Skip to main content

Redactie Beroepseer

Marco Snoek promoveert op ontwikkeling van leiderschap van leraren

omslag proefschrift marco snoekOp 25 juni 2014 promoveert Marco Snoek op het proefschrift Developing teacher leadership and its impact in schools. Snoek is sinds 2003 als lector Leren & Innoveren verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam. Binnen het lectoraat houdt hij zich bezig met professionaliteit en leiderschap van leraren en lerarenopleiders. In november 2013 werd Snoek verkozen tot Lector van het jaar. De jury koos voor Snoek omdat hij samen met studenten de professie van docenten vernieuwt. In 2012 werd hij door het bestuur van de Vereniging Lerarenopleiders Nederland benoemd tot erelid.

In Snoeks onderzoek heeft de term ‘leiderschap van leraren’ betrekking op een actieve en verantwoordelijke rol voor leraren die het niveau van het individuele leraarschap in de context van het klaslokaal overstijgt. Leiderschap van leraren heeft betrekking op activiteiten die te maken hebben met onderzoek door leraren, innovatie en het inspireren van collega’s en de school als geheel. Dit leiderschap kan vastgelegd worden in formele leiderschapsposities, gedelegeerd en gemandateerd vanuit de schoolleiding aan specifieke ervaren of excellente leraren.
Maar het kan ook dynamisch van karakter zijn, wanneer ervan uitgegaan wordt dat iedere leraar de potentie heeft om leiderschap uit te oefenen als onderdeel van zijn rol als leraar, wanneer leiderschap is verdeeld over het hele team en wanneer de rol van leiders en volgers over de tijd kan variëren.

Post-initiële leerarrangementen

Leiderschap van leraren vraagt specifieke kennis en vaardigheden. De initiële lerarenopleiding bereidt aankomende leraren echter nauwelijks voor op leiderschapsrollen, waardoor veel leraren slecht voorbereid zijn om niet alleen binnen de context van het eigen leslokaal leiderschap uit te oefenen, maar ook daarbuiten. Voor het ontwikkelen van leiderschap zijn daarom specifieke post-initiële leerarrangementen nodig. De relatie tussen leerarrangementen en hun uiteindelijke impact op de schoolpraktijk is echter complex. Die relatie veronderstelt een causale relatie tussen het ontwerp van het leerarrangement en de kennis en vaardigheden die de deelnemers aan dat arrangement ontwikkelen, een causale relatie tussen de ontwikkelde kennis en vaardigheden en een verandering in de feitelijke rollen en het handelen van leraren in de school, en een causale relatie tussen nieuwe rollen en ander handelen en de uiteindelijke uitkomsten in de school, in termen van leerresultaten van leerlingen of concrete schoolontwikkeling.

Aan het slot van de samenvatting in het Nederlands van zijn proefschrift schrijft Snoek waartoe zijn inzichten kunnen leiden in het onderwijs:

Implicaties voor praktijk en beleid

De inzichten die in dit onderzoeksproject ontwikkeld zijn, hebben verschillende implicaties voor scholen, lerarenopleidingen, (de beroepsgroep van) leraren en de overheid.

Scholen kunnen hun innovatiecapaciteit vergroten door de cruciale rol van leraren bij innovatieprocessen te erkennen en door de ontwikkeling van leiderschap en innovatiecapaciteit van leraren binnen scholen te stimuleren en te ondersteunen. Door personeelsbeleid expliciet te verbinden aan de strategische agenda van de school, worden schoolontwikkeling en professionele ontwikkeling van individuen sterker gekoppeld. Daarbij moet rekening gehouden worden met interne grenzen tussen organisatieniveaus en beleidsafdelingen.

Het introduceren van leiderschap van leraren in scholen die daar weinig ervaring mee hebben, vraagt om heldere posities en een duidelijk mandaat voor ‘teacher leaders’. Daarbij zullen zowel schoolleiders als ‘teacher leaders’ zich bewust moeten zijn van en aandacht moeten besteden aan de spanning tussen strategisch gespreid leiderschap en cultureel ingebed leiderschap. Dit kan helpen om een balans te vinden tussen structuur en controle aan de ene kant en vertrouwen en zelfsturing aan de andere kant.

Basiselementen van leiderschap kunnen al in de curricula voor de initiële lerarenopleidingen een plek krijgen. Bovendien kunnen lerarenopleiders ook op het terrein van leiderschap rolmodel zijn voor hun studenten.

Partnerschappen tussen scholen en lerarenopleidingen kunnen meer vorm krijgen aan de hand van de metafoor van ‘boundary crossing’ in plaats van de metafoor van ‘transfer’. Daarbij is behoefte aan boundary objecten die gelijkwaardige samenwerking stimuleren over institutionele grenzen heen. Deze partnerschappen bieden mogelijkheden voor collectieve post-initiële leerarrangementen waarbij de focus ligt op gezamenlijke agenda’s die zich niet beperken tot schoolontwikkeling, maar ook de ontwikkeling van de opleiding meenemen. Dit vereist een nieuwe flexibiliteit van lerarenopleidingen om meer open curricula te ontwikkelen en om leidinggevenden en managers binnen scholen te betrekken bij het ontwerpen van maatwerkprogramma’s. Daarvoor is een verandering in mentale modellen van opleiders nodig, uitgaande van flexibiliteit en ondernemerschap. In interne leerarrangementen zoals academische opleidingsscholen zouden leeropbrengsten van leraren meer expliciet gemaakt kunnen worden op zo’n wijze dat ze beoordeeld kunnen worden en kunnen leiden tot formele kwalificaties.

Leraren kunnen de professionele ruimte nemen om niet alleen invloed uit te oefenen op hun eigen handelen met hun leerlingen, maar ook op het onderwijs en leren in de school en op het beroep als geheel. Die leiderschapsrol kan ondersteund worden door de ontwikkeling van leiderschapskwaliteiten. In de bekwaamheidseisen voor leraren zou daarom meer expliciete aandacht moeten komen voor leiderschapscompetenties van leraren. Initiatieven vanuit de beroepsgroep van leraren, de Onderwijscoöperatie, moeten individuele professionele ontwikkeling (bijvoorbeeld in relatie tot het Lerarenregister) meer expliciet verbinden met schoolontwikkeling. Dit kan de impact van individuele professionaliseringstrajecten op schoolontwikkeling versterken.

Nationaal beleid rond onderwijs kan bijdragen aan het versterken van de sleutelrol van leraren in het sturen en ontwikkelen van onderwijs en leren, door leraren expliciet te betrekken in het proces van beleidsontwikkeling. Beleid ten aanzien van de kwaliteit en ontwikkeling van leraren zal niet alleen aandacht moeten besteden aan de ontwikkeling van leiderschapscapaciteiten van leraren (bijvoorbeeld door het stimuleren van masteropleidingen voor leraren), maar ook expliciet rekening moeten houden met het feit dat deze capaciteiten alleen tot hun recht kunnen komen in scholen die open staan voor nieuwe vormen van gedeeld leiderschap.

