Skip to main content

Redactie Beroepseer

Bezetting Maagdenhuis is een expressieve daad en heeft het Nederlandse universitaire landschap onherkenbaar veranderd

‘”‘Hé ho CvB! Kom een keertje naar benee.’ Dankzij de acties van de Humanities Rally en de bezettingen van Bungehuis en Maagdenhuis door De Nieuwe Universiteit, is het Nederlandse universitaire landschap de afgelopen twee weken onherkenbaar veranderd”, schrijven Yolande Jansen, Eva Groen-Reijman, Joost de Bloois en Robin Celikates op het academische filosofieblog Bij nader inzien.

“Er was al veel protest, maar dat had verschillende vormen: nauwkeurig geformuleerde kritiek van organisaties als h.nu en Science in Transition, en van individuele wetenschappers op het KNAW-forum over de Wetenschapsvisie 2025, en op Bij Nader Inzien. Daarnaast was er protest van studenten tegen de neoliberalisering van hun bestaan, te beginnen bij het feit dat ze zich op de universiteit al een kostenpost voelen voordat ze hun propedeuse binnen hebben, in plaats van een intellectueel in opleiding. Er was echter ook al lang veel, maar niet al te luid protest van jonge, of al lang niet meer zo jonge tijdelijke medewerkers aan de universiteiten, over onzekerheid, uitbuiting en overwerk, over hun regelrechte angst voor autoritaire structuren en hooggeplaatsten. De laatste maanden was er ook veel en luid protest van geesteswetenschappers aan de UvA, die zich beknot voelen in de zeggenschap over hun werk, en die worden afgerekend op grond van verkeerde normen, in een ondemocratische en sterk hiërarchische universitaire wereld.
bungehuis this building is occupied

Dit alles is nu in the open en het resoneert en het is prachtig. De uitkomsten van dit politieke event zullen van de duur en de verspreiding door Nederland afhangen, maar zeker is dat een reeks van problemen, van lokaal (Profiel 2016 voor de UvA geesteswetenschappen), nationaal (Wetenschapsvisie 2025, herstructurering NWO en MUB), tot en met mondiaal (neoliberalisering van de universiteiten) met grote kracht aan de orde is gesteld – en ook dat wat er in Amsterdam gebeurt in heel Nederland, en ook daarbuiten, door velen met enthousiasme is ontvangen.

Interdisciplinariteit en de talen

Directe aanleiding voor het protest zijn de plannen van de UvA om de Faculteit Geesteswetenschappen te herstructureren, en bijvoorbeeld een aantal ‘kleine’ talenopleidingen op te splitsen en in brokken te verdelen over een taalverwervingsinstituut en interdisciplinaire, cultuurgeoriënteerde opleidingen. Over interdisciplinariteit valt van alles te zeggen, en er zijn genoeg zelf-kritieken op de disciplinaire grenzen in de geesteswetenschappen te vinden. Die discussie moet echter inhoudelijk gevoerd worden, in plaats van op basis van rendement, waarbij overigens het ‘rendement’ van onderzoek in de betrokken velden buiten de discussie is gelaten, evenals de vraag hoe je dit nu eigenlijk zou kunnen bepalen.

De consensus onder studenten en wetenschappers die het protest zo enorm heeft doen verbreden, is dat het CvB van de UvA, in naam van een kortzichtige economisering, bezuinigingen en vernieuwingen van buitenaf wil opleggen, zonder naar de betrokken kennisvelden te luisteren. Dáártegen richt zich het protest. En tegen het feit dat alle plannen al zijn dichtgetimmerd voordat inspraakorganen ernaar hebben kunnen kijken, laat staan dat ze er daadwerkelijk inspraak in hebben gehad. Andere kennisvelden is dit evenzeer overkomen, en het zal ze ook overkomen als er niets verandert. Vergelijkbare processen vinden plaats aan andere Nederlandse universiteiten, maar het betreft uiteindelijk een probleem van de ‘global corporate university’.

De Nieuwe Universiteit eist autonomie van de universiteit en haar democratisering. Dit is een steen des aanstoots voor sommige critici, die vinden dat autonomie met te oude, idealistische opvattingen over de universiteit verbonden zijn, en dat democratie te representatief en klassiek wordt ingevuld, zoals Huub Dijstelbloem (Science in Transition), socioloog Willem Schinkel en genderhistorica Mieke Aerts.

In een open brief aan De Nieuwe Universiteit, de bezetters van het Bungehuis, suggereert Huub Dijstelbloem dat autonomie in tegenspraak met de publieke rol van de universiteit zou kunnen zijn, en eigenlijk ouderwets is. Dit is ook zo wanneer de conceptie van autonomie gehanteerd wordt die we vinden in de klassieke humaniora: als de verheven wereld van cultuur, theorie en contemplatie. In die wereld kunnen we ons terugtrekken, reflecteren, kennis opdoen, en daarin ligt onze individualiteit en onze creativiteit. Volgens dit begrip betekent autonomie terugtrekking uit het publieke leven. Deze opvatting van autonomie is echter juist binnen de geesteswetenschappen uitgebreid bekritiseerd. Wat de Nieuwe Universiteit aankaart, is wélke publieke rol de universiteit nu eigenlijk moet vervullen, in het licht van de neoliberalisering van universiteiten wereldwijd”.

Lees de hele blog Uit het Maagdenhuis…, door Yolande Jansen, Eva Groen-Reijman, Joost de Bloois en Robin Celikates, blog Bij nader inzien, 2 maart 2015: http://bijnaderinzien.org

De Nieuwe Universiteit – voor een kritische universiteit en maatschappij: http://newuni.nl (Site is opgeheven).
Zie Facebook NewUni: https://www.facebook.com/NewUni/

U P D A T E

Op naar een nieuwe universiteit – De universiteit is geen museum, door Floor van der Hout, Studum Generale, Universiteit van Utrecht, 4 maart 2015: https://www.sg.uu.nl/artikelen/2015/03/op-naar-een-nieuwe-universiteit

Wat vindt de overheidswerknemer van zijn werk? Onderzoeksresultaten van werkbeleving in veertien sectoren

Iomslag werkbeleving in de publieke sector 2014 februari 2015n 2014 hebben ruim 24.000 ambtenaren meegedaan aan een onderzoek dat een goed beeld geeft over de werkbeleving van de medewerkers in de veertien overheidssectoren w.o. rechterlijke macht, waterschappen, politie en defensie. Deze rapportage geeft overheidssectoren, werkgevers en andere stakeholders in de publieke sector een goed beeld van hoe de overheidswerknemer in zijn werk staat in 2014. Het maakt vergelijkingen mogelijk tussen verschillende overheidssectoren en het laat zien hoe trends zich aftekenen door de jaren heen.

