Skip to main content

Redactie Beroepseer

Antwoord van staatssecretaris Van Rijn op Kamervragen over online veilingen van thuiszorg

“Gemeenten kopen thuiszorg op online veiling”, luidde de kop in de Volkskrant van 13 maart 2014 die veel verontwaardiging veroorzaakte. Zeker 35 Nederlandse gemeenten, met samen 1,4 miljoen inwoners veilen de thuiszorg per afslag op een markplaatsachtige website.
Naar aanleiding van dit nieuws verzocht Kamerlid Henk van Gerven staatssecretaris Martin van Rijn van het Ministerie van Volksgezondheid om een reactie die hij een week later heeft gegeven in de Commissiebrief van 19 maart 2014.
Vanwege de korte termijn was er voor Van Rijn onvoldoende gelegenheid contact op te nemen met alle betrokken gemeenten. Niettemin heeft hij een beperkt aantal gemeenten benaderd om toch de door de kamerfracties gestelde vragen te kunnen beantwoorden.

Uit de antwoorden blijkt dat de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014 belangrijke verkiezingen waren. De gemeenteraad bepaalt uiteindelijk hoe de zorg in een gemeente wordt geregeld en wat voor tarieven er gehanteerd worden. In januari 2014 heeft Van Rijn de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) naar de Tweede Kamer gestuurd. Met deze nieuwe wet krijgen gemeenten meer verantwoordelijkheden voor het organiseren van passende ondersteuning aan huis voor mensen die “niet op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving”. Doel van de wet is mensen langer thuis te laten wonen. De nieuwe Wmo zal per 1 januari 2015 in werking moeten treden.

Zorgveiling Stipter

Navraag bij Stipter – de eigenaar van de “zorgveilingsite” – leert, aldus Van Rijn, “dat zij een webapplicatie aanbiedt die de uitvoering van een door de gemeente gekozen inkoopstrategie faciliteert. De applicatie biedt een platform waar aanbieders aan gemeenten offertes kunnen uitbrengen voor ondersteuning aan individuele burgers. Het veilingelement bestaat eruit dat iedere aanbieder zijn geoffreerde prijs binnen een vastgestelde tijdsperiode kan aanpassen in reactie op nieuwe (betere) offertes van andere aanbieders…
[…]
Navraag bij Stipter en enkele gemeenten die gebruik maken van de webapplicatie leert dat bij het beoordelen van de offertes criteria worden gehanteerd die een combinatie zijn van kwaliteit en prijs waardoor er reeds in aanleg geen sprake kan zijn van de door de fractieleden bedoelde ‘race to the bottom’. Met de leden van de PvdA-fractie ben ik van mening dat gemeenten eisen moeten stellen aan de kwaliteit van de voorzieningen en – in dat verband – de eisen aan de deskundigheid van de in te zetten medewerkers en daarbij rekening moeten houden met de voor die medewerkers geldende arbeidsvoorwaarden. Het wetsvoorstel Wmo 2015 zal ook geen ‘race to the bottom’ toelaten, omdat in artikel 2.6.6 is geregeld dat gemeenten bij verordening regels stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden. Dit draagt bij aan het behoud van kwaliteit van de thuiszorg.
[…]
Zo geldt bijvoorbeeld dat de gemeenteraad op basis van artikel 21a van de Wmo een reëel basistarief dient vast te stellen voor de huishoudelijke verzorging. Dit basistarief wordt gebaseerd op de reële kostprijzen van de te onderscheiden vormen van huishoudelijke verzorging en de inzet van personeel door de aanbieder tegen arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Dit basistarief vormt daarmee ook het minimumtarief wat een aanbieder kan offreren”.

Inkoopstrategie moet in overeenstemming zijn met wet- en regelgeving

Een van de vragen gold of cliëntenraden en/of Wmo raden betrokken geweest zijn bij de keuze voor deze online veilingaanpak en of gemeenteraden daarmee hebben ingestemd?

Antwoord: “De inkoopstrategie die de webapplicatie faciliteert dient in overeenstemming te zijn met de kaders van wet- en regelgeving van de Wmo. Daarbij geldt dat de gemeentelijke beleidskeuzes binnen de kaders van de wet dienen plaats te vinden. Navraag bij enkele gemeenten geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat deze gemeenten hun verantwoordelijkheid onvoldoende hebben ingevuld. Navraag bij die gemeenten leert ook dat bij het bepalen van het inkoopbeleid de cliëntenraden en/of Wmo-raden zijn betrokken en dat de gemeenteraad ermee heeft ingestemd. Deze methodiek wordt voornamelijk gehanteerd voor het organiseren van hulp bij het huishouden. Een enkele gemeente gebruikt deze methode ook voor hulpmiddelen”.

Passende ondersteuning en voldoen aan door de wet gestelde eisen

Een andere vraag aan de staatssecretaris was: Wat is de mening van de staatssecretaris over de wijze waarin op dit soort veilingsites een race to the bottom wordt gestimuleerd door de veiling langer open te houden als een lager bod wordt gedaan of andere aanbieders te vragen hun bod te verlagen? Welke stappen bent u van plan te nemen om een race to the bottom op tarieven en arbeidsvoorwaarden van werknemers in de zorg te voorkomen?

