Skip to main content

Redactie Beroepseer

Het eenzame beroep van arts

Artsen die dagelijks met de dood te maken hebben, kunnen met hun emoties nergens heen. Dat breekt hen op. Mariska Koster, zelf mede om die reden gestopt als longarts, roept op tot professionele opvang in haar artikel Arts heeft eenzaam beroep op de website van Medische Contact:

“Er is al veel gezegd over wat ‘de zaak Tuitjenhorn’ is gaan heten: een huisarts die buiten proportie handelt bij een stervende patiënt. Wat er precies bij deze huisarts heeft gespeeld blijft onduidelijk. Uit de reacties van collega’s blijkt wel dat velen zich alleen voelen staan als het gaat om het verwerken van emoties bij de zorg rond het levenseinde. Twee belangrijke vragen verdienen dan ook een antwoord. Wat doet het met een arts als die dag in dag uit omgaat met mensen die spoedig zullen gaan overlijden? En hoe voorkom je dat artsen daardoor ontsporen of opgebrand het vak verlaten? Een oproep voor professionele emotionele steun, en wel binnen de beroepsgroep zelf. Net als bij de brandweer.

Het went niet
Polikliniek, een oudere dame. Ik mag haar meteen. Een flinke vrouw, boerenbedrijf, zeven kinderen die haar op handen dragen. Pleuravocht. Een omineus teken, want ze woont vlakbij een vroegere asbestfabriek. En inderdaad: asbestkanker. Dodelijk, meestal binnen anderhalf jaar.
Ze hoort het slechte bericht kalm aan. Ik maak een tweede afspraak voor een paar dagen later, om verder te spreken over de vooruitzichten, haar wensen, mijn mogelijkheden. Maar bij die tweede afspraak is ze ziek en moet worden opgenomen. Infectie in de borstholte, bij de tumor. Veroorzaakt door mijn onderzoek.

Schaakmat, en we weten het allebei. Ik vind het verschrikkelijk. Juist deze vrouw. Maar zij is kalm. Ze vraagt of ik euthanasie bij haar wil toepassen. Ze weet dat ze gaat sterven, kijkt terug op een vol leven. Dit laatste stukje, aftakeling, dat past niet bij haar. En dat is ook zo. Dat past niet. Maar ik wil niet. Ik zeg: ‘Ik wil niet dat u doodgaat.’ Ze kijkt me aan en antwoordt: ‘Maar dat ga ik toch. Wat u ook doet.’
Een paar dagen achter elkaar ga ik na het werk bij haar zitten. Om te praten, om beiden te wennen aan het idee. Nou ja, om mij te laten wennen. Zij heeft de leiding. Haar man en kinderen zijn verdrietig, heel verdrietig. Zij ook, maar anders.

De verpleging weet van haar verzoek, en van mijn, niet aarzeling, maar behoefte aan tijd. Mevrouw heeft een eigen kamer en overdag een verpleegkundige die alleen voor haar hoeft te zorgen: broeder Ed. Hij wil het graag doen en komt ook buiten werktijd. We spreken over de procedure, over de SCEN-arts, over de middelen. En dan ineens is er de dag en de tijd.

Het gaat zoals zij het wil. Ze neemt afscheid van haar man en kinderen, ik laat de middelen inlopen en ze glijdt weg de dood in. Ze ligt er rustig bij. Ik zie haar nog voor me, het zachte avondlicht op haar dode gezicht. Even later sta ik op de gang te klappertanden en te snikken. Broeder Ed geeft me thee en komt bij me zitten. ‘Gaat het een beetje? Wat goed van je, dit valt niet mee, hè?’
Euthanasie valt niet mee. En nee, het went niet, ook niet als je het vaker doet. Het wordt alleen maar moeilijker. Tot het niet meer gaat.

De dood zit naast me
Mijn aandachtsgebied is longkanker. Ik zie bange mensen, verdrietige mensen, wanhopige mensen. Ze komen met hun echtgenoten, met hun kinderen. En ik moet ze vertellen dat ze doodgaan.

De secretaresses plannen voor slechtnieuwsgesprekken een halfuur. Nee, de dokter heeft niet genoeg aan tien minuten. Op een volle dag voer ik zeven van dat soort gesprekken.
Elk gesprek zit de dood naast me. Elk gesprek komt erop neer dat ik een vader, een moeder, een echtgenoot de dood aanzeg. Elk gesprek een mokerslag voor de mensen tegenover mij. Ze reageren verdrietig, boos, ongelovig, of dof, gelaten.

Ik ben goed geworden in deze gesprekken. Maar aan het eind van de dag zit ik met een emmer vol tranen. Niet per se mijn eigen tranen. Wel tranen. Ik, specialist achter het bureau, professioneel, warm, empathisch, rustig. Een baken van rust in een zee vol ellende. Maar ergens achter in de spreekkamer sta ik zelf geluidloos te gillen.

Na zo’n dag thuiskomen is vervreemdend. Blije kinderen, kleurige verhalen. Maar een mama die nog heel ver weg is.

Emotionele steun
Arts word je door vier jaar theoretische studie en vele jaren praktijkonderwijs. Het praktijkdeel heeft alle kenmerken van een socialisatieproces. Iedereen die coassistenten begeleidt weet dat ze na een paar weken het gedrag van hun opleider imiteren. En omdat artsen tijdens hun opleiding niet geleerd hebben om te gaan met hun emoties, dragen zij dat op hun beurt ook niet over op de coassistenten. En zo blijft ook het beeld bestaan van de dokter die alles overziet. Die, door kennis en ervaring gedragen, een wijze beslissing neemt. De dokter die oordeelt en macht heeft over leven en dood, en wiens beslissingen nooit ter discussie staan. Dit beeld, uit een voorbije tijd, is zeer hardnekkig. Zeker ook bij artsen zelf, die vinden dat ze het zelf moeten zien te redden, onfeilbaar moeten zijn, en dus geen plaats mogen inruimen voor eigen emoties.