De resultaten brengen een relatief gunstig beeld naar voren over de tevredenheid met de baan en de bevlogenheid over het werk. Er zijn acht meetschalen in het onderzoek gebruikt.
Figuur 10.1, geeft een samenvattend overzicht van de werkbeleving in de publieke sector. Er is onderscheid gemaakt naar sector.

werkbeleving in de publieke sector 2014 samenvatting

De sector die het hoogste scoort, staat daarbij op 1 en de sector die het laagste scoort op 14. In de figuur is deze rangorde weergegeven. Verder is op basis van clusteranalyse een categorisering aangebracht. Daarbij zijn drie groepen onderscheiden (hoog, midden, laag). De sectoren met de hoogste scores zijn groen gekleurd en die met de laagste scores rood. De rest is geel gemarkeerd. Uit de figuur blijkt dat de Rechterlijke Macht overall het beste scoort van alle overheidssectoren.

De medewerkers in deze sector zijn significant meer tevreden met de arbeidsinhoud dan die in andere sectoren en zijn bovendien zeer betrokken bij de publieke zaak. Op de overige terreinen scoort de sector ongeveer gemiddeld of iets daar boven.
Ook bij de Onderzoeksinstellingen is het beeld positief. De medewerkers in deze sector ervaren weinig regeldruk en beschikken (naar eigen zeggen) over veel regelruimte. Ze zijn bovendien erg tevreden over de arbeidsorganisatie en gedreven om zichzelf te verbeteren (vakmanschap).

Alleen op het punt van de betrokkenheid bij de publieke zaak scoort de sector echt laag. Vergeleken met deze twee ‘topsectoren’ – overigens beide kleine sectoren met overwegend hooggeschoold personeel – scoort de werkbeleving in de sectoren MBO, Rijk en Defensie een stuk lager. Voor het MBO komt dit vooral doordat medewerkers relatief minder tevreden zijn met de arbeidsinhoud en ook minder betrokken zijn bij de organisatie.

Daarnaast speelt mee dat zij een relatief hoge regeldruk ervaren en weinig regelruimte hebben. Voor het Rijk wordt het beeld vooral bepaald doordat medewerkers relatief minder bevlogen en betrokken zijn dan die in andere sectoren en ook de mate van vakmanschap duidelijk onder het gemiddelde ligt. Hierbij moet overigens wel worden opgemerkt dat het gemiddelde van deze schalen relatief hoog is. Het is dus niet zo dat het ‘echt’ droevig gesteld is met de betrokkenheid en bevlogenheid, maar er is wel ruimte voor verbetering.

Voor Defensie wordt het beeld vooral bepaald doordat de medewerkers relatief minder tevreden zijn over de arbeidsinhoud en de arbeidsorganisatie en bovendien ook een relatief hoge regeldruk ervaren. De betrokkenheid bij de organisatie is daarentegen zeer groot.

Iets soortgelijks zien we bij de Politie. Zo blijkt uit de figuur dat medewerkers relatief ontevreden zijn over de arbeidsorganisatie en een relatief hoge regeldruk ervaren. De betrokkenheid bij de publieke zaak is daarentegen erg hoog.

Werkbeleving in de publieke sector – Resultaten van het personeelsonderzoek 2014, Ministerie van BZK, februari 2015: http://arbeidenoverheid.nl/ (Website Arbeid en overheid is opgeheven). Zie voortaan Kennisbank Openbaar bestuur van het ministerie van BZK: www.kennisopenbaarbestuur.nl
PDF: https://beroepseer.nl

Het zorgstelsel in huidige vorm heeft zijn langste tijd gehad

omslag medz 1 2015MedZ is het zes keer per jaar verschijnende vaktijdschrift voor de praktijkhoudende huisarts met beschouwende en kritische artikelen alsmede praktische informatie om de dagelijkse praktijkvoering te verbeteren.
Het eerste nummer van 2015 heeft als thema: Hoe overleeft de huisarts 2015? Evelien Tonkens, hoogleraar Burgerschap en humanisering van de publieke sector, schrijft daarin: “Het principe van meer markt en minder overheid had moeten leiden tot kostenbeheersing en kwaliteitsverbetering. In werkelijkheid is de oogst van tien jaar marktwerking: een explosieve kostenstijging, een bureaucratische kolos, alleenheerschappij van verzekeraars, frustratie bij de zorgverleners en een zorgstelsel dat niet meer draait om de patiënt”.

Geen malse kritiek dus, aldus hoofdredacteur van MedZ, Herman Suichies: “Met het weigeren in te stemmen met het verlies van de vrije artsenkeuze heeft de Eerste Kamer een principieel halt toegeroepen aan de uitbouw van dit zorgstelsel. De macht van de zorgverzekeraar zou te groot worden. Tegelijk zijn er in het veld signalen dat het zorgstelsel in deze vorm zijn langste tijd heeft gehad. Niet alleen vijfhonderd huisartsen maar ook andere zorgaanbieders maken duidelijk de contracten van zorgverzekeraars zo niet meer te willen of niet nodig te hebben. In feite het einde van de veronderstelde regisseursrol van de zorgverzekeraars.

Een deel van de macht van de zorgverzekeraars, het op kwaliteit selecteren en inkopen van zorg, wat ze overigens nooit goed gelukt is, lijkt terug te gaan naar het publieke domein, het Kwaliteitsinstituut (Zorginstituut Nederland). Behoud van de vrije artsenkeuze maar dan wel met artsen van goede kwaliteit, op zich geen slecht idee. Bezwaar is wel dat het een door VWS georkestreerd instituut is en geen beweging vanuit de basis, de hulpverlener en de patiënt. Thema van dit nummer Hoe overleeft de huisarts 2015 zouden we dan ook kunnen veranderen in Hoe overleeft het zorgstelsel 2015?”

