Skip to main content

Redactie Beroepseer

Werkdruk onder leraren al jaren grootste probleem

Werkdruk onder leraren is al jarenlang het grootste probleem in onderwijsland. Er is al veel geprobeerd om de werkdruk te verlichten, maar het blijkt een moeilijk te bestrijden fenomeen.
Al in juni 2008 vertelde Kees Booij, rector van het Veurs Lyceum te Leidschendam in een video op de site van Beroepseer over de hoge werkdruk in het middelbaar onderwijs, die volgens hem de kwaliteit van het onderwijs nekt.
Wouter Boonstra stelt in een recent artikel in Intermediair dat docenten steeds meer op hun bordje krijgen en vraagt zich af of de situatie nog wel redelijk is:
“In mei 2012 presenteerden CBS en TNO cijfers waaruit bleek dat burn-outs van alle beroepsgroepen het meest voorkomen bij werknemers in het onderwijs. Het totaal aantal mensen met burn-outverschijnselen lag in 2011 op 12,8 procent. In het gehele onderwijs lag dit op 18 procent. Uitschieters waren leraren in het voortgezet onderwijs: 25 procent, aldus een analyse van RTL Nieuws.

Veel leraren vinden werkdruk onacceptabel

Een paar maanden eerder bracht DUO Onderwijsonderzoek een rapport uit waaruit bleek dat leraren in zowel het basis- als voortgezet onderwijs de werkdruk als hoog ervaren: vier op een schaal van één tot vijf. Een grote groep vond de eigen werkdruk niet acceptabel. In het basisonderwijs was dit 41 procent, in het voortgezet onderwijs 45 procent. Dit verschilt ongeveer dertig procent met andere sectoren. Op beide onderwijsniveaus behoorde 35 procent van de leraren tot de ‘risicogroep’: zowel een hoge werkdruk ervaren als deze niet acceptabel vinden.

In het voortgezet onderwijs betrof dit vooral leraren in de leeftijdsgroep 45-54 jaar, die werkzaam waren in de bovenbouw van havo/vwo, werkzaam zijn op kleine scholen (500 leerlingen of minder) of juist grote scholen (1500 leerlingen of meer) en werken in de omgeving van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Die regio’s komen ook terug in de risicogroep van het basisonderwijs met de regio Oost daar nog bij. In het basisonderwijs betrof het vooral leraren die al elf tot twintig jaar in het onderwijs werken en leraren die lesgeven aan de middenbouw.

Werkdruk door niet-lesgevende taken

De belangrijkste factoren waardoor de werkdruk als zo hoog wordt ervaren zijn in het voortgezet onderwijs: niet-lesgevende taken (correctiewerk, vergaderingen), beperkte mogelijkheden om eigen werkzaamheden te kunnen invullen en de fysieke, mentale en emotionele belasting van het werk. In het basisonderwijs zijn de eerste twee factoren dezelfde. De derde is de wijze waarop op de school leiding wordt gegeven.

DUO Onderwijsonderzoek voert dit onderzoek niet ieder jaar uit, vertelt onderzoeker Vincent van Grinsven: ‘Maar we doen wel in opdracht van scholen onderzoek naar de werkdruk. We stellen daarbij dezelfde vragen en ik zie daarin niet of nauwelijks verandering met de cijfers uit ons rapport’.

Leraren zijn geen zeurpieten

Waarom de cijfers zoveel hoger zijn dan in andere sectoren heeft Van Grinsven niet onderzocht: ‘Maar ik ben geneigd te denken dat de ervaren hoge werkdruk wel de werkelijkheid weergeeft. Het is niet alleen beleving of het verwijt dat leraren zeurpieten zijn. Het zijn intensieve werkweken, waarin ze vaak niet voor zes uur thuis zijn. Ze hebben gesprekken met ouders, vergaderingen, 10-minutengesprekken. Mensen in de zorg werken wel eens tot 3 uur ’s nachts, maar dan zijn ze ook klaar. De werkdruk bij leraren is eigenlijk altijd aanwezig.’

Woordvoerder Martin van Oosten van vakbond CNV Onderwijs beaamt dat de werkdruk onder leraren hoog is. CNV Onderwijs gaat in mei uitgebreid onderzoek doen naar het taakbeleid van scholen in het basisonderwijs in en het voortgezet onderwijs: ‘We willen weten hoe scholen omgaan met werkdruk, wat leraren ervan verwachten en hoe ze het zelf beleven. We hopen hiermee de discussie op gang te brengen’.