Inherent aan dit zelfbeeld is solitair zijn, eenzaamheid zelfs. ‘Een dokter vraagt geen steun, die heeft dat niet nodig.’ Een beeld dat de essentiële menselijkheid van de arts ontkent. Wel bestaat er een sterk groepsgevoel, maar dan meer van het soort dat militairen in oorlogssituaties ook hebben: je kunt er met collega’s wel harde grappen over maken, omdat je weet dat de ander hetzelfde meemaakt als jij, maar er is geen mogelijkheid de ellende die je tegenkomt onder woorden te brengen. Voor de gewone wereld zijn deze soldaten dikwijls niet meer geschikt.

Ik denk vaak dat dit de reden is achter het grote aantal huwelijken tussen artsen onderling, en tussen artsen en paramedici/verpleegkundigen. They’ve been out there too.

Terugtrekken
In de opleiding zowel als in de uitoefening van het artsenvak leer je niet op een zinvolle manier om te gaan met de emoties die dit beroep met zich meebrengt. Het is ieder voor zich. En dat leidt ertoe dat mensen zich terugtrekken. In allerlei opzichten. In het vak: de dokter is er voor de chemo, de zuster voor de gesprekken. In een specialisme: als microbioloog gaan alle emoties voor je deur langs. In gedrag: de botte hork. In de wetenschap: minder zorg, meer artikelen. In het management: meer grip op je werkomgeving. In afwijkend gedrag: alcohol, seks, medicijnen. En in letterlijk terugtrekken: parttime gaan werken, of er helemaal mee stoppen. Allemaal tekenen van een beroepsgroep in nood.

Ook ik trok mij terug. In het begin van mijn loopbaan dacht ik dat het aan mij lag, dat mijn gevoelens van verwarring en ontsteltenis niet klopten en dat je zulke gevoelens niet hoorde te hebben. Later, toen ik mijn emoties niet meer wilde negeren en er met collega’s over probeerde te spreken, kreeg ik de kous op de kop. Er waren twee soorten reacties: ‘Dat hoort erbij’. En: ‘Je wou toch zelf oncologie doen?’ Ja. Dat wou ik ook. En?

Ik probeerde mijn gevoelens nog een tijdlang te negeren, maar op een gegeven moment lukte dat niet meer. Totdat ik uiteindelijk geen andere mogelijkheid zag dan te stoppen als longarts, en verder te gaan buiten de directe patiëntenzorg. Het gevolg van mijn persoonlijke psychische opmaak, in combinatie met een emotioneel belastende werkomgeving die volstrekt niet is ingericht op het psychisch en emotioneel gezond houden van de meest belaste werknemers.

Een chirurg staat een hele nacht te opereren om een patiënt te redden. Maar het lukt niet, en de patiënt sterft. Een brandweerman gaat een brandend huis in om een man te redden. Maar het lukt niet, en de man sterft.

De brandweerman krijgt professionele opvang. De chirurg krijgt koffie. En gaat visite lopen, of begint met zijn spreekuur.

Als er uit de zaak in Tuitjenhorn iets goeds kan voortkomen, dan is het een breed besef dat ook goede dokters compleet van de brug kunnen kantelen en dat emotionele steun in dit zware beroep noodzakelijk is. Zo noodzakelijk dat je het eigenlijk niet aan het individu zelf kunt overlaten om dat te organiseren.
Bij de brandweer en politie is psychologische steun na incidenten professioneel geregeld. Als we menselijke dokters willen houden en goede dokters willen behouden voor het vak, is dat een voorbeeld dat navolging verdient”.

Zie: Arts heeft eenzaam beroep, door Mariska Koster, Medisch Contact, 15 november 2013: www.medischcontact.nl

 U P D A T E

Artsen, leer praten over de dood, Mariska Koster in programma Dit is de dag, EO-Radio, 18  november 2013: www.eo.nl (Niet meer beschikbaar op site EO)

Voor hoelang nog kunnen wij zelf ons werk kiezen?

Bonnie Kavoussi studeert economie aan de Universiteit van Michigan. Eerder heeft ze geschiedenis gestudeerd aan de Universiteit van Harvard en schreef ze over economie voor de Huffington Post. Ze vraagt zich af in haar blog of we in de toekomst nog wel ons eigen werk kunnen kiezen:
“Simon Kuper schreef in de Financial Times dat door de ‘economische crisis en de veranderingen in de technologie’ wij niet meer ons werk zijn. Hij beweert dat sinds werknemers minder invloed hebben, zij heel vaak niet meer het beroep kunnen uitoefenen dat ze graag zouden willen. En als ze wel het beroep van hun keuze uitoefenen, wordt de carrière als minder zinvol ervaren vanwege toenemende eisen, lagere lonen en verdwijnende zekerheden.

Het verlies aan invloed van werknemers is te zien in een grafiek van de Federal Reserve Bank van St. Louis*).

grafiek share of labour compensation

De beloning van arbeid heeft een dieptepunt bereikt en was nog nooit zo laag in vergelijking met mensen met kapitaal, aandelen en bezittingen.