Andere artikelen gaan over:
– het Broodfonds, een goedkoop en sociaal alternatief voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV);
– huisarts Marco Bakker die zich verplaatst in een twike, een vervoersmiddel op drie wielen en aangedreven door een electromotor met de mogelijkheid om zelf mee te trappen. Een heel geschikt vervoermiddel voor woon-werkverkeer en korte ritten;
– Kim Schoenmakers die met een declaratiescan in een dag het totale declaratieproces in de artsenpraktijk in kaart brengt;
– de ervaringen van een Nederlandse huisarts die emigreerde naar Nieuw-Zeeland;
– over de zorg die zich kenmerkt door systeemdenken, geschreven door Hans Hoogerheide: Kortetermijndenken, bureaucratie en gebrek aan realiteitszin bij bestuurders zijn grote problemen in de zorg;
– hoe de huisarts zichzelf overleeft, door Rinske van der Goor uit Utrecht;
De werking van het zorgstelsel. Een document met de visie van VPHuisartsen is gestuurd naar de Tweede Kamer naar aanleiding van een rondetafelgesprek van GroenLinks, CDA en D66 met het veld als aanloop naar een breder debat daarover.

Klik hier voor lezen van no 1 – 2015 van MedZ, uitgave van de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPHuisartsen): http://issuu.com

De VPHuisartsen gaat uit van de kennis, kunde en wijsheid van de (praktijkhoudende) huisarts en heeft als belangrijke doelstelling het behoud van kernwaarden in het huisartsenvak, zonder voorbij te gaan aan de ontwikkelingen van deze tijd. Door haar handelen wenst VPHuisartsen de positie van de praktijkhoudende huisarts in Nederland maximaal te versterken

Website VPHuisartsen: www.vphuisartsen.nl

De tien geboden voor universiteitsbestuurders

Ewald Engelen, hoogleraar financiële geografie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en auteur van het recent verschenen boek De schaduwelite voor en na de crisis (2014), schreef in februari 2012 in Folia, het onafhankelijke medium voor de UvA, de actueel gebleven Tien geboden voor universiteitsbestuurders. Het was de periode van het eerste Kabinet Rutte, waarin Halbe Zijlstra staatssecretaris van Onderwijs was.

Tien geboden voor universiteitsbestuurders

1. U zult afmaken waar u aan begonnen bent, alvorens aan iets nieuws te beginnen.

2. U zult niet als een kip zonder kop achter aftandse beleidsmodes aanlopen, een universiteit verwarren met een onderneming, uzelf als een semipublieke entrepreneur belonen, maar organisatorische rust als hoogste doel waarderen.

3. U zult uw werknemers beschermen tegen de overdreven regelzucht van de overheid en u zult aan het bestrijden van de planeconomische beginselen die daaraan ten grondslag liggen uw grootste arbeidsvreugde ontlenen.

4. U zult strikt het subsidiariteitsbeginsel toepassen, de grootst mogelijke beleidsvrijheid aan de kleinste organisatorische eenheid gunnen (de aloude vakgroep) en de schaalvergrotingszucht in de publieke sector te vuur en te zwaard bestrijden.

5. U zult uzelf behoeden voor megalomanie en zelfoverschatting. Het gaat niet om u, uw carrière, de leaseauto, het salaris of de bonus maar om het liefdevol beheren van een oude, burgerlijke instelling die groter en ouder is dan u, onder het motto: de universiteit is niet een frontsoldaat in de oorlog van het hedendaagse kapitalisme maar een saaie, degelijke, wat conservatieve instelling die gebaat is bij een zo klein mogelijke en zo amateuristisch mogelijke bestuurlijke staf.

6. U zult uw dienstverband lang blijven strijden tegen de misvatting dat kwaliteit hetzelfde is als kwantiteit (groot is goed) en u belooft plechtig het evaluatiemonster dat dit heeft gebaard en dat de publieke dienstverlening in Nederland op steeds perversere wijze dreigt uit te hollen met wortel en tak uit te roeien: sturen op rankings leidt NIET tot beter onderwijs en onderzoek maar tot vormen van boekhoudkundige manipulatie (net weer zo’n bespottelijke mailtje ontvangen om studenten toch vooral op te roepen om de Nationale Studenten Enquête in te vullen in de hoop dat hogere respons betere resultaten oplevert) die een bankier niet zouden misstaan.

7. U zult niet een plekje NAAST Halbe Zijlstra ambiëren, maar zult uzelf juist vierkant tussen Zijlstra en uw medewerkers in posteren om zo nodig als eerste de klap op te vangen die de rancuneuze staat – bevangen als zij is door de gekte van groot-groter-best en (onder dit kabinet) door linksnijd en intellectuelenhaat – onherroepelijk zal uitdelen.

8. U zult uzelf dienstbaar, bescheiden en nuchter opstellen en met regelmaat uw oor te luisteren leggen bij medewerkers en studenten, geleid door de vraag: hoe kunnen wij het perfectioneren van uw functioneren zo veel mogelijk ondersteunen?

9. U zult uw eigen tegenspraak organiseren en de adviezen van uw paladijnen in de centrale ondernemingsraad — vooral van die raadsleden die u naar de mond praten en u proberen te verleiden met hoge plaatsjes op rankings, grote organisaties, gebouwenporno en Oost-Duitse maakbaarheidsverwachtingen — ijskoud negeren.

10. U zult beseffen dat het geen pas geeft om als een gekrenkte geliefde uw werknemers en studenten op te roepen tot meer trots op de instelling omdat trots een beloning is voor dienstbaar bestuur die pas achteraf verkregen kan worden, oftewel: eerst zien, dan geloven.

Ewald Engelen

Zie: Folia, Tien geboden voor universiteitsbestuurders, door Ewald Engelen, 2 februari 2012: https://www.folia.nl/opinie/11876/tien-geboden-voor-universiteitsbestuurders

Extra geld voor unieke specialistische beroepsopleidingen in het mbo

Mbo-scholen moeten kleine, unieke opleidingen voor bijvoorbeeld pianotechnicus, prothesemaker, schoenhersteller of restauratiemedewerker beter in de etalage kunnen zetten. Dat schrijft minister Bussemaker (Onderwijs) aan de Tweede Kamer op 27 februari 2015. De baankansen van deze specialistische beroepen zijn vaak goed, maar krimp, vergrijzing en onbekendheid met deze beroepen zorgen voor teruglopende werknemers en studenten aan de opleidingen. Reden voor minister Bussemaker om maatregelen te nemen. Niet alleen komt er meer geld beschikbaar voor specialistische opleidingen. Ook krijgen mbo-scholen de mogelijkheid om zich exclusiever te onderscheiden als dé plek voor een bepaalde unieke vakopleiding. Daarnaast introduceert de minister een nieuw slot op de deur, zodat deze opleidingen nooit helemaal kunnen verdwijnen zolang er vraag blijft vanuit de arbeidsmarkt.