Tips over hoe met werkdruk om te gaan geeft de vakbond op zijn website: Houd je aan je uren, kijk bij de taakverdeling wat bij iemand past en geef iemand geen nieuwe taken als hij of zij al op 100 procent zit.”

Lees het hele artikel Is de werkdruk niet te hoog? door Wouter Boonstra, 2 mei 2013, op site van Intermediair, online weekblad voor hoogopgeleiden met een uitgebreid vacature-aanbod: www.intermediair.nl (Niet meer beschikbaar op site Intermediair)

Politieke barometer onderwijs – Meting april 2013: https://docplayer.nl/106902755-Politieke-barometer-onderwijs-meting-april-2013.html

Rapportage Werkdruk in het primair en voortgezet onderwijs, DUO Onderwijsonderzoek, maart 2012: https://docplayer.nl/11443274-Werkdruk-in-het-onderwijs.html

Burn-out bij kwart leraren middelbare school, RTL Nieuws, 10 mei 2012: www.rtlnieuws.nl

Maak werk van werkdruk. Campagne tegen te hoge werkdruk van vakbond CNV Onderwijs met tips tegen werkdruk: www.cnvo.nl (Niet meer beschikbaar op site van CNV Onderwijs)

Video: Te hoge werkdruk in middelbaar onderwijs nekt kwaliteit. Interview met Kees Booij, juni 2008: https://beroepseer.nl

Lerarenvakbond LIA besteedt ook regelmatig aandacht aan de hoge werkdruk in het onderwijs. Lees Werkdruk, 28 juni 2009: www.lerareninactie.nl/dos_werkdruk

Actie “Ik geen toestemming” voor uitwisseling medische gegevens

“Wij raden u aan om geen toestemming te geven voor uitwisseling van uw medische gegevens via dit nieuwe, absoluut onveilige, EPD systeem”.
In de laatste week van april 2013 heeft burgerrechtenvereniging Vrijbit de actie “Ik geen toestemming” gelanceerd. Het betreft het electronisch uitwisselen van medische gegevens.
Er wordt opnieuw geprobeerd in Nederland het Electronisch patiëntendossier – EPD – in te voeren. Dit keer niet, zoals in 2008, via wetgeving, maar nu als zogenaamde ‘private doorstart’. Invoering van het EPD ging niet door omdat de Eerste Kamer het als een onveilig informatiesytsteem had afgewezen.

De actie beoogt tegenwicht te bieden aan de  drang en dwang van zorgverzekeraars en overheid om zorgverleners verplicht te stellen zich bij dit landelijk systeem voor de uitwisseling van medische gegevens aan te sluiten. Ook wil deze actie burgers/patiënten informeren over de misleidende wijze waarop geprobeerd wordt hen ‘toestemming’ te laten geven voor de uitwisseling van hun medische gegevens via een informatiesysteem dat niet alleen absoluut onveilig is maar dat eveneens zodanig is opgezet dat het niet langer mogelijk is om (zoals vanouds) gericht toestemming te geven voor uitwisseling van medische gegevens met zorgverleners die direct bij de behandeling betrokken zijn.

– Met deze actie wil Vrijbit:
– Voorkomen dat het EPD-LSP doorgang vindt
– Duidelijk maken dat er voor het verstandig gebruik van de mogelijkheden tot elektronische uitwisseling van patiëntgegevens een totaal andere opzet nodig is. En wel een waarbij de regie van de zorg bij de betrokken patiënt en diens zorgverlener blijft berusten, waarbij uitwisseling van medische data behandelingsgerelateerd dient te blijven en waarvoor bij het logistiek concept voor de sturing van informatieuitwisseling gebruik wordt maakt van een betrouwbaar verzendsysteem.

Wat is het EPD-LSP?

Het gaat over de opzet van een centraal Landelijk Schakellpunt (LSP) als ICT-basisinfrastructuur voor de zorg dat een monopoliepositie zou krijgen om de uitwisseling van patiëntinformatie tussen zorgverleners en zorginstellingen te regelen. Via dit landelijk schakelpunt kunnen dan ALLE 200.000 zorgverleners met een pasje inloggen op de medische gegevens die artsen over hun patiënten hebben vastgelegd in iemands persoonlijke medische dossier.