Antwoord: “Voorafgaand aan de toewijzing van aanbieders aan cliënten heeft de gemeente raamovereenkomsten afgesloten met de betreffende aanbieders. Navraag bij enkele gemeenten leert dat zij voor verschillende inkoopprocedures hebben gekozen om te komen tot een selectie van de aanbieders die mogen deelnemen aan de toewijzingsprocedure. Tijdens de toewijzing zien de aanbieders niet welke prijzen anderen bieden, maar wel wat de tot dan toe laagste prijs is.
De huidige Wmo en ook het wetsvoorstel Wmo 2015 bieden de waarborgen die ertoe leiden dat gemeenten gehouden zijn om passende ondersteuning aan mensen te bieden en dat die zorg voldoet aan de daaraan door de wet/verordening gestelde eisen. Vanuit een oogpunt van houdbaarheid van voorzieningen is het daarbij begrijpelijk dat gemeenten een kwalitatief goede ondersteuning willen bieden voor een goede prijs. Ten aanzien van deze prijs geldt wel dat de gemeenteraad vooraf een reëel basistarief dient vast te tellen voor de huishoudelijke verzorging. Ten aanzien van het vaststellen van het basistarief geldt weer dat deze gebaseerd moet zijn op reële kostprijzen en op basis van inzet van personeel door de aanbieder tegen arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden benodigd voor het leveren van huishoudelijke verzorging. Dit basistarief vormt daarmee ook het minimumtarief wat een aanbieder kan offreren”.

Gemeenteraad bepaalt kwaliteitseisen

De staatssecretaris stelde kortom dat “gemeente gehouden zijn de cliënt passende ondersteuning te bieden die voldoet aan de daaraan gestelde eisen. De gemeenteraad is belast met de vaststelling van de kwaliteitseisen en ziet ook toe op de handhaving daarvan. De gemeenteraad kan hierbij steunen op de uitkomsten van het ook in het wetsvoorstel Wmo 2015 voorgeschreven, jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek”.

Commissiebrief over het bericht ‘gemeenten kopen thuiszorg op online veiling’ : www.rijksoverheid.nl (niet meer beschikbaar op site van Rijksoverheid).

Gemeenten kopen thuiszorg op online veiling, door Sander Heijne, 13 maart 2014, de Volkskrant: www.volkskrant.nl

Stipter: www.stipter.nl

Zorgverleners zijn trots op hun werk, maar missen waardering van directie

Het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de gezondheidszorg, NIVEL, heeft ruim duizend zorgverleners uit het Panel Verpleging & Verzorging van het NIVEL ondervraagd. Het panel bestaat uit ongeveer 1800 verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders, helpenden en praktijkondersteuners. De zorgverleners werken in ziekenhuizen, de GGZ, de gehandicaptenzorg en de thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuizen en huisartsenpraktijken. Het panel wordt gesubsidieerd door het Ministerie van VWS. Sinds 2001 monitort het NIVEL om de twee jaar de werkbeleving van deelnemers aan het panel.
In Nederland zijn ongeveer 300.000 verpleegkundigen en verzorgenden werkzaam. Samen vormen ze de grootste groep zorgverleners binnen de gezondheidszorg.

Uit Nivels onderzoek blijkt dat de zorgverleners uitermate tevreden zijn over hun contacten met patiënten en leidinggevenden en zich door hen gewaardeerd voelen.

De meeste ondervraagde verpleegkundigen, verzorgenden en andere professionals zijn trots op hun werk in de zorg (87%). Dit is een toename ten opzichte van een peiling vier jaar geleden. Vrijwel iedereen (92%) vindt het werk inhoudelijk leuk en slechts 11 procent denkt er wel eens over om op korte termijn een beroep buiten te zorg te zoeken. De meesten zijn ook tevreden over hun contacten met patiënten en collega’s. Zij zijn daarover meer te spreken, dan over bijvoorbeeld promotiemogelijkheden.

Waardering
Vrijwel iedereen (97%) voelt zich door patiënten gewaardeerd. Ook vindt 82% van de ondervraagde zorgverleners dat hun leidinggevende hen waardeert. Minder vaak ervaren zij waardering vanuit de directie (50%) en ruim de helft (53%) geeft aan dat de directie niet of nauwelijks weet heeft van de feitelijke problemen in de verpleging en verzorging. Dit is laag, maar het is de laatste jaren duidelijk verbeterd.

Thuiszorg
Vooral de verpleegkundigen in de thuiszorg (97%) zijn trots op hun werk. Met 97% zijn zij nog ‘trotser’ dan hun collega-verpleegkundigen in andere sectoren in de zorg. Meer dan anderen ervaren zij in sterke mate de waardering van hun patiënten. Maar ook op andere aspecten beleven zij hun werk anders dan andere groepen zorgverleners. Méér dan de anderen kunnen zij hun werk zelf bepalen, bijvoorbeeld de tijdsbesteding en werkinhoud. Ondanks dat zij vaker overwerken zijn zij relatief tevreden over hun werkdruk. In vergelijking met andere groepen zorgverleners zijn zij het meest tevreden over de groeimogelijkheden en de kwaliteit van zorg. In grote lijnen geldt dit ook voor verzorgenden in de thuiszorg, van wie 91% trots is op het werk.