Ambachten onmisbare schakel Nederlandse economie

Ambachten vormen een onmisbare schakel in de Nederlandse economie en samenleving. Door de kleine studentenaantallen zijn veel ambachtelijke opleidingen vaak financieel kwetsbaar. Vanaf dit jaar maakt Bussemaker structureel € 75 miljoen vrij voor technische en andere kostbare mbo-opleidingen, waaronder kleine unieke opleidingen. Ook krijgen scholen meer mogelijkheden om nieuwe innovatieve opleidingen aan te bieden of met andere scholen gezamenlijk onderwijs aan te bieden. Studenten van de opleiding tot Hoefsmid volgen bijvoorbeeld samen vakken met studenten van andere opleidingen zoals ‘Paardensport’ en ‘Paardenhouderij’. De nieuwe OV-kaart voor mbo-studenten onder de 18 jaar vergroot tenslotte de mogelijkheden voor jongeren om een specialistische opleiding te volgen die wat verder van huis is. Een speciale licentie moet mbo-scholen die een unieke vakopleiding aanbieden beschermen tegen onnodige concurrentie.

“Specialistische vakmensen vormen een onmisbare schakel in de Nederlandse economie en samenleving. Zij hebben zeer specialistische, vaak unieke vaardigheden en kennis. Denk aan een orthopedisch technicus die aangepaste schoenen maakt voor mensen met een lichamelijke handicap. Of een pianotechnicus die de bijzondere kennis en handigheid heeft om een piano te kunnen stemmen. Jongeren die kiezen voor een specialistische beroepsopleiding hebben daarmee goud in handen. De samenleving zit om hen te springen. We moeten dat echte vakmanschap meer in de spotlights zetten,” aldus Bussemaker.

Ambachten bestrijken veel terreinen van de economie zoals de bouw, reparatie, voeding, gezondheid, schoeisel, tandtechnici, installatie, specialistische productie, creatieve industrie, IT, uiterlijke verzorging. Er werken 774.000 mensen, er zijn 285.000 ambachtsbedrijven en er is sprake van een jaaromzet van 110 miljard euro. Ruim 1% van alle mbo-studenten volgt een opleiding die voorbereidt op een kleinschalig, ambachtelijk beroep. Om ervoor te zorgen dat er voldoende aankomende specialistische vakmensen blijven uitstromen neemt Bussemaker nu extra beschermingsmaatregelen.

Bussemaker neemt maatregelen voor behoud specialistisch vakmanschap, Rijksoverheid, 27 februari 2015: www.rijksoverheid.nl (Bericht niet meer beschikbaar op site Rijksoverheid).
Zie daarvoor in de plaats de brief (in PDF) van de minister aan de Tweede Kamer over Behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen, 26 februari 2015, te vinden op de site van de Vereniging van openbare en algemeen toegankelijke scholen: www.vosabb.nl

Kabinet trekt 75 miljoen uit voor jonge vaklieden, door Hanneke Keultjes, Algemeen Dagblad, 27 februari 2015: www.ad.nl

Zie ook: Meester-gezel route uitgebreid naar nieuwe sectoren – Middeleeuws opleidingsprincipe in modern jasje, Rijksoverheid, 6 maart 2014: www.rijksoverheid.nl

U P D A T E

Samenwerking versterken en specialistisch vakmanschap beschermen, Nieuwsbericht Rijksoverheid, 13 maart 2017: www.rijksoverheid.nl

Hoe bureaucratie zich heeft ontwikkeld in de afgelopen tweehonderd jaar. Een overzicht

omslag the utopia of rulesIn zijn nieuwe boek The utopia of rules – On technology, stupidity, and the secret joys of bureaucracy dat op 24 februari 2015 is gelanceerd, onderzoekt David Graeber hoe bureaucratie zich heeft ontwikkeld in de afgelopen tweehonderd jaar. De geschiedenis laat zien hoe bureaucratie onze ideeën beïnvloedt en hoe regels en reglementen ons dagelijks leven beheersen. Is technologie onze redding, of juist een instrument in handen van de staat om nog meer controle uit te oefenen? En, moeten politiemensen, leraren, artsen en verpleegkundigen de helft van hun tijd blijven besteden aan het invullen van formulieren?
Het sociologisch woordenboek definieert bureaucratie als een organisatiestructuur, gekenmerkt door aan regels onderhevige procedures, verdeling van verantwoordelijkheid, hiërarchie en onpersoonlijke relaties.

David Graeber is antropoloog en werkt momenteel als hoogleraar aan de London School of Economics. Daarvoor was hij verbonden aan de Amerikaanse Yale-universiteit en, van 2008 tot voorjaar 2013, aan het Goldsmith’s College van de Universiteit van Londen. Hij speelde een actieve rol in de Occupy Wall Street-beweging waarover hij het in 2013 gepubliceerde boek The Democracy Project schreef. Hij is bekend geworden door zijn boek Debt: The First 5000 Years uit 2011 waarin hij pleit voor herziening van onze ideeën aangaande schulden. Een schuld moet niet als een onbeweeglijke muur worden beschouwd maar als een muur die afgebroken kan worden als de noodzaak zich daartoe aandient.

We zijn gewend geraakt aan bureaucratie

In zijn artikel In regulation nation schrijft Graeber dat de term bureaucratie medio twintigste eeuw veelvuldig gebezigd werd, vooral in de jaren zestig en zeventig. Wetenschappelijke boeken als A general theory of bureaucracy van Elliott Jaques, populaire boeken als Het Peter principle: Why things always go wrong en films als Playtime van Jacques Tati hadden tot thema bureaucratie. Iedereen scheen aan te voelen dat er over de eigenaardigheden en absurditeiten van de bureaucratie gediscussieerd moest worden omdat ze zeer bepalend bleken voor het moderne leven.

