Skip to main content

Redactie Beroepseer

Odfjell-directeur Olijve geeft het goede voorbeeld: Klokkenluider bedankt!

theo olijve interview een vandaagHet actualiteitenprogramma EenVandaag (Nederland 1) berichtte op 23 januari 2012 over de misstanden bij het olieterminalbedrijf Odfjell in het Botlekgebied van Rotterdam. Bij het bedrijf doen zich levensgevaarlijke situaties voor. Geheime interne rapporten hebben het over niet vermelde lekkages en het vrijkomen van grote hoeveelheden kankerverwekkend benzeen die verdampen en door de wind worden verspreid.
De alarmerende berichten zijn afkomstig van een anonieme klokkenluider die zeer goed is ingevoerd bij het bedrijf.
Sinds de onthulling van de misstanden is Odfjell regelmatig in het nieuws geweest. Het bedrijf werd onder verscherpt toezicht gesteld, de directeur werd ontslagen en er werd beloofd de integriteit en veiligheid van de terminal structureel te verbeteren. Bovendien zou de komende jaren 250 miljoen euro worden geïnvesteerd in het verbeteren van de milieu- en veiligheidsprestaties.

Het gebeurt zelden dat een klokkenluider wordt bedankt voor het aan de kaak stellen van misstanden in zijn bedrijf, maar de nieuwe directeur van Odfjell, Theo Olijve, heeft dat wel gedaan. Op 6 september 2013 bedankt hij in een interview met EenVandaag de klokkenluider – wiens identiteit nog steeds niet bekend is – die de zaak aan het rollen kreeg. Olijve zou graag met hem in contact komen om zijn waardering uit te spreken: “!Ik hoop dat hij mij vertrouwt en op een gegeven moment naar mij toekomt. Dan kan ik hem laten zien dat we er hard aan werken, dank voor wat je hebt gemeld”.
Bij Odfjell is inmiddels een extra vertrouwenspersoon van buitenaf aangesteld voor personeelsleden: “Voor mensen die binnen dit bedrijf nog steeds angst hebben naar buiten te komen met ernstige incidenten of meldingen”.

Zie voor interview en meer info bij EenVandaag: Odfjell-directeur Olijve: ‘Klokkenluider bedankt!’, 6 september 2018: https://eenvandaag.avrotros.nl/item/odfjell-directeur-olijve-klokkenluider-bedankt/

Enquête onder ambtenaren: driekwart kent collega die niet goed functioneert

Ruim driekwart van de ambtenaren kent wel een collega die niet goed functioneert. Dat blijkt uit een enquête van de online-uitgave re.Public – voor ambtenaren en bestuurders – onder ruim vijfhonderd ambtenaren uit alle bestuurslagen. Slechts veertien procent van de ambtenaren geeft daarbij aan dat de leidinggevende in staat is adequate maatregelen te nemen. “We zijn te lief voor elkaar,” aldus een van de respondenten. Drie procent van hen bekent zelf eigenlijk ook niet zo goed te functioneren.

Minister Blok voor Rijksdienst stelt in zijn hervormingsagenda een strenger beleid voor tegen ambtenaren die niet meer goed functioneren in hun huidige baan. Blok wil “versterkt sturen op resultaten”, schrijft hij. “Wanneer een medewerker niet meer goed functioneert in de huidige functie moeten er maatregelen genomen kunnen worden. Leidinggevenden vinden het vaak moeilijk om het gesprek daarover met die medewerker aan te gaan en adequate maatregelen te nemen.”

Ruim een derde van de ambtenaren geeft aan een collega op zijn of haar afdeling te kennen die niet goed functioneert. Nog eens 38 procent kent een niet-functionerende ambtenaar elders in de organisatie, in 4 procent van de gevallen gaat het om een ambtenaar bij een andere overheid. Opvallend is dat jongeren kritischer zijn over het functioneren van collega’s dan ouderen. Van de overheidsmedewerkers jonger dan 35 jaar kent in totaal 93 procent een collega waarvan ze vinden dat hij of zij niet goed functioneert. Bij de vijftigplussers is dat 65 procent.

Lef
Van de ambtenaren die een collega kennen die niet goed op z’n plek zit, geeft een derde aan dat de leidinggevende het inderdaad moeilijk vindt om het gesprek aan te gaan, blijkt uit de enquête. “De leidinggevende heeft het lef niet om moeilijke keuzes te maken en deze ambtenaar te ontslaan,” legt een van de respondenten uit. Een ander refereert aan de cultuur: “Over het algemeen is men niet gewend om elkaar aan te spreken op houding en gedrag.”

Leidinggevenden die zelf geconfronteerd worden met een niet-functionerende medewerker, zien dat anders. Geen van hen geeft aan het gesprek over het disfunctioneren niet te willen voeren. Bijna zestig procent van de leidinggevenden wijst erop dat ze over onvoldoende instrumenten beschikken om adequate maatregelen te nemen. “Ik voer wel gesprekken maar heb geen middelen om mensen aan de kant te zetten,” aldus een manager. Dit komt niet geheel overeen met het beeld dat er op de werkvloer heerst. Van de niet-leidinggevenden stelt slechts een kwart dat managers niet de juiste instrumenten hebben om in te grijpen.