Omdat sinds 1 juli 2009 een wettelijke verplichting is ingevoerd die zorgverleners verplicht tot het vermelden van het Burgerservicenummer (BSN) bij iedere communicatie tussen zorgverleners onderling en tussen zorgverleners en zorgverzekeringsmaatschappijen, zijn de medische dossiers, zodra zij de spreekkamer verlaten niet langer uitsluitend te beschouwen als per definitie puur persoonlijke en vertrouwelijke medische gegevens. Via het BSN bestaat nu immers een koppeling die het mogelijk maakt om medische persoonsgegevens te verbinden met informatie bij andere overheidsdiensten, zoals de Belastingdienst, het ministerie van Sociale Zaken en van Justitie, met het UWV, etcetera.
In de huidige opzet is het de bedoeling dat in eerste instantie huisartsen, apothekers en ziekenhuizen op het systeem worden aangesloten en dat dit vervolgens zal worden uitgebreid naar alle zorgverleners.

Maar u als patiënt kan in het EPD-LSP systeem niet meer gericht toestemming geven welke informatie mag worden uitgewisseld met zorgverleners die direct bij een behandeling van u zijn betrokken.

Wat is het bezwaar tegen het EPD-LSP? 

Het EPD-LSP systeem wordt gepropageerd als manier om de zorgverlening voor patiënten te verbeteren, en om medische fouten te voorkomen. Maar aangezien er de afgelopen vijf jaar door medici en ICT experts zoveel bezwaren en gevaren zijn aangetoond die aan de invoering van een grootschalig EPD-LSP kleven, kan nu worden gesteld dat de opzet niet leidt tot een verbetering van de persoonlijke zorgverlening maar juist nieuwe risico’s introduceert als zorgverleners bij hun behandeling uitgaan van informatie verkregen uit een grootschalig onbetrouwbaar EPD-LSP systeem.

Waarom is het EPD-LSP absoluut onveilig?

Wij onderschrijven de noodzaak van goede communicatie in de zorg en een veilige (elektronische) uitwisseling van medische gegevens, maar moeten concluderen dat een grootschalig landelijk ICT systeem voor de uitwisseling van alle elektronische zorginformatie data onmogelijk effectief te beveiligen is.
De grote zwakte van het systeem is dat bij de gegevensoverdracht nauwelijks te voorkomen is dat zorgverleners die niet betrokken zijn bij een behandeling van u, toch toegang hebben tot uw medische gegevens. En omdat er een groot risico bestaat dat persoonlijke medische gegevens in handen kunnen komen van onbevoegden. Zoals van verzekeringsinstanties, farmaceutische bedrijven, sensatiepers, van boze buren, bedrogen echtgenoten, criminelen of terroristen. Ook de kans dat de overheid gebruik kan gaan maken van medische gegevens voor justitiële toepassing of voor werk op gebied van de nationale inlichtingendiensten, wordt met een eenvoudige elektronische inlog-optie vergroot.
Gevolg is dat zowel individuele patiënten slachtoffer kunnen worden van dergelijk misbruik, maar ook risico ontstaat voor bepaalde delen van de bevolking voor bepaalde patiëntenpopulaties – en het ergste van alles – de medische zorg van de gehele bevolking erdoor in gevaar wordt gebracht.

En in deze opsomming dient eveneens vermeld te worden dat de Amerikaanse overheid, op grond van de Pariot Act en FISA Amendment Act via de software fabrikant van het EPD, Computer Sciences Corporation (CSC) integraal, buiten de Nederlandse wetgeving om, over al de medische gegevens kan beschikken als zij daar aanleiding toe zien.*)

Wat zijn de juridische bezwaren tegen het EPD-LSP?

Het enige formele verschil met de eerdere opzet waarbij de overheid in 2008 ieders medische gegevens automatisch wilde gaan opnemen in het EPD, is dat er sinds 1 januari 2013 van iedereen vooraf ‘toestemming’ gevraagd dient te worden of men akkoord gaat met de uitwisseling van de gegevens via het EPD-LSP systeem wat die dag in werking trad.
Maar in werkelijkheid beschermt de opzet van het huidige opt-in systeem de privacy en keuzevrijheid van patiënten niet beter dan het oorspronkelijke opt-out dwangsysteem, waarbij mensen schriftelijk bezwaar dienden aan te tekenen als men niet akkoord ging.

Het huidige systeem pretendeert dat u vrij bent om zelf te kiezen of u uw arts, apotheek of de Vereniging van Zorgaanbieders voorZorgcommunicatie – VZVZ-  toestemming geeft voor het uitwisselen van uw medische gegevens via het EPD-LSP. Compleet met mogelijkheden voor het ‘altijd’ weer mogen intrekken van die toestemming en voor het binnen dit opt-in systeem via opt-out aanbrengen van uitzonderingen voor zorgverleners die geen gebruik van de gegevens zouden mogen maken.

