Skip to main content

Redactie Beroepseer

Kritiek op WRR-rapport over burgerparticipatie: Vertrouwen in burgers

Actief burgerschap kan af en toe best frustrerend zijn, schrijven Marije van den Berg en Frans de Jong, die zichzelf opgewekte, sociale en constructieve burgers noemen: “Toch houden we opgewekt mopperend vol. Het komt ook voor dat we vol plichtsbesef doorzwoegen, met dat werken aan de publieke zaak, gewoon omdat er niemand anders is die het doet. Hoe dat allemaal ook mag wezen: wij zijn wel de baas over onze eigen participatie”.

 Instituties zijn geen doel, maar middel om de kwaliteit van leven van burgers te verbeteren

In hun blog Wij burgers leveren zij kritiek op het in mei 2012 verschenen rapport: Vertrouwen in burgers. Daarin stelt de  Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat veel burgers bereid zijn zich in te zetten voor de samenleving, maar dat er veel kansen voor burgerbetrokkenheid blijven liggen. Burgers zouden meer betrokken moeten worden bij de beleidsontwikkeling van overheden en mee moeten denken. Beleidsmakers moeten denken vanuit het perspectief van burgers en minder vanuit de bestuurlijke logica. De WRR doet in het rapport aanbevelingen voor vier vormen van binding tussen burgers en beleidsmakers.

Toch vinden Marije van den Berg, adviseur en trainer in communicatie en participate en Frans de Jong, bioloog met bedrijfskundige nascholing, het rapport een beetje een eng rapport: “Onze kritiek is kortweg:
– De WRR redeneert helemaal niet vanuit de burger, maar kijkt naar ‘de burger’ zoals een bioloog en een boer kijken naar ‘de kip’.
– De WRR adviseert instituties om voor het eigen overleven, door middel van een verbond van beleidsmakers en frontlijnwerkers, actief burgers in te schakelen – die ‘moeten’ participeren.
En daarmee adviseert het rapport om een flink stuk van onze eigen burgerregie over participatie in te leveren in een netwerk voor de poort van de instituties – reden om te spreken over een ‘beetje eng’ rapport”.

Volgens Van den Berg en De Jong benadert de WRR de burger als een bioloog die kijkt naar de diersoort kip: “Denken vanuit de kip om zo het gedrag van de kip beter te kunnen classificeren. En vervolgens kan die bioloog dan in samenwerking met een verstandige boer het gedrag van die kippen zo beïnvloeden dat daarmee het dierenwelzijn en daarmee de winstgevendheid van de boerderij gediend is. Dat is ongeveer de benadering die de WRR toepast.
Wij zien instituties niet als doel, maar als middel om de kwaliteit van leven van burgers te verbeteren. En we zijn dan best bereid om een deel van dat leven te wijden aan de instituties door middel van belasting betalen, stem uitbrengen, maar ook: door actieve participatie in beleidsprocessen. Maar het moet ons passen. Wij zijn de baas over ons publieke leven, niet de instituties. Als de WRR had gekozen voor deze benadering, dan zouden we dat echt denken ‘vanuit de burger’ noemen. Nu doet de WRR alsof, maar kijkt eigenlijk naar burgers zoals een bioloog kijkt naar kippen”.

Sluipende institutionalisering van burgers

Het tweede punt van kritiek betreft de de burgerparticipatie als middel voor het doel: overleven van instituties. In het WRR rapport staat: “In een complexe, snel veranderende omgeving ‘overleven’ alleen adaptieve instituties: instituties die meer doen dan instrumenteel bijschaven en die ook de onderliggende aspecten durven aan te pakken. […] De grondslag voor dat collectieve gedrag is gelegen in institutionele intuïtie: een intuïtie die gedeeld wordt door allen binnen de gemeenschap en die elk van hen in staat stelt om zonder formele opdracht aanpassingen te kunnen maken”.

Van den Berg en De Jong: ” Lees dat nog eens goed… ‘intstitutionele intuïtie’. Wat betekent dat voor ons? Moeten we de regie over onze eigen participatie inleveren voor iets of iemand met ‘institutionele intuïtie’ – of lezen we dat verkeerd? Het woord ‘gemeenschap’ wordt hier door de WRR gebruikt voor een informele structuur binnen en buiten de instituties.
Het is de bedoeling van de WRR dat individuen binnen en buiten instituties, onbewust – intuïtief, zonder reflectie, zonder formele opdracht – in een continu proces de instituties helpen om te overleven. Zoals je een hockeystick balanceert op je hand. Verbinders, frontlijnwerkers moeten dat tot stand brengen – in nauwe samenwerking met beleidsmakers.
Wij vragen ons af of de WRR zich heeft gerealiseerd wat de reikwijdte van deze gedachte is. Moeten burgers als het ware een beschermende laag rond de instituties maken? Water uit de omgeving mengt zich met de afscheiding van het dier zodat een ondoordringbare snotlaag ontstaat. Zodat roofvissen geen grip meer krijgen op het glibberige beweeglijke diertje? (De WRR gebruikt metaforen uit de sport. Wij zijn gek op biologische metaforen.) Wat doet dit denken met opvattingen over vrijheid en staat, over rechtsorde?

We konden onze eigen analyse haast niet geloven. Zou het gaan om een uitglijder van de WRR – of pleit men echt voor een sluipende institutionalisering van burgers? De WRR helpt ons zelf uit de onzekerheid, schetst een nieuwe overheidslogica (waarin niet langer de duidelijke rechtsregels centraal staan, maar de actieve interactie van instituties met de omgeving) en noemt die Weber 3.0:
Beleidsmakers moeten de omstandigheden creëren die het frontlijninitiatief  ‘afdwingen’: mensen moeten zich verantwoordelijk willen voelen voor de uitdagingen binnen hun werkgebied…

MOETEN is het kernwoord van dit rare advies: “…de WRR pleit voor een aanpassing van de instituties, echter niet richting vereenvoudiging, ze hoeven geen betrouwbare partner te worden van vrije burgers. Nee, de WRR adviseert om de manipulatie en binding van burgers op een hoger niveau te brengen door middel van de inzet van een verbond van beleidsmakers en frontlijnwerkers”.