Nieuwe proeftijd
Op de vraag welke middelen er nodig zijn om de juiste maatregelen te nemen, lopen de reacties uiteen. Naast een betere dossiervorming wordt er gepleit voor meer mogelijkheden voor demotie, (verplichte) bijscholing, overplaatsing of simpelweg ontslag. Anderen zien meer heil in “een nieuwe proeftijd” of “rondes waarbij alle medewerkers opnieuw moeten solliciteren”. Een van de leidinggevenden spreekt van ‘veel regels en procedures’, en stelt dat dossieropbouw tijd kost. Een ander wijst erop dat zijn voorganger het er maar bij heeft laten zitten: “In het verleden is er echter absoluut niet opgetreden. Er moet enorm veel puin worden geruimd.”

Tweede Kamerlid Roald van der Linde (VVD) begrijpt niet goed dat het gebrek aan voldoende instrumenten als verklaring wordt gegeven voor het feit dat er geen maatregelen genomen kunnen worden. “Overal worden functionerings- en beoordelingsgesprekken gevoerd, en je mag ambtenaren gewoon ontslaan.” Hij wijst ook op de cultuur binnen de overheid. “Het mag wat scherper aan de wind.”

De Tweede Kamer zou vandaag met Blok overleggen over de hervormingsagenda, maar dat debat is gisteren “tot nader order” uitgesteld.

Zie artikel: We zijn te lief voor elkaar, door Rutger van den Dikkenberg, met medewerking van Cindy Castricum en Rianne Waterval, op site van re.Publiek, 12 september 2013. http://republic.nl (Website is opgeheven)

De strijd tegen de onttakeling van het openbaar onderwijs in de V.S.

the attack on public schoolsIn het openbaar en achter de schermen is in de Verenigde Staten een harde, principiële strijd gaande om privatisering van het openbaar onderwijs. Op de nieuwe website Public school shakedown wordt de stand van deze strijd, die tegelijk een strijd om de democratie is, bijgehouden. Al jaren zijn zeer vermogende Amerikanen en hun stichtingen bezig in hoog tempo geld te stoppen in het onderwijs en er hun eigen stempel op te drukken. De gevolgen zijn enorm, al ziet het publiek dat niet altijd. Intussen hebben de privatiseerders en hun lobbyisten zoveel verwarring gezaaid in onderwijsland dat men niet meer helder kan onderscheiden wat er eigenlijk op het spel staat.

Behalve Public school shakedown zijn er nog andere nieuwe websites bijgekomen waar het openbaar onderwijs verdedigd wordt. Bijvoorbeeld Schools matter – at the chalkface, waarop een metafoor wordt gebruikt ter illustratie van de schoolstrijd: “Een grote machine probeert onze openbare scholen te vermalen, maar wij zijn het zand in de machine”.
Public school shakedown gaat na waar het geld vandaan komt dat in het onderwijs wordt gestoken en maakt de namen van financierders, lobbyisten en voor privatisering ijverende Republikeinse politici bekend. De namen van deze “school bullies” staan vermeld op een lijst in de rubriek Meet the bullies.

Een voorbeeld van een manier waarop het openbaar onderwijs onttakeld wordt, beschrijft Ruth Conniff, redacteur van de site, in haar verslag van een dramatische bijeenkomst in Madison, de hoofdstad van de staat Wisconsin. Wisconsin is overigens de staat waar de schoolstrijd bijzonder heftig wordt gevoerd en dat komt voornamelijk door gouverneur Scott Walker die sinds zijn aantreden in 2010 alles in het werk stelt om onderwijsvakbonden uit te schakelen en te bezuinigen op het salaris van leraren.
Walkers naam staat uiteraard ook vermeld op het lijstje “school bullies”. Namen van andere bullies zijn de puissant rijke gebroeders Koch die de grootste privé-onderneming van de V.S. bezitten. Op de lijst staat ook de familie Walton, de rijkste familie van de V.S. en eigenaar van de Walmart warenhuizen. De Waltons hebben honderden miljoenen dollars besteed aan allerlei alternatieven voor openbaar onderwijs, zoals de voucher- en charter scholen. Charterscholen worden gesubsidieerd met openbare middelen en donaties uit de private sector. Een schoolvoucher is een financiële staatssteun die ouders kunnen gebruiken voor onderwijs op een particuliere school.
De Walton Family Foundation wil “concurrerende systemen in het onderwijs van de V.S. invoeren door de kwantiteit en kwaliteit van schoolkeuzen voor ouders te verhogen, vooral voor de lagere inkomensgroepen”. Het klinkt idealistisch, maar de gevolgen zijn dat meestal niet.