Er is veel voor te zeggen dat we in de eerste plaats nooit ons werk zijn geweest en dat we onze identiteit zouden moeten ontlenen aan onze relaties, hobbies en interessen buiten het werk. Waarom zou het werk dat wij doen moeten bepalen wie we zijn? We zouden moeten werken om te leven en niet moeten leven om te werken.

Als we even doordenken, is het wellicht een geluk bij een ongeluk dat werk niet meer onze identiteit bepaalt. Misschien kunnen we ons nu concentreren op dingen die er het meest toe doen. Werkgevers hebben ons immers nooit in dienst genomen om ons doelen te laten nastreven die we zelf zouden willen.

Nu werknemers hun invloed zijn kwijtgeraakt vanwege hoge werkloosheid, hebben ze ook minder tijd om zich te wijden aan interessen buiten het werk. Voldoende geld verdienen om te kunnen eten, voor een dak boven je hoofd en onderhoud van je gezin gaan voor alles. Deze levensbehoeften zijn nogal onzeker geworden. Zodoende wordt werk zelfs een groter onderdeel van de identiteit van mensen, en dan niet uit vrije keus.

Met drie solliciterende werklozen op elke vacature, moeten baanlozen en parttimers zich meer inspannen om een baan te vinden die past bij hun vaardigheden en vorige inkomen: een baan die er misschien nooit komt. En veel voltijdswerknemers – zelfs met de beste banen – moeten werken met het gegeven dat hun leven in feite door hun baas wordt bepaald. Dat betekent voor veel mensen de hele dag non-stop doorwerken. ‘s Avonds laat en in de weekeinden werken zijn de norm geworden.

Als werknemers zo onder druk staan, dan zullen ze waarschijnlijk niet veel belangstelling tonen voor dingen buiten het werk, bezoek aan familie of vrienden of het aanknopen van nieuwe relaties. Het is gebleken dat Amerikanen dagelijks slechts 21 minuten van hun tijd besteden aan een sociaal leven en 6 minuten aan een of andere vorm van ontspanning die niet voorkomt in het Amerikaanse tijdsbestedingsonderzoek ATUS. Je kunt dat ook aflezen uit de dalende huwelijks-en geboortecijfers van Amerikanen. Als er steeds minder economische zekerheid is, zijn mensen ook minder bereid zich in te zetten voor de lange termijn.

Werknemers zijn nu nog hun werk, en dat komt zuiver door de tijd die zij moeten wijden aan hun werk. Ze zijn bezig hun levensstandaard te handhaven, niet meer omdat zij van hun werk houden en zich niet kunnen voorstellen dat ze iets anders zouden doen. Als werkgevers alle macht en invloed hebben, laten zij je net zolang werken als zij willen. Zo hou je niet genoeg tijd over om iets anders te doen.

Door de belabberde economie verdienen we niet alleen minder geld, we hebben ook minder tijd om degene te worden die we in wezen zijn”.

Zie: We still are our jobs, but no longer by choice, Bonnie Kavoussi’s Blog, 9 november 2013: http://bonniekavoussi.blogspot.com/2013/

*) Bron grafiek: Feenstra, Robert C., Robert Inklaar and Marcel P. Timmer (2013), “The Next Generation of the Penn World Table”: www.rug.nl/ggdc/docs/the_next_generation_of_the_penn_world_table.pdf
Penworth Table, Groningen Growth and Development Centre: www.rug.nl/ggdc/productivity/pwt/

Unemployed Job Seekers per Opening, Department of Labor, New York State: https://dol.ny.gov/unemployed-job-seekers-opening

What Americans Actually Do All Day Long, In 2 Graphics, Lam Thuy Vo, NPR, 29 augustus 2012: www.npr.org/sections/money/2012/08/29/160244277/what-americans-actually-do-all-day-long-in-2-graphics

Marriage rate lowest in a century, EurekAlert, Bowling Green State University, 18 juli 2013: www.eurekalert.org/pub_releases/2013-07/bgsu-mrl071813.php

Baby bust: U.S. births at record low, , CNN Business, 6 september 2013: https://money.cnn.com/2013/09/06/news/economy/birth-rate-low/

We hebben waarden nodig die onze wereld vergroten

“Als we kijken naar de toekomst van onze wereld, staan we voor grote, complexe vragen. Willen we hier constructieve antwoorden op vinden, dan hebben we ‘grotere’ waarden nodig die onze blik op de wereld verruimen”, aldus prof.dr. Harry Kunneman, hoogleraar Sociale filosofie aan de Universiteit voor Humanistiek. De professionele omgeving is bij uitstek een plek waar deze waarden ontwikkeld kunnen worden. Dinsdag 12 november 2013 houdt Kunneman in Utrecht zijn oratie getiteld Kleine waarden en grote waarden. Normatieve professionalisering als politiek perspectief.

In zijn oratie beschouwt Harry Kunneman de politieke betekenis van zogenaamde normatieve professionalisering. Normatieve professionalisering gaat over de normen en waarden die ons professionele handelen mede bepalen, en over het vermogen om hier op te reflecteren. Kunneman: “Deze waarden worden gevormd op verschillende niveaus. Je hebt de normativiteit van wettelijke en economische kaders, van staat en markt, van politieke perspectieven en ideologieën. Ook zijn er normen en waarden, deugden en attitudes die horen bij een bepaald beroep. Een politieman bewaakt de orde, een onderwijzer onderwijst, een bankier bankiert. Deze zijn deels cultureel bepaald. En er zijn normen en waarden die geworteld zijn in de eigen leefwereld van professionals. Hoe zij persoonlijk kijken naar gender, etniciteit, sociaal-economische verschillen.”