“De omslag naar een Weber 3.0 cultuur vereist de ijzeren discipline van het ‘rechte pad'”

Volgens Van den Berg en De Jong zakt het rapport aan het eind  euforisch door de mand: Leest en huivert:
“Dit verhaal over burgerbetrokkenheid is een nieuw verhaal en moet al langer bestaande verhalen verdringen. Dat gaat niet zonder strijd…
Het nieuwe verhaal moet verwarmen: beter zijn dan het oude, geloofwaardiger. Het moet aangeven waar ‘we’ – beleidsmakers plus verbinders – vandaan komen en vooral waar we naartoe kunnen gaan. Het is persoonsgericht: het richt zich tot de individuele ontvanger met de bedoeling te informeren (wat is het probleem en waarom is het ernstig, ook voor jou?), te communiceren (denk eens mee: wat zouden ‘we’ eraan kunnen doen?) en uit te dagen (wat zou jij kunnen doen en hoe kan ik je daarbij de hand reiken?). Het verhaal laat bovendien ruimte tot inkleuring.[…]
De omslag naar een Weber 3.0-cultuur vereist de ijzeren discipline van het ‘rechte pad’ met het bijbehorende, brede politieke draagvlak: goed doen waarvoor ‘we’ hebben gekozen en dat over een periode van vele jaren. Tevens moeten ze geloven, en dat uitstralen, in de veerkracht van de netwerksamenleving, met haar zelfcorrigerende en lerende vermogens.
[…]
Meer dan voorheen dienen ze te vertrouwen op de checks and balances die de vier vormen van binding bieden in een sterk vernetwerkte samenleving, indachtig de slotles van het hockeystickmanagement: een stick die altijd valt, valt nooit als je maar snel genoeg corrigeert…”

Het wordt hoogtijd voor een studie over participatie die de vrijheid van het individu in een netwerksamenleving serieus neemt: “Een mooie taak voor de WRR – of niet?”, aldus Van den Berg en De Jong. Zij doen in hun blog Wij burgers (december 2012) alvast een aantal suggesties. Ga naar: http://fransdejongiii.blogspot.nl

Downloaden van WRR rapport no 88, 2012: Vertrouwen in burgers: www.wrr.nl

Tijd voor een “morele renaissance” in de zakenwereld

bedrijf aardbolGary Hamel, management-expert en directeur van Management Lab (London Business School), schrijft in zijn in 2012 verschenen boek What matters now over het opnieuw opbouwen van een organisatie in een wereld van slinkende hoop, radicale veranderingen en verwoestende wedijver. Het is geen boek over hoe het beter moet maar een gloedvol pleidooi om het management zoals we dat nu kennen opnieuw uit te vinden en ons te bezinnen op de basisbeginselen van het kapitalisme, de organisatiecultuur en de betekenis van werk. Het denken hierover is niet meer veranderd sinds het industriële tijdperk. Het is hoogtijd dat we de opgelopen achterstand inhalen.

Op de website van Convercent vertelt Hamel aan Jeffrey Davis hoe we dat zouden kunnen doen. Bovenaan zijn lijst van wensen staat een volledige herziening van ethiek en waarden in de zakenwereld die de laatste jaren geteisterd wordt door principeloze CEO’s die roekeloos nieuwe records leken te vestigen op het punt van eogocentrische onverantwoordelijkheid: “Grote bedrijven behoren vandaag tot de minst betrouwbare instituties in de maatschappij. Nu het vertrouwen is weggeëbd, is de druk van regelgeving op de zakenwereld groter geworden. Om deze trend te keren, is er niets anders nodig dan een morele renaissance in de zakenwereld. Belanghebbenden zijn het niet altijd met elkaar eens, maar op een punt zijn ze dat wel: waarden doen er meer toe dan ooit”.
Om te ontdekken hoe zo’n “morele renaissance” eruit zou kunnen zien in de praktijk, ging Hamel om de tafel zitten met collega’s van The Company Ethicist*).

gary hamelZonder ethisch fundament zal het kapitalisme zichzelf van binnenuit vernietigen

De geschiedenis leert dat mensen altijd hebben begrepen dat een vrije markt niet kon bestaan zonder moraliteit en een stevig ethisch fundament. Zonder ethiek vervalt kapitalisme tot louter eigenbelang. Het gevolg is al gauw regelgeving door de overheid die haar burgers wil beschermen tegen de excessen van het kapitalisme.
Vandaag zijn macht en invloed van bedrijven groter dan ooit. Hun beslissingen hebben grotere gevolgen. Als je een dergelijke wereldwijde economische macht bezit, is het ook nodig een aantal ethische verantwoordelijkheden op je te nemen.
CEO’s denken dat ze straffeloos kunnen handelen, maar oplettende waarnemers van het kapitalisme hebben altijd al begrepen dat zonder een ethisch fundament of ethische verantwoordelijkheid, het kapitalisme zichzelf uiteindelijk van binnenuit zal vernietigen. Of je krijgt uiteindelijk een sterk gereglementeerde staat waarin de dynamiek en het nut van het kapitalisme verloren gaan.

Een morele renaissance wordt steeds urgenter om drie redenen:
1. Grote bedrijven worden wereldwijd almaar machtiger en krijgen steeds meer invloed in ons leven. Denk aan Google, Amazon of Apple. We mogen dus van hen verwachten dat ze zich verantwoordelijk gedragen.
2. Elk wangedrag van een bedrijf wordt meteen bekend, dankzij internet. Alles wordt openbaar. Mensen houden bedrijven aansprakelijk voor wat er gebeurt in de wereld.
3. Ook dankzij internet groeit wereldwijd het ethisch besef dat bedrijven overal ter wereld dezelfde maatstaven hanteren. Er zijn verschillen in lonen en voorwaarden, maar het milieu opofferen voor winst kan niet meer. Eigen winst kan niet leiden tot andermans ellende. Volgens Hamel bezondigt 99% van de bedrijven zich nog steeds. Ze zijn erop gespitst niet door de wet gepakt te worden en hun reputatie niet te verliezen.