Maar de manier waarop de toestemming zelf wordt gevraagd deugt eenvoudig niet.

Het bezwaar zit hem in het feit dat de gevraagde ‘toestemming’ enkel betrekking heeft op het gebruik van het medium (LSP), wat voor de uitwisseling wordt gebruikt en niet voor de inhoud van de uit te wisselen informatie, noch op het doelgebonden gebruik door de ontvanger van medische persoonsgegevens. Dat is strijdig met de vereisten van de nationale Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) en met de bescherming van de fundamentele grondrechten zoals vastgelegd in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.

In feite wordt u gevraagd om toestemming te geven om af te zien van uw recht om zelf te kunnen bepalen welke medische informatie, voor welk doel, in het kader van een behandeling, mogen worden uitgewisseld met andere zorgverleners.
Het is aan te raden GEEN ‘TOESTEMMING’ te geven voor uitwisseling van uw medische gegevens via dit nieuwe absoluut onveilige EPD systeem. En om uw huisarts en apotheker te vragen om de uitwisseling van informatie, bij verwijzing of uitschrijven van recepten, voorlopig te blijven doen op de gebruikelijke wijze.

Zie website van de actie Ik geen toestemming:  www.ikgeentoestemming.nl

*) Onrust patiëntendossier neemt toe, NOS, 30 november 2012: https://nos.nl/artikel/446339-onrust-patientendossier-neemt-toe.html

Website Burgerrechtenvereniging Vrijbit: www.vrijbit.nll

Vijf lessen over hoe te werken zonder baas

Wim Heuvelman geeft vijf lessen over hoe te werken in zelfsturende teams en zonder baas in een interview in Outlook, de speciale bijlage in magazineformaat van Het Financieele Dagblad.
Heuvelman is een van de oprichters van Finext, een consultancybureau dat opereert op het snijvlak van financiën en ICT. Het is een directieloos bedrijf. Elke medewerker kan een team starten of zich daarbij aansluiten.

De vijf lessen:

1. Snij de complexiteit zo veel mogelijk weg
2. Kies voor kleine, zelfsturende teams
3. Wees altijd transparant, ook over financien
4. Leiderschap als rol, niet als functie en
5. Zorg dat er geen toezicht is.

Bij de vijfde en laatste les merkt Heuvelman op: “Een mooie boektitel vind ik: ‘Leidinggeven aan professionals. Niet doen!’ Dat herken ik. Professionals houden niet van managers. In de zorg zie je dat mensen die met de handen aan het bed staan, met managers over hun vak moeten praten. Niet doen! Ze moeten juist met elkaar in gesprek. Professionals laten zich het liefst door professionals aansturen. Het idee dat mensen niet aan het werk gaan zonder toezicht, stellen wij ter discussie. We gaan ervan uit dat mensen hun bed uitkomen, om hun werk zo goed mogelijk te doen. Dan hoef je alleen naar de uitzonderingen te kijken, naar degenen die de kantjes er aflopen, in plaats van je toezicht toe te passen op de hele populatie. Dat scheelt veel energiewegtrekkende vergaderingen en veel onnodig georganiseer”.

Met Heuvelmans slotzin over onnodig organiseren zullen veel professionals in de zorg het grondig eens zijn: “Alles willen organiseren is tijdrovender en kostbaarder. Zoals de kosten van de zorg niet het probleem vormen, maar de kosten van het organiseren van de zorg”

fdoutlook april2013Lees het hele interview met Wim Heuvelman, door Paul van Liempt: Bedrijf zonder baas, FD Outlook april 2013, Het Financieele Dagblad. Klik hier.

Het boek Leidinggeven aan professionals. Niet doen! is geschreven door Mathieu Weggeman en was winnaar van Managementboek van het Jaar 2008. Zie: www.managementboek.nl

Discussie over medisch beroepsgeheim in VU medisch centrum

Het VU Medisch Centrum in Amsterdam start een bewustwordingscampagne over grenzen van wat mag en niet mag. Dat staat in Tracer, het personeelsblad van het VUmc. Het lijkt allemaal zo simpel. Medewerkers in de gezondheidszorg mogen niet met derden over patiënten spreken. Niet over wat patiënten hen vertellen en niet over wat de anamnese aan het licht brengt. Maar de werkelijkheid is weerbarstig en de grens van wat wel en niet mag is lang niet altijd duidelijk.