Kunneman benadrukt dat het belangrijk is op deze waarden te reflecteren, ze kritisch te bezien en verder te ontwikkelen. En dat kan bij uitstek in professionele omgevingen. Hij beschouwt dit ‘werkend leerproces’ als een belangrijk politiek alternatief voor het dominante, neoliberale ontwikkelingsdenken.

Kunneman: “Ik vind dat er in de tijd waarin we leven grote vragen op ons afkomen. Ik ben hierover zowel verontrust als hoopvol. De verontrusting komt voort uit de constatering dat de waarden waarop onze wereldsamenleving zich in hoofdzaak oriënteert te klein zijn in verhouding tot de omvang en de complexiteit van de mondiale vragen waar wij voor staan. De hoop komt voort uit de eigentijdse groei van het besef dat wij grotere waarden nodig hebben: waarden die ons helpen om onze wereld te vergroten in plaats van te verkleinen en de complexiteit van de vragen waar wij voor staan aan te gaan in plaats van te verdringen.”

Prof.dr. Harry Kunneman was van 1990 tot 2013 hoogleraar Sociale en politieke theorie aan de Universiteit voor Humanistiek. In september 2013 is hij benoemd tot persoonlijk hoogleraar Sociale filosofie, in het bijzonder theorie en praktijk van normatieve professionalisering. Kunneman ontwikkelde een postmoderne kijk op humanisme met behulp van de theorie van de Duitse humanistische socioloog en filosoof Jürgen Habermas, en werd vooral bekend met Het Dikke Ik, een kritische beschouwing op onze samenleving. De laatste jaren richt hij zich op vragen rond postmoderne moraliteit, waarin normatieve professionalisering een belangrijke rol speelt.

Oratie Harry Kunneman: Dinsdag 12 november 2013, 16.15 uur in de aula van het Academiegebouw Universiteit Utrecht, Domplein 29: www.uvh.nl
Voorafgaand aan de oratie vindt een symposium plaats, Werk dat deugt en deugd doet. Meer info: www.uvh.nl/actueel/agenda/werk-dat-deugt-en-deugd-doet

Internetexpert Mikko Hypponen over surveilleren en het verzamelen van gegevens

mikko hypponenMinister Opstelten van Veiligheid en Justitie wil reisgegevens van Nederlandse burgers opslaan in een database. Hij maakte op 7 november 2013 in een brief aan de Tweede Kamer bekend dat hij plannen wil uitwerken “om op korte termijn de mogelijkheden om reisgegevens te kunnen gebruiken uit te breiden”, met als doel jihadisten te kunnen opsporen. “Opslaan gebeurt al in veel landen”, reageerde de minister sussend op kritische vragen hierover.

Op Twitter regende het andere commentaren. Zijn we bezig een totalitaire staat, politiestaat of surveillance-staat op te bouwen? Het verzamelen en verhandelen van persoonlijke gegevens door de overheid en het bedrijfsleven lijkt geen grenzen te kennen, zoals bleek in België in september 2013 waar gemeenten adresgegevens van hun inwoners aan commerciële bedrijven hebben verkocht.

Volgens Mikko Hypponen verandert surveilleren en het verzamelen van gegevens de geschiedenis. Een voorbeeld is de Amerikaanse Republikeinse president Richard Nixon die in de jaren zeventig afluisterapparatuur liet plaatsen in het hoofdkantoor van de politieke tegenstander, de Democratische partij.
Hypponen is een Finse expert in internetbeveiliging en mede-oprichter van antivirusbedrijf F-Secure. Hij refereerde aan Nixon in zijn TEDx lezing*) in Brussel over schending van het vertrouwen van de wereld door grootschalige spionagepraktijken op internet door de Amerikaanse geheime dienst NSA. Het door de NSA wereldwijd in de gaten houden van online communicatie door middel van het programma PRISM werd openbaar gemaakt door systeembeheerder Edward Snowden in juni 2013, met als gevolg dat de hele wereld nu op de hoogte is.

De twee grootste uitvindingen van onze tijd zijn stukken gereedschap van de overheid geworden

Hypponen citeerde ook de reactie van de president van Brazilië, Dilma Roussef, die het doelwit is geweest van afluisteren. Volgens haar kan er “geen echte vrijheid van meningsuiting zijn als er geen recht op privacy meer is”. Zonder privacy kan er ook geen sprake zijn van een “effectieve democratie”. Privacy is de hoeksteen van de samenleving.
Iemand vroeg Hypponen waar hij zich zo druk om maakte. Verzond hij naaktfoto’s? Had hij soms iets te verbergen? Zijn reactie: “Wat ik verstuur, gaat niemand wat aan, ook de regering niet. Het gaat om privacy en over privacy valt niet te onderhandelen. Privacy zou in alle door ons gebruikte systemen moeten worden ingebouwd”.
Binnenkort wordt er een kolossaal nieuw NSA datacentrum geopend met een supercomputer en opslagplaats in de Amerikaanse staat Utah, dat een oppervlakte beslaat van vijf grote Ikea-vestigingen.