De financiële crisis is een morele crisis

omslag what matters nowWelke maatstaven hanteert die overige 1% van de bedrijven? Volgens Hamel zijn er verschillende initiatieven. Veel daarvan zijn er voor de sier, maar er zijn er ook die beginnen na te denken over strategieën die goed zijn voor de maatschappij èn voor het bedrijf.
Pessimistisch zijn is momenteel niet moeilijk, gelet op wat er gebeurt in de financiële sector die nog weinig geneigd is de hand in eigen boezem te steken.
Voor Hamel staat het vast dat de financiële crisis een morele crisis is. Je kunt de sector een graaicultuur zonder regels noemen of niet, er is een moreel spel gespeeld waar de menselijke gebreken schril aan het daglicht zijn gekomen.

Renaissance van de bedrijfsethiek

Hamel noemt een aantal punten waarmee een nieuwe start gemaakt kan worden:

1. Helder zijn over de waarden van het bedrijf waarvan de medewerkers zich rekenschap geven. CEO’s, leiders en medewerkers praten over competitie, superioriteit, efficiëntie en leiderschap, maar niet over waarheid en rechtvaardigheid, liefde, eer en schoonheid. Deze fundamentele waarden zijn de kern van onze menselijkheid. Ons streven moet gericht zijn op dat wat goed is voor de mensheid.
2. Welke persoonlijke waarden gaan medewerkers met elkaar delen? Bedoeld worden: eerlijkheid, onpartijdigheid, integriteit en openheid. Mensen voelen zich alleen veilig als de top dergelijke waarden onderschrijft. Zij kunnen dan vrijuit spreken als ze merken dat deze waarden geweld wordt aangedaan. De waarden dienen te worden gelegitimeerd. Noodzakelijk zijn dus een ombudsman of een interne website waar  mensen zich vrij kunnen uiten over ethische dilemma’s op hun werk. Een deugdelijke klokkenluidersregeling zou in elk bedrijf aanwezig moeten zijn.
3. De bedrijven met een ethische verantwoordelijkheid zijn over het algemeen bedrijven die groot respect hebben voor de mens en het individu. Een bedrijf is goed als het zijn werknemers niet als een menselijke bron behandelt maar als een menselijk wezen. Zo’n bedrijf zet medewerkers in hun kracht, deelt informatie met hen, investeert in hen en luistert naar hen. Dat is een bedrijf dat zijn ethische verplichtingen serieus neemt.
Een bedrijf dat zijn eigen werknemers behandelt als een bron of een instrument om mee te produceren, van zo’n bedrijf kan je niet verwachten dat het anderen beter behandelt.

——————————————

*) The Company Ethicist: Putting values and ethics to work for long-term success, zie de website: www.convercent.com (Niet meer beschikbaar op site van Convercent)

Gary Hamel: What Matters Now: Values! door Steve Denning, Forbes, 6 april 2012: www.forbes.com/

Gary Hamel: Why It’s Time for a ‘Moral Renaissance’ for Business, door by Jeffrey Davis, 29 januari 2013 op site van The Company Ethicist. Klik hier. (Niet meer beschikbaar op site van Convercent).

Website Management Lab: https://managementlab.org

Experimenteren met buurtteams voor zorg en welzijn

antoniek vermeulen 2Antoniek Vermeulen is als projectleider van buurtteams in de gemeente Utrecht bezig met een nog in de experimenteerfase verkerende nieuwe aanpak van zorg- en welzijn. Per 2015 worden taken en het daarbij behorende budget overgeheveld van de rijks- en provinciale overheid naar gemeenten. Het betreft jeugdzorg en AWBZ, maar ook op het gebied van werkgelegenheid krijgen we te maken met vergelijkbare ontwikkelingen. Gemeenten zijn momenteel druk bezig zich daarop voor te bereiden.

Uitgangspunt van het nieuwe gemeentebeleid is dat mensen die hulp en ondersteuning nodig hebben volwaardig deelnemen aan de samenleving. Termen die we in dit verband veel horen zijn: mogelijkheden benutten, zelf zoeken naar oplossingen, inschakelen van eigen netwerk, eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht.
Het is ook de bedoeling dat burgers van een gemeente de helpende hand bieden.

De integrale buurtteams waarmee Vermeulen aan de slag is gegaan zijn een antwoord op de verkokering en versnippering waarmee multi-probleem-gezinnen te kampen hadden. De problemen op meerdere gebieden – huisvesting, financiën, gezondheid,  psychische klachten, verstandelijke beperking – worden nu niet meer aangepakt met veel verschillende hulpverleners.
Ook het sterk verminderen van bureaucratie is een ambitie van de buurtteams. Ze experimenteren met werken zonder indicatie en de vele indicatieformulieren. Een professioneel teamlid kan na een gesprek zelf bepalen welke hulp er nodig is. Met deze aanpak, waaronder ook preventief optreden valt zoals het voorkomen van huisuitzetting, hoopt de gemeente te komen tot duurzame oplossingen. Daarbij is de verwachting dat de kosten voor zorg en hulpverlening zullen dalen.
Op de vraag of al bekend is wat de burger van deze nieuwe aanpak vindt, geeft Vermeulen aan het slot een reactie.

Belang en noodzaak van openbaarheid wetenschappelijke artikelen

Sarah Kendzior, onlangs gepromoveerd in de anthropologie aan de Washington University in St Louis, V.S., begint haar artikel op de website van Al Jazeerah: The political consequences of academic paywalls, met het noemen van de zelfmoord van activist Aaron Swartz die van mening was dat alle resultaten van academisch onderzoek vrij beschikbaar zouden moeten zijn voor alle mensen. In het huidige systeem zijn onderzoeksresultaten ondergebracht in databases. Om daarover te beschikken moet worden betaald, vaak vijftig dollar per artikel, door niet-academici.
De enigen die profiteren van dit systeem zijn de academische uitgevers. Wetenschappers ontvangen zelf geen geldbedragen uit de verkoop van hun artikelen en het gewone publiek kan die artikelen niet betalen en lezen en daardoor ook niet deelnemen aan wetenschappelijke debatten.