Een middel dat wordt ingezet bij de campagne is een interne website: “Op de intranetsite gaan we zoveel mogelijk vragen over de reikwijdte van het medisch beroepsgeheim beantwoorden”, zegt Anke Janssen, jurist medische zaken bij het instituut ondersteuning patiëntenzorg: “We willen een levendige pagina maken, waar mensen casuïstiek kunnen lezen, waar actuele ontwikkelingen te volgen zijn, maar waar ook veelgestelde vragen te vinden zijn”.
Er staan basisregels rond het beroepsgeheim en privacy op de site vermeld, evenals de uitzonderingen op deze regels en contactgegevens voor meer advies en documentatie en naslagwerken: “Dit wordt aangevuld met praktijkvoorbeelden die we van medewerkers hopen te krijgen”.

Ook worden er sinds kort klinische lessen gegeven over het beroepsgeheim aan artsen en verpleegkundigen: “Natuurlijk hebben ze dat tijdens hun opleiding geleerd, maar na een paar jaar een opfrisbeurt is niet onverstandig”, aldus Janssen. Ook blijkt tijdens de klinische lessen dat zaken vaak genuanceerd liggen en dat er nogal wat uitzonderingen te bedenken zijn: “Het is ook niet altijd duidelijk waar de grens precies ligt. De afwegingen die dan moeten worden gemaakt, zijn niet eenduidig”.

Geldt het medisch beroepsgeheim alleen voor de zorgprofessionals? Nee, dat is niet zo. Janssen: “Kijk maar in de CAO. Alle medewerkers van VUmc hebben een afgeleid beroepsgeheim. Van baliemedewerkers tot schoonmakers, iedereen heeft een zwijgplicht over informatie van patiënten”.

Intranetpagina verlevendigt discussie over medisch beroepsgeheim, door Monique Krinkels, Tracer no 8, 18 april 2013: https://issuu.com/vumc/docs/tracer-8-2013?mode=window&backgroundColor=

Een leerling heeft mij stiekem gefilmd, mag dat?

Arnoud Engelfriet beantwoordt elke week op de site van Security.nl een vraag betreffende beveiliging, recht en privacy.
Afgelopen week kwam er een vraag van een leraar op een school van het voortgezet onderwijs: Laatst ontdekte ik dat leerlingen me stiekem hadden gefilmd en dit op Youtube hadden gezet. Ik was daar bepaald niet blij mee. Wat kan ik doen?

Antwoord: Ook op school en in functie als leraar heb je recht op privacy. Niet zo veel als thuis, maar ook geen nul. Je kunt dan ook op grond van je privacy bij de leerling eisen dat de beelden worden verwijderd. Alleen in heel uitzonderlijke omstandigheden, als er iets nieuwswaardigs op de beelden staat,mogen zij het laten staan.

Je hebt ook portretrecht, dat komt hier op hetzelfde neer.

Zelf iets doen is vaak lastig in zo’n situatie. Het liefst heb je dan ook dat de school optreedt. Een school is bevoegd om regels in te stellen om de goede gang van zaken op de school te bewaren, en zij mogen daar ook sancties op stellen.
Een school kan dus regels maken over filmen in de klas en wat daarmee mag gebeuren. En een leerling die die overtreedt, kan daarop worden aangesproken en onder dreiging van schorsing e.d. worden verplicht het filmpje te verwijderen.

In 2008 werd het zelfs toegestaan door de klachtencommissie om een filmpje te wissen van een inbeslaggenomen telefoon. Dat blijf ik nog altijd wat vergaand vinden.

Arnoud Engelfriet is ICT-jurist, gespecialiseerd in internetrecht waar hij zich al sinds 1993 mee bezighoudt. Hij werkt als partner bij juridisch adviesbureau ICTRecht. Zijn site Ius mentis is één van de meest uitgebreide sites van Nederland over internetrecht, techniek en intellectueel eigendom. Hij schreef twee boeken, De wet op internet en Security: Deskundig en praktisch juridisch advies.