Hypponen stelt voor dat Europa en andere landen zich gaan toeleggen op vrije, open source veiligheidssystemen om surveillances van organisaties als NSA te omzeilen. Een Europees land kan ermee beginnen en een kleine rimpeling in het water veroorzaken. Rimpelingen worden lange golven, samengesteld uit open source systemen. Het uiteindelijke effect daarvan is dat een krachtige golf ons zal optillen, tot hoog boven de surveillance-staat.
De twee grootste uitvindingen van onze tijd zijn stukken gereedschap van de overheid geworden waarmee ze ons bespiedt: internet en de mobiele telefoon, aldus Hypponen. Het wordt tijd dat de burger daar verandering in brengt.

Vervagen van scheidslijn tussen publiek en privé en het toenemende wantrouwen

Nu de scheidslijn tussen publiek en privé steeds meer begint te vervagen, rijst de vraag wat voor rol er nog is weggelegd voor het beroepsgeheim of de geheimhoudingsplicht van artsen, apothekers, advocaten, maatschappelijk werkers, politieagenten, journalisten, leerkrachten, ambtenaren en werknemers in fabrieken en organisaties die omgaan met vertrouwelijke en gevoelige informatie. Wat stelt vertrouwelijkheid nog voor als personeel van organisaties toegang krijgt tot steeds meer gegevens van alles en iedereen? We zijn nauwelijks begonnen met daarover na te denken en lopen met wetgeving achter de feiten aan.

Ondermijning van de scheiding tussen publiek en privé ondergraaft het vertrouwen in het publieke imago van de politiek, en daarmee uiteindelijk van de politiek zelf. Dat is wel gebleken uit reacties op het voornemen van minister Opstelten. De noodzaak van afluisteren, observeren, bespioneren en analyseren van de hele bevolking om een x-aantal terroristen te traceren is niet aangetoond. Het wettelijk mogelijk maken van het bewaren en verder verwerken van steeds meer gegevens moèt ter discussie worden gesteld, nu het nog kan. Of niet?
Op 9 november 2013 werd bekend dat De Nederlandse inlichtingendiensten systemen hebben besteld om net als de Amerikaanse NSA grootschalig telefoon- en internetverkeer op te kunnen vangen en verwerken, hoewel dat nog grotendeels onwettig is. Volgens de toezichthouder op de diensten, de CTIVD, is de wet achterhaald.

Een gepensioneerde spion in Engeland heeft eens opgemerkt dat hij bij aanvang van zijn carrière dacht dat hij een goed patriot was door te gaan spioneren voor het vaderland. Maar, zei hij, terwijl ik dacht bij te dragen aan het voorkomen van narigheid en het oplossen van problemen, is me allengs gebleken dat het spioneren zelf tot onderdeel is geworden van de oorzaak van problemen.

Mikko Hypponen: How the NSA betrayed the world’s trust – time to act, TEDxTalk op video, oktober 2013. Met Engelse ondertiteling.
Er is tevens een transcriptie in het Engels beschikbaar. Open rechts onder afbeelding het menu Show transcript, en klik op English, of op een andere taal op site:
https://www.ted.com/talks/mikko_hypponen_how_the_nsa_betrayed_the_world_s_trust_time_to_act/transcript
Duur video: 19 minuten.

*) Meer info over TEDx-lezingen en conferenties: www.ted.com

Aanbevolen: Privacydebat is nuttig, maar Snowdens actie deugt niet? door Tijmen Wisman, voorzitter van het Platform Bescherming Burgerrechten, 4 november 2013: http://platformburgerrechten.nl/2013/11/04/privacydebat-is-nuttig-maar-snowdens-actie-deugt-niet/ (Niet meer beschikbaar)

René Kneyber: nieuw bestuurslid van Stichting Beroepseer

René Kneyber is sinds 7 november 2013 toegetreden tot het bestuur van de Stichting Beroepseer. We heten hem van harte welkom!
René was al – sinds 2012 – voortrekker van Beroepseer. Momenteel staat hij met  Jelmer Evers volop in de belangstelling vanwege hun in oktober verschenen boek Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!
Een maand na publicatie blijkt het boek regelmatig de “talk of the town” te zijn. Tot in het Binnenhof.  Tijdens de behandeling van de begroting 2014 van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op 30 oktober, refereerde Tweede Kamerlid Jasper van Dijk naar het boek, waarop vervolgens minister Bussemaker van Onderwijs inhaakte. Ze hield het boek omhoog zodat iedereen het goed kon zien. Ze bleek in te stemmen met de uitdagingen van het boek. En: “Wat ik ook mooi vind is dat leraren oproepen om niet af te wachten maar zelf de eerste stap te zetten in het streven naar meer professionele ruimte en autonomie”.

In NRC van 9 november 2013 besteedt Marc Chavannes in zijn rubriek Opklaringen aandacht aan Het alternatief, èn de reeks Beroepseer-boeken waarvan Het alternatief het vijfde deel is. Aan de basis van Stichting Beroepseer, opgericht in 2006, staat ook een boek: Beroepszeer – Waarom Nederland niet goed werkt dat binnen een jaar tijd vier drukken beleefde.

René Kneyber, voortrekker van Beroepseer, zie: https://beroepseer.nl

Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! https://beroepseer.nl/het-alternatief/

Minder afrekenen, meer verdienen, rubriek Opklaringen door Marc Chavannes, NRC, 9 november 2013: https://www.nrc.nl

Video met Jasper van Dijk in de Tweede Kamer over Het alternatief, 30 oktober 2013: https://www.youtube.com

Video met Minister Bussemaker in de Tweede Kamer over Het alternatief:  www.youtube.com

rene kneyber thijs jansen jelmer evers lerarencongres 2013
Links René Kneyber, nieuw bestuurslid van Stichting Beroepseer, met mede-oprichter van de stichting Thijs Jansen in het midden, en rechts Jelmer Evers na de presentatie van het boek Het alternatief op het Lerarencongres op 8 oktober 2013 in Ede.
Het alternatief is het vijfde deel in de Beroepseer-boekenreeks. Het eerste boek, Beroepszeer – Waarom Nederland niet goed werkt, vormde de aanzet tot de oprichting van de stichting.