De overheid kan het partnerschap tussen lerarenopleidingen en scholen gericht op ontwikkeling van leraren én schoolontwikkeling verder stimuleren. Dat kan door het lerarenbeleid niet te baseren op mentale modellen die gebaseerd zijn op ‘transfer’ en die leiden tot gescheiden rollen en verantwoordelijkheden voor lerarenopleidingen en scholen. In plaats daarvan zouden sturingsmechanismen de partnerschappen tussen opleiding en school als vertrekpunt moeten nemen, de onderlinge verbondenheid van leerarrangementen en schoolcontext moeten erkennen, en het strategisch alignment van opleidingsdoelen en innovatieagenda’s van scholen sterker moeten stimuleren.

De promotie vindt plaats op 25 juni 2014 om 13.00 uur in de Aula van de Universiteit van Amsterdam, Oude Lutherse kerk, Singel 411, Amsterdam

Downloaden Proefschrift en samenvatting in Nederlands van Het ontwikkelen van leiderschap van leraren en de invloed daarvan in scholen: https://beroepseer.nl

Zie ook: Gastblog Marco Snoek: Leiderschap van leraren tussen werkvloer en management, Distributed Leadership, 4 juni 2014: http://distributedleadership.nl (Artikel niet meer beschikbaar; site opgeheven)

Zorgbestuurders praten teveel als bankdirecteuren

Laurent de Vries, bestuurder van de Veluwse zorgorganisatie Viattence en voormalig boegbeeld van GGD Nederland, vindt dat de financiering van de zorg teveel is gericht op productie waardoor zorginstellingen financieel gedreven zijn in plaats van zorggedreven. Hij pleit voor meer barmhartigheid in de zorg. Hij vroeg aan beslissers in de gezondheidszorg wat zij graag zouden veranderen en hun boodschap, verhaal, suggestie of belofte te verspreiden via sociale media op Change Day van 26 juni 2014.

De Vries in zijn blog op de site van Volgens Nederland: “Ouderenzorg is zo’n honderd jaar geleden ontstaan op wijkniveau, zonder bemoeienis van de overheid. Het voortbestaan van instellingen is in de loop der tijd echter belangrijker geworden dan de eigenlijke taak; de zorg voor ouderen. Daardoor gaat het in de zorg teveel over budgetten, instituties, over het stelsel en te weinig over de mens. Sommige zorgbestuurders praten teveel als bankdirecteuren. Ze hebben het over productie, winst en zzp-mixen (een mix van zorgzwaartepakketten, op basis waarvan instellingen worden betaald door de overheid). De financiering van de zorg is gericht op productie. Zorginstellingen zijn financieel gedreven in plaats van zorggedreven.”

Verdienmodel
“De zorg zou juist gericht moeten zijn op zo min mogelijk productie. We moeten terug naar de basis, naar barmhartigheid in de zorg. Iemands hand vasthouden kan een wereld van verschil maken, maar er is geen verdienmodel van te maken. Als ik bedden leeg laat staan omdat ik ouderen wil helpen zo lang mogelijk thuis te blijven wonen, word ik afgestraft.”

Preventie
“Ik geloof in preventie maar daar krijg je in de zorg geen geld voor. We moeten een bonus zetten op het voorkómen van ziekten in plaats van op het behandelen ervan. In de ouderenzorg geven we mensen die moeite hebben met bewegen, fysiotherapie. Maar veel van hen zouden al opknappen als we ze uit bed halen en stimuleren om meer te bewegen. Daaraan kan fysiotherapie een bijdrage leveren.”

Kassa!
“Als iemand iets mankeert, willen we meteen medicijnen verstrekken. Het is het business model van de farmaceutische industrie, die voor alles een middel ontwikkelt en daar veel geld aan verdient. Een hoge bloeddruk, bijvoorbeeld, is kassa! De medicijnen daartegen moeten elke dag worden geslikt. Elk medicijn heeft bovendien bijwerkingen, waartegen de farmaceuten nog meer pillen ontwikkelen.”

Met de hand
“Kortom: er moeten dingen veranderen in de zorg. We moeten niet kijken naar wat politici voor ons kunnen doen maar kijken wat we zelf kunnen doen. Den Haag volgt de werkelijkheid, niet andersom. Dat mensen langer thuis willen blijven wonen, komt echt niet doordat politici dat hebben bedacht. We moeten terug naar de essentie van de gezondheidszorg. Er moet meer naar de patiënt worden geluisterd. Ondervoeding, bijvoorbeeld, is een probleem in veel verzorgingshuizen. De meeste zetten mes en vork neer, maar ouderen krijgen meer binnen als ze met de hand eten, dat is smakelijker en makkelijker. Het bestek moet niet centraal worden gesteld, maar de voeding zelf”.

Zorgbestuurder praat als CEO van bank – In de aanloop naar Change Day 2014, door Laurent de Vries, 30 mei 2014, op site Volgens Nederland waar vijf belangrijke thema’s – mobiliteit, werk, gezondheid, pensioen en veiligheid – besproken worden in artikelen, columns en huiskamergesprekken: www.volgensnederland.nl (website is opgeheven).

Deel op 26 juni 2014 je boodschap of belofte van Change Day via de sociale media. Change Day is een internationale beweging. Doel van deze dag is aandacht voor de kwaliteit van de zorg: http://changedaynederland.nl (website is opgeheven).

Steven de Waal over leiderschap buiten de politiek en goed bestuur

leiderschap en goed bestuur“We moeten meer oog hebben voor het leiderschap buiten de politiek”, schreef Steven de Waal in een artikel in het Financieele Dagblad in de Rubriek Brandende kwestie dat nu ook online is te lezen. De Waal is ondernemer, consultant en oprichter van Public SPACE, een denktank en platform ter bevordering van maatschappelijk ondernemerschap in Nederland. Hij vindt dat… “we ons teveel afhankelijk hebben gemaakt van de politiek voor visie en inspirerend leiderschap. In plaats daarvan kunnen we ons beter richten op de ideeën en de energie die je op andere plaatsen in de maatschappij ziet. Leiderschap gaat voor mij niet in de eerste plaats over macht, het gaat over het vermogen om andere mensen mee te nemen op een moeilijke en vaak onzekere weg.

In Nederland zie ik op dit moment weinig politici die dat kunnen. Troelstra en Drees konden mensen raken, ieder op hun eigen manier. Maar de Nederlandse premiers van de afgelopen decennia zijn toch vaak een soort superambtenaren. Ze zijn vooral goed in het aan elkaar lijmen van verschillende opvattingen, maar daarmee ben je nog geen leider. Pim Fortuyn legde die zwakte bloot.