De senator was gaan kijken naar die ‘gekken’ met hun protesten

Het verslag van Ruth Conniff betreft een bijeenkomst in juni 2013 waarop wetgevers moesten beslissen over de begroting van gouverneur Walker en de uitbreiding van het schoolvoucher-systeem.
“Om 5 uur”, schrijft Conniff, “was ik omringd door leraren die rode T-shirts droegen waarop stickers met de tekst ‘Geen vouchers!’ Om 8.15 uur was er pauze. Er werd luidkeels geroepen: ‘Solidariteit voor altijd’ en ‘Wij zullen niet wijken’. Om 1.30 uur in de nacht, toen de commissieleden van de bijeenkomst  eindelijk naar hun plaats terugkeerden, waren mijn vroegere leraar en andere gepensioneerde leraren al naar huis gegaan.
Op een gegeven moment liep de Republikeinse senator Glenn Grothman door het vertrek. Hij vertelde dat hij even weggegaan was om te kijken hoe die ‘gekken’ met hun protesten eruit zagen. Die zagen eruit als leraren, van middelbare leeftijd en afkomstig uit de middenklasse, voornamelijk vrouwen”.

Conniff heeft gesproken met diverse leraren en de voorzitter van een onderwijsvakbond: “We zijn hier om de commissie aan te moedigen de juiste beslissing te nemen en die vouchers te weigeren. Ze verzwakken het openbaar onderwijs”.
Maar, ze kregen de kans niet. De lobbyisten en de wetgevers negeerden hen en loodsten de wet erdoor in de uren na de pauze. De commissie beëindigde de bijeenkomst om zes uur in de ochtend. De burgers van Wisconsin konden nu meteen na het wakker worden lezen wat er die nacht was gebeurd. De schoolprivatiseringslobby was erin geslaagd via in achterkamertjes gemaakte afspraken en nachtelijke stemming, voorbij te gaan aan de belangen van de bevolking.
Het begint erop te lijken, alus Conniff, dat Scott Walker zich kanditaat gaat stellen voor het Amerikaanse presidentschap. Hij kan erop bogen dat hij vakbonden kapot heeft gemaakt en geld van het openbaar onderwijs naar particuliere scholen heeft overgeheveld. In de ogen van rechtse miljardairs is hij een radicale schoolhervormer. Zij zouden best wel eens belangstelling kunnen krijgen voor zijn carrière in de landelijke politiek.

Gevaar voor teloorgang van de lokale gemeenschap

Op het platteland met weinig leerlingen kan deze nieuwe wet de teloorgang van lokale openbare scholen betekenen. Daarmee ook van voetbalwedstrijden op vrijdagavond, musicals en al die mensen die zich inzetten voor de lokale gemeenschap. Berekend is dat de uitbreiding van het vouchersysteem jaarlijks 1,9 miljard dollar onttrekt aan het openbaar onderwijs. In een plaats als Fort Atkinson is de halve stad op vrijdagavond betrokken bij een wedstrijd of een toneeluitvoering. Huwelijksfotograaf Lori Compas: “Als je het hebt over schoolkeuze in een kleine plaats, vragen mensen: welke keuze? Er is maar een school in een straal van twintig mijl. Het is niet logisch als je geld weghaalt uit die ene school om een kind naar een particuliere school in Milwaukee te kunnen sturen”.
Maar dat is nu precies wat Walker en de Republikeinen aan het doen zijn. De minachting voor hun kiezers is verbijsterend.

Nieuw boek van Diane Ravitchomslag reign of terror diane ravitch

Van Diane Ravitch, onderwijshistorica en research-professor Onderwijs aan de Universiteit van New York, verschijnt op 17 september 2013 een nieuw boek over de privatisering van openbare scholen: Reign of Error – The Hoax of the Privatization Movement and the Danger to America’s Public Schools (uitg. Knopf Doubleday). Volgens Ravitch, van wie in 2012 Death and Life of the Great American School System uitkwam, is de crisis in het Amerikaanse onderwijs niet een crisis van leerprestaties maar een georkestreerde poging openbare scholen te vernietigen. Ze maakt duidelijk dat in tegenstelling tot wat er wordt beweerd, toetsresultaten op openbare scholen beter zijn dan ooit, en de percentages van schooluitval zijn verminderd.
Nationale programma’s als No child left behind, ingevoerd door George W. Bush en Race to the top van Barack Obama stellen onredelijk hoge eisen aan de Amerikaanse leerlingen en straffen scholen met als resultaat dat docenten ontslagen worden als hun leerlingen onder de norm presteren en gebrandmerkt worden als mislukkelingen. Ravitch waarschuwt dat stichtingen, miljardairs en managers van beleggingsfondsen op Wall Street de privatisering van openbaar onderwijs aanmoedigen. Sommigen doen dat uit idealistische motieven, andere doen het voor de winst. Veel mensen die met investeringsfondsen werken, beschouwen openbaar onderwijs als een opkomende markt voor investeerders.
In het oktobernummer 2013 van het tijdschrift The Progressive staat een interview met Ravitch over haar nieuwe boek en komt er een live chat op de site van Public School Shakedown.

U P D A T E  Public School Shakedown bestaat niet meer als aparte site maar is onderdeel van The Progressive: https://progressive.org/public-school-shakedown

Het politieke maandblad The Progressive – opgericht in 1909 – is gewijd aan democratie en sociale rechtvaardigheid: http://progressive.org

Meer info over boek van Diane Ravitch Reign of Error op: https://www.penguinrandomhouse.com/books/228036/reign-of-error-by-diane-ravitch/

Zie ook de artikelen op Groepsblog Beroepseer: Het industriële klaslokaal. Klik hier. 
Nadruk op toetsen en meten leidt niet tot beter onderwijs. Klik hier.