Security.nl brengt dagelijks het laatste nieuws en achtergronden over informatiebeveiliging, privacy en gegevensbescherming: www.security.nl

Blogwedstrijd over Respect & Werk in dagblad Trouw

Hoewel de landelijke weerzin tegen graaiers al groot is, zal die volgend jaar vermoedelijk alleen maar verder toenemen. Want zoals het er nu naar uitziet, gaat de semi-publieke sector in 2014 namelijk op de nullijn. In zekere zin draait hij op voor het gelag bij de SNS-bank eerder dit jaar. Sebastien Valkenberg levert met zijn artikel Bestuurders genieten ‘gouden parachute’ een bijdrage aan de artikelenreeks van wetenschappers en praktijkdeskundigen die in dagblad Trouw verschijnt van april tot medio juni 2013 als onderdeel van het project Respect & Werk.
In zijn artikel citeert Valkenberg het door Dick Pels geschreven boek De economie van de eer, verschenen in 2006. Pels pleit daarin voor andere inkomensverhoudingen, maar veronderstelt dat herstel van de beroepseer veel belangrijker is: “Daar hebben het verpleegkundig personeel, de politieman en de onderwijzer op den duur het meest aan”.

Het project Respect & Werk wordt afgesloten met een symposium op 11 juni 2013 in Utrecht. Een ander onderdeel van het project is de blogwedstrijd Respect & Werk. Voor de winnaar is er een prijs van 500 euro en plaatsing van de blog in Trouw. De tweede prijs is 300 euro, de derde 200 euro.
Respect op het werk kan gaan over ontzag, eerbied of erkenning. Wat betekent respect op het werk voor jou? Waarom is het belangrijk, of juist niet? Wat versta je onder respectloos en hoe ga je daarmee om?
Op de site staan een paar voorbeelden waardoor je je kan laten inspireren bij het schrijven van de blog. Een daarvan luidt:
“Uitkomst van een onderzoek onder 1.800 werknemers: ‘Salaris verliest het van respect’. Respect krijgen op de werkvloer is het meest van invloed op de medewerkerstevredenheid. Op wat voor respect doelen zij? Geldt dit ook voor jou?”
Of:
“De Amerikaanse arbeidssocioloog Richard Sennett zegt: ‘Gebrek aan respect kan, hoewel minder agressief, even kwetsend zijn als een regelrechte belediging. De ander wordt weliswaar niet beledigd maar krijgt ook geen erkenning. Hij of zij wordt niet gezien als een volwaardig mens die er toedoet.’Herken je dit?”

Schrijfwedstrijd Respect & Werk: https://www.trouw.nl/nieuws/schrijfwedstrijd-respect-werk~bec5cb08/

Artikel Bestuurders genieten ‘gouden parachute’, door Sebastien Valkenberg, 25 april 2013 op site Trouw: www.trouw.nl

Aanmelden symposium Respect & Werk: www.live.cloudformz.com

Afscheidsspeech rechter Charlotte Keijzer: Er zit vernieuwing in de lucht

Charlotte Keijzer (1948) nam op 21 maart  2013 afscheid van de Rechtbank in Utrecht. Sinds 1980 heeft zij vele functies vervuld binnen de rechtspraak, bijvoorbeeld het presidentschap van de rechtbank Groningen. Naast het rechterschap heeft zij vaardigheden ontwikkeld voor het begeleiden van conflictoplossing en “vreedzame” manieren van communiceren en is zij opgeleid als mediator en facilitator in het herstelrecht.

In haar afscheidsspeech blikt Keijzer niet alleen heel even terug op de voorbije jaren, maar richt zij zich vooral op de toekomst van de rechtspraak. Ze ziet een nieuwe realiteit ontstaan en noemt een aantal proefprojecten en plannen die bijdragen daar vorm aan te geven. De essentie van die nieuwe realiteit is dat de rechtspraak gaat denken en werken vanuit de behoefte van de burger.

Afscheid nemen en vooruitkijken

De rechtspraak is de laatste decennia bezig geweest met verbetering en vernieuwing van de organisatie. In de 33 jaar dat ik hier werkzaam was: van typekamers, telexen en potloden te bestellen bij het Ministerie, naar een bij de tijdse club. Die staat op zijn eigen benen, loopt niet voorop maar zit wel redelijk degelijk in elkaar.
Intussen zijn we tot de ontdekking gekomen dat die organisatorische vernieuwing niet los staat van de inhoud, het primaire werk, het vak. Je zou het Leeuwardense Manifest kunnen zien als een dramatische uiting van dat besef.

In zoverre is het Manifest een noodklok: help! Het gaat niet goed. Ik zie het liever als een luidklok voor vernieuwing: zó niet meer. Dan is de logische vraag: wat wel?
Er is al veel gaande dat een begin van een antwoord is op die vraag. Ik wil u deelgenoot maken van het enthousiasme dat ik daarover voel.