Beroepstrots
NIVEL-onderzoeker Anke de Veer: “Trotse zorgverleners zijn ook gemotiveerd om goede zorg te geven. Andersom is het ook zo dat je beroepstrots juist kunt ontlenen aan het feit dat je goede zorg kunt geven. Beroepstrots kan versterkt worden door te vertrouwen op de professionaliteit van de zorgverlener en deze meer verantwoordelijkheid en regelmogelijkheden te geven.”

Zie: Verpleegkundigen in thuiszorg meest trots op hun werk, NIVEL, 19 maart 2014: www.nivel.nl

Ervaren verzorgende huilt van woede over gevolgen van bezuinigingen in de zorg

De ervaren verzorgende Gertie Beckers vertelt in De Telegraaf over haar werk in de thuiszorg, dat ze “niks anders doet dan de patiënten moed inspreken, maar van binnen huil ik van woede”. Ze vervolgt:

“Het echtpaar X: meneer dement en mevrouw in mindere mate. Meneer kan bijna niet meer staan maar denkt vaak dat hij nog in de tuin kan gaan werken… en valt dan. Maar ze kunnen niet terecht in een verzorgings- of verpleeghuis, want ja, mevrouw kan nog op de knop van het alarm drukken.

Wij verzorgenden worden dus elke dag meermaals opgeroepen om meneer op te rapen. Hij ligt dan op de koude vloer te wachten. Meneer is bovendien terminaal en heeft dus ook recht op nachtverpleging, die hem vaak onder het bed vindt. Tot nu toe heeft hij er alleen wat blauwe plekken aan overgehouden, maar het is gewoon wachten op de fatale valpartij.

Moeder
Mijn moeder van 94 woont in een verzorgingshuis, maar dat wordt op korte termijn gesloten. Ons werd gevraagd of we haar niet in huis konden nemen, want ze heeft te weinig zorg nodig (alleen hulp bij douchen).

Natuurlijk zou dat kunnen, maar omdat mijn moeder, ondanks dat ze slecht ziet en slecht loopt, nog best actief is, zou ze al haar sociale contacten kwijt zijn.

Misschien word ook ik binnenkort wel ontslagen, dus dan heb ik de tijd om haar overal naartoe te brengen. De enige reactie van mijn moeder is: als het zo moet, hoop ik dat Onze-Lieve-Heer mij zo snel mogelijk komt halen.

Overbelasting
Met steeds minder personeel steeds meer mensen verzorgen. Het is een zwaar beroep, maar ik dacht: als je je hart erin legt, valt het reuze mee. Het wordt steeds zwaarder. Nog nooit waren er zoveel ziekmeldingen onder de verzorgenden en verpleegkundigen. Niet alleen door ziekte, maar vooral door stress en overbelasting. Overuren worden er genoeg gemaakt, maar niet uitbetaald.

Ik vraag me ook af waarom wij zo lang hebben moeten studeren als ook iedere willekeurige mantelzorger dit werk zonder opleiding kan doen. Rutte, bedankt voor je geweldige afbraakkabinet!”

Huilen van woede in de thuiszorg, 18 maart 2014, De Telegraaf: www.telegraaf.nl

 U P D A T E

De Nederlandse huisartsen maken zich grote zorgen over ouderen die thuis moeten blijven wonen, maar dat eigenlijk niet kunnen. In een onderzoek van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) zegt driekwart nu al te merken dat dit moeilijkheden oplevert. De artsen zien dit probleem groter worden door het kabinetsbeleid om de toegang tot verzorgingshuizen te beperken.

“Dit is reden om alarm te slaan”, zegt LHV-voorzitter Steven van Eijck. “De kwaliteit van de zorg is op deze manier niet meer gegarandeerd.” Volgens Van Eijck ontstaat er een kloof omdat er al verzorgingshuizen worden gesloten, terwijl er nog niet genoeg buurtzorg is geregeld. “Kabinet, zorg versneld dat er wijkverpleging komt!”

“Het gaat vaak om mensen van 90 jaar en ouder die zelf vaak aangeven dat ze graag verzorgd zouden worden”, zegt een huisarts tegen de NOS. “Verontrustend”, vindt een ander. “Ik voorzie grote problemen voor de ouderenen overbelasting van de huisarts.”

Zie: Alarm huisartsen over ouderenzorg, door Ardi Vleugels en Bas de Vries NOS, 21 maart 2014: http://nos.nl

Lezing Minister Bussemaker: Vaardigheden voor de toekomst. Opsteker voor techniekonderwijs en dwarsdenkers

Minister Jet Bussemaker van Onderwijs gaf op 17 maart 2014 in Amsterdam op het symposium van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW ) een opmerkelijke lezing met de titel: Vaardigheden voor de toekomst. Het is een lezing die begint met een voorbeeld, de in 1970 gelanceerde Apollo 13 die op de Maan had moeten landen, maar door een ongeval aan boord uiteindelijk de reis voortijdig moest beëindigen. Door gebruikmaking van plakband en karton, en het handmatig sturen en koersen aan de hand van de sterren en de stand van de aarde, werden de problemen overwonnen en kon de bemanning veilig naar de aarde terugkeren.