Leiderschap en zinvol werk in de publieke sector

Lars Tummers heeft in samenwerking met Eva Knies een nieuw artikel geschreven over leiderschap en zinvol werk in de publieke sector, Leadership and meaningful work in the public sector dat begin 2014 wordt gepubliceerd in Public Administration Review, tweemaandelijks vakblad van de American Society for Public Administration.
Tummers en Knies zijn bestuurskundigen. Tummers aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam, Knies aan de Universiteit van Utrecht.
Science Guide besteedt er alvast aandacht aan op internet in het artikel Goed leiderschap in publieke sector:
“Tummers en Knies hebben onderzoek gedaan in het onderwijs, de gezondheidszorg en bij de lokale overheid. Zij laten zien dat wanneer leidinggevenden een goede relatie hebben met hun ondergeschikten deze medewerkers hun werk als zinvoller ervaren.

Hun uiterste best doen

Er is niet veel bekend over welk effect de inspanningen van leidinggevenden in de publieke sector hebben bij het zinvol maken van werk voor hun werknemers. Maar juist nu is effectief leiderschap in publieke organisaties van groot belang, aldus Tummers en Knies. De komende jaren gaan veel werknemers in de publieke sector met pensioen.

Er komt dus meer werk af op jongere werknemers. Om het werk aantrekkelijk te houden en daarmee tekorten in de personeelsbezetting te voorkomen en tegelijkertijd medewerkers te stimuleren om optimaal te presteren, dienen leidinggevenden in deze sector hun uiterste best te doen om een evenwichtige balans tussen werk en privé voor hun werknemers te faciliteren. Zij zullen hen ook extra moeten motiveren om hun taken optimaal uit te voeren.

Leraren willen leerlingen helpen

Daarnaast is het zinvol maken van werk vooral in de publieke sector belangrijk. Veel mensen kiezen voor de publieke sector om waardevol werk voor de samenleving te doen. Zo willen leraren hun leerlingen helpen zich te ontwikkelen tot actieve burgers, dragen verpleegkundigen bij aan het herstel van hun patiënten en willen ambtenaren de ontwikkeling van duurzame steden ondersteunen.

Investeren in relaties

De twee onderzoekers adviseren publieke managers te investeren in hun relaties met hun werknemers. Een hoogwaardige relatie geeft medewerkers het idee dat ze een verschil kunnen maken met hun werk. Het biedt hen inzicht in de bijdrage van hun werk aan een groter geheel. Als werknemers weten dat ze hebben meegeholpen aan het tot stand brengen van iets, zoals een succesvolle medische behandeling of veiligere buurten, zullen zij hun werk betekenisvoller vinden. Ze zijn niet langer alleen een ‘radertje in een machine’, maar zien ze ook de resultaten die dit ‘apparaat’ levert”.

Zie website Science Guide: Goed leiderschap in publieke sector, 29 augustus 2013: www.scienceguide.nl

Op de website van Lars Tummers staat meer info over Leadership and meaningful work in the public sector: http://larstummers.com

Tummers is in maart 2013 cum laude gepromoveerd en in juli 2013 tot winnaar uitgeroepen van de Onderzoeksprijs van de Erasmus Universiteit. De prijs, die elk jaar wordt toegekend aan een jonge onderzoeker, werd aan hem uitgereikt op 2 september 2013, de openingsdag van het academisch jaar 2013/2014: “Tummers is een zeer talentvolle, enthousiaste en gedreven wetenschapper waar we nog veel van zullen gaan horen”, aldus de jury van de Onderzoeksprijs.

Zie ook Lars Tummers’ artikel Professionals zijn vervreemd van beleid op de site van Sociale Vraagstukken, 2012: www.socialevraagstukken.nl

Meet uw werkdruk met het werkdrukspel

Vrijwel alle werknemers hebben te maken met werkdruk. Dat is helemaal niet erg, als het maar niet uit de hand loopt. Om dat te bepalen heeft Abvakabo FNV Spelen met werkdruk ontwikkeld. Hiermee maak je werkdruk bespreekbaar en kun je veel ellende voorkomen.

Speel met je collega’s het spel en je zult meer te weten komen over werkdruk en de onderwerpen die daarbij een rol spelen. Waar wordt werkdruk bij jou op het werk door veroorzaakt of beïnvloed? Welke dilemma’s kom je tegen op je werk? Welke opvattingen zijn er? Wat kan jouw leidinggevende doen? Wat kun je zelf doen?

Het spel en het Doe-het-zelf-formulier (pdf) zijn een methode om verbeteringen in het werk aan te brengen en daarmee werkdruk in de hand te houden. Het spel is een discussiespel. Door met elkaar te praten vergoot je je kennis over werkdruk. In het spelregelboekje staan adviezen en extra informatie.

Het spel bestaat uit een spelbord, zandloper, dobbelsteen, pion, spelkaarten, fiches en Doe-het-zelf-formulieren.