 
 

 

 

 

 

Ergens bij willen horen

Jaap Boonstra vraagt zich in zijn blog Sense of belonging af… “waarom nog zoveel mensen pleiten voor het creëren van een ‘sense of urgency’ als het om veranderen gaat. Dit denken is achterhaald. In onze huidige tijd gaat het om het creëren van verlangen en een ‘sense of belonging’.

In veel managementboeken lees je dat het nodig is om een urgentiebesef te creëren voordat mensen willen veranderen. In de vorige uitgave van Managementboek magazine stond een interview met John Kotter. Die heeft er zelfs een heel boek aan gewijd. De heersende gedachte is dat mensen alleen onder druk willen veranderen. Mensen moeten oude zekerheden loslaten en daarbij moeten ze geholpen worden. Het creëren van urgentie om anderen te veranderen, is een achterhaalde gedachte. Alles is al in beweging. Organisaties veranderen doorlopend. De ene reorganisatie is nog niet voorbij of de volgende wordt alweer aangekondigd. Door de economische malaise is er eerder een te groot besef van urgentie en onzekerheid waardoor verlamming optreedt en veranderingen stagneren.

Het boek van John Kotter over urgentie is achterhaald, net zoals zijn boek met acht stappen om van veranderingen een succes te maken. Het zijn denkbeelden uit de vorige eeuw. Toen bleven mensen nog hun hele leven bij één baas. Toen waren bedrijven weinig flexibel en overwegend georganiseerd op bureaucratische principes. Toen bestond er nog een eenduidige hiërarchie. Toen werd er nog geluisterd naar de baas, of men deed in ieder geval alsof. Toen was veranderen een opgave voor managers die alles in het werk stelden om planmatig veranderingen door te voeren. De tijden zijn veranderd. Veranderen is niet langer voor anderen. Bedrijven zijn minder star dan voorheen. De arbeidsmarkt is flexibeler dan ooit en het aantal zelfstandig werkenden groeit met de dag. Het nieuwe werken leidt een grotere afstand tussen bedrijf en werknemer en draagt soms bij aan vervreemding. De huidige tijd is wispelturig, spannend en uitdagend. Daar past geen geplande en van bovenaf opgelegde verandering bij. Mensen willen best veranderen, maar niet langer veranderd worden.

Laten we stoppen met die onzin dat managers urgentiebesef moeten creëren om veranderingen mogelijk te maken. Natuurlijk, als een bedrijf in crisis verkeert, is het zaak om open en eerlijk te vertellen hoe het er voor staat. Leiders in verandering zullen een crisis altijd aangrijpen om veranderingen door te voren. Een crisissituatie kan een aanleiding zijn voor verandering maar het is geen vóórwaarde voor verandering. Een duidelijke toekomstvisie is dat wel. Minstens zo essentieel is de klantwaarde die het bedrijf wil leveren. Bedrijven die succesvol zijn in diepgaande veranderingen hebben helder voor ogen wie hun klanten zijn, wat de behoeften zijn van deze klanten en hoe ze daaraan invulling kunnen geven. Het gaat bij veranderen niet om het organiseren van een crisis, maar om het organiseren van verlangen.

Maar zelfs met het organiseren van verlangen zijn we er niet. In onzekere tijden is er een toenemende behoefte om ergens bij te horen. Het gaat niet om ‘sense of urgency’, maar om ‘sense of belonging’. Organisaties met teveel crisisgevoelens hebben lage overlevingskansen. Ze raken op drift. In onze tijd gaat om het creëren van werkgemeenschappen waarin mensen het gevoel hebben dat ze erbij horen en een zinvolle bijdrage leveren. Het gaat erom mensen te verbinden waardoor ze samen een aanlokkelijke toekomst kunnen realiseren. Bedrijven met een helder toekomstbeeld en een krachtig samenhorigheidsgevoel hebben in onzekere tijden de beste kansen om te overleven”.

Sense of Belonging, door Jaap Boonstra, 3 november 2013: www.jaapboonstra.nl
Jaap Boonstra is wetenschapper, bestuurder, adviseur en hoogleraar Organisatieverandering aan de Universiteit van Amsterdam.

Net als bij banken ook perverse prikkels in de wetenschap

Onderzoekers worden veel te veel opgejaagd om resultaten te publiceren. Onder biotechnologen is het een vuistregel dat de helft van al het gepubliceerde onderzoek niet repliceerbaar is, en sommige Chinese onderzoekers krijgen zelfs geldbonussen uitgekeerd wanneer ze een Engelstalig toptijdschrift halen. Prikkels in de wetenschap zijn net zo pervers als bij banken.
Dat zegt Frank Miedema, decaan van het UMC Utrecht in een interview met de Volkskrant van 7 november 2013.

Het is zeldzaam dat een universiteitsbestuurder zich in zulke felle bewoordingen uitlaat over het functioneren van het wetenschappelijk bedrijf. Met gelijkgestemden startte Miedema de beweging Science in Transition, die een ommekeer wil teweegbrengen.

