Skip to main content

Redactie Beroepseer

Marktwerking in de zorg levert in Verenigde Staten bedroevende resultaten

Eelke van Ark van Follow the Money, het onafhankelijk multimediaal platform voor onderzoeksjournalistiek, sprak samen met directeur Thijs Jansen van Stichting Beroepseer met de Amerikaanse artsen-onderzoekers David Himmelstein en Steffie Woolhandler, beiden hoogleraar aan de Harvard Medical School. Sinds de jaren tachtig doen beiden onderzoek naar de financiële stromen binnen het Amerikaanse zorgstelsel. En ze publiceren erover, een indrukwekkend oeuvre aan wetenschappelijke artikelen inmiddels, waartoe ook het onderzoek behoort waarover Follow The Money berichtte: A Comparison of Hospital Administrative Costs in Eight Nations.

Woolhandler en Himmelstein zijn geinterviewd in het kader van het te verschijnen boek Het alternatief voor de zorg van Stichting Beroepseer over de gezondheidszorg. Onderwerp van gesprek: hoe functioneert marktwerking in het sterk geprivatiseerde Amerikaanse stelsel? Dit interview is een voorproefje op het in november 2015 te verschijnen boek.*)

Het Amerikaanse echtpaar richtte in de jaren tachtig de beweging Physicians for a National Health Program op. Die bestaat inmiddels uit grofweg 20.000 artsen die streven naar verandering binnen de Amerikaanse zorg. Woolhandler: “Als kinderen van de jaren zestig waren we onderdeel van de vredesbeweging. Tijdens onze studie medicijnen werd ons duidelijk hoe onrechtvaardig het zorgstelsel in Amerika in elkaar zit”.

Het Amerikaanse zorgstelsel is notoir duur – 40 procent duurder dan de nummer twee op de internationale lijstjes: het Nederlandse zorgstelsel – en levert voor al die dollars middelmatige uitkomsten. Maar het allergrootste probleem in de Verenigde Staten is het grote aantal Amerikanen dat geen toegang heeft tot de zorg. Woolhandler: “Zelfs nu geprobeerd is het aantal onverzekerden aan te pakken met Obamacare is negen procent van de bevolking nog onverzekerd. Dat zijn ruim 30 miljoen mensen. Daarnaast zijn er nog eens ruim 30 miljoen mensen met een letterlijk totaal waardeloze verzekering die volledig tekortschiet in haar doel; mensen dus die zich mèt verzekering nog steeds geen medische hulp kunnen veroorloven”.
Bijna eenvijfde van de Amerikaanse bevolking heeft dus praktisch nauwelijks toegang tot zorg.

Met name de verzekeringsindustrie profiteert van Obamacare

Obamacare – een programma dat kortgeleden werd ingevoerd door de naamgever ervan, president Barack Obama en algemeen beschouwd als de inlossing een van zijn belangrijkste verkiezingsbeloften – is in de ogen van veel van Himmelstein en Woolhandlers medestanders dé oplossing voor dat probleem. Dat pakte anders uit, zeggen de twee onderzoekers.

Himmelstein: “Obamacare bestaat in de basis uit twee onderdelen. Het eerste is de uitbreiding van het pakket van verzekerde zorg voor de allerarmsten onder Medicaid. De dekking daarvan is nu redelijk goed, hoewel dokters en ziekenhuizen nauwelijks betaald krijgen voor hun diensten onder Medicaid. Dus het kan moeilijk zijn om een dokter te vinden die je wil behandelen, maar als dat eenmaal is gelukt krijg je in elk geval niet alsnog een rekening. Maar de verplichte private verzekering, die geldt voor mensen met een inkomen boven 133 procent van de armoedegrens, kent grote eigen bijdragen. Patiënten moeten gemiddeld 5.000 dollar zelf betalen voor de verzekeraar ook maar iets vergoedt. De meeste mensen met die verzekering hebben dat geld niet”.