Gratis spel maakt werkdruk bespreekbaar, Sociaal werk werkt: www.sociaalwerk-werkt.nl/werkgevers/gratis-spel-maakt-werkdruk-bespreekbaar (Niet meer beschikbaar)

Bestel het Werkdrukspel op de site van Abvakabo FNV: www.abvakabofnv.nl (Website is opgeheven).

Werkdrukspel: https://www.vfpf.nl/werkdrukspel

Socioloog Howard S. Becker over het schrijven van een proefschrift en de rol van de promotor

howard s beckerDe 85-jarige Amerikaanse socioloog Howard S. Becker was in november 2011 uitgenodigd voor een reeks gesprekken met promovendi in de sociologie op de École des Hautes Ètudes in Parijs. Becker is de laatste jaren zeer geliefd en hip in academische kringen van Frankrijk.
Hij raakte bekend om zijn studies over de sociologie van het afwijkend gedrag: Outsiders. Studies in the Sociology of Deviance (1963). Met het verschijnen van Art Worlds in 1982 drong hij door tot kringen van kunst- en cultuursociologen, voor wie Art Worlds geldt als een monumentale bijdrage aan de ontwikkeling van dit vakspecialisme. In november 2004 verleende de Erasmus Universiteit Rotterdam aan Becker het eredoctoraat wegens zijn wetenschappelijke verdiensten op het gebied van de kunst- en cultuursociologie.

Het thema van de gesprekken in Parijs was Aspects Concrets de la Thèse – Concrete aspecten van de these: over het schrijven van een proefschrift en de moeilijkheden die daarbij opdoemen. De gesprekken met de studenten zijn op video opgenomen en te beluisteren op internet in tien afzonderlijke delen. Het zesde deel is gewijd aan “Onze mentoren: wat is de rol van een promotor”?

Becker begint met te zeggen dat hij schroomt te vertellen hoe zijn collega’s te werk moeten gaan. Ieder heeft immers zijn eigen methode. Hij wil wel vertellen over zijn eigen mentor, Everett Hughes, die hoogleraar was aan de Universiteit van Chicago toen hij daar studeerde. Hughes was een leerling van Robert E. Park, een van de grondleggers van de Amerikaanse sociologie, en Park was weer een leerling van de Duitse filosoof en socioloog Georg Simmel, grondlegger van de “formele sociologie”.
Becker: “Wat ik heb geleerd van Hughes was een manier van werken. Hij heeft me nooit geleerd hoe ik de dingen moest doen, maar vertelde me wel wat belangrijk was. Toen ik aan mijn onderzoek voor mijn proefschrift begon, interviewde ik docenten op scholen in Chicago. Ik gaf Hughes altijd mijn interviews te lezen en hij maakte aantekeningen en stelde interessante vragen. Hij zei dan: Dit moet je vragen in het volgende interview. Hij gebruikte de eerste interviews om mij te helpen het interviewen te verbeteren.
Op een dag gaf ik hem weer een interview. Hij keek op en – hij kon zeer abrupt zijn – vroeg: Waarom geef je mij dit? Je weet hoe het nu moet, val me er niet mee lastig. Als je klaar bent en begint met schrijven, gaan we praten.
Ik heb hiervan geleerd. Ik kon het zelf. De leraar hoefde me niet bij de hand te nemen. Dat was een belangrijke les”.

Een heel simpele regel, maar wel nuttig

“Hughes gaf me nog een andere belangrijke les mee. Toen ik bezig was het proefschrift over leraren te schrijven keek hij van zijn bureau op en zei: Het wordt tijd dat jij een artikel schrijft. Ik had nog helemaal niet gedacht aan zelf een artikel schrijven. Ik vroeg: Waarover zal ik schrijven? Hij zei: Nou, je hebt je masterscriptie geschreven over musici, schrijf over hen.
Nu bevatte mijn scriptie honderd pagina’s. Hoe pak ik dat aan?
Toen zei Hughes, en dat was heel nuttig: kies een idee uit je masterscriptie en elk ander idee dat je daaraan kan verbinden, op een manier die zinnig is voor de lezer. Als je geen manier kunt vinden om dat te doen, laat dat idee dan weg.
Hughes loste een van de belangrijkste problemen op die we allemaal hebben. Wat moet erin, en wat moet ik weglaten? Als het erin past is het oké, als het er niet in past is het niet oké. Een heel simpele regel, maar heel nuttig.