De verleiding om ook een flutpromotie goed te keuren omdat het onderwijsinstituut anders 90 duizend euro misloopt, is te groot, vindt Miedema. “De overheid betaalt de universiteit per afgestudeerde en per promotie. Het is sturing op kwantiteit, niet op kwaliteit. Ditzelfde gebeurt bij de wetenschappelijke tijdschriften. Onderzoekers moeten zo vaak mogelijk publiceren in toonaangevende tijdschriften; de inkomsten van de onderzoeksgroep en het eigen carrièresucces zijn daar direct van afhankelijk.’ Ook bij publicaties in gerenommeerde bladen als Science en Nature gaat het mis, volgens Miedema. De peer review, waarbij vakgenoten een studie keuren vóór publicatie, schiet ook bij die bladen te kort. ‘Met een studie van matige kwaliteit kun je Science of Nature halen, zolang het maar een spectaculaire claim is over een onderwerp dat in de mode is.”

Nederige houding media

Miedema hekelt ook de nederige houding van de media ten opzichte van wetenschap. Volgens hem worden wetenschappers te weinig kritisch ondervraagd. “Wetenschappers zijn net mensen: ze hebben zuivere motieven, maar ook minder zuivere motieven. Een onderzoeker die in het Journaal pleit voor de invoering van een vaccin doet dat vast omdat hij denkt dat dit goed is voor de volksgezondheid. Maar zijn eigen carrière speelt op de achtergrond ook mee. Want dit is ‘mijn vaccin waar ik jarenlang aan heb gewerkt en ik wil nu eindelijk thuis tegen mijn partner kunnen zeggen dat al die avonden in het lab niet voor niets waren’. In de zakenwereld of in de politiek snapt iedereen dondersgoed dat dergelijke motieven zwaar meewegen, maar op de een of andere manier geloven we dat wetenschappers er immuun voor zouden zijn. Het is de hoogste tijd om die mythe door te prikken.”

De decaan pleit met zijn initiatief voor ‘minder sturen op kwantiteit en meer op kwaliteit’. “Dat klinkt als loos managersjargon, maar bij het UMC Utrecht maken we hier serieus werk van. Als wij aanvoelen dat een van onze onderzoekers tien jaar nodig heeft omdat hij dan misschien wel iets echts belangrijks gaat ontdekken, dan geven we hem tien jaar. Is zo’n oordeel subjectief? Ja, dat is inderdaad heel subjectief. Maar het werkt een stuk beter dan iemand opjagen om vooral snel resultaten te publiceren, waardoor hij zich ook nog eens alleen aan onderzoek zal wagen waarvan hij direct resultaten verwacht.”

Prikkels in wetenschap net zo pervers als bij de banken, 7 november 2013, de Volkskrant: www.volkskrant.nl

Zie ook Blogs Beroepseer: Science in Transtion debatteert over een nieuw wetenschapssysteem voor de 21ste eeuw, 22 september 2013: https://beroepseer.nl

Gevolgen van gepieker over het werk risicovol voor gezondheid

Het publiekssymposium Stress in het brein van 1 november 2013 in Leiden had als thema de oorzaken en gevolgen van stress in een mensenleven: van baby tot bejaarde.
Een van de wetenschappers die een lezing gaf op het symposium was dr. Bart Verkuil, universitair docent sectie klinische, gezondheids- en neuropsychologie aan de Universiteit van Leiden. Hij sprak over werkstress en gezondheid en stelde de vraag of wij ziek kunnen worden van gepieker.

In haar artikel Gepieker is niet onschuldig en vraagt aanpak schrijft Anette Karimi dat veel Nederlanders momenteel piekeren over hun werk of hun baan al hebben verloren. Deze stress kan wel degelijk kwaad, ondanks sommige berichten dat “stress gezond is”. Houdt stress aan – en daarbij de overmatige aanmaak van stresshormoon cortisol – treedt schade op in onze hersenen, waarschuwen wetenschappers. Met mogelijk vergeetachtigheid, concentratieverlies, aantasting van beslisvaardigheid, en uiteindelijk zelfs schade aan hart en vaten.

“Een risico voor veel mensen in deze tijd: een op de acht werknemers heeft burnoutklachten, en de nummer 1 oorzaak voor uitval op het werk zijn psychische klachten onder dertigers”, vertelt Bart Verkuil: “75 procent van de mensen piekert op zondagavond over de komende werkweek, en 38 procent piekert dagelijks. Bij gepieker staat de stressreactie voortdurend aan. Zelfs in rust.”

(Chronische) piekeraars en burnout-patiënten komen bij de GGZ-psycholoog voor behandeling. “Ik denk dat het gepieker zal toenemen. Vooral mensen die werkloos (dreigen te) raken lopen een hoog risico. Maar ook mensen die een hoge werkdruk hebben, een conflict hebben met collega’s of chef, en/of geen erkenning ervaren op hun werkplek.”

Cruciaal is hoe we denken. “Gedachten bepalen ons gevoel. Recent onderzoek toont aan dat we 47 procent van de tijd aan het dagdromen zijn en zijn we niet bezig met het hier en nu. Als dat negatieve gedachten zijn, dan ga je je ook zo voelen.”

Het goede nieuws is dat er dus ook iets tegen te doen valt. “Als iemand zegt: ‘Ik ben gestressed, dat komt door mijn baas die me kapot maakt’, gaat het vaak om perceptie van diegene van de baas. Dus door perceptie en gedachten te veranderen kan je gepieker tegengaan. Dat is te leren. Het goede nieuws is dat hersenen bij jonge mensen zich weer kunnen herstellen bij voldoende rust. Bij oudere mensen gebeurt dat minder snel.”