Het zijn volgens Himmelstein vooral de commerciële verzekeraars die profiteren van Obamacare. “Honderden miljarden aan overheidsinvesteringen stromen door dit beleid de verzekeringsmarkt op. Zelfs de dekking van het Medicaid programma voor de allerarmsten is nu uitbesteed aan private verzekeraars. Met andere woorden: met name de verzekeringsindustrie profiteert van Obamacare. En de farmaceutische industrie; een groot deel van dat geld wordt namelijk besteed aan medicijnen. Het is erg problematisch”.

“Het grappige is, dat het beleid dat nu Obamacare heet oorspronkelijk door Republikein Richard Nixon werd gepromoot. Je zou het Nixoncare kunnen noemen. Het idee ervoor werd ook geadopteerd door de conservatieve denktank Heritage Foundation. Dit was in de jaren tachtig hun standpunt over het inrichten van de gezondheidszorg”.

Single payer system

Himmelstein en Woolhandler pleiten met hun organisatie voor een single payer system, waarin niet zoals nu verschillende private verzekeringsconcerns de financiële touwtjes in de zorg in handen hebben, maar de overheid.
In het al decennialang sterk geprivatiseerde zorgstelsel van Amerika is dat geen voor de hand liggend standpunt. Himmelstein: “De diagnose die de mainstream denkers binnen ons stelsel hanteren, is dat de prikkels binnen de zorg niet optimaal zijn afgesteld. Dat de professionals die zorg leveren niet geprikkeld worden om kwaliteit te leveren of efficiënt te werken”.
Het idee is, net als in Nederland, dat een fee-for-service ofwel een prestatiebekostiging, zoals wij in ons zorgstelsel nu ook kennen, alleen maar een prikkel geeft om veel volume te leveren en dus uitloopt op hoge kosten.

Het management beslist over zorg, niet de arts

Het belangrijkste effect dat de inrichting en de wijze van financiering van het Amerikaanse zorgstelsel op artsen en verpleegkundigen heeft, is in de ervaring van Woolhandler en Himmelstein deprofessionalisering: niet de arts beslist op basis van medische kennis wat er moet gebeuren, maar steeds vaker beslist het ziekenhuismanagement op basis van eisen die het systeem stelt.

Steeds meer energie, tijd en geld gaat op aan de administratieve en bedrijfsmatige handelingen binnen een ziekenhuis, steeds minder aan zorg. Dat liet ook het onderzoek naar overheadkosten in acht landen van Woolhandler en Himmelstein zien. De gevolgen zijn: gedemoraliseerd personeel.
Himmelstein en Woolhandler geloven niet in een marktgeoriënteerd systeem: “In ieder geval niet in de zorg. Markten werken wel om geld te verdienen, maar ze produceren geen gezondheid”.

Lees het hele interview met Thijs Jansen en Eelke van Ark: Marktwerking in de zorg levert in VS bedroevende resultaten, Follow the Money, 8 augustus 2015: www.ftm.nl

Ziekenhuiskosten: een op de vijf euro’s gaat naar overhead, door Eelke van Ark, Follow the Money, 12 mei 2015: Ziekenhuiskosten: een op de vijf euro’s gaat naar overhead: www.ftm.nl

A Comparison of Hospital Administrative Costs in Eight Nations: U.S. Costs Exceed All Others by Far: www.commonwealthfund.org

*) Het alternatief voor de zorg: humaniteit boven bureaucratie: https://beroepseer.nl/

Ambtenaar in vuurlinie bij burgerparticipatie

Als de overheid aan burgers zelf vraagt om oplossingen te zoeken, roept dat vragen op over de democratische legitimiteit. “De wethouder is niet langer meer degene die beslist. En de ambtenaar komt in de vuurlinie te staan”, aldus Overheidsmanager van het Jaar 2014 Maarten Hajer in een interview met Wouter Boonstra in Binnenlands Bestuur.

Wie beslecht conflicten?
Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, maakt zijn opmerkingen over een meer faciliterende overheid in een recent interview met Sociale Vraagstukken: “Stel, de gemeentelijke plantsoenendienst komt vanwege een verminderd budget niet langer schoffelen, en buurtbewoners nemen deze taak over. Dan nemen de buurtbewoners zich vaak voor