromisloze houding: https://beroepseer.nl

Meester Ben

meester benBen de Kok heeft de Haagse Schilderswijk in de loop van ruim dertig jaar langzaam zien veranderen. Hij begon er les te geven op de basisschool in de jaren zeventig. Als er in 2008 een filmdocumentaire over hem en zijn manier van werken wordt gemaakt, telt zijn school ‘t Palet zevenhonderd leerlingen waarvan er vijf oorspronkelijk uit Nederland komen.
“Meester Ben” is een onderwijzer die zijn beroep heeft gekozen uit gedrevenheid die “voortkwam uit de hoop dat je door je werk een betere wereld zou creëren”.

Hij lijkt dat ook te doen, als we hem zien omgaan met de kinderen en de ouders. Met geduld, zachte dwang en vriendelijkheid bouwt hij een goede verstandhouding op. Toewijding en betrokkenheid doen wonderen. We zien gemotiveerde, zich gedragende kinderen van klas 5B die onder begeleiding van hun meester het schooljaar met succes doorlopen. Twee leerlingen krijgen in de documentaire extra aandacht: het introverte meisje Rajina, dat een roerige tijd achter de rug heeft met haar moeder en Abdellah, die er moeite mee heeft dat hij zijn vader zo weinig ziet.

Meester Ben –  duur 53 minuten –  is een veelgeprezen documentaire, gemaakt door Vuk Janic en voor het eerst uitgezonden op 31 januari 2008 op Ned. 2. De film doet denken aan de bekende film Être et avoir uit 2002 over een leraar van een dorpsschool op het Franse platteland.
Meester Ben maakt deel uit van de in 1995 door de Humanistische Omroep begonnen documentaire reeks Ondertussen in Nederland dat als thema de intimiteit van het dagelijkse leven heeft. De reeks laat  zien wat er op het spel staat in de samenleving buiten het zicht van de dagelijkse actualiteit.