Afschermen wetenschappelijke artikelen heeft politieke gevolgen

Afgezien van deze gevolgen voor de lezer en de auteur, zijn er nog andere. Betaaldrempels hebben ook politieke gevolgen. Informatie, inzichten en expertise van een artikel zijn niet beschikbaar en dat heeft grote gevolgen voor plaatsen waar censuur wordt toegepast en propaganda wordt gemaakt. Als kennis of informatie macht is, dan zijn betaaldrempels de privileges van mensen met macht.
Voorbeeld is een door Kendzior geschreven artikel in 2006:  Inventing Akromiya: The role of Uzbek propagandists in the Andijon massacre, gepubliceerd in een tijdschrift en afgeschermd voor het lezerspubliek.
In 2008 plaatste ze het artikel op de website van academia.edu, waar wetenschappers hun artikelen naartoe kunnen uploaden. Dit had grote gevolgen.
Honderden Oezbeken waren de grens met Kirgizië overgestoken, waarna ze als vluchteling naar westerse landen reisden. Er waren Oezbeken onder hen die getuigen waren geweest van het bloedbad van Andijon, maar er waren er ook die ervan beschuldigd werden lid te zijn van Akromiya, een losse organisatie van welgestelde, gematigd islamitische, vrome Oezbeekse zakenmensen die aan liefdadigheid deden, vernoemd naar oprichter Akrom Yo’ldoshev. De regering van Oezbekistan vond de groep bedreigend en schilderde de leden af als gewelddadig en extreem, hetgeen niet het geval was.

In de jaren die volgden vroegen veel Oezbeken die verbonden waren geweest aan Akromiya politiek asiel aan in het buitenland. Omdat ze het stempel van extremist opgedrukt hadden gekregen door de Oezbeekse regering, stond hun een juridisch gevecht tegen de bierkaai te wachten.
Kendzior: “Mijn wetenschappelijke artikel werd een bewijsstuk in veel van deze asielaanvragen, inclusief deze van de United Nations Refugee Agency, die uit het artikel op academia.edu citeert. Door openbaarmaking van mijn werk, zijn onschuldige mensen geholpen en niet gedeporteerd naar een land waar zij gevangen genomen zouden worden, of vermoord”.

“Afgeschermd voor mensen die ze het meest nodig hebben”

De artikelen worden afgeschermd voor mensen die ze het meest nodig hebben, aldus Kendzior: “Als we het hebben over wetenschappelijk onderzoek dat niet vrij toegankelijk is voor het gewone publiek, dan bedoelen we daarmee ook niet-wetenschappelijke experts voor wie dergelijk onderzoek relevant is: advocaten, artsen, journalisten, ambtenaren en activisten. Wetenschappers klagen graag over oppervlakkige verslaggeving en oppervlakkig politiek beleid, maar hun eigen systeem ontzegt professionals de toegang  zich te verdiepen in hun werk. Abonnementen op databases die tot in de tienduizenden dollars lopen, kunnen zelfs vooraanstaande organisaties zich niet veroorloven”.

Veel wetenschappelijk onderzoek, dat van zeer groot belang zou kunnen zijn voor de politiek, wordt genegeerd, concludeert Kendzior. Na de zelfdoding van Swartz publiceerden veel wetenschappers hun artikelen op internet. Als eerbetoon aan Swartz die vocht voor vrij toegankelijke informatie voor iedereen, in plaats van alleen voor de academisch elite. Critici reageerden met te zeggen dat een dergelijke actie geen zin heeft, aangezien bij vrije toegankelijkheid het motief voor een academische loopbaan zou ontbreken. Vooruitgang in academische kring is afhankelijk van de bereidheid in tijdschriften te publiceren die niet toegankelijk zijn voor het algemene publiek.

Hoewel wetenschappelijke artikelen saai kunnen zijn en weinig aantrekkelijk voor het algemene publiek, ze zijn belangrijk vanwege hun specialistische karakter. Niet iedereen is in staat diepgaand onderzoek te verrichten.
Het lijkt dus een kwestie van academische carrière versus maatschappelijke belangen.
Kendzior maakt duidelijk in haar artikel dat een van de sterkste wapens van autoritaire regimes is het vermogen informatie te censureren. Ze heeft zelf het belang ondervonden van statistieken, verkregen uit de eerste hand, open bronnen, of gecensureerde verhalen die vrijkwamen. Ze weet wat er gebeurt als toegang is geblokkeerd.

Informatie is macht, maar informatie is ook vrijheid, concludeert Kendzior. Met die vrijheid komt ook de verantwoordelijkheid. Wetenschappers mogen, als het aan haar ligt, zich niet langer afvragen of hun werk van belang is voor een groter publiek. Het kan van belang zijn voor die ene persoon, en hele grote gevolgen hebben.

Zie: The political consequences of academic paywalls, door Sarah Kendzior op website van Al Jazeerah, 18 januari 2013: www.aljazeera.com

Rapport van UNHCR waarnaar Kendzior verwijst in haar artikel. Klik hier. (Niet meer beschikbaar op site van UNHCR).

Site Sarh Kendzior: https://sarahkendzior.com

Leraren zijn verkopers van ideeën

dan pinkHet nieuwste, eind december 2012 verschenen boek van de Amerikaanse schrijver, journalist en beroepenanalyticus Daniel Pink:To sell is human -The surprising truth about moving others gaat over de kunst van het verkopen en de medemens activeren. Zijn boek begint met het verhaal dat hij zijn laptop opende en klikte op de veelkleurige kalender waarna hij…”probeerde  te reconstrueren wat ik in de voorgaande twee weken nu precies had gedaan. Ik rubriceerde de bijgewoonde vergaderingen, gemaakte reizen, gegeten maaltijden en gevoerde telefoongesprekken. Ik probeerde van alles dat ik had gelezen en gezien een lijst te maken, evenals van de face-to-face ontmoetingen die ik had met familie, vrienden en collega’s. Daarna onderzocht ik de digitale werkzaamheden: 722 e-mails, vier blogs, 86 tweets, een dozijn sms’en.
Toen ik deze warboel aan informatie overzag – een pointillistisch portret van wat ik doe en, in zekere zin, wat ik ben – bleek het gezicht dat me aankeek een verrassing te hebben. Ik ben een verkoper!”