In de jaren waarin ik met Hughes heb gewerkt, heb ik nog meer regels geleerd. Het belangrijkste dat een mentor kan doen is jou laten zien hoe je moet werken in de dagelijkse praktijk. Het is niet voldoende een idee te hebben. We hebben allemaal ideeën. Maar hoe neem je een idee serieus en hoe ga je ermee aan de slag?
Ik denk dat hij dit inzicht te danken heeft aan Robert Park. Ik weet niet van wie die het weer heeft geleerd, maar waarschijnlijk niet van Simmel. Ik denk niet dat de relatie tussen student en professor aan de Duitse universiteiten in de tijd van Park van dien aard waren. Maar Park heeft gewerkt als verslaggever en redacteur van een krant en ik denk dat hij die werkwijze daar heeft geleerd en via hem in de sociologische praktijk is beland.
Een ander ding dat een mentor kan doen is twee dingen tegelijk doen: jou vertellen dat je verkeerd bezig bent en wat je doet waarschijnlijk niet werkt en niet bruikbaar is, èn je vertellen wat je goed doet. Sommige leraren willen je alleen iets zeggen als je iets verkeerd doet. Dat is niet nuttig. Het ontmoedigt je, en maakt je ongelukkig. Maar je alleen vertellen dat je iets goed doet is ook niet nuttig, omdat we allemaal dingen doen die niet werken. Een van de dingen die heel belangrijk zijn is leren op te houden een idee te volgen en zeggen: dit werkt niet, ik kan niet vinden wat ik zoek. Misschien is het er niet. Het is heel nuttig te weten dat het idee dat je had niet juist is. Als je leert dat het verkeerd is, dan leer je dat iets anders juist is. Wat overblijft is juist. Wat verkeerd is, weg ermee”.

“Als je bezig bent met sociale wetenschap, dan kun je zo niet te werk gaan”

“Een van de problemen in het hoger onderwijs is dat ons wordt verteld dat we onze research heel zorgvuldig van tevoren moeten plannen. Ik heb nooit een proefschrift geschreven in de exacte wetenschappen zoals natuurkunde, scheikunde of biologie. Als je dat wel doet is het, denk ik, belangrijk dat je bij de voorbereiding van een experiment je al het denkwerk van tevoren verricht. Daarbij helpt het eerst een paar proeven te nemen om te kijken of iets werkt of waarschijnlijk niet.
Maar als je bezig bent met sociale wetenschap, dan kun je zo niet te werk gaan. Je kunt niet zeggen dat je even een proefje gaat nemen met die en die mensen met die en die kenmerken door ze vragen te stellen en de gegevens te analyseren. Maar dit wordt vaak wel van ons gevraagd als we ons onderzoeksvoorstel schrijven.
De professoren, de senior onderzoekers, moeten dat ook doen, omdat ze onderzoeksvoorstellen schrijven die naar organisaties als de Agence Nationale de Recherche gaan waar ze beoordeeld worden door collega’s. Als de collega’s slim zijn, weten ze dat dit alleen gepraat is en dat het eigenlijke onderzoek zo niet zal zijn, omdat dat niet kan.
Als ik, voordat ik was begonnen, precies had geweten hoe mijn onderzoek te doen, dan had ik de resultaten van het onderzoek al geweten en had ik het onderzoek niet hoeven doen.

De manier waarop je je onderzoek doet, berust op de analyse van het onderwerp dat je bestudeert. Toen ik de docenten bestudeerde, wist ik heel weinig van de loopbaan van een docent. Ik heb zelf onderwijs gehad op de lagere en de middelbare school in Chicago en ik wist dus hoe het was om leerling te zijn, maar ik had geen idee hoe het leven van een leraar eruit zag en wat zijn problemen waren. Ik moest het allemaal uitvinden. Elk interview dat ik voerde, deelde me iets mee wat ik niet wist. Ik bedacht dan vragen voor het volgende interview. Ik had geen lijst met vragen kunnen opstellen voordat ik was begonnen. Ik had de perfecte vragenlijst toen ik klaar was. In bepaald opzicht was het resultaat van mijn onderzoek een lijst met vragen waarop ik enkele antwoorden had die voorlopig waren, d.w.z. onderhevig aan verandering”.

“Dat uitzoeken is onderdeel van het vinden van een baan”

Tot slot werd aan Becker gevraagd hoe je een baan vindt na je promotie. Kun je verwachten dat een professor je daarbij helpt: “Dat is een heel redelijke vraag. Ik heb een harde les geleerd. Sommige hoogleraren aan de Universiteit van Chicago waar ik student was, deden erg hun best om een baan te vinden voor hun studenten. Hughes deed dat niet, hij deed niets voor me. Indertijd was ik daar boos over, ik vond het vreselijk. Nu, vele jaren later vind ik het heel goed. Het was hetzelfde als toen hij me vroeg waarom ik hem die interviews gaf om te lezen. Hij gaf me te kennen zelf uit te zoeken hoe ik een baan moest vinden. Dat uitzoeken is onderdeel van het vinden van een baan, leren hoe je dat moet doen. Ik kan je hier niet veel meer over zeggen want ik weet niet hoe het is om nu een baan te vinden. Het hele idee van hopen dat een hoogleraar je helpt om een baan te vinden berust op een niet langer bestaande situatie. Die mogelijkheid was al bezig te verdwijnen toen ik mijn proefschrift af had.
Er waren indertijd netwerken van mensen met invloed die je onder hun hoede namen. Ik herinner me dat een van de professoren in Chicago tegen het hoofd van een sociologie-afdeling ergens in het land zei: Ah Forrest, fijn weer eens met je te praten – hij was een van zijn studenten geweest en nu hoofd van een afdeling – ik heb een heel goede jonge socioloog die ik je kan aanbevelen, en hij noemde een van mijn collega’s die de baan ook kreeg.
Dat bestaat niet meer nu. Alles is concurrerend, er zijn regels. Ik weet niet hoe het gaat in Frankrijk. Er is zeker nog invloed die je kan uitoefenen, maar ik weet niet hoe dat werkt vandaag. Ik ben blij dat ik het niet weet. Ik wil het ook niet weten. Er zijn andere wegen om jullie te helpen. Manieren vinden om te publiceren bijvoorbeeld”.