Ik verwacht niet dat dit politiek leiderschapsprobleem snel wordt opgelost, daarvoor is ons politieke landschap te zeer versnipperd en is het electoraat te volatiel. Schipperen tussen verschillende visies en belangen is het dagelijks werk van onze politici, daarom zijn zij ook zo vaak geneigd om maatschappelijke vraagstukken te depolitiseren en te reduceren tot technische kwesties.
Toch blijven we maar hopen dat de politiek ons zal inspireren en de weg zal wijzen. We zijn zo verslaafd geraakt aan de overheid dat we niet zien dat publiek leiderschap ook van buiten de politiek kan komen. Vanuit bedrijven, non-profitorganisaties en andere verbanden. Mensen als dominee Visser, die in Rotterdam de opvang van daklozen organiseerde. Niet buiten het centrum, zoals iedereen wilde, maar middenin de stad”.

Er gaat pijnlijk duidelijk iets mis met het bestuur van grote organisaties

Ideeën omtrent de publieke sector en het management zette De Waal eerder uiteen in de analyse De publieke sector verdient goed management in het tijdschrift S & D van het Wetenschappelijk bureau voor de sociaal-democratie. Daarin schrijft hij: “Bij veel scholen, woningbouwcorporaties en zorginstellingen is het publieke management een deel van het probleem geworden in plaats van de oplossing. Als er iets misgaat — en er ging veel mis de laatste tijd — wordt er hard op de man gespeeld, maar wordt te weinig nagedacht over de rol die bestuurders zouden moeten vervullen.
Er gaat pijnlijk duidelijk iets mis met het bestuur van enkele grote organisaties in onze publieke sector. Of het nu in het onderwijs is, de volkshuisvesting of de zorg, keer op keer klinkt er harde kritiek op het bestuur. Veel schandalen die het nieuws halen, zoals bij Vestia, Amarantis, Inholland, MeaVita en Philadelphia, lijken rechtstreeks terug te voeren op varianten van incompetentie, zelfoverschatting, egocentrisme, soms zelfs zelfverrijking van de professionele bestuurders.
Maar ook van binnenuit zwelt de kritiek aan — van hoogleraren, wijkverpleegkundigen, docenten, politieagenten en rechters die het gevoel hebben niet begrepen te worden en simpelweg vinden dat ze slecht geleid worden door hun hoogste bestuur. De politiek reageert op deze signalen met parlementaire onderzoeken (Vestia), ministeriële commissies (Amarantis, Inholland), de wet Normering Topinkomens, een commissie-Halsema op zoek naar een gedragscode voor bestuurders en diverse aangescherpte toezichtsrichtlijnen die uitdrukkelijk gericht zijn op de bestuurder. Het debat wordt daarmee — eindelijk — persoonlijk, en spitst zich steeds meer toe rond de vraag: wat is een goed bestuurder en wie houdt daar goed toezicht op?

Deze aandacht voor de persoon van de bestuurder staat haaks op de abstracte en op systemengerichte beleidstraditie in het Nederlandse publieke debat, die erg wordt gekenmerkt door aandacht voor besturing (governance) en niet voor feitelijk bestuur, laat staan de bestuurder. Behalve natuurlijk als er iemand uit ‘de hoogste boom’ duikelde, dan werd het publiekelijk lynchen altijd al heel persoonlijk. De publieke discussie wordt nu niet alleen steeds persoonsgerichter — ook in het parlement, zie de kwesties Staal (Vestia) en Van Keulen (SNS) — zij wordt ook psychologischer (met karakteraanduidingen als ijdel, hebzuchtig en egocentrisch) en behavioristischer (met aandacht voor de ‘boardroom dynamics’: het gedrag en karakter van bestuurders en toezichthouders en hun onderlinge interacties). Dat laatste geldt zeker ook voor de werkwijze en professionalisering van het werk van de raden van toezicht”.

Onnodige centralisatie

De Waal schetst vervolgens de geschiedenis van “het bestuur” in onze publieke dienstverlening aan de hand van drie ontwikkelingen die onderling sterk vervlochten zijn: 1) de opkomst van het model van raad van toezicht/raad van bestuur, 2) de schaalvergroting die plaatsvond in het bestuur en 3) de professionalisering van het management.

Hij beschrijft wat voor gemiste kansen er zijn geweest: “Dit alles verklaart ook waarom zo weinig van de professionele bestuurders erin zijn geslaagd hun organisaties werkelijk decentraal in te richten. Het idee van een sterk gedecentraliseerde organisatie, gebaseerd op zelfsturende professionele buurtteams, was al breed bekend en was al uitgewerkt en gepresenteerd aan alle directies in de gezinsverzorging en het kruiswerk vóór de fusiegolf in de jaren negentig. Het duurde vervolgens vijftien jaar eer Buurtzorg aantoonde dat het toch echt kon.
[…]
Doordat de maatschappelijke doelen en verankering niet duidelijk waren, kon eenzijdig efficiencydenken, een eenzijdige vastgoedbenadering of statusjacht van het bestuur een doorslaggevende factor worden. Want waarom moest na een ziekenhuisfusie per se een nieuw ziekenhuis gebouwd worden? Waarom moest er na een scholenfusie een nieuwe, grotere school komen, terwijl bepaalde technische competenties beter in een gespecialiseerde omgeving kunnen worden geleerd, zoals de vakscholen aantonen?
Schaalvergroting op zich is niet altijd het probleem, zeker gezien de strategische onzekerheid waar het bestuur ook een antwoord op moet formuleren, maar het probleem is wel het zwakke bureaucratische bestuur daarna, dat steevast kiest voor onnodige centralisatie, nieuwe namen en logo’s, nieuwe hoofdkantoren, nieuwe staven en een nieuwe interne bureaucratie”.

Op weg naar goed bestuur

De Waal besluit met aanbevelingen voor goed bestuur in de juiste cultuur: “Structuren, bekostigingsregimes en juridische bevoegdheden zijn vaak minder belangrijk dan de juiste cultuur en de juiste mensen aan de top. Tegenwoordig gaat het in alle sectoren bij bestuursvraagstukken om waarden en leiderschap, om gedrag en karakter, om de eeuwenoude, soms inspirerende, soms tragische combinatie van macht, moraal en strategie. Weg van ‘balanced score cards’, terug naar Machiavelli en Shakespeare, maar ook Plato (de filosoof-koning) en Confucius (de wijze leider). De term ‘goed’ krijgt naast een technische betekenis daarmee ook een moreel / maatschappelijke invulling. ‘Hire character, not skills.’ Dit betreft de rol van het management zowel binnen de organisatie als naar buiten, in het zich opstellen als een maatschappelijk leider met oog voor wat leeft onder de bevolking en direct betrokken burgers”.
Voor staat en politiek levert dit een nieuwe uitdaging op. Er dienen fundamentele keuzes te worden gemaakt: een nieuwe formele rolverdeling, een andere beloning van bestuurders in de publieke sector, nieuwe instrumenten voor het inrichten van publieke sectoren zoals de financiële sector, volkshuisvesting en het onderwijs. Daar hoort ook bij het oplossen van de spanning tussen private moraliteit en publieke hiërarchie.

In oktober 2014 promoveert De Waal op maatschappelijk leiderschap.