Volgens Graeber is die belangstelling voor bureaucratie weggeëbd: “We zijn er misschien aan gewend geraakt. Als we erover praten gebruiken we nog aan de jaren zestig en zeventig ontleende termen. De sociale bewegingen van de jaren zestig waren over het algemeen links geïnspireerd, maar ze waren tevens opstanden tegen de bureaucratische mentaliteit, het grauwe functioneren van zowel het staatskapitalisme als het staatssocialisme en het zieldodende conformisme van de welvaartsstaat van na de oorlog”. In plaats van sociale controle, stonden de opstanden van de jaren zestig voor individuele expressie en spontaan kameraadschap.

Behoefte aan administreren

Sinds het uiteenvallen van de welvaartsstaat vinden we zulk soort opstanden curieus. Rechts hanteert de taal van het anti-bureaucratisch individualisme en hamert op “marktconforme oplossingen” voor elk sociaal probleem, en mainstream links beperkt zich tot het redden van de laatste resten van de oude welvaartsstaat. Het heeft stilzwijgend ingestemd met – en was daar vaak leidend in – traditioneel rechtse praktijken om de regering “efficiënter” te maken door middel van privatisering van publieke diensten of het inlijven van “marktprincipes”, “incentive marketing” en “marktgebaseerde” verantwoordingsprocessen.
Het resultaat is een politieke ramp.

Het idee dat de markt op een of andere manier tegenover de regering staat en daar onafhankelijk van is, raakte sinds de negentiende eeuw in zwang en heeft geleid tot de rechtvaardiging van een laissez-faire economie. Maar, dergelijke politieke praktijken hebben nooit geleid tot een afname van de rol van de staat. In de late negentiende eeuw heeft een steeds liberaler wordende maatschappij in Engeland bijvoorbeeld niet geleid tot een vermindering van de staatsbureaucratie, maar tot het tegendeel: de continue aanwas van klerken, griffiers, inspecteurs, notarissen en politiemensen – dezelfde mensen die de liberale droom van vrije contracten tussen autonome individuën hielpen verwezenlijken.
Om de vrije markteconomie te kunnen handhaven, bleek er behoefte aan veel administreren, veel meer dan gebruikelijk was in een absolute monarchie zoals die van Lodewijk de Veertiende.
Hetzelfde effect was waar te nemen in Amerika tijdens de regering van Ronald Reagan, of in Rusland na de de val van de Sovjet-Unie, waar tussen 1994 en 2002 het aantal ambtenaren met een kwart miljoen is toegenomen.

Bureaucratie is synoniem geworden voor staatsbemoeienis

playtime jacques tatiDeze paradox is overal te vinden en volgens Graeber hebben we daarom ook te maken met een algemeen sociologisch gegeven. Hij noemt het de IJzeren wet van het liberalisme: elke markthervorming of elk regeringsinitiatief gericht op vermindering van bureaucratische regelgeving en stimulering van de markt, zal uiteindelijk zowel het aantal regels en bureaucraten doen toenemen als de hoeveelheid administratie van de staat. De Franse socioloog Emile Durkheim had dit verschijnsel al waargenomen aan het begin van de twintigste eeuw, en vijftig jaar later hebben zelfs rechtse critici als F.A. Hayek toegegeven dat markten zichzelf niet reguleren: ze hebben een leger aan administratieve krachten nodig om te kunnen blijven doorgaan.

Het enige alternatief voor “de bureaucratie” zou “de markt” zijn, en dat betekent tegenwoordig dat een land gerund zou moeten worden als een onderneming. Bureaucraten moeten plaatsmaken voor de magie van de markt. “Democratie” is synoniem geworden voor “de markt”, net zoals “bureaucratie” synoniem geworden is voor “staatsbemoeienis”.

Dat is niet altijd zo geweest. In de negentiende eeuw was de economie van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië gebouwd op familiebedrijven en grote financiele instellingen. De groei van Amerika als wereldmacht ging gepaard met een andere groei, die van het corporatieve Amerika. Anders gezegd: van het bureaucratische kapitalisme.
In de destijds opgerichte moderne, grote bedrijven paste men publieke bureaucratische methoden toe. Die werden in de particuliere sector op grote schaal noodzakelijk geacht omdat ze efficiënter waren dan de informele en persoonlijke netwerken van familiebedrijven. De socioloog Max Weber had dat waargenomen aan het begin van de twintigste eeuw. Amerikanen waren geneigd publieke en particuliere bureaucratieën met elkaar te vermengen. Ze hadden er niets op tegen dat de staat gerund zou worden als een bedrijf, ze gingen er eenvoudigweg vanuit dat de staat en de grote bedrijven al op dezelfde manier gerund werden.

Direct na de Tweede Wereldoorlog nam Amerika de rol van werelmacht van de Britten over en begon het meteen met het oprichten van de eerste internationale  bureaucratische instellingen: de Verenigde Naties, het Internationale Monetaire Fonds, de Wereldbank en de voorloper van de Wereldhandelorganisatie, GATT. Het Britse Rijk had zoiets nooit geprobeerd. Zelfs toen de Britten grote bedrijven als de East India Company oprichtten, was het doel daarvan òf de handel met andere landen vergemakkelijken òf die landen veroveren. De Amerikanen probeerden alles en iedereen te beheren.

Industriële jaarplanning in sovjet-stijl

Bureaucratische structuren en methoden begonnen in de jaren dertig steeds opvallender het leven van gewone mensen binnen te dringen. Het idee dat het woord “bureaucraat” een synoniem zou kunnen zijn voor “ambtenaar” stamt uit deze periode. Van het begin af aan werkte de regering van president Roosevelt nauw samen met grote firma’s als Ford, Coca-Cola en Procter & Gamble die legers aan advocaten, ingenieurs en bedrijfsbureaucraten in dienst hadden. De Tweede Wereldoorlog zorgde vervolgens voor de expansie van een gigantische Amerikaanse militaire bureaucratie. Er ontstond een samenwerking tussen militaire en bedrijfsbureaucraten waardoor er ook in de V.S. een industriële jaarplanning in sovjet-stijl ontstond, al zou men dat nooit toegegeven.