Met steeds minder baanzekerheid, is het belangrijk om de jongste generatie te leren hoe je stress en gepieker kan voorkomen. “Van mij mag het vak mentale weerbaarheid gegeven worden, waarin jongeren vaardigheden leren tegen gepieker.”

Zie: Gepieker is niet onschuldig en vraagt aanpak, door Anette Karimi in Metro, 4 november 2013: https://www.metronieuws.nl/binnenland/2013/11/gepieker-is-niet-onschuldig-en-vraagt-aanpak (Niet meer beschikbaar op Metronieuws)

Het symposium was georganiseerd door Leiden Institute for Brain and Cognition(LIBC), Zie voor deelnemende wetenschappers en onderwerp van hun lezing: https://www.libc-leiden.nl/former-symposia/item/132-stress-in-het-brein (Niet meer beschikbaar). Website van Leiden Institute for Brain and Cognition(LIBC) is: www.universiteitleiden.nl/sociale-wetenschappen/libc

Bart Verkuil schreef met Arnold van Emmerik het boek Omgaan met stress en burnout, verschenen in 2007 bij Bohn Stafleu Van Lochem.

Leraren in actie start burgerinitiatief voor kleinere schoolklassen

De onderwijsvakbond Leraren in actie (LIA) is van mening dat er nu eindelijk iets moet gebeuren aan de klassen die steeds groter worden. Hoe meer bezuinigingen des te groter de klassen. Dit geldt  voor het primair, speciaal en voortgezet onderwijs. LIA gaat nu echt actie ondernemen via het burgerinitiatief*):

“Door middel van een burgerinitiatief willen we de Tweede Kamer dwingen ervoor te zorgen dat er een maximum aantal leerlingen per klas van overheidswege wordt vastgesteld.

LIA stelt de Tweede Kamer voor om onmiddellijk maatregelen te nemen tegen de overvolle klassen. Het maximum aantal leerlingen per klas in het regulier onderwijs moet door de regering met ingang van het schooljaar 2014-2015 worden teruggebracht naar 28. Vervolgens moet dit met een stappenplan van drie jaar worden afgebouwd naar maximaal 24. U kunt de volledige tekst van het burgerinitiatief lezen op de speciaal hiervoor ingerichte website van stopdeovervolleklassen

De officiële lancering van het burgerinitiatief zal maandagochtend 28 oktober om 10.00 plaatsvinden. Vanaf dat moment kunt u het ook meteen online ondertekenen. Voor een uitgebreide motivering voor dit burgerinitiatief verwijzen wij u naar de tekst van de aan de Tweede Kamer gerichte brief.

Het is merkwaardig dat terwijl zo ongeveer iedere leraar uit eigen ervaring weet dat een klas van zo ongeveer 20-24 leerlingen het beste werkt, door bijvoorbeeld staatssecretaris Dekker (maar ook door verschillende onderwijskundigen) met grote stelligheid wordt volgehouden dat het niet uitmaakt. Misschien moeten zij eens ergens een goede groepscursus gaan volgen, bijvoorbeeld Frans bij de Alliance Française, zie daar punt 10. De maximale groepsgrootte is 14 cursisten.

In het Burgerinitiatief stellen wij dat klaslokalen moeten voldoen aan de Arbo-normen. Vreemd genoeg gelden die normen uitsluitend voor nieuwere schoolgebouwen. Voor de scholen die voor 01-01-2010 zijn gebouwd of gerenoveerd mag de werkgever volstaan met een plan van aanpak. Wij vinden dat alle leerlingen recht hebben op een klaslokaal dat aan deze normen voldoet. Hierop zou de inspectie regelmatig moeten controleren.

De oppervlaktenorm is minimaal 2m² per leerling. In de wat oudere lokalen worden wel 30 leerlingen plus een leraar op 40m² geperst. De norm voor het binnenklimaat is een CO2-concentratie van maximaal 1200 ppm voor bestaande gebouwen en maximaal 950 ppm voor nieuwbouw. In veel lokalen wordt binnen een uur de dubbele hoeveelheid gemeten. Dat betekent hoofdpijn in de loop van de dag.

Om dit Burgerinitiatief rechtsgeldig te maken is het nodig dat tenminste 40.000 volwassen Nederlanders online hun handtekening zetten. Wij vragen iedereen om de link naar dit initiatief door te geven aan collega’s, vrienden, ouders en anderen die het onderwijs een warm hart toedragen”.

*) Binnen een week na de start van het burgerinitiatief op 27 oktober 2013 hadden 7000 mensen het initiatief ondertekend. Op 5 november is het aantal gestegen tot 20.000. LIA wil er eind november 40.000 hebben. Dan moet het initiatief als punt op de agenda van de Tweede Kamer geplaatst worden.

Site van LIA: www.lerareninactie.nl

Stop de overvolle klassen: www.stopdeovervolleklassen.nl

Leraren in actie (LIA) biedt op dinsdag 10 december 2013 om 13.00 uur het Burgerinitiatief aan de voorzitter van de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven aan. Eindstand: 46.928 ondertekenaars.

U P D A T E

Plenair debat in de Tweede Kamer in Den Haag in het bijzijn van staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs, op woensdag 2 april 2014 om 10.15 uur: Burgerinitiatief Stop de overvolle klassen (33887, nr. 1). Meer info op: www.tweedekamer.nl/nieuws/kamernieuws/newspage2557_burgerinitiatief_tegen_volle_klassen