Dat was anders geweest als de bemanning niet optimaal had beschikt over vaardigheden en eigenschappen als creativiteit, samenwerking, communicatie, moed, uithoudingsvermogen en flexibiliteit.
Bussemakers lezing is een opsteker voor het technisch onderwijs en lijkt in te haken op de zich wereldwijd snel uitbreidende makersbeweging en het makersonderwijs, “leren door te maken”. Zie bijvoorbeeld het boek Invent to learn – Making, tinkering, and engineering in the classroom, door de Amerikaanse schrijvers Sylvia Libow Martinez & Gary Stager.*)
In haar lezing zegt Bussemaker bovendien dat het in haar ogen bij leren ook altijd gaat om het ontwikkelen van kritische distantie en onafhankelijkheid.

Een aantal passages uit de lezing

De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor taal en rekenen. Dat blijft belangrijk. Maar leren is meer. En leerlingen die moeite hebben met juist die basisvaardigheden, kunnen nog steeds heel veel in hun mars hebben. Dat vraagt om een brede oriëntatie op leren.

Nederland is altijd een land van vrijdenkers en creatieve geesten geweest. We zijn niet alleen het land van koopmannen en dominees, maar ook van kunstenaars en uitvinders. Ons land is groot geworden door een succesvolle combinatie van samenwerking en pragmatische oplossingsgerichtheid – we zouden dat ook creatief pragmatisme kunnen noemen, of praktische creativiteit. En we zijn daar nog steeds goed in.

Vaardigheden zijn in mijn ogen niet alleen het antwoord op een arbeidsmarkt die daar steeds meer om vraagt. Het zijn ook de katalysatoren om bestaande kennis op nieuwe manieren te kunnen combineren, om zo tot pragmatische oplossingen te komen. En om jonge mensen te stimuleren zich als mens zo compleet mogelijk te ontwikkelen.

Ik zie cultuuronderwijs, en ook techniekonderwijs, als belangrijke ‘stuurrakketten’ in dit proces. Van jongs af aan. En van praktijkschool tot gymnasium.
Goed cultuuronderwijs laat kinderen niet alleen kennismaken met schoonheid. Het daagt hen ook uit om een creatieve, onderzoekende houding te ontwikkelen. Een flexibele en open geest. En om de wereld door de ogen van een ander te zien.

Techniekonderwijs draagt bij aan dezelfde ontwikkeling. Het nodigt kinderen uit tot nieuwsgierigheid, tot doordenken en doorvragen. Hoe zit de wereld in elkaar? Wat is het verband tussen a en b? En hoe kan ik dat verband beïnvloeden – met wat ik weet, wat ik kan, en wie ik ben, in samenwerking met anderen?

Het ontwikkelen van niet-cognitieve vaardigheden, of 21st century skills, is dus geen doel op zich. Deze vaardigheden zijn eerder instrumenteel om jonge mensen in mogelijkheden te leren denken. Hen gevoel te laten ontwikkelen voor de context waarin ze werken, en besef van hun rol en verantwoordelijkheid daarin.

Processen waar mensen en hun ideeën het verschil maken, kunnen immers nooit geautomatiseerd worden.

MOOCs, online hoorcolleges, bieden fantastische mogelijkheden. Maar alleen een leraar kan beoordelen of een zes het resultaat is van hard werken, of van luiheid.

En een machine kan iets maken, maar dat niet zelf bedenken. Denk aan de kunstenares die samen met wetenschappers en medici een stukje huid ontwikkelde op basis van de spinnenzijde, wat een goede drager blijkt te zijn om nieuwe huid op te laten groeien na brandwonden.

Daarom denk ik dat:

– náást het vergaren van kennis en het ontwikkelen van vaardigheden,

– náást het kunnen invoegen in de arbeidsmarkt en in de sociale orde van onze samenleving,

– náást je aanpassen aan de eisen van de tijd,

onderwijs óók altijd een bijdrage moet leveren aan de ontwikkeling van jongeren tot creatieve dwarsdenkers en constructieve neezeggers. ‘Competente rebellen’, zoals professor Helga Nowotny ze ooit noemde. Mensen die durven tegendenken en tegenspreken.

Een jonge co-piloot moeten durven ingrijpen als zijn ervaren superieur aan de start begint, terwijl er nog geen duidelijke toestemming is van de luchtverkeersleiding.

En voor een verpleegkundige heeft kritisch en probleemoplossend leren denken alleen zin, als hij op de werkvloer de moed en persoonlijkheid heeft om in te gaan tegen de arts die bezig is het verkeerde been af te zagen.

Leren, en vaardigheden ontwikkelen, gaat in mijn ogen dus ook altijd om het ontwikkelen van kritische distantie en onafhankelijkheid.
Om het verbinden van praktische opgaven met normen en waarden.
Om over muren heen kijken, en er soms dwars doorheen breken, om te zien wat er aan de andere kant ligt.