Natuurlijk, we staan onder druk, het gezag is niet meer zo vanzelfsprekend en de grenzen van de trias ook niet. Ook wij zullen op termijn moeten bezuinigen. Allemaal niet makkelijk.
Maar juist die druk kunnen we heel goed gebruiken omdat hij ons dwingt andere wegen te zoeken. Meer van hetzelfde, nog sneller en efficiënter doen wat we al doen, zal de oplossing niet zijn, dat is nu wel duidelijk. En terug naar een lager tempo: tja, is dat reëel? En wie help je ermee?

Ik ben in mijn loopbaan een aantal keren teruggekeerd in het primaire proces, na daar een tijdje uit te zijn geweest. Wat me telkens weer opviel is hoe omslachtig de weg naar de (in mijn geval civiele) rechter eigenlijk is. Hoe de procedure, en zelfs wat daaraan voorafgaat, partijen dwingt tot escalatie en conflictgedrag. Hoe moeilijk zij het hebben om de regie te houden. En dan, hoeveel tijd en inspanning het óns kost om de, deels daardoor ontstane, kluwens weer te ontwarren.
Eigenlijk is het trouwens merkwaardig dat je als rechter je eigen core-business voortdurend afvalt door partijen zoveel mogelijk te ontmoedigen om verder te procederen: tijdrovend, duur, onvoorspelbaar. Mijnheer, mevrouw, probeert u maar liever een schikking te bereiken.
Ik zou trots willen zijn op die core-business en kunnen roepen: ik bied je precies dat wat je nodig hebt om er doorheen te komen.

Kan dat? Ja, daar ben ik van overtuigd.

Wat mij betreft is daarvan de essentie dat wij erop inzetten wérkelijk te denken en werken vanuit de behoefte van de burger. Dat raakt aan die core-business. Die kan dan niet hetzelfde blijven.

Ik zei al: er is veel gaande.
Een paar voorbeelden:

    • In de rechtbank Amsterdam gaan binnenkort acht rechters in opleiding als mediators, om veel meer op maat geschilbeslechting te kunnen aanbieden.
    • Hier in Utrecht loopt het project De burenrechter. Daarin wordt een protoype ontwikkeld van een procedure die conflicten in de leefomgeving op een de-escalerende en oplossingsgerichte wijze behandelt. Met gebruikmaking van kennis en ervaring van over de hele de wereld, zowel in alternatieve geschilbeslechting als in rechtspraak.
    • In een aantal rechtbanken lopen pilots Mediation naast strafrecht
    • De Nederlanse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) wijdde vorig jaar haar jaarvergadering aan innovatie.
    • De wetgever werkt aan vereenvoudiging van de civiele procedure.
    • De Raad voor de Rechtspraak aan digitale toegang tot de kantonrechter.

Onlangs vond op initiatief van de rechtbank Utrecht een bijeenkomst plaats met een bont gezelschap van advocaten, gerechtsdeurwaarders. rechtsbijstandsverzekeraars, sociaal raadslieden, juridisch loket, Raad voor de Rechtsbijstand, ondernemers.
Doel van de bijeenkomst was om uit te vinden hoe, niet alleen in burengeschillen maar veel breder, een weg naar de rechter is te vinden die niet, of veel minder, escalerend werkt. Het was om te beginnen al een geweldig plezier om te merken met hoeveel enthousiasme op de uitnodiging werd gereageerd. Zelfs mensen die er via via van hadden gehoord wilden erbij zijn. Met een rijke oogst aan ideeën die het proberen waard zijn, zoals:
– tussenkomst van de rechter helemaal voorin het proces;
– de rechter op afroep voor deelbeslissingen, bijvoorbeeld in een lopende mediation;
– en de rechter als toezichthouder, bijvoorbeeld om mensen met een meervoudige problematiek op koers te houden.
Ook hierin zullen vervolgstappen worden gezet: op naar een nieuwe realiteit.

Kern van die nieuwe realiteit is in mijn ogen dat vaardigheden en kennis uit verschillende disciplines integraal onderdeel gaan uitmaken van wat de rechter te bieden heeft. Met als inzet een flexibele beschikbaarheid van de rechter daar waar partijen hem echt nodig hebben, om te kunnen schikken of voor een beslissing.

Er zit werkelijk vernieuwing in de lucht.