Vanaf de jaren zeventig begon de financiële sector met het domineren van de economie van de V.S. waardoor het nog moeilijker werd onderscheid te maken tussen publiek en privaat. Oorzaak waren de methoden die grote bedrijven toepasten: o.a. door de mazen van een wet kruipen en het inzetten van lobbies en juristen. Het meeste papierwerk bevindt zich in de schemerzone tussen publiek en privaat. Hoewel het op het oog privaat is, zit het vastgeplakt binnen een kader dat ontworpen is door de regering die nauw samenwerkt met particuliere bedrijven.

playtime jacques tati 2Men hoeft bij Graeber niet aan te komen met woorden als deregulering en hervorming, die algemeen geacht worden goed te zijn omdat ze minder bureaucratie zouden betekenen. Deze volgens hem ideologisch geïnfecteerde termen brengen linkse mensen in een lastig parket omdat ingaan tegen deregulering suggereert dat men meer regels wenst en dus meer mannen in grijze pakken die vrijheid in de weg staan.

Deze hele discussie is evenwel gebaseerd op valse vooronderstellingen. Er bestaat niet zoiets als een ongereguleerde bank. Banken zijn instituties met een garantie van de staat om transacties af te sluiten. De staat reguleert alles, van bankreserves tot rentes, van salarissen tot boetes, van veiligheidsvoorschriften tot het bewaren van gegevens en hoe cliënten voorgelicht moeten worden over rechten en verantwoordelijkheden.
Dereguleren wil dus niet zeggen “de structuur veranderen op een manier die ik wil”, maar dereguleren heeft in het bankwezen de betekenis gekregen van het verdwijnen van middelgrote bedrijven en de opkomst van een handjevol de markt dominerende financiële conglomeraten.

De totale bureaucratisering

Graeber noemt dit proces – waarin de geleidelijke fusie van publieke en private macht volgestouwd wordt met reglementen en voorschriften met als doel rijkdom te vergaren in de vorm van winsten – de “totale bureaucratisering”.
Het is het resultaat van de groeiende macht van financiële instellingen in een zwaar verbureaucratiseerd na-oorlogs Amerika. In het verleden had je overeenkomsten met werknemers, nu zijn er overeenkomsten met investeerders. De econonoom John Galbraith zei lang geleden al dat als je een bedrijf begint om parfum, melk of vliegtuigrompen te produceren, de daar werkende mensen zich concentreren op verbetering van het product en de productie. Ze denken niet aan wat het meeste oplevert voor de aandeelhouder, maar delen een algemeen belang.
In plaats van particuliere investeerders, kregen we investeringsmaatschappijen, investeringsbanken en beleggingsfondsen. We zijn naar de wereld gaan kijken door de bril van de investeerder.

Een geslaagde politieke revolutie

Volgens Graeber kan het proces worden beschouwd als een geslaagde politieke revolutie die zonder bondgenoten en instemming van de middenklasse nooit had kunnen slagen. De middenklasse is dan ook voorgehouden dat zij een aandeel zou krijgen in het financieel-gedreven kapitalisme.
De verschuiving ging ook gepaard met een culturele transformatie. Er ontstond een soort nieuwe taal in het bedrijfsleven, deels ontleend aan de zelfverwerkelijkingsbewegingen van de jaren zeventig als EST en Mind Dynamics, die bol stond van termen als visie, kwaliteit, stakeholder, leiderschap, excellentie, innovatie, strategische doelen en best practices.
Al met al kunnen we stellen dat de gevolgen van de alliantie tussen de staat en de financiële sector in veel opzichten lijken op de ergste bureaucratische excessen van de Sovjet-Unie, of op die van achtergebleven gebieden van Afrika en Zuid-Amerika waar certificaten als diploma’s en vergunningen vaak beschouwd worden als een soort fetisj, magische objecten met macht. Sinds de jaren tachtig tonen “ontwikkelde” economieën waaronder de V.S., een explosie aan credentialisme*).

Graeber wijst en tenslotte nog op dat we allang weten dat niet iedereen gelijk is voor de wet en dat wetten en regels gebruikt worden als een instrument van willekeurige, persoonlijk macht. Bureaucratie heeft altijd zo gewerkt. Op zich was dat niet zo’n punt want mensen kregen in het verleden alleen zo nu en dan te maken met de bureaucratie, bij het registreren van hun vee bijvoorbeeld. Maar de explosieve groei van de bureaucratie in de laatste tweehonderd jaar, die nog eens versneld is in de afgelopen veertig jaar, betekent dat we steeds meer te maken hebben met bureaucratie. We leven niet meer in een maatschappij maar in een op credentialisme*) gebaseerde reuzenmeritocratie.



*)
Credentialisme treedt op als diploma’s een instrument worden voor bepaalde statusgroepen om toegang te krijgen tot de banenmarkt of om een monopoliepositie te beschermen die garant staat voor een hoge beloning en baanzekerheid. Het opleidingsniveau van een bevolking kan stijgen als gevolg van de onderlinge strijd om posities, maar zo’n ontwikkeling draagt niet bij aan de maatschappelijke welvaart. Zie het boek van Randall Collins: The Credential Society, 1979.

The Utopia of Rules – On Technology, Stupidity, and the Secret Joys of Bureaucracy door David Graeber is uitgegeven bij Melville House, New York, 2015

In regulation nation, door David Graeber, Rigorous intuition, 15 februari 2015: www.rigorousintuition.ca

Hate bureaucrats? Then stop supporting violent states, Kirkus Reviews Issue: Jan. 1st, 2015: www.kirkusreviews.com

www.kirkusreviews.com/book-reviews/david-graeber/the-utopia-of-rules/

Trailer film Playtime van Jacques Tati: https://www.youtube.com/watch?v=zrYB8hgyq4s

Foto’s: Scenes uit de film Playtime van Jacques Tati

U P D A T E

David Graeber spreekt op zaterdag 7 maart 2015 om 12.00 uur in het Maagdenhuis in Amsterdam waar studenten sinds 25 februari 2015 actie voeren.
Adres: Spui 21, Amsterdam.

Verspreiding resultaten wetenschappelijk onderzoek is toe aan radicale innovatie

Herman van den Bosch, hoogleraar managementwetenschappen aan de Open Universiteit, vindt dat de wetenschapscommunicatie drastisch aan vernieuwing toe is. Met behulp van ITC kan dat. Hij begint in zijn blog op Surfspace met te stellen dat…”De Publicatie de heilige koe van het wetenschapsbedrijf is. Hoeveelheid gepubliceerde artikelen, status van tijdschriften waarin deze zijn verschenen, aantal citaten en impactscores zijn doorslaggevend voor de carrière van academici. De noodzaak tot publiceren – publish or perish – heeft geleid tot exponentiële groei van de hoeveelheid publicaties.
Als gevolg van deze groei, dragen publicaties nauwelijks meer bij aan de verbreiding van wetenschappelijke kennis. Vrijwel niemand komt verder dan doorbladeren van tijdschriften en lezen van samenvattingen.