Iedereen zit in de verkoop

Volgens de statistieken werkt een op de negen Amerikanen in de verkoop. Dat wil zeggen, meer dan vijftien miljoen mensen verdienen in de V.S. hun brood met het overtuigen van anderen iets van hen te kopen. Maar niet alleen een op de negen mensen is bezig met verkopen. Die andere acht doen het ook: “Of we nu werknemers zijn die een nieuw idee ventileren bij collega`s, ondernemers die beleggers aanmoedigen te investeren of ouders en docenten die kinderen overhalen om te gaan leren, we brengen onze dag door met anderen te bewegen tot iets”.
Of we nu willen of niet, we zijn allemaal verkopers. Lisa Earle McLeod kon haar geluk niet op toen ze dit las. In een blog op de site van Huffington Post schrijft ze dat ze zich altijd heeft lopen ergeren aan het besmeuren van een volgens haar nobel beroep. Maar aan dat zwart maken zal nu een eind komen, nu we op de hoogte zijn van de drie waarheden van het verkopen zoals beschreven in Pinks boek:.

1. Iedereen zit in de verkoop
2. Verkopen is niet makkelijk
3. Je kunt leren “verkopen” zonder klef, drammerig, schreeuwerig of arrogant te zijn.

Een van de redenen waarom we zo neerkijken op het beroep van verkoper is dat we onszelf wijsmaken dat we liever behoren tot een hogere, priesterlijke kaste en niet tot die van de geldgraaiende verkopers. Maar andere mensen overtuigen en activeren is niet alleen de motor van zakendoen, het is volgens Pink de hoeksteen van vooruitgang.
McLeod vroeg aan Pink wat zijn hoop was voor de  toekomst? Zijn antwoord luidde dat hij ervan overtuigd was dat als mensen zouden leren hoe ze anderen op een ethische en morele manier zouden kunnen overtuigen en beïnvloeden, de wereld daar beter van zou worden.

“Ik verkoop aan studenten poëzie, rekenen en biologie”

Volgens Pink is onderwijs momenteel een van de snelst groeiende sectoren in Amerika. Leerkrachten kunnen nu hun kans grijpen, veranderingen aanbrengen en hun school en functie eens onder de loep nemen. Onderzoek toont aan dat de nadruk op cognitieve vaardigheden zoals rekenen en uit het hoofd leren aan het verschuiven is en dat minder tastbare, niet-cognitieve vaardigheden als samenwerken en improviseren in het lesprogramma worden opgenomen.
Onderwijs gaat over andere mensen activeren, hun gedrag veranderen, kinderen leren aandacht te ontwikkelen in de klas, tieners leren begrijpen dat ze naar hun toekomst moeten kijken en daarom hard moeten studeren. De kern van al deze overredingskracht is verkopen: leraren zijn verkopers van ideeën.

Of een leraar zich nu richt tot de raad van bestuur, of aan een gehoor van 12-jarigen uitlegt waarom Shakespeare een genie was, het gaat om de kunst van het overtuigen. Hoewel zijn nieuwe boek nog maar kort uit is, vertelde Pink dat hij al veel reacties heeft gehad van leraren die het hiermee eens waren: “Ja, ik verkoop. Ik verkoop aan studenten poëzie, rekenen, biologie”.
In feite kan de zakenwereld nog veel leren van leerkrachten: wat motiveert mensen? hoe inspireer je mensen tot goed presteren? Maar leraren kunnen ook wat leren van de zakenwereld, namelijk de gecompliceerde vaardigheid van het zoeken naar en vinden van problemen.
In een recent onderzoek, aldus Pink, gaven mentoren aan dat zij probleem-oplossen als belangrijke te leren vaardigheid zouden willen invoeren. Voorzitters van bestuursraden evenwel plaatsten dat probleem-oplossen pas op de zevende plaats van hun lijst van vaardigheden van werknemers, en plaatsten problemen zoeken en vinden bovenaan; ze vonden dat de allerbelangrijkste vaardigheid. Dat wil zeggen: het vermogen om op het oog niet waarneembare belangrijke kwesties en problemen nauwkeurig te bepalen.

Innerlijk gemotiveerd door vrijheid, uitdaging en betekenis

Maar hoe doe je dat, problemen vinden? Voor Pink is het antwoord: betekenis inzetten. Pink: “Er is iets voor te zeggen bepaalde lessen te verbinden aan de echte wereld”. Door te vragen welke betekenis de grondbeginselen van de wiskunde in de echte wereld hebben. Pink: “…. wiskunde is een abstract systeem geworden, erop gericht het juiste antwoord te krijgen, maar wiskunde verklaart in feite waarom dit gebouw rechtop staat, of waarom het verkeer zo langzaam rijdt op dit moment”.omslag to sell is human daniel pink

Veel aandacht besteedt Pink in zijn boek aan het idee van het bewegen van transactie naar transcendentie – de dingen persoonlijk maken. Dat is de beste manier om aan leerlingen datgene dat geleerd moet worden te “verkopen”. Wat in de klas wordt geleerd verbinden met het persoonlijke leven van de leerlingen. Helaas is het onderwijs sterk gestandaardiseerd en is routine de norm geworden. Gestandaardiseerde toetsen zijn heel makkelijk en heel goedkoop voor de politici en de belastingbetaler.
Er zijn zelfs plannen in de V.S. voor het definitief invoeren van de Common Core State Standards, een one size fits all normstelsel voor het onderwijs. Als de Common Core het enige lesprogramma zal worden dat studenten wordt aangeboden, dan is het gevaar groot dat studenten alleen nog leren voor het examen. Weten voor je examen dat het Vijfde Amendement van de Grondwet gaat over misbruik van overheidsgezag in rechtszaken wil nog niet zeggen dat zulke kennis leidt tot goed burgerschap.
Wat Pink betreft gaat het onderwijsstelsel veranderen. Geen studenten meer met vaardigheden die van geen waarde zijn buiten de school en die worden gemotiveerd door externe beloningen als hoge cijfers en onderscheidingen. Er moeten studenten komen die innerlijk gemotiveerd zijn door vrijheid, uitdaging en betekenis.