Volledige tekst van de lezing staat op de site van de Rijksoverheid: Vaardigheden voor de toekomst, Lezing van minister Jet Bussemaker (OCW) bij symposium KNAW, 17 maart 2014: www.rijksoverheid.nl (niet meer direct beschikbaar). De lezing is alleen te vinden in het  Sitearchief  van de Rijksoverheid. Tik in het zoekveld de volledige titel van de lezing in: https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive

Beluister het KNAW symposium Vaardigheden voor de toekomst: www.knaw.nl/nl/actueel/nieuws/beluister-het-knaw-symposium-vaardigheden-voor-de-toekomst

Hartger Wassink schreef een reactie op de lezing van minister Bussemaker op zijn blog De professionele dialoog: Wie we zijn als mens, 18 maart 2014: www.hartgerwassink.nl (deze website bestaat  niet meer, zie voortaan: De professionele dialoog: https://professioneledialoog.nl/)

*) De makersbeweging – Plezier in zelf dingen bedenken en maken, Blogs, Beroepseer: https://beroepseer.nl

Krijgt de wijkverpleegkundige een centrale rol in de nieuwe wijkaanpak?

Wat voor gevolgen de veranderingen in de zorg hebben voor de gemeente is voor velen niet helemaal duidelijk. Er doen allerlei verhalen de ronde, vooral in verkiezingstijd, die vaak een verkeerde voorstelling van zaken geven, of waarin de verkeerde conclusies worden getrokken. De redactie van Nieuwsuur zet in haar artikel Wijkverpleegkundige de ‘baas’? de feiten op een rij:

“De langdurige zorg gaat op de schop. Dat gaat gepaard met forse bezuinigingen op de budgetten. Er komen veel taken op het bord van de gemeente. Het kabinet stopt 200 miljoen euro in de terugkeer van de wijkverpleegkundige. PvdA-leider Samsom dicht haar nu al een centrale rol toe, maar heeft ze die ook?

Alle langdurige zorg voor mensen die thuis wonen verdwijnt uit de door het Rijk gefinancierde AWBZ. De dagbesteding en begeleiding gaan naar gemeenten met een budgetkorting van 25 procent, de verpleging/verzorging/wijkverpleging gaat naar de zorgverzekeraars met een korting van 15 procent. De gemeenten zijn nu al verantwoordelijk voor de huishoudelijke hulp. Het kabinet kort ook dat budget met 40 procent. Daarnaast is de toegang tot het verzorgingshuis grotendeels geschrapt.

Verkiezingsdebatten

De veranderingen in de langdurige zorg zijn ingrijpend. In de verkiezingsdebatten speelt de zorg dan ook een prominente rol. PvdA-leider Diederik Samsom moet zich keer op keer verweren tegen het verwijt dat de zorg door dit kabinet verschraalt. Tijdens het verkiezingsdebat bij Pauw en Witteman op 27 februari pareert Samsom die verwijten als volgt: “We gaan de zorg thuis bij mensen organiseren met een wijkverpleegkundige die weer de baas is, in plaats van haar manager. (…) Neem Venlo van PvdA-wethouder Ramon Testroote die al jaren op deze manier werkt. Hij heeft al het geld bij elkaar geveegd: WMO/AWBZ/ZvW. Je gaat naar een loket, je krijgt wat je nodig hebt, niet op basis van een formulier, maar op basis van de wijkverpleegkundige, die kijkt naar iemand en die tijd heeft voor een praatje als het nodig is. Hij kan het.”

Venlo

Nieuwsuur ging naar Venlo om met betrokkenen te praten: de wethouder, een wijkverpleegkundige en de zorgverzekeraar. Wat blijkt: in Venlo is de wijkverpleegkundige niet de ‘baas’ en alle budgetten zijn daar ook niet op een hoop bij elkaar geveegd. Dat kan wettelijk ook niet. In één wijk, Venlo-Oost, is de afgelopen drie jaar wel geëxperimenteerd in een pilotproject (VenloDroom) met een andere wijkaanpak. De bedoeling was dat de wijkverpleegkundige in een aantal gevallen meer ruimte zou krijgen om zelf te bepalen welke zorg iemand nodig heeft. Maar de verantwoordelijk projectleider vertelt Nieuwsuur dat het in deze pilot uiteindelijk nooit zover is gekomen. Het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) bepaalde ook in deze pilot het recht op verpleging en verzorging en dus niet de wijkverpleegkundige.

Huis van de Wijk

Na de pilot is de gemeente Venlo verder gegaan met het ontwikkelen van een nieuwe wijkaanpak. In iedere wijk moet een ‘Huis van de Wijk’ komen. Op dit moment is er een aantal opgezet. Hier vinden activiteiten plaats voor buurtbewoners, voornamelijk georganiseerd door vrijwilligers. Verzoeken voor hulp en ondersteuning aan de gemeente worden er in behandeling genomen door het ‘sociale kernteam’. Dit team bestaat uit diverse professionals, afkomstig van de woningbouwcorporatie, schuldhulpverlening, maatschappelijk werk, jeugdzorg tot aan een wijkverpleegkundige. De wijkverpleegkundige zit 8 uur per week in dit wijkteam.

Na een aanvraag voor hulp en ondersteuning wordt een afspraak gemaakt met de burger. Een willekeurige professional uit het kernteam gaat dan op huisbezoek en voert een ‘keukentafelgesprek’ om te kijken of de aanvraag echt nodig is en wat de burger nog zelf kan doen en regelen via het eigen netwerk. En of de burger op een andere manier nog kan bijdragen en meedoen in de wijk. Daarna bepaalt het totale kernteam wat het ‘leef/zorgplan’ wordt. Pas als het echt nodig is komt professionele ondersteuning in beeld. De wijkteams gaan tot nu toe niet over het toekennen van lijfsgebonden zorg of verpleging. Het gaat nu om woningaanpassingen, trapliften, scootmobielen en verzoeken voor huishoudelijke hulp (WMO-zaken).