Zie de video’s Quelques “ficelles” à l’usage des jeunes chercheurs: rencontre avec Howard S. Becker. Becker spreekt in het Engels: http://act.hypotheses.org/1406

Voorzorgsmaatregelen tegen een burn-out

Op de website van CIO, bestemd voor de chief information officer (CIO), een functienaam voor doorgaans de hoogste leidinggevende, verantwoordelijk voor informatie en communicatietechnologie binnen een organisatie, staan elf tips om een burn-out te vermijden. Burn-out is een psychologische term voor het gevoel opgebrand te zijn, geen energie of motivatie meer vinden voor de bezigheden op het werk. De term burn-out werd begin jaren zeventig voor het eerst gebruikt door de Amerikaanse psychotherapeuten Herbert Freudenberger en Christina Maslach.

De elf voorzorgsmaatregelen:

1. Breng structuur aan
2. Stop met zinloze vergaderingen
3. Houd ‘s avonds geen telefonische vergaderingen
4. Plannen
5. Werknemers vertrouwen en durven delegeren
6. Prioriteiten stellen
7. Een leuke hobby zoeken
8. Meer bewegen
9. Weekenden zonder verplichtingen
10. Kies een werkgever die het gezinsleven belangrijk vindt
11. Zet je apparaten uit tijdens vakantie

Lees de uitgebreide versie: 11 voorzorgsmaatregelen tegen burn-out op de website van CIO, 3 september 2013: http://cio.nl/carriere/79073-11-voorzorgsmaatregelen-tegen-burn-out (Niet meer beschikbaar)

Te weinig Nederlanders beheersen lastechniek. Hulp komt uit het buitenland

De grootste order ooit heeft het maritieme concern IHC Merwede uit Sliedrecht binnengehaald. De opdracht ter waarde van ruim een miljard euro betreft ontwerp, engineering en bouw van in totaal zes pijpenleggers voor de Braziliaanse olie-industrie. De contracten voor deze zes schepen zijn getekend in augustus 2013.
De megaorder zal evenwel hoofdzakelijk werk opleveren – op de scheepswerven in Krimpen aan den IJssel en Kinderdijk – voor buitenlandse technici uit Polen en Roemenië. Het Algemeen Dagblad meldde op 29 augustus 2013 dat de scheepswerf Poolse lassers zoekt. Volgens directeur personeelszaken Bert van der Sluis “komen er 300 mensen extra aan het werk door de order. Van de nieuwe werknemers zal een relatief klein deel uit Nederland komen. Misschien een kwart”.

IHC Merwede zoekt lassers en andere technici in landen als Polen en Roemenië omdat ze in Nederland niet te vinden zijn. Van der Sluis: “De scheepbouwspecialisten die wij nodig hebben zijn er hier gewoon niet. Wel schrijnend met 700.000 werklozen in Nederland”.
Ook van de honderden banen die bij toeleveranciers ontstaan, zal een groot deel niet door Nederlanders worden vervuld, verwacht Van der Sluis. De reden: “in Nederland zijn er te weinig technici op mbo- en hbo-niveau om dit werk te doen. Het gaat om onder meer gespecialiseerd laswerk, machinebankwerk en leidingwerk: “Er melden zich soms timmerlui bij ons, maar die hebben echt te weinig kennis”. Je moet het diploma hebben, én recente werkervaring. Die mensen moet je in Nederland met een lampje zoeken”.
In landen als Polen en Roemenië is er juist een ‘maritieme cultuur’, aldus Van der Sluis: “Van oudsher veel werven die door het wegvallen van subsidies in in de problemen zitten”.

Het tij keren

Het tekort aan technici in Nederland is de laatste jaren extra nijpend geworden door de vergrijzing. Elk jaar gaan zo’n 70.000 Nederlandse technici met pensioen, maar het aantal leerlingen dat jaarlijks met techniek afstudeert is veel kleiner. Het tekort loopt in 2016 op tot zo’n 160.000 mensen, is berekend door de Universiteit Maastricht.
Dat bedreigt de Nederlandse economie ernstig, zegt branchevereniging FME-CWM. “Het zijn bedrijven die veel welvaart scheppen via de export. Maar als de technici hier niet te vinden zijn, is het gevaar dat de bedrijven het werk steeds buiten Nederland gaan doen”.

Vice-directeur Beatrice Boots van het Platform Bèta Techniek zegt dat het gebrek aan technici een welvaartsverschijnsel is: “Je ziet dat in alle landen. Als het land rijk genoeg is, denken veel mensen: ik ga mezelf lekker ontplooien met een studie die ik leuk vind, psychologie bijvoorbeeld. Want er is toch wel werk voor me”.