To Sell Is Human (Whether You Like It or Not), door Lisa Earle McLeod in blog op site van Huffington Post, 22 januari 2013: www.huffingtonpost.com

Dan Pink: How Teachers Can Sell Love of Learning to Students, door Jennie Rose, op site van het Amerikaanse mediakanaal KQED, 18 januari 2013: http://blogs.kqed.org

Dan Pink over de verrassende wetenschap van de motivatie, TED-lezing uit juli 2009, te zien op: www.ted.com

Website van Daniel Pink met informatie over zijn nieuwe boek To Sell is Human -The surprising truth about moving others: www.danpink.com/books/to-sell-is-human

Onderwijsraad in Advies: Onderwijs staat of valt met goede leraren

omslag kiezen voor kwalitatief sterke lerarenKiezen voor kwalitatief sterke leraren heet het in januari 2013 verschenen advies van de Onderwijsraad.
De Onderwijsraad is een onafhankelijk adviescollege, opgericht in 1919. De Raad adviseert, gevraagd en ongevraagd, over hoofdlijnen van het beleid en de wetgeving op het gebied van het onderwijs. De Raad adviseert aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken. De Eerste en Tweede Kamer kunnen de Raad ook om advies vragen. Gemeenten kunnen in speciale gevallen van lokaal onderwijsbeleid een beroep doen op de Onderwijsraad.

Onderwijs staat of valt met goede leraren. De Raad pleit in dit advies daarom voor een sterkere sturing op kwaliteit en benadrukt het belang van een integrale aanpak zoals onder andere bepleit door de commissie-Rinnooy Kan. Bovendien adviseert de Raad meer gebruik te maken van de mogelijkheden om (aankomende) leraren te selecteren, om de beroepsstandaard te verhogen, om professioneel schoolleiderschap te stimuleren en om in de regio samen te werken.
De Raad concludeert dat het beleid van de afgelopen jaren vooral gericht is geweest op het kwantitatieve lerarentekort. Pas de laatste jaren is er een begin gemaakt met het sturen op kwaliteit. De Raad benadrukt dat dit het moment is om de beoogde kwaliteitsslag te maken en structurele oplossingen te realiseren voor de toekomst. Het lerarentekort valt tijdelijk mee door dalende leerlingenaantallen, de economische crisis en het succesvolle beleid om ouderen binnenboord te houden. Een sterke beroepsgroep draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs en dit heeft op langere termijn naar verwachting een aanzuigende werking op andere (aankomende) hoogopgeleiden om voor het leraarschap te kiezen, zodat de verwachte tekorten ook op lange termijn afnemen.

Aanbeveling 1: maak meer gebruik van werving en selectie rond de lerarenopleiding

De Raad pleit voor betere werving en selectie rond de lerarenopleiding. Dit is niet alleen goed voor de kwaliteit van leraren, maar ook voor de status en aantrekkelijkheid van de opleiding.
Dergelijke werving en selectie kan plaatsvinden door actief goede kandidaten te zoeken voor de opleiding vanuit het voortgezet onderwijs en hoger onderwijs, door selectie aan de poort, door opleidingen op hoog niveau en door speciale trajecten voor excellente studenten.

Aanbeveling 2: verhoog de beroepsstandaard

De Raad adviseert voor zittende leraren de beroepsstandaard te verhogen. Daarvoor wil de Raad hogere eisen stellen aan scholing. Ten eerste zou bij- en nascholing verplicht moeten zijn, gekoppeld aan een publiekrechtelijk lerarenregister. Registratie is een voorwaarde voor het behouden van de lesbevoegdheid. Ten tweede pleit de Raad ervoor dat het behalen van een masterdiploma de standaard wordt voor alle nieuwe havo- en vwo-leraren en de leraren in de algemene vakken in het vmbo en mbo door beschikbare tijd en middelen in dit perspectief te plaatsen. Verder adviseert de Raad te investeren in inductieprogramma’s (begeleidingsprogramma’s voor beginnende leraren) en het functioneren van leraren in de praktijk serieuzer te beoordelen.

Aanbeveling 3: stimuleer onderwijskundig schoolleiderschap  

Professioneel, onderwijskundig schoolleiderschap is essentieel voor een aantrekkelijke werkomgeving voor hoogopgeleide leraren. De Raad adviseert ook voor schoolleiders een register in te stellen. De verplichte bij- en nascholing die daarin opgenomen wordt, moet zich vooral richten op competenties voor onderwijskundig leiderschap gekoppeld aan personeelsbeleid.

Aanbeveling 4: werk in de regio nauw samen aan kwaliteit en kwantiteit

De onderwijsarbeidsmarkt ziet er niet in heel Nederland hetzelfde uit. Er zijn tekortregio’s en overschotregio’s. Landelijke maatregelen om lerarentekorten tegen te gaan, werken niet altijd en overal even goed. De Raad pleit voor het ontwikkelen van een schooloverstijgend strategisch personeelsbeleid dat past bij de situatie in de regio en doet daarvoor vooral een appel op schoolbesturen.

Kiezen voor kwalitatief sterke leraren, Onderwijsraad, 24 januari 2013: www.onderwijsraad.nl

Downloaden advies Kiezen voor kwalitatief sterke leraren, Onderwijsraad, januari 2013: www.onderwijsraad.nl

Toetsgereedschap voor sociale professionals: de Reflectietool

Medio januari 2013 heeft MOVISIE de online versie van de Reflectietool voor sociale professionals gelanceerd. Via een aantal stellingen kunnen zij toetsen of ze werken volgens de vijf belangrijkste kwaliteitskenmerken van de welzijnssector.