De meeste publicaties zijn de moeite van het lezen trouwens niet waard. Onderzoek is vaak kleinschalig en conclusies zijn weinig zeggend, zeker voor een lezer die naar relevantie voor de praktijk zoekt.
Al deze publicaties kosten belastingbetalers wereldwijd vele miljarden per jaar.

Er wordt ook goed en relevant onderzoek verricht, dat waard is om breed verbreid te worden, maar je wenst dit een beter medium toe dan een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift. ICT brengt een radicale innovatie van de wetenschapscommunicatie binnen handbereik. Mijn idee daarvoor is gebaserd op twee uitgangspunten, die ik achtereenvolgens bespreek.

1. Gelaagde presentatie van resultaten van onderzoek
Een onderzoeker die melding wil maken van resultaten van onderzoek, plaatst op een instellingswebsite een korte weergave van de vraagstelling, de gevolgde methode en het resultaat. Anderen kunnen hierop reageren via een forum.

Deze digitale presentatie bevat een reeks hyperlinks naar een onderliggend niveau. Belangstellenden vinden daar een analyse van de bestudeerde literatuur, de uitwerking van data of interviews en een logboek van het verloop van het onderzoek, inclusief eerdere versies en commentaren daarop. Hier opnieuw hyperlinks naar het laagste niveau, oorspronkelijke literatuur, data, interviews, protocollen en coderingslijsten.

Onderstaande afbeelding, de piramide van oorspronkelijkheid, geeft de gelaagdheid van de digitale presentatie weer. Voor verreweg de meeste lezers is alleen de top relevant. Het is denkbaar dat de auteur hier verschillende versies van maakt voor uiteenlopende lezersgroepen, desnoods in verschillende talen en voorzien van een korte mondelinge presentatie, naar voorbeeld van TED.

piramide van oorspronkelijkheid herman van den bosch

2. Uitgaan van niveau van onderzoeksgroep of -project
De hiervoor beschreven aanpak lost het probleem van de overdaad aan wetenschappelijke informatie maar ten dele op. Daarom pleit ik ervoor dat niet individuele onderzoekers, maar onderzoeksgroepen verslag doen van de resultaten van hun onderzoek. Deze aanpak stimuleert tevens onderlinge samenwerking. Ook de kans dat de gepubliceerde resultaten relevant zijn, neemt toe.

Naast geven van informatie over het verrichte onderzoek, speelt op het eerste niveau ook uitwisseling van denkbeelden tussen verwante onderzoeksgroepen een belangrijke rol. Er kunnen zich interessante debatten ontvouwen, waarbij discussianten hyperlinks naar hun eigen presentatie-sites aanbrengen. Ook kan aan externe referenten worden gevraagd om het onderzoek te beoordelen.

Op het middelste niveau kan de lezer kennis nemen van literatuuronderzoek en van verslagen van deelstudies door leden van de projectgroep. Dit is ook de plaats om verslag te doen van de discussies tussen de leden van de projectgroep.

Het laagste niveau bevat alle gebruikte literatuur, data, interviews, protocollen en dergelijke.

Niets weerhoudt individuele onderzoekers ervan om voor eigen gebruik een portfolio te maken van de eigen bijdrage aan verschillende onderzoeksprojecten, artikelen in (nog resterende) tijdschriften en publieksuitgaven, interviews, blogposts et cetera”.

Lees de hele blog van Herman van den Bosch: Weg met de publicatie. Naar radicale innovatie van wetenschapscommunicatie met behulp van ICT,  Surfspace, 15 februari 2015: www.surfspace.nl. Surfspace verbindt mensen die binnen het hoger onderwijs en onderzoek werken aan ICT-innovatie. (Website bestaat niet meer. Artikel is niet meer beschikbaar).

Website Herman van den Bosch: Betrokken wetenschap: https://hmjvandenbosch.com/

Hoever strekt de machtige arm van de zorgverzekeraar? Een onafhankelijk onderzoek

Follow The Money, het onafhankelijke multimediale platform voor onderzoeksjournalistiek heeft onderzoek gedaan, om de vraag Hoever strekt de machtige arm van de zorgverzekeraar? te kunnen beantwoorden. Na maanden onderzoek luidt de conclusie: nog lang niet ver genoeg, als het aan de overheid en verzekeraars ligt.

“Ik ben per 1 januari gestopt met mijn praktijk. Ik was het helemaal zat,’ zegt mijn oude fysiotherapeut Jaap Funke. Hij leerde me 25 jaar geleden hoe ik letters correct moest schrijven, iets dat mijn gebrekkige oog-hand coördinatie op zevenjarige leeftijd niet vanzelf toeliet. Inmiddels schrijf ik niet meer in spiegelbeeld, maar over de zorg. En is mijn oude fysiotherapeut er helemaal klaar mee, met die zorg. Het bordje op zijn praktijk aan huis leest in sierlijke letters slechts nog ‘J.J. Funke’ – de toevoeging ‘praktijk fysiotherapie’ is al verwijderd. Niet omdat hij 65 is geworden vorig jaar, hij had onder andere omstandigheden nog graag een tijdje door gewerkt. ‘Maar er valt gewoon niet meer te werken op de manier die zorgverzekeraars voorschrijven, het is echt niet leuk meer. En ze worden steeds strenger. Het is drie keer niks – en het wordt vier keer niks. Schrijf dat maar op.”

De bittere woorden van de fysiotherapeut resoneren met de toon die tientallen andere zorgverleners de afgelopen maanden lieten horen aan de keukentafel, in de praktijk en aan de telefoon; het is onmacht. Machteloosheid tegenover een systeem waarin de zorgverlener voelt dat zijn professionele autonomie afneemt en de zorgverzekeraar het meer en meer voor het zeggen heeft.