Bedrijven proberen met eigen bedrijfsopleidingen in Nederland het tij te keren. Die programma’s helpen volgens Boots al. Andere stimulansen zijn het Deltaplan Bèta/Techniek en het Techniekpact.
In het Deltaplan werken de ministeries van Onderwijs, Economische Zaken en Sociale Werkgelegenheid samen aan een integrale aanpak om meer jongeren te interesseren voor een studie en loopbaan in de bèta- en technieksector. De aanpak bestaat uit vier samenhangende hoofdlijnen: (1) aantrekkelijk onderwijs, (2) aantrekkelijke banen, (3) aantrekkelijke keuzes en (4) aantrekkelijke vestiging.

Techniekpact

In mei 2013 heeft het kabinet samen met werkgevers, het onderwijs en de werknemers- organisaties een Techniekpact gesloten. Het pact moet de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de technieksector verbeteren en daarmee het tekort aan technisch personeel terugdringen. In het Techniekpact staan concrete afspraken tussen bedrijfsleven, onderwijs en overheid.

Het Techniekpact gaat ervoor zorgen dat jongeren gaan kiezen voor techniek omdat ze een duidelijk beeld hebben van wat ‘technologie’ of ‘techniek’ is. Dat hebben ze nu niet.
Jongeren hebben vooroordelen. Techniek zou saai zijn, moeilijk, ingewikkeld, of zou slecht betalen.
Om dat beeld te veranderen zetten basisscholen, instellingen voor voortgezet onderwijs, en bedrijven zich de komende jaren in voor uitdagend techniekonderwijs voor alle jongeren van 4 tot 18 jaar. Leerlingen moeten weer enthousiast worden voor techniek en technologie door hun nieuwsgierigheid te prikkelen en hen op een aansprekende manier het belang van techniek te laten zien.

Bron: Megaorder IHC, maar… geen vakman te vinden, door Maarten van Wijk, Algemeen Dagblad, 29 augustus 2013.

Verslag Goed Werk Hub: Op de bres voor het lager technisch onderwijs: https://beroepseer.nl

Het duwtje van Wim van de Merwe, docent metaaltechniek., Blogs Beroepseer, 15 december 2011: https://beroepseer.nl

Bas ter Steege, nationaal kampioen lassen, Blogs Beroepseer, 2 april 2013: https://beroepseer.nl

Meer zeggenschap van leraren over indelen van hun tijd

Het ziet ernaar uit dat Kamerleden wat meer oog krijgen voor de leraar en zijn taken. Michel Rog bijvoorbeeld, Tweede Kamerlid voor het CDA is van mening dat “leraren zelf geen zeggenschap over de indeling van hun tijd hebben, terwijl zij de professionals zijn”. Hij wil graag een discussie in de Tweede Kamer over de toekomst van het voortgezet onderwijs. Daarmee wil hij aanhaken bij het Enschedese gemeenteraadslid voor de PvdA, Laurens van Lier die al eerder het Tweede Kamerlid Tanja Jadnanansing (PvdA) enthousiast heeft gemaakt voor zijn onderwijshervormingsplan.

Van Liers plan bevat een versobering van het lessenpakket: niet een examen in zeker twaalf vakken, maar zes of zeven. Minder vakken zou betekenen dat leerlingen en leraren meer tijd hebben om de lesstof goed over te brengen en op te nemen.
Daarnaast wil de Enschedeër dat docenten zelf hun tijd kunnen indelen. Nu is de docent meer dan de helft van zijn tijd verplicht bezig met andere zaken dan lesgeven. De twee maatregelen komen volgens hem ten goede aan de kwaliteit van het onderwijs en de docenten. Van Lier werkt samen met onderwijsdeskundige –  en tevens Radio 5 presentator – Edward van der Zwaag. Beiden benaderen behalve de politiek ook de vakbond.

De kwaliteit van het onderwijs wordt beter als leraren meer inspraak krijgen in het indelen van hun tijd. Van de bijna 1700 uur per jaar, besteden ze er nu maar 750 uur aan lesgeven. De andere uren zitten vastgespijkerd in een taakbeleid; docenten hebben tal van taken waaraan ze moeten voldoen. Het gaat dan om onder meer correctiewerk, lesvoorbereiding, organisatie en begeleiding van werkweken en schoolfeesten.

Rog vindt dat het Rijk op hoofdlijnen de indeling moet bepalen en scholen en leraren meer vrijheid moeten krijgen. Rog wil ook nog niet zover gaan dat er minder examenvakken komen.

Het is de bedoeling van zowel Rog als Jadnanansing de plannen nog in 2013 in een rondetafelgesprek met alle Tweede Kamerfracties en deskundigen te bespreken. Daarvoor wordt na het zomerreces de agenda getrokken.

Zie artikelen op website van RTV Oost:
CDA steunt plan voor meer invloed leraren, 26 augustus 2013 op website van RTV Oost. www.rtvoost.nl

PvdA in Tweede Kamer pakt voorstel Van Lier op, 19 augustus 2013. www.rtvoost.nl

Minder schoolvakken, beter onderwijs, 13 augustus 2013. www.rtvoost.nl