Werk ik eigenlijk wel volgens uitgangspunten van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en Welzijn Nieuwe Stijl? Een vraag die veel welzijnsprofessionals zichzelf wel eens stellen. Het is voor hen echter niet altijd eenvoudig om stil te staan bij wat zij doen, hoe zij het doen en of dit het gewenste resultaat oplevert. De Reflectietool is ontwikkeld om hier achter te komen. In tien minuten tijd beantwoorden zij stellingen die te maken hebben met de vijf kwaliteitskenmerken binnen de maatschappelijke ondersteuning, waaronder het versterken van de eigen kracht van burgers. Op deze manier kunnen sociale professionals hun krachten en uitdagingen in kaart brengen. Het daagt hen ook uit om een ontwikkelplan op te stellen en in actie te komen. Bijvoorbeeld door bijscholing of om gebruik te maken van effectieve interventies uit de sector.

Professionaliteit centraal
De Reflectietool is een individueel reflectie-instrument, maar de mogelijkheid tot 360° feedback stimuleert professionals ook om hun ontwikkelpunten te bespreken met collega’s en leidinggevende. De tool is onderdeel van het project Professionaliteit verankerd van MOVISIE dat gericht is op het professioneler maken van de sociale sector.

Ga voor meer info over de reflectietool naar MOVISIE: www.movisie.nl

Reflectietool. Test jezelf op professioneel ondersteunen, MOVISIE: www.movisie.nl.

Autonomie van schoolbestuur ter discussie in Kamerbrief over Amarantis van minister Bussemaker

Minister Bussemaker van Onderwijs heeft aan de Tweede Kamer een brief geschreven met een uitgebreide reactie op het rapport van de Commissie Onderzoek financiële problematiek Amarantis.
De Minister schrijft op 21 januari 2013 dat zij .. “in de komende maanden zal samenwerken met de staatssecretaris aan een onderwijsbrede agenda voor de versterking van de bestuurskracht. In april 2013 ontvangt u hierover een brief…

…Naar aanleiding van het regeerakkoord en onder andere de casussen als Meavita, Vestia en Amarantis kijkt het kabinet ook sectoroverstijgend naar lessen voor financieel beheer, verantwoording en toezicht bij (semi)publieke instellingen. De minister van Financiën is voornemens om in het voorjaar uw Kamer hierover te berichten. Deze lessen kunnen ook implicaties hebben voor het financieel beheer en governance in het onderwijs…

… In deze brief ga ik in op de volgende onderwerpen:

1. Ten eerste stel ik de legitimiteit van onderwijsbestuur aan de orde. Die is door de gebeurtenissen bij de Amarantis Onderwijsgroep en door andere incidenten onder druk komen te staan.
2. Ten tweede zal ik ingaan op het bestuursmodel in de bve-sector*). De keuze voor een bestuursmodel vormt immers het fundament voor goed bestuur en is ook van invloed op mijn reactie op de aanbevelingen van de commissie.
3. Vervolgens reageer ik op het eerste deel van de aanbevelingen van de commissie waarin zij oproept tot een discussie over autonomie van schoolbesturen en de bestuurlijke schaal.
4. Daarna ga ik in op het tweede deel van de aanbevelingen die zijn gericht op versterking van de bestuurskracht.
5. Het slot bevat meer informatie over het vervolgproces”.

*) Bve-sector.: sector voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Lees de hele Kamerbrief met uitgebreide reactie op rapport Amarantis van Minister Bussemaker, Rijksoverheid, 21 januari 2013: https://beroepseer.nl

Op de site van Science Guide is een commentaar te lezen op de Kamerbrief: Wie faalt, moet failliet kunnen gaan, 22 januari 2013: www.scienceguide.nl

Nieuw eigenaarschap in de ruimtelijke ordening

omslag ruimtevolk jaarboek 2012RUIMTEVOLK is een onafhankelijk crossmediaal inspiratieplatform in de ruimtelijke ordening. Ruimtelijke ordening is met een groot aantal spelregels de ruimte planmatig benutten en inrichten, waarbij rekening wordt gehouden met individuele en maatschappelijke belangen. Kortweg: het zo goed mogelijk aan elkaar aanpassen van samenleving en ruimte.
Sinds 2007 faciliteert het platform het ruimtelijk debat door een open en toegankelijk podium te bieden aan inspirerende analyses en visies. RUIMTEVOLK signaleert, agendeert, prikkelt en gelooft in een vernieuw(en)de ruimtelijke ordening en de kracht van kennis en inzichten delen, online en offline.

Op 29 november 2012 vond RUIMTEVOLK Expeditie plaats, een jaarlijks terugkerend innovatiefestival voor nieuwe ruimtelijke vraagstukken. Deze keer werd tevens het vijfjarig bestaan gevierd en het RUIMTEVOLK Jaarboek 2012 gepresenteerd, 188 pagina’s over Nieuw eigenaarschap in de ruimtelijke ordening.

Momenteel ontstaat er ruimte voor kleine initiatieven in de maatschappij die bij elkaar opgeteld een grote beweging teweeg kunnen brengen. De macht is niet meer aan groot, de macht is aan klein. Er is in veel opzichten sprake van een “nieuw eigenaarschap” waarover veel bloggers vanuit verschillende invalshoeken de afgelopen jaren op de site van RUIMTEVOLK hebben geschreven. Over de kansen en perspectieven die dit met zich meebrengt, gaat dit jaarboek, dat bestaat uit een selectie van eerder gepubliceerde blogs, interviews, rondetafelgesprekken en foto-essays. Er zijn bijdragen van gemeentebestuurders, journalisten, ingenieurs, directeuren van woonservicebureaus en welstandsorganisaties, architecten, planologen, kunstenaars, kunstmanagers, gebiedsontwikkelaars, hoogleraren, sociaal geografen, adviseurs stedelijke vernieuwing, communicatieadviseurs, beleidsonderzoekers, stedenbouwers, landschapsarchitecten, een strategisch visualist en anderen.