Buurtzorg

In de politieke debatten wordt de wijkaanpak die veel gemeenten, met sociale wijkteams, nu ontwikkelen vaak in één adem genoemd met Buurtzorg Nederland. Ten onrechte. Want Buurtzorg levert thuiszorg (lijfsgebonden zorg, verpleging en begeleiding) en doet dat in kleine zelfsturende teams met (wijk)verpleegkundigen en verzorgenden. Dat is iets anders dan de sociale wijkteams en buurthuizen die veel gemeenten nu opstarten. Buurtzorg Nederland oprichter Jos de Blok ergert zich aan de spraakverwarring. Wijkverpleegkundigen van Buurtzorg Nederland doen ook niet mee aan de wijkteams van de gemeente Venlo. De Blok: “Het gaat onnodig veel geld kosten omdat heel veel mensen met elkaar gaan overleggen. Veel mensen zullen lang moeten wachten voordat ze antwoord krijgen of hulp krijgen. Wijkverpleegkundigen gaan keukentafelgesprekken voeren terwijl ze hun tijd veel beter kunnen besteden aan zorgverlening.”

Participeren

Staatssecretaris Martin van Rijn wil in de wet laten vastleggen dat de wijkverpleegkundige straks moet participeren in het sociale wijkteam, om de “verbinding tussen zorg en welzijn te borgen”. In Venlo betekent participeren 8 uur per week keukentafelgesprekken voeren en vergaderen met andere professionals. Beroepsvereniging V&VN is hier niet enthousiast over. “Ik ben bang voor een nieuw indicatieorgaan, daar zitten we niet op te wachten”, zegt wijkverpleegkundige Marja de Leeuwerk van V&VN. “Ik ben bang dat al die specialisten in dat team wellicht de problemen groter gaan maken dan ze zijn.”

Extra wijkverpleegkundigen

Het kabinet investeert in totaal 200 miljoen euro in de terugkomst van de wijkverpleegkundige. Volgens de PvdA komen er maar liefst 5000 extra wijkverpleegkundigen bij. Waar zij vandaan moeten komen is tot nu toe een raadsel. Ze zitten niet thuis werkloos op de bank. Het afgelopen jaar zijn er maar 160 afgestudeerd. Een grote wervings- of omscholingscampagne is nog niet gestart. Vanaf 1 januari 2015 moet het nieuwe beleid met de wijkverpleegkundige als spil van start gaan”.

Zie Wijkverpleegkundige de ‘baas’?, Nieuwsuur, 17 maart 2014: https://tvblik.nl/nieuwsuur/17-maart-2014

Engelse denktank pleit voor afschaffen van ‘onbetrouwbare’ lesobservaties van de Onderwijsinspectie

omslag watching the watchmen“Onbetrouwbare lesobservaties van de Onderwijsinspectie behoren te worden afgeschaft”, is de radicale aanbeveling van de Engelse denktank Policy Exchange. Ook zou de inspectie contracten met inspecteurs in dienst van particuliere organisaties moeten opzeggen. Velen van hen beschikken niet over de vaardigheden, kennis en ervaring om scholen op waarde te beoordelen.
Stephen Exley bespreekt op de site van het online netwerk van leraren TES Connect de inhoud van het zeer kritische rapport van Policy Exchange: Watching the Watchmen: The future of school inspections in England. De denktank waarschuwt ervoor dat het huidige systeem leidt tot scholen met een “aanpak van de laagste gemene deler die beslissingen nemen op grond van wat Ofsted*) begrijpt”, en dat is niet in het belang van de leerlingen.
Policy Exchange zegt dat lesobservaties door inspecteurs tot conclusies kunnen leiden die “noch van waarde noch betrouwbaar” zijn.

“Momenteel kan een team externe waarnemers dat toeziet op een een paar lessen een beoordeling geven van de kwaliteit van lesgeven die door de school zelf wordt verkondigd”, aldus Jonathan Simons, hoofd van de sector Onderwijs van de denktank: “Het bewijs suggereert dat als we moeten afgaan op het oordeel van een door Ofsted opgeleide inspecteur over de effectiviteit van een les, we veel beter een munt kunnen opgooien.
Er moet veel meer gebeuren om de kwaliteit van inspecteurs te verhogen. Schoolhoofden en leraren moeten erop kunnen vertrouwen dat de persoon die hun school inspecteert, iemand is met recente ervaring in onderwijzen. Inspecteurs hoeven geen topwetenschappers te zijn, maar ze moeten wel de groeiende hoeveelheid gegevens over schoolprestaties kunnen interpreteren en de verschillen in wijzen waarop scholen nu werken kunnen begrijpen. Scholen moeten niet worden gedwongen tot gissen wat voor inspecteur er nu weer bij hun op school binnenkomt.