We moeten meer oog hebben voor het leiderschap buiten de politiek, door Michiel Goudzswaard, Het Financieele Dagblad, 10 mei 2014: www.publicspace.nl

De publieke sector verdient goed management, door Steven de Waal, tijdschrift S & D, jaargang 70, nummer 5, oktober 2013: www.publicspace.nl

Steven de Waal schreef het boek Strategisch management voor de publieke zaak, 2008, uitgeverij Boom Lemma.

Op weg naar een nieuwe ambtelijke status

uitreiking maes capra prijs aan luc janssen mei 2014Op 6 mei 2014 werd door Capra Advocaten de Jo Maes/Capra Prijs 2014 uitgereikt aan mr. drs. Luc Janssen voor zijn scriptie Op weg naar een nieuwe ambtelijke status. Aan deze prijs is een bedrag van € 2.500,- verbonden.
In 2013 hebben vijf studenten hun scriptie, die met minimaal het cijfer 8 gewaardeerd was, ingezonden om mee te dingen naar deze prijs, ingesteld om studenten te stimuleren zich wetenschappelijk te bekwamen op het gebied van arbeidsrecht, ambtenarenrecht of algemeen bestuursrecht.

De vijf inzendingen beschreven zeer uiteenlopende juridische onderwerpen, zoals de ambtelijke integriteit, de vakantiewetgeving, de overheid als eigenaar van openbare zaken en de Wet bestuur en toezicht. De jury heeft unaniem de keuze laten vallen op de scriptie van Janssen.
Janssen studeerde in september 2013 af op twee richtingen, Bestuurskunde en Sociaal recht & Sociale politiek aan de Universiteit van Tilburg. Bij het schrijven van deze gecombineerde scriptie voor beide studierichtingen is hij begeleid door Thijs Jansen van de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur en mede-oprichter van Stichting Beroepseer, en mevrouw B. Lanting van het Departement Sociaal Recht en Sociale Politiek.

De jury heeft zich niet alleen laten leiden… “door de actualiteit van het thema, noch door de inspirerende titel van de scriptie die zo nauw aansluit bij het thema van het symposium dat ter gelegenheid van het 17e Capra-lustrum in oktober 2013 is gehouden: ‘De ambtenaar van de TOEKOMST van de ambtenaar’. Van meer belang is de inhoud geoordeeld en de wijze waarop de scribent die heeft gepresenteerd”.

De ambtelijke status ondergaat momenteel een verandering, met name de afzonderlijk geregelde rechtspositie van ambtenaren staat op de tocht. In februari 2014 is het initiatiefwetsvoorstel Normalisering rechtspositie ambtenaren door de Tweede Kamer aangenomen. Als dit voorstel ook wordt aangenomen door de Eerste Kamer dan verdwijnt de rechtspositie van ambtenaren en wordt deze gelijk getrokken met die van werknemers in de private sector. Het ontslagrecht van ambtenaren wordt in overeenstemming gebracht met het ontslagrecht van werknemers buiten de overheid en ook de secundaire arbeidsvoorwaarden van ambtenaren zullen – na raadpleging van de sociale partners – op één lijn gebracht worden met die in de private sector.
De rechtsbescherming die ambtenaren genieten zal in de toekomst een privaatrechtelijk karakter krijgen. De publiekrechtelijke rechtsbescherming tegen handelingen en besluiten ten aanzien van ambtenaren zal dus tot het verleden gaan behoren.

Ambtelijke status en integriteit

De vraag is wat er van de ambtelijke status overblijft? Heeft deze nog toekomst? De ambtelijke status wordt niet helemaal afgeschaft. In de nieuwe situatie blijft de overheid een bijzondere werkgeefster. Dit brengt met zich mee dat er ook dan bepaalde eisen aan ambtenaren worden gesteld, onder andere ten aanzien van integriteit. Het waarborgen van de ambtelijke integriteit is van dusdanig groot belang dat deze publiekrechtelijk geregeld dient te worden. Het hart daarvan wordt gevormd door de verplicht af te leggen ambtseed of belofte.

In de publicatie Het eigene van de overheid, door Janssen geciteerd in zijn scriptie, wordt ingegaan op het verschil tussen overheid en bedrijfsleven: “Het verschil tussen overheid en het bedrijfsleven is de moraal, stelde een oud-politicus eens. Hiermee bedoelde hij niet dat het bedrijfsleven immoreel is, maar dat de doelstellingen van ondernemingen – het streven naar winstmaximalisatie en continuïteit – afwijken van die van de waardengedreven overheid. Anders dan natuurlijke personen of ondernemingen die hun eigen belang mogen nastreven, moet de overheid het algemeen belang dienen”.

In het nastreven van het algemeen belang schuilt het eigene van de overheid. De Raad van State beschrijft dit als volgt: “Het eigene van de overheid in een democratische rechtsstaat als de onze is, dat zij het algemeen belang nastreeft en dat al haar optreden democratisch gelegitimeerd dient te zijn. Zij beschikt als enige over de bevoegdheid geweld te gebruiken, de vrijheden van burgers te beperken en te beschermen, hen te verplichten belasting te betalen of dienstplicht te vervullen. Zij kan haar taak niet verzaken, zoals een bedrijf wel op enig moment zijn bedrijfsactiviteiten kan staken of andere markten kan zoeken. De overheid heeft ook geen klanten, cliënten of consumenten, maar staat in een democratisch-rechtsstatelijke verhouding tot burgers. De overheid kan niet kiezen voor een ander volk of voor andere kerntaken; dit komt tot uiting in het adagium ‘publiek recht is publieke plicht’. Van zijn kant kan de burger zich niet onttrekken aan de overheid die over hem is gesteld”.

Geen deugdelijk openbaar bestuur zonder deugdelijk ambtelijk apparaat

De belangrijkste waarden waardoor de overheid wordt gestuurd, zijn die van de democratische rechtsstaat en de integriteit van het bestuur. Als overkoepelende waarde kan men spreken van ‘deugdelijk openbaar bestuur’ of in modieus Engels van ‘good public governance’. In deze context komt de belangrijkheid van ambtenaren naar voren, immers: geen deugdelijk openbaar bestuur zonder deugdelijk ambtelijk apparaat.
Met enig gevoel voor romantiek drukte G.A. van Poelje in zijn Vademecum voor de jonge ambtenaar uit 1959 jonge ambtenaren op het hart waar het in het openbaar bestuur om draait: “Door ambtenaar te worden ben je ingetreden in de grote gemeenschap van de burgerlijke overheidsdienst, de gemeenschap van hen, die geroepen zijn, met inzet van al hun krachten en gaven het algemeen belang te dienen; binnen de sfeer van recht en wet hun medeburgers te helpen; mede te werken aan een maatschappelijke organisatie, waar binnen groter menselijk geluk, groter algemeen welzijn mogelijk zal zijn dan in de tegenwoordige”.

Vanwege het bijzondere karakter van de overheid worden speciale eisen gesteld aan degenen die bij de overheid werkzaam zijn. Immers, een integriteitsschending van een individuele ambtenaar kan de geloofwaardigheid van de overheid dusdanig schenden dat het vertrouwen van burgers in die overheid ernstig wordt aangetast.