Een van de  bijdragen is getiteld Van empowerment naar plicht van Freek Liebrand en Sophie Pauwels. Pauwels is werkzaam bij Inicio, adviesbureau voor ruimtelijke en sociale ontwikkeling en beheer. Liebrand studeerde Stadsgeografie en European Urban Cultures en is adviseur stedelijke ontwikkeling bij Inicio. Ze schrijven:
“Nog niet zo lang geleden streefden wij in Nederland naar stijging en impowerment van bewoners. Tegenwoordig wordt juist de verantwoordelijkheid van burgers voor de publieke zaak benadrukt. Maar de overheid en corporaties hebben te hoog gespannen verwachtingen van het overlaten aan burgers.
Professionals zijn hard op zoek naar burgerkracht en maatschappelijk initiatief. De gemiddelde bewoner zit hier niet zo mee. Bewoners vinden zich actief genoeg of nemen een abonnement op de sportschool. Hoeveel bewoners vragen zich af: heb ik burgerkracht?
Zo nu en dan dient zich een succesverhaal aan. Een bekend voorbeeld is buurthuis De Nieuwe Juffer in Utrecht. De Nieuwe Juffer wordt niet alleen volledig door bewoners gerund, maar functioneert zelfs beter dan voorheen. Dit komt omdat een ondernemende houding bij de bewoners in de plaats is gekomen voor de passieve, consumerende houding in de tijd dat de welzijnsorganisatie de dienst uitmaakte. Een ander succesverhaal is dat van Stadslab Leiden, een netwerk van zo’n vierhonderd betrokken, veelal hoogopgeleide en creatieve Leidenaren die in hun vrij tijd geen tv kijken maar hun professionele expertise inzetten voor nieuwe ideeën en projecten voor hun stad. Soms blijven het plannen, maar regelmatig worden de ideeën van Stadslab werkelijkheid of vinden ze hun weg naar beleidsdocumenten.

Actief burgerschap komt vanuit een intrinsieke motivatie

Niet overal slaagt de zoektocht naar burgerkracht. Bewoners uit Amsterdam-Noord keken raar op toen er stickers op de prullenbakken verschenen met het verzoek de prullenbak voortaan zelf te legen. Anders verdwijnen de circa 120 prullenbakken. Maar niet alleen prullenbakken zoeken een adoptieouder. Gemeente Buren haalt vijfhonderd van de negenhonderd lantaarnpalen in het buitengebied van de begroting. Bewoners kunnen voor ruim honderd euro een paal laten branden of een paal gratis op hun erf plaatsen en alle verdere kosten voor hun rekening nemen.
Dit zijn interessante verschuivingen in de taakverdeling tussen overheid en burgers. Soms met succes en soms de plank volledig misslaand. Het is nog zoeken naar de juiste condities waarin het eigenaarschap dat voorheen tot de overheid behoorde succesvol kan worden overgedragen aan bewoners. Een buurthuis runnen kan je lust en je leven zijn, maar een prullenbak verschonen levert een stuk minder voldoening op. Bovendien mobiliseert het adoptieplan weinig collectieve energie, enige verbijstering en verontwaardiging daargelaten.

Actief burgerschap komt vanuit een intrinsieke motivatie om iets voor jezelf – of een groep – voor elkaar te krijgen of om iets voor een ander te betekenen…
… Het collectief eergevoel dat bewoners beweegt om hun straat netjes schoon te maken, ontbreekt als de gemeente bewoners vraagt het voortaan lekker zelf te doen. Zelfbeheer als bezuinigingsopgave is dan ook haast gedoemd te mislukken”.
De auteurs concluderen dat de overheid de taak heeft richting te geven en maatschappelijke intitiatieven te faciliteren. Daar waar het de directe leefwereld van de bewoners betreft – de leefbaarheid en de woonomgeving – daar moeten de wensen en initiatieven van bewoners centraal staan.

De bijdrage van journalist Anouk Eigenraam, Meekakelen over wipkippen, gaat over de kloof tussen de visie van beleidsmakers en burgers. Ze spreken niet dezelfde taal. Een voorbeeld: “In mijn eigen wijk is recent een prachtig plein aangelegd, vast bedoeld als een eyecatcher van de buurt. Een van de lokale ondernemers met een restaurant vertelde me dat ze door de gemeente gelokt was om zich aan het plein te vestigen met de belofte dat het plein een nieuwe hotspot zou worden. Het zag er allemaal ongetwijfeld heel mooi uit op het plaatje van het herontwikkelingsplan. Maar twee jaar later kan de onderneemster amper het hoofd boven water houden door gebrek aan klandizie. Het plein een paar honderd meter verderop, waar al een heel populaire kroeg zit, een delicatessenzaak, een goed restaurant, een leuk koffietentje blijft de meeste klanten trekken”. Conclusie: vraag nu eens echt waar wel, maar vooral ook waar geen behoefte aan is.

Titels van andere bijdragen zijn o.m.: De belofte van de georganiseerde vrijheid; Slow Urbanism als antwoord op de crisis; Leren van hot cities als Berlijn, Kopenhagen en Londen; Werken aan een echte zelfbouwcultuur; Bouwen aan een wijk met een ziel; Het kantoor is dood, lange leven de stad; Het failliet van de woonconsument; Woningmarkt zoekt vrijdenkers; Engagement als antwoord op krimp; De vergeten band tussen stad en platteland.

Het RUIMTEVOLK Jaarboek 2012 is te lezen op: https://issuu.com/ruimtevolk/docs/lecturis_ruimtevolk_def?backgroundColor=%2523222222

Video’s van het festival RUIMTEVOLK Expeditie 2012 zijn te zien op: http://vimeo.com/

Website RUIMTEVOLK: http://ruimtevolk.nl

Lees ook de blog Scienceparken ondermijnen de kracht van de stad – Campussen vormen een bedreiging voor de gewenste fijnmazige functiediversiteit in steden, 9 januari 2013, door Jannes van Loon: klik hier. (Niet meer beschikbaar op site Ruimtevolk. Wel te lezen op site van Magazine over stedelijke en regionale ontwikkeling: https://nlmag.nl/2013/01/09/scienceparken-ondermijnen-de-kracht-van-de-stad/