De macht van de zorgverzekeraars; na tien jaar Zorgverzekeringswet is die bijna spreekwoordelijk geworden. Niet alleen onder duizenden zorgprofessionals, ook de miljoenen verzekerden ervaren de zorgverzekeraar als steeds machtiger. Weg met de zorgverzekeraars, was dan ook de belangrijkste uitkomst van de Regionale Zorgenquête die een aantal Wegener Dagbladen in januari hield onder 24000 lezers. ‘Nederland verlangt massaal terug naar het ziekenfonds,’ is een van de hoofdconclusies van de enquête; ‘Er bestaat een grote afkeer van de machtspositie van zorgverzekeraars.’

Aan de tafels van de vermeende machthebbers zelf, klinkt verrassend genoeg ook een gevoel van onmacht. In gesprekken met bestuursvoorzitter Ruben Wenselaar van Menzis en divisievoorzitter Zorg Norbert Hoogers en directeur zorginkoop Olivier Gerrits van Achmea uiten zij frustratie over het (deels) moeten betalen voor zorg die ze niet ingekocht hebben en de publieke opinie die als een drempel werkt voor het snel en zakelijk zetten van volgende stappen. ‘Als het in de media over macht van zorgverzekeraars gaat, gaat het over beelden die niet kloppen met onze realiteit. Spookbeelden.’

Twee werkelijkheden die totaal los van elkaar zijn komen te staan en samen de disbalans illustreren die de Nederlandse zorg tien jaar na invoering van de Zorgverzekeringswet tekent. Het gat tussen beide werd pijnlijk zichtbaar toen de vrije artsenkeuze in december ‘gered’ werd door drie senatoren die tegen de wijzigingen in de Zorgverzekeringswet stemden waarmee minister Edith Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de verzekeraars meer slagkracht wilde toebedelen in het selectief inkopen van zorg. ‘

Hoe kan het dat de zorgverzekeraars en zorgaanbieders zo ver van elkaar verwijderd zijn geraakt? Hoe ziet de macht van die zorgverzekeraar er eigenlijk concreet uit? En waar liggen de grenzen van de invloed die zij uit kunnen oefenen op de zorg in Nederland?

Lees het hele verhaal De machtige arm van de zorgverzekeraar is nog niet op volle sterkte door Eelke van Ark op site Follow the Money, 21 februari 2015: www.ftm.nl

Lees ook: De grootste beroepsvereniging LHV komt niet op voor belangen huisartsen, 21 februari 2015, Blogs Beroepseer: https://beroepseer.nl

De grootste beroepsvereniging LHV komt niet op voor belangen huisartsen

Follow the Money, het onafhankelijke multimediale platform voor onderzoeksjournalistiek, heeft in opdracht van de donateurs van crowdfundingplatform Yournalism.nl onderzoek gedaan naar de macht van zorgverzekeraars*).
In een omgeving waarin zorgverzekeraars steeds meer sturingsmacht uitoefenen op het dagelijkse werk van artsen en therapeuten en zij zich vanwege mededingingsregels steeds moeilijker kunnen organiseren, blijft alleen de branchevereniging over als laatste bastion van inspraak.

Ogenschijnlijk dan. Want in de aanloop naar de behandeling van de nieuwe zorgwet van minister Edith Schippers van VWS afgelopen december in de Eerste Kamer, bleek dat de ‘mensen uit het veld’ bij wie ze steun had gezocht voor de hervormingen in de zorg in werkelijkheid voor een groot deel fel tegen die hervormingen waren. Met ieder nieuw protest en met iedere nieuwe petitie werd pijnlijk duidelijk dat de brancheverenigingen die eerder hun handtekening hadden gezet onder de zorgakkoorden van de minister, blijkbaar niet voor hun achterban hadden gesproken.

Om erachter te komen wat er aan de hand is met dit inspraakmodel en waar het misgaat, besloot Follow the money een enquête te houden onder huisartsen en hun positie op verschillende punten te vergelijken met die van de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) – voor de politiek tot op heden de spreekbuis voor huisartsen in Nederland, met 11.000 leden. Niet ieder lid is huisarts, Nederland telt momenteel ruim 8800 huisartsen.

De resultaten zijn glashelder: driekwart van de huisartsen voelt zich niet vertegenwoordigd door de LHV. De helft van de respondenten zegt naar aanleiding van de discussie rond vrije artsenkeuze dat zijn of haar vertrouwen in de vereniging is afgenomen. Hun opvattingen over vrije artsenkeuze staan diametraal tegenover het standpunt dat de LHV vlak voor het sluiten van de zorgakkoorden innam.

In het opmerkingenveld van het enquêteformulier stroomde een veelheid aan extra commentaar op de branchevereniging binnen. Van ‘De LHV konkelt al jaren met VWS en Zorgverzekeraars Nederland’ tot ‘Slappe hap’ en ‘Reden voor opzegging van mijn lidmaatschap was dat ik vind dat de LHV erbij staat en kijkt hoe ons vak wordt uitgehold.’ De huisartsenvereniging lijkt kortom, verder van haar achterban verwijderd dan ooit.

Enquête

De enquête werd verspreid onder 1700 huisartsen, waarvan er 327 reageerden. Daarmee kunnen we statistisch significante uitspraken doen. Ofwel: de resultaten zijn representatief voor huisartsen in Nederland met een betrouwbaarheid van 90 procent. Doel van de vragenlijst was om helder te krijgen in hoeverre de positie van huisartsen strookt met die van de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV). De LHV telt 11.500 leden en wordt door de politiek erkend als overlegpartner. Zo verleende de huisartsenvereniging ook de steun die minister Schippers in 2013 zocht voor haar zorgakkoorden. Om haar inmiddels gesneuvelde zorgwet in de Kamer te kunnen verdedigen met de verzekerde steun van zoals ze het zelf noemde ‘de mensen in het veld.’

Maar hoe denken de mensen in het veld zelf eigenlijk over de voorstellen die minister Schippers deed om de vrije artsenkeuze in te perken? En is het beleid van de LHV op dit punt een goede reflectie geweest van hun zorgen en belangen?

Om daarover iets te kunnen zeggen eerst een terugblik op de totstandkoming van de zorgakkoorden.

Lees het hele artikel De beroepsvereniging is ziek, maar wil niet naar de dokter luisteren door Eelke van Ark, Follow the Money, 20 februari 2015: www.ftm.nl

*) Zie De machtige arm van de zorgverzekeraar is nog niet op volle sterkte, door Eelke van Ark, Follow the Money, 21 februari 2015: www.ftm.nl