Volgens het rapport zijn er momenteel drie particuliere bedrijven met circa drieduizend inspecteurs in dienst. Vergelijk dat met de minder dan vierhonderd die rechtstreeks voor Ofsted werken. Veel inspecteurs van buiten tonen een “gebrek aan noodzakelijke vaardigheden, vooral om daarmee gegevens te analyseren, of aan ervaring, of aan specialistische kennis betreffende basisonderwijs of passend onderwijs”.
Alle inspecteurs, aldus het rapport, dienen “relevante en recente onderwijservaring” te hebben en dienen een examen af te leggen over gegevensanalyse en het opstellen van een betrouwbare beoordeling.

Wat eigenlijk nodig is, is een inspectieprocedure in twee fasen. Alle scholen krijgen een kort inspectiebezoek. Degenen die niet voldoen aan de normen krijgen een “op maat gesneden” inspectie die twee keer zo lang duurt als de huidige inspectie en die “de inspecteurs de tijd geeft de school en haar bijzonderheden werkelijk te doorgronden”.

Michael Cladingbowl, directeur van de sector Scholen van Ofsted heeft opgemerkt dat de inspectie “al aan het bekijken was hoe de inspectie zich zou moeten ontwikkelen in de komende jaren”: “We verwelkomen de aanbevelingen van Policy Exchange – waarvan vele overeenkomen met de onze – en zullen ze nauwkeurig bestuderen in de komende dagen”.
Hij benadrukte evenwel dat lesobservaties een “sleutelfunctie vervulden in het vergaren van bewijs over de kwaliteit van lesgeven” op scholen.
Een andere denktank, Civitas, heeft voorgesteld dat de regering de inspecteurs de bevoegdheid ontneemt om free schools en academies**) te inspecteren.

Noten en referenties

*) Ofsted – Office for Standards in Education, Children’s Services and Skills is het equivalent in Groot-Brittannië van de Inspectie van het Onderwijs in Nederland.

**) Free schools zijn scholen die door burgers worden opgericht en niet door een lokale overheid worden beheerd. Dit type school werd ingevoerd door de huidige Britse conservatief-liberale regering die het ouders, leraren, liefdadigheidsorganisaties en bedrijven mogelijk maakt hun eigen scholen op te zetten.
In de V.S. en Canada worden ze charter schools genoemd. De eerste 24 free schools gingen van start in 2011. .
Academy schools zijn gedeeltelijk onafhankelijke scholen die twee miljoen pond moeten inzamelen alvorens in aanmerking te komen voor subsidie van de overheid. Dit type school is door premier en Labour-leider Tony Blair in het jaar 2000 ingevoerd met het oog op vervanging van slecht presterende scholen.

Scrap ‘unreliable’ lesson observations from Ofsted inspections, says Policy Exchange, door Stephen Exley, TES, 17 maart 2014: www.tes.com

Download het rapport Watching the Watchmen: The future of school inspections in England, 69 pagina’s, door Jonathan Simons en Harriet Waldegrave, 17 maart 2014, op site van Policy Exchange: www.policyexchange.org.uk

TES Connect  is ‘s werelds grootste online netwerk van leraren en een van de snelst groeiende beroepsgemeenschappen. Het kan bogen op “een honderdjarige traditie in het hart van het onderwijs en de lerarengemeenschap”: http://news.tes.co.uk/

Baangarantie voor startende leraren

Zo’n 200 beginnende basisschoolleraren krijgen na hun opleiding de kans om werkervaring op te doen. De komende twee jaar nemen zij de lessen over van 200 ervaren collega’s met de garantie op een vaste baan. De beginnende leraren kunnen daardoor werkervaring voor de klas opdoen en een betere start maken in het onderwijs. Ervaren leraren krijgen door dit initiatief meer mogelijkheden en tijd om zich verder te ontwikkelen in hun vak, bijvoorbeeld door het volgen van een master. Minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Sander Dekker stellen hiervoor zo’n €5 miljoen beschikbaar.

Goede start en voldoende doorgroeimogelijkheden voor leraren
Het succesvolle ‘Vierslagleren’ project is ontwikkeld door de Katholieke Pabo Zwolle en slaat vier vliegen in één klap:

  1. startende leraren kunnen werkervaring opdoen (en blijven zo behouden voor het onderwijs)
  2. startende en ervaren leraren kunnen een master behalen
  3. de school profiteert van het onderzoek van de master
  4. meer samenwerking tussen de opleiding en de schoolpraktijk

Minister Bussemaker wil Pabo-afgestudeerden meer perspectief bieden op een baan in het onderwijs. “Het is belangrijk dat zij direct na hun afstuderen praktijkervaring op kunnen doen. De schoolpraktijk maakt iemand immers pas echt tot een goede leraar. Dat vraagt om goede begeleiding. Met een ervaren leraar in de rol van coach geven we beginnende leraren aan het begin van hun loopbaan een goede start.”

Koppel van ervaren en startende leraar
De ervaren basisschoolleraren volgen een masteropleiding of een tweedegraads opleiding door gebruik te maken van de Lerarenbeurs. Naast een dag studie krijgen zij een dag extra verlof om te werken aan een schoolontwikkelingstraject, een onderwijsvernieuwing of een stage in het voortgezet onderwijs. Deze twee dagen worden zij vervangen door een startende leraar die de afgelopen drie jaar is afgestudeerd en die ook een masteropleiding volgt. Samen vormen zij de komende twee jaar zo’n 200 koppels.

Staatssecretaris Dekker heeft hoge verwachtingen van het project: “Jonge juffen en meesters blijven behouden voor het onderwijs en ervaren leerkrachten krijgen tijd en ruimte om zichzelf verder te ontwikkelen door bijvoorbeeld een master te volgen aan de universiteit. Vierslagleren kent drie winnaars: leraren, leerlingen en niet te vergeten de ouders.”

Meer vraag naar goede leraren
In 2020 zal met name in de grote steden een groot tekort ontstaat aan leraren in het primair onderwijs. In veel andere regio’s daalt de werkgelegenheid als gevolg van daling van het aantal leerlingen.

Lerarenagenda
Vorig jaar presenteerden minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker de Lerarenagenda 2013, waarin het vergroten van de carrièremogelijkheden van leraren centraal staat. De agenda kwam tot stand met input leraren zelf. Doel van de Lerarenagenda is het beroep van leraar aantrekkelijker maken door betere begeleiding en meer ruimte voor groei en ontwikkeling van leraren.

Baangarantie voor startende leraren – Succesvol Pabo-initiatief landelijk uitgebreid, Nieuwsbericht, 15 maart 2014, Ministerie van Onderwijs, Cultuur, Wetenschap: www.rijksoverheid.nl (Nieuwsbericht alleen nog te lezen via archiefweb: https://rijksoverheid.archiefweb.eu/#search.1563478544211).

U P D A T E

Beginnende leraren kijken terug – Onderzoek onder afgestudeerden. Deel 1: de pabo, Inspectie van het Onderwijs, 23 maart 2015: www.onderwijsinspectie.nl

Uitgebeende inspectiedienst oorzaak van gebrekkig toezicht op voedsel

omslag uitgebeendWat gaat er mis bij de instantie die toezicht moet houden op ons voedsel? Journalist Marcel van Silfhout deed het afgelopen jaar onderzoek naar de oorzaak van de gebrekkige controle op ons voedsel door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en schreef er een boek over: Uitgebeend – Hoe veilig is ons voesel nog? Hij deed het onderzoek op verzoek van de Stichting Maatschappij en Veiligheid (SMV) die onder voorzitterschap staat van mr. Pieter van Vollenhoven.

De auteur ging op pad om de voedselketen met eigen ogen te bekijken, bijvoorbeeld door mee te lopen met de slachtlijn van VION, de grootste varkensslachter van Nederland en interviewde meer dan honderd betrokkenen, van voormalige voedselinspecteurs en slachthuisdirecteuren tot gedupeerde boeren, oud-ministers en oud-staatssecretarissen, onder wie de oud-ministers van Landbouw Cees Veerman en Laurens-Jan Brinkhorst.

Het boek is een ontluisterend portret van ons voedsel. In Nederland raken ieder jaar meer dan 60.000 mensen besmet met salmonella. Op driekwart van ons kippenvlees is de resistente ESBL-bacterie aangetroffen. Het aantal incidenten met ziekmakend eten neemt toe, terwijl de controle van de Nederlandse Voesel- en Warenautoreit afneemt.
Maar, het is makkelijk om de vele voedselschandalen aan de incompetentie van de NVWA te wijten. Forse bezuinigingen, opeenvolgende reorganisaties en politiek machtsspel hebben de inspectiedienst ernstig verzwakt in de afgelopen tien jaar. De mankracht ging van 3700 naar 2175 fte’s. Geînterviewden in het boek hebben het over een inspectiedienst die is ‘uitgebeend’, ‘wegverdund’ en ‘kapotbezuinigd.’
De Keuringsdienst van Waren, zoals de dienst tot 2003 heette, werd overgeheveld van het Ministerie van Volksgezondheid naar het Ministerie van Landbouw. Afdelingen werden gefuseerd. De laatste fusie dateert uit 2007 toen de Algemene Inspectie Dienst (AID), de Plantenziektenkundigedienst (PD) en de Voedsel Waren Autoriteit (VWA) werden samengevoegd.

Volgens Alex Brenninkmeijer, lid van de Europese Rekenkamer en voormalig Nationale Ombudsman biedt het boek veel voer aan een essentiële discussie. In een Nawoord van Pieter van Vollenhove schrijft hij dat het boek de noodzaak bewijst van een goede balans tussen de verantwoordelijkheid van de overheid voor veilig voedsel en de rol van de sector hierin. Het is nu onduidelijk wat wij aan de bedrijven zelf kunnen overlaten.

Het eerste exemplaar van het boek, uitgegeven bij Oostenwind, wordt 13 maart 2014 in Utrecht uitgereikt aan Arie Slob, fractievoorzitter van de ChristenUnie, die een toelichting zal geven op het belang van het boek en het komende rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over het overheidstoezicht in de Nederlandse slachthuizen en vleesverwerkende industrie. Dit rapport verschijnt eind maart/begin april 2014.

U P D A T E

Uitgebeend – Ontluisterend portret van ons voedsel, door Marcel van Silfhout:  www.oostenwind.org

Rapport Risico’s in de vleesketen, Onderzoeksraad voor Veiligheid, 26 maart 2014: www.onderzoeksraad.nl