Van gedragscode naar beroepscode

Er wordt bepleit de gedragscodes ten aanzien van goed ambtelijk handelen te veranderen in een beroepscode voor rijksambtenaren. Deze code zou algemeen geldend moeten zijn en kan indien dat gewenst is per departement worden gespecificeerd. In een dergelijke code worden allereerst publieke kernwaarden geformuleerd. Aan de hand van algemeen geformuleerde waarden kan het nu nog te abstracte ‘goed ambtenaarschap’ worden ingekleurd.
Het formuleren van een beroepscode dient er tevens op gericht te zijn om burgers ervan te overtuigen dat hun vertrouwen in de overheid gerechtvaardigd is. Daarnaast kan door het formuleren van een beroepscode de bijzondere status van ambtenaren worden verduidelijkt.
Volgens de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP) kan een beroepscode bijdragen aan de beroepstrots van ambtenaren, diens professionele ruimte en hun motivatie voor de publieke zaak.
Volgens Edgar Karssing van het European Institute for Business Ethics is het de vraag of een aparte juridische status “nodig is om de integriteit of beroepstrots te laten floreren. (…) De ambtelijke status moet worden ingevuld door, ik noem het even heel simpel, de normen en waarden van het goed ambtenaarschap”.

Hiermee raakt hij de spijker op de kop, schrijft Luc Janssen. Het verdient dan ook aanbeveling om te focussen op een ambtenarenstatus nieuwe stijl, waarbij de inhoud van het ambtenaarschap centraal staat. De beroepscode voor rijksambtenaren zou gekoppeld kunnen worden aan de verplicht af te leggen ambtseed of belofte.

Lees de hele scriptie van Luc Janssen: Op weg naar een nieuwe ambtelijke status, 175p., 2013: https://beroepseer.nl
Janssen werkt mee aan de Goed Werk Toolkit voor ambtenaren die Stichting Beroepseer momenteel met de Universiteit van Tilburg bezig is samen te stellen.

Meer info over de Capra scriptieprijs en  Capra Advocaten zie: https://capra.nl/ons-kantoor/capra-scriptieprijs/

Oproep aan artsen en zorgverleners om werk een uur neer te leggen

Op 5 juni 2014 gaat de Tweede Kamer met minister Schippers in debat over het voorstel zorgverzekeraars voortaan vrij te laten zodat zij de medische zorg van zorgverleners die zij niet hebben gecontracteerd, niet meer hoeven te vergoeden. Daarmee kan een patiënt feitelijk alleen nog terecht bij zorgverleners die geselecteerd zijn door de verzekeraar. Deze selectie vindt voornamelijk plaats op basis van kosten en winstmarges.

De Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen – VPHuisartsen – is van mening dat het een fundamenteel burgerrecht is om in vrijheid je eigen zorgverlener – huisarts, medisch specialist, fysiotherapeut, apotheker, psycholoog, tandarts, diëtist of andere zorgverlener – te kiezen. “Meer keuzevrijheid voor patiënten vormde in 2006 één van de argumenten voor invoering van de Zorgverzekeringswet. Het stond tegenover de plicht om je als burger bij een verzekeraar aan te melden. De macht van de vier landelijke zorgverzekeraars met 90 procent van alle verzekerden, is inmiddels onaanvaardbaar groot. Met afschaffing van de keuzevrijheid voor burgers, met niet-onderhandelbare contracten voor zorgaanbieders en zonder contracteerplicht voor verzekeraars, is van enige balans in de zogenaamde zorgmarkt geen sprake”, stellen de huisartsen.

De beroepsorganisatie heeft een oproep gedaan aan alle Nederlandse zorgverleners om op woensdag 4 juni van 13 tot 14 uur, een werkonderbreking te houden om patiënten en medewerkers te informeren over de gevolgen van de afschaffing van artikel 13 uit de Zvw.

Dit initiatief is mede bedoeld als signaal naar de Tweede Kamer. Inmiddels hebben verschillende brancheorganisaties waaronder de KNGF (fysiotherapeuten), de KNMP (apothekers), de NMT (tandartsen) en de NVP (psychotherapeuten), steun betuigd aan het initiatief tegen afschaffing van het recht van burgers op vrije artsen- of zorgverlenerskeuze.

De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) vindt de oproep tot staking momenteel voorbarig en niet in het belang van de patiënt. De LHV vindt aanpassing van artikel 13 Zorgverzekeringswet absoluut ongewenst en heeft zich steeds sterk gemaakt voor vrije artsenkeuze. De LHV meldt op haar website

…”dat de vrije keuze voor de huisarts zo goed als zeker gewaarborgd is. Momenteel voeren de politieke partijen nog overleg over de definitieve wetswijziging. De LHV volgt ook de komende weken met kritische blik de politieke discussie over de Zorgverzekeringswet. De continuïteit van zorg en vrije artsenkeuze komen door de voorgestelde aanpassing van artikel 13 in gevaar. Bovendien wordt de onderhandelingsmacht van zorgverzekeraars versterkt en wordt onvoldoende invulling gegeven aan hun informatieplicht en zorgplicht”.

VPHuisartsen: ‘Eigen zorgverlener kiezen is fundamenteel burgerrecht’, VPHuisartsen, 2 juni 2014: www.vphuisartsen.nl

LHV niet blij met staking, Medisch Contact, 2 juni 2014: www.medischcontact.nl

Zie ook: Afschaffing Artikel 13 van Zorgverzekeringswet bedreigt professionaliteit van de arts op Groepsblog Beroepseer: https://beroepseer.nl

Consequenties van wijziging Artikel 13 van Zorgverzekeringswet voor u als verzekerde en voor beroepsgroepen, op Groepsblog Beroepseer. https://beroepseer.nl

U P D A T E

Verslag Algemeen overleg Zorgverzekeringswet met Minister Schippers en de Vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 5 juni 2014: www.tweedekamer.nl

Onvolkomen debat, door Flip Vuijsje, Arts en Auto, 9 juni 2014: www.artsenauto.nl

Zorgstelsel bestaat acht jaar, en is faliekant mislukt, Politalk, 5 juni 2014: www.politalk.nl (Website is opgeheven)

Terugblik op zorgdebat 4 juni 2014 in tweets en links: https://www.vvaa.nl/voor-leden/zorgdebat/debatten/vrije-artsenkeuze (niet meer beschikbaar)

De patiënt wordt gedegradeerd tot een onmondige burger en de medische zorg wordt gedegradeerd tot ordinaire koehandel als de plannen van minister Schippers om artikel 13 van de Zorgverzekeringswet te wijzigen doorgaan.,
Dat zei advocaat Gerard Spong op 4 juni 2014 in een lezing in Nieuwspoort waarin hij juridische argumenten aanvoerde tegen het ‘onzalige voornemen van de minister’ waarmee de vrije artsenkeuze wordt opgeofferd: https://beroepseer.nl

Wat is de plaats van de universiteit in onze samenleving?

omslag waartoe is de universiteit op aardeAd Verbrugge, filosoof aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en oprichter/voorzitter van de vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON) schreef een hoofdstuk in de bundel Waartoe is de universiteit op aarde? die op 4 juni 2014 verschijnt en op 6 juni uitgereikt wordt aan de deelnemers van de Nacht van de universiteit in Amsterdam. Een bewerkte versie van het hoofdstuk staat in de weekeindeditie van NRC Handelsblad van 31 mei 2014.

Verbrugge vindt dat valorisatie, globalisering en het gebruik van Engels in het onderwijs moeten plaatsmaken voor vorming, ‘glocalisering’ – het dynamische samenspel tussen de globale en lokale orde – en gebruik van Nederlands: “De buitenwereld heeft het misschien nog niet in de gaten maar de universiteit worstelt met zichzelf. De inrichting van het academisch onderwijs en onderzoek leidt tot steeds meer weerstand in haar eigen gelederen. Actiegroepen en hervormingsbewegingen worden opgezet, door studenten en docenten. Ook menig bestuurder wil een andere koers varen, maar voelt zich gevangen door de overheid.

Deze ‘crisis’ houdt verband met de fundamentele transformatie die de universiteit heeft ondergaan sinds het midden van de jaren tachtig. De hoogdravende dromen uit de jaren zestig zijn dan voorbij en het ‘New Public Governance and Management’ doet zijn intrede in het Nederlands openbaar bestuur. Kort daarop raakt de term ‘globalisering’ in zwang en worden steeds meer maatregelen gerechtvaardigd met het oog op de nieuwe economische wereldorde die in aantocht is. In deze periode worden ook het onderwijs en onderzoek aan de universiteit in toenemende mate bedrijfsmatig aangestuurd en begrepen in termen van productie, consumptie en concurrentie. De overheid werkt met financiële prikkels en vrijwel iedereen gaat erin mee, ja moet er in mee.

Dit alles gaat gepaard met een nadruk op de meting van prestaties en berekening van de gemaakte kosten. Het binnenhalen van studenten levert geld op, evenals het binnenhalen van onderzoek. Jezelf verkopen en omzet halen worden beslissende activiteiten voor universiteiten. Ieder jaar wordt de balans opgemaakt en gekeken naar ‘productiviteit’ van faculteiten, vakgroepen en medewerkers. Scores, lijstjes en kwantiteiten gaan regeren.

Gaandeweg ontstaat daardoor ook de neiging tot massaproductie in onderwijs en onderzoek. De academische wereld komt te leven onder een permanente druk van ‘meer ‘, omdat meer, meer oplevert. Meer studenten, meer bullen, meer promoties, meer publicaties, meer citaties, meer externe financiering enzovoorts. Wie niet meer kan, valt af. Publish or perish doet zijn intrede. Kleine faculteiten en studierichtingen moeten weg, omdat er te
weinig studenten zijn en omdat ze ‘verlie sgevend’ worden. Wetenschappers moeten de financiering van hun onderzoek steeds meer zelf organiseren en worden gestraft omdat ze te weinig publiceren.

Maar alles heeft zijn prijs, ook dit financiële sturen op aantallen en prestaties.
. . .
Door de nadruk op economiseerbare productie gaat men eraan voorbij dat de universiteit als onderwijsinstelling van oudsher een vormende taak heeft. Sinds de Middeleeuwen is zij erop gericht de maatschappelijke, bestuurlijke elite ‘in vorm’ te brengen. Zij bestudeert niet alleen, zij cultiveert. Vorming is haar eerste en meest elementaire valorisatie! Dat gebeurt in verschillende landen op verschillende manieren, maar steeds belichaamt de universiteit deze hoogste zorg voor kennis en vorming van de gemeenschap
. . .
Wat onze universiteiten betreft is nieuwe realiteitszin gewenst, waarin we niet terug willen naar vroeger, maar ook niet kritiekloos het eendimensionale discours van globalisering omarmen. De universiteit zal opnieuw haar taak als vormingsinstelling op waarde moeten schatten. De kennis die in internationale netwerken wordt opgedaan, dient ook te worden vertaald naar de eigen gemeenschap, en omgekeerd. Dat impliceert een andere, meer diverse cultuur van waardering voor academische activiteiten, met het oog op de unieke missie en bestaansreden van de universiteit.

Lees het hele artikel van Ad Verbrugge: Een vormende universiteit op lokaal niveau, NRC Handelsblad, 31 mei 2014: www.beteronderwijsnederland.nl

Meer info over Nacht van de universiteitDe academie ter discussie, op vrijdag 6 juni 2014: www.nachtvandeuniversiteit.nl (Website is opgeheven)

6 juni 2014 – De Nacht van de Universiteit, Boom Filosofie: www.boomfilosofie.nl/actueel-item/80-319_De-Nacht-van-de-Universiteit

Waartoe is de universiteit op aarde? onder redactie van Ad Verbrugge en Jelle van Baardewijk, uitgeverij Boom, juni 2014: www.boomfilosofie.nl

Jan Rotmans: “Het is nu nog te rustig in de zorg. Het gaat heel spannend worden”

In MedZ, vakblad voor de praktijkhoudende huisarts, staat in elke editie een dialoog tussen een voor- en tegenstander van een geponeerde stelling. In het meinummer 2014 is de stelling: De gezondheidszorg is ziek. Niet de patiënt staat centraal, maar het systeem. De professionals zijn doorgaans bovengemiddeld gemotiveerd om goede zorg te bieden, maar toch wordt die zorg vaak niet als zodanig ervaren. In de praktijk hebben zorgverleners nauwelijks tijd voor de patiënt. De schuld van een op hol geslagen systeem? Of moeten artsen de hand in eigen boezem steken?

Wim van der Meeren is CEO van zorgverzekeraar CZ. Hij vindt dat er niets mis is met de huidige gezondheidszorg. Integendeel: “De kwaliteit van onze zorg staat op een hoog niveau. Het enige echte probleem is de betaalbaarheid. Wij doen ons werk vanuit respect voor de patiënt, maar wij hebben als verzekeraar ook respect voor de verzekerden die nog geen patiënt zijn. De zorg moet betaalbaar blijven om ook de patiënten van morgen te kunnen helpen. Wij staan als verzekeraar voor de uitdaging om daar een goede balans in te vinden”.

Van klachten over de bureaucratie is hij niet onder de indruk. “Dossiervorming is een wezenlijk onderdeel van het huisartsenvak. Een goede statusvoering lijkt mij essentieel voor de medisch-inhoudelijke kwaliteit van de zorg”.  Het liefst zou hij zien dat de automatiseringssystemen op elkaar afgestemd werden of dat iedereen het electronisch patiëntendossier LSP gaat gebruiken.
In de spreekkamers is volgens Van der Meeren qua efficiency nog veel te verbeteren. Bovendien hebben artsen een deel van de bureaucratie aan zichzelf te wijten: “Zorgen voor de patiënt en oog hebben voor diens belang is een kerntaak van dokters. Waarom willen huisartsen dan geld voor taken zoals de samenwerking met apothekers om medicijngebruik na te kijken? Dat lijkt mij toch echt onderdeel van de basiszorg. En waarom moet er bij ketenzorg een koptarief bovenop komen? Als je dat wilt als beroepsgroep, prima. Maar dan zijn wij wel gedwongen om de regelgeving uit te breiden”.

We hebben het zorgsysteem nodeloos ingewikkeld gemaakt 

Over de vraag of de gezondheidszorg ziek is hoeft Jan Rotmans, hoogleraar transitiekunde aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam geen moment na te denken: “Dat is overduidelijk! Dat is de kern van het probleem waar we in Nederland mee worstelen. We hebben hier een heel goed georganiseerd en efficiënt zorgsysteem, maar het is ook het duurste van Europa en dat komt doordat we het nodeloos ingewikkeld hebben gemaakt. Alles draait om het in stand houden van de organisatie, en niet meer om de mens of de patiënt. Dat blijkt ook in de uitgaven, die gaan grotendeels naar organisaties en niet naar professionals”.

Het grote probleem is volgens Rotmans dat de verbindingen tussen mens en zorgsysteem zijn doorgesneden. “De zorg is ontworpen voor de mens, maar de mens is eruit gefilterd. Andere financieel-economische prikkels vormen geen oplossing, want het zijn juist die prikkels die de oorzaak zijn van het feit dan we in deze ellende terecht zijn gekomen. Dit systeem is volkomen geëconomiseerd. Dat is fataal. Dan krijg je dat een systeem belangrijker is dan mensen, de zorgverzekeraar belangrijker dan de patiënt en geld belangrijker dan de klachten”.

De waarden van het systeem botsen met de waarden van de mens. Terwijl het systeem kosteneffectief en goedkoop wil zijn, wil de patiënt gewoon goed en vriendelijk behandeld worden. Dat zijn volkomen andere behoeften: “Er is iets scheefgegroeid. Het systeem staat goede zorg in de weg. Er is een overdaad aan managers, directeuren en organisaties met de bijbehorende bureaucratie. Terwijl voor de echt belangrijke dingen, zoals een consult tien minuten wordt ingeruimd. Eigenlijk is het raar dat huisartsen dit nog pikken. In tien minuten kun je geen echt contact opbouwen, laat staan een complete diagnose stellen”.

Voor Rotmans is het glashelder. De zorgverzekeraar heeft te veel macht, de huisarts heeft het te druk en de patiënt is niet tevreden, dus de zorg moet anders georganiseerd worden. Als voorbeeld noemt Rotmans Buurtzorg Nederland, een geslaagd experiment dat inmiddels het schoolvoorbeeld is geworden van kleinschalige, efficiënte, goedkope zorg met een menselijk gezicht.

Het huidige systeem loopt vast

In het meinummer 2014 van De Eerstelijns, tijdschrift en online community voor de samenwerkende eerstelijns zorgaanbieder, staat een interview met Jan Rotmans met de kop: Opvallend is het ontbreken van openlijk verzet. Hij zegt dat het te rustig is in de zorg, terwijl er momenteel een paradigmaverschuiving aan de gang is… “waarbij het niet meer gaat over verzorgen, maar zorgen dat mensen voor zichzelf zorgen. In brede maatschappelijke zin en dus ook in de zorg. Degenen die dit het eerst zullen begrijpen en toe gaan passen zijn kleine overzichtelijke gemeenschappen, in grote steden zal dit vanwege de complexiteit het langste duren. De transitie duurt zeker nog decennia”.

Rotmans stelt vast dat het huidige systeem helemaal vastloopt: “Alles is gericht op het verbeteren van het huidige systeem, kosten beheersen en controleren. Maar het fundament van het zorgsysteem is fout. Zorg wordt betaald, verrichtingen worden betaald, dus komen er verrichtingen en zorg. Maar zorg leveren is niet hetzelfde als gezonder worden. Meer zorg is vaak ongezonder. Zorg creëert afhankelijkheid, gezondheid onafhankelijkheid”.

Er is volgens Rotmans… “een een nieuw gezondheidszorgsysteem nodig en er is nergens ter wereld een blauwdruk. Er zijn gezondheidszorgsystemen zonder zorgverzekeraars denkbaar. Creatieve destructie bij de overheid en zorgverzekeraars. Als je gezondheidszorg nodig hebt, wil je niet efficiënt behandeld worden. De oude waarden waar het huidige zorgsysteem op gebouwd is, hebben geleid tot de huidige problemen. De spanning tussen patiënten en professionals nemen toe. Mantelzorgers conflicteren met zorgprofessionals. Toch is de onvrede nog niet maximaal”.

Rotmans eindigt in het interview met te zeggen “dat de kanteling in de gezondheidszorg nog moet gaan beginnen. Chaos is een voorspelling van kanteling. Het is nu nog te rustig in de zorg. Het gaat heel spannend worden, ik houd mijn hart vast. ‘Eerste hulp’ bij transities zal nodig zijn. Uiteindelijk komt het goed, maar daar gaat wel een generatie over heen”.

Gezondheidszorg is ziek – Niet de patiënt staat centraal, maar het systeem, door Petra Pronk in MedZ, vakblad voor de praktijkhoudende huisarts, nummer 3, 2014: https://issuu.com/appr-naarden/docs/boek_medz3

‘Opvallend is het ontbreken van openlijk verzet’, door Jan Erik de Wildt, De Eerstelijns, mei 2014: www.de-eerstelijns.nl

Zwartboek UWV overhandigd aan Tweede Kamer

zwartboek uwv de stentorOp 27 mei 2014 is het Zwartboek UWV van dagblad de Stentor aangeboden aan voorzitter Brigitte van der Burg (VVD) van de Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het Zwartboek UWV werd opgesteld aan de hand van 450 reacties die de redactie van de krant in amper twee weken tijd binnen kreeg na verhalen over de soms schrijnende ervaringen die mensen hebben met de uitkeringsinstantie.

“Uit het Zwartboek UWV blijkt dat er bij de bejegening, werkwijze, communicatie, bereidheid om mensen te helpen en bij de bereikbaarheid van het UWV wel wat kanttekeningen zijn te plaatsen. En dat is zacht uitgedrukt. De gevolgen zijn enorm. Goedwillende burgers zijn tot op het bot getergd, boos, wanhopig, moordzuchtig of juist suïcidaal door hun ervaringen met het UWV. Het is aan u om het UWV daarop te controleren”, zei onderzoeksjournalist Raymond Korse van de Stentor bij de aanbieding.

Het opstellen van een zwartboek is normaal gesproken geen taak voor de journalistiek, hield Korse de commissieleden voor. Maar de aard, ernst en omvang van de reacties en het feit dat de klachten al zo lang aanhouden heeft de redactie tot het idee gebracht dat controleren, signaleren en informeren in dit geval onvoldoende is.
De aanwezige commissieleden namen na de presentatie van het zwartboek uitgebreid de tijd om te spreken met de meegereisde UWV-cliënten.
Verder werd bekend dat ook de Nationale Ombudsman zich gaat buigen over de manier waarop het sanctiebeleid bij uitkeringen wordt toegepast. Het uitdelen van boetes door het UWV als de ‘targets’ niet worden gehaald drijft werklozen tot wanhoop.

Vier voorbeelden uit het Zwartboek

Drie maanden uitkering kwijt
Je bent 42 en voor het eerst van je leven doe je een beroep op een uitkering. Het was voorjaar 2013, de Zwollenaar zoekt zich een weg in het woud van informatie. ,,Je wordt overspoeld met info. Je probeert je weg daarin te vinden en je zo netjes mogelijk aan de regeltjes te houden. Je maakt een klein ‘foutje’; je bent te laat met het doorgeven van je sollicitatieactiviteiten middels internet. Terwijl je wel sollicitaties hebt gedaan, wordt je uitkering als beloning drie maanden ingehouden. Telefoneren en een bezwaarschrift indienen geeft dat je medewerkers aan de lijn krijgt en deze tonen geen enkel menselijk begrip. Je krijgt duidelijk het gevoel dat je een grote boef bent. Dat je vanaf je 19e af aan altijd gewerkt hebt, maakt niet uit.”

De Zwollenaar kan er niet over uit. Hij vindt de bejegening ‘grof schandalig’. ,,Er is geen menselijkheid te bespeuren bij het UWV. Ik zal hier niet zeggen wat ik diep van binnen van het UWV vind, maar het is niet netjes. Je voelt je al niet prettig in de situatie waarin je zit. Je kunt al geen werk vinden en zij geven je het gevoel dat je een grote boef bent. Het is al erg moeilijk om uit de depressie te komen en een dergelijke behandeling door het UWV drijft je richting destructief handelen.’

Een boete van 2500 euro
Eind december was deze Harderwijker werkloos, op 10 januari 2013 had hij alweer een nieuwe baan. In Maastricht, waardoor hij feitelijk doordeweeks in Maastricht verbleef en in de weekenden thuis was in Harderwijk. Hoezo graag willen werken? ,,Ik was een paar dagen te laat met het opgeven aan het UWV dat ik een nieuwe baan had. Ik kreeg meteen een boete van maar liefst 2500 euro. Je wordt als zware crimineel behandeld, omdat je een kleine administratieve fout had gemaakt. De uitkering die ze mij in januari onterecht hadden overgemaakt, heb ik meteen teruggestort en dan toch nog die achterlijke boete. Ik heb eerst gewoon beroep aangetekend, maar UWV bleef bij zijn standpunt. Toen in hoger beroep, gaf de rechter mij gelijk. Er was geen sprake van bewust frauduleus handelen. Boete verlaagd naar 150 euro. Uitspraak was in januari 2014. Ik heb de boete al wel betaald maar tot op heden nog geen geld terug gekregen.”

Hij kan er niet over uit. ,,Het UWV maakte – nadat ze mij de boete hadden opgelegd – maandelijks fouten in de brieven die ze mij stuurden. Met andere woorden als ik een administratieve fout maak, kost mij dat 2500 euro, maar het UWV mag zelf wel de een na de andere administratieve fout maken zonder consequenties. Ik zou ze graag een boete van 10 (foute brieven) x 2500 euro = 25.000 euro boete willen opleggen. Maar ja, wie ben ik? Een burger die afhankelijk is van de nukken van het UWV.” Van hulp door UWV is geen sprake. ,,Welke hulp? Ik ben ontzettend boos, voel me een crimineel.”

Dakloos geraakt door UWV
,,In 2008 werd ik werkloos dus vroeg ik WW aan. Ik heb hier zeven maanden op moeten wachten waardoor ik financieel zodanig in de problemen kwam dat ik mijn huis en alles kwijtraakte”, zegt een Apeldoornse. ,,Ik heb nooit ook maar een excuus gekregen van het UWV, ze hebben mij toen geruïneerd. Ik was dakloos en had veel schulden, pas in 2012 was ik weer terug op de rit. Nu zit ik opnieuw tijdelijk zonder werk. Ik heb een uitkering die niet goed berekend is, maar ik krijg iedere keer te horen van wel. Ik zit nu op 50% van mijn laatst verdiende loon. Hulp bij het zoeken naar werk van het UWV? Dat is er eigenlijk niet. En als je contact zoekt met het werkbedrijf word je afgeblaft. Het callcenter, daar zitten behulpzame en vriendelijke mensen. Echter, ze kunnen je eigenlijk nergens echt mee helpen. Werkcoach geeft totaal geen advies en de site werk.nl is zo gebruiksonvriendelijk en ligt er zo vaak uit, dat je daar werkelijk niets aan hebt. Ik ben in 2008 depressief geraakt en ben nu pas zo ver dat ik zeg dat ik ben hersteld. Ik ben zo in de financiële problemen geraakt door het UWV en daar hoor je van hun kant nooit iets over. Je raakt ook gefrustreerd omdat je praktisch niets aan die grote reus die het UWV heet, kan doen.”

Na zelfmoordpoging neemt therapeut communicatie met UWV over
,,Het speelde in 2009, 2010. Mijn man woonde net in bij de overbuurvrouw, mijn kind en ik in therapie. En op zoek naar een huurwoning. Mijn toen nog echtgenoot had ons met schulden opgezadeld. Vervolgens werd mijn jaarcontract niet verlengd”, blikt deze Heemsteedse terug op een donkere periode in haar leven. ,,Het vingertje, de dreigende taal en woorden dat ‘ze’me in de gaten houden betreft mijn wekelijkse sollicitatieplicht. De hardheid van de telefoongesprekken van mijn ‘coach’ die me benaderde als een crimineel. Hij zei letterlijk dat hij me ‘scherp’ in de gaten hield. Mijn eigenwaarde was al niet veel doordat ik plots in een echtscheiding kwam, maar de man die mijn coach was van het UWV heeft me emotioneel kapot gemaakt in die periode. Na mijn zelfmoordpoging, heeft mijn therapeut het contact met de ‘coach’ overgenomen.
Vreselijk! Na zeven maanden was ik in staat om een baan te vinden, door mijn intensieve therapie en met behulp van mijn huisarts. Het UWV heeft mij niet geholpen, ze hebben me over het randje geduwd naar zelfmoord omdat ik me ongelofelijk onder druk en dwang gezet voelde”.

Zie Dossier Zwartboek UWV op site van de Stentor: https://www.destentor.nl/overig/bladerversie-zwartboek-uwv-de-stentor~aee062bc/

Zwartboek UWV overhandigd aan Tweede Kamer, 27 mei 2014, de Stentor: www.destentor.nl (Artikel niet meer beschikbaar op site De Stentor)

U P D A T E

Brief regering; Reactie op ‘Zwartboek UWV’ van nieuwsdienst de Stentor – Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI), Parlementaire Monitor, 6 augustus 2014: www.parlementairemonitor.nl