Charlotte Keijzer

Debat eerste stap naar herstel van vertrouwen in accountants

Om het vertrouwen te herstellen in accountants, is het nodig dat de beroepsgroep van accountants een open debat organiseert. Het zou in ieder geval helpen een begin te maken met een herstel. Met die woorden spoort Margreeth Kloppenburg in haar stuk op de opiniepagina van Accountant de beroepsgroep aan nu eindelijk met dat debat te beginnen dat oorspronkelijk een idee was van Paul Steman, bestuursvoorzitter van accountantsbureau Mazars.
“Een tijdje terug ben ik voor het huisblad van BDO geïnterviewd over De vertrouwde adviseur, het boek van David Maister dat binnen de zakelijke dienstverlening aan een heuse revival bezig is. Banken houden enquêtes met vragen als Zijn wij uw vertrouwde adviseur? Het boek van David Maister is al meer dan 25 jaar oud. En het gaat mijns inziens dan ook nogal voorbij aan de complexiteit van ons hedendaagse professionele bestaan”.

Margreeth Kloppenburg werkt bijna twintig jaar als adviseur en facilitator met professionals en managers in het bedrijfsleven. Ze is auteur van enkele boeken waaronder Eerlijk scoren, de professionele balans tussen target en integriteit. Voor haar promotie doet ze onderzoek naar hoe professionals beroepsinteger leren handelen. Ze vervolgt:

“Zelf denk ik dat klanten professionals vaak juist te veel hebben vertrouwd, en dat hen dat duur is komen te staan. Denk maar aan de woekerpolissen die werden verkocht (en ook wettelijk toegestaan, mind you) door hele kundige financiële professionals die meester waren in het opbouwen van vertrouwen, maar de bijbehorende verantwoordelijkheid voor het welzijn van hun klant er niet bij namen. Zij kregen de training ook.
Ook de commotie rond de adviescontracten bij de big four (een frame waar ik als ik hen was wel van af zou willen) is een pijnlijk voorbeeld van hoe klanten meegaan in een wijze van werken door een dienstverlener die uiteindelijk tot schade leidt.

En, zo vraag ik me af:

Hoe is het voor een klant om naar de AFM te stappen en de – tikje ruim omschreven – adviescontracten onder de aandacht te brengen?
Hoe is het voor de rest van de klanten die hier in mee zijn gegaan, maar niet naar de AFM zijn gestapt? Die moeten intern nu gaan uitleggen waarom zij deze werkwijze wel akkoord achtten.
Hoe is het als je klant bent en je hebt helemaal niet zo’n aantrekkelijk ruim omschreven adviescontract aangeboden gekregen? Was jij niet belangrijk genoeg?

Precies dit euvel, namelijk dat de druk in professionele organisaties om omzet te realiseren heel groot is, en dat daar rare acties uit ontstaan, benoemt Maister niet in zijn boek. En ook niet dat klanten in sommige gevallen baat hebben bij het meewerken aan constructies die eenmaal buiten het speelveld (of schoolplein, als ik Bob Hoogenboom aanhoud) tegen het licht gehouden, stukken minder helder overkomen dan je zou wensen. Waarbij mijns inziens een beroepsvereniging de zuiverheid van dat speelveld zou moeten voorleven.

Het dienstverlenende concept is vele malen complexer dan enkel de professional in gesprek met de klant. Er zijn meer spelers verantwoordelijk om in het belang van het maatschappelijke verkeer te handelen.
Er zijn gesprekken nodig met alle betrokken stakeholders die moeten gaan over hoe verantwoordelijkheden te beleggen en ook in hoeverre de vorm waarin een en ander nu gegoten is, nog steeds passend is. Vandaar dat ik het voorstel van de Mazars-voorzitter om in een open debat met relevante partijen de ontstane situatie eens goed te bezien, van harte toejuich.

Omdat het getuigt van moed om het gesprek werkelijk aan te gaan en belangen opzij te zetten met de ambitie een hoger gelegen belang te dienen (en me dunkt, dat is er bij dit beroep).
En juist omdat zo’n gesprek een bepaalde mate van risico met zich meebrengt, zeer lastig als je gewend bent controle te voeren over zaken, draagt het bij aan het creëren van vertrouwen. Daar weet Maister alles van.
Er bestaat geen haarlemmerolie voor de crisis binnen de accountancy. Je zult met elkaar stap voor stap hard moeten werken aan het herstel van vertrouwen. Zo’n debat is een mooie eerste stap.
Dus, beste accountants, hoe komt dit debat van de grond?

Organiseer dat debat!, door Margreeth Kloppenburg, Accountant – NBA-platform voor nieuws, achtergrond en debat – 18 april 2013: www.accountant.nl/

Lees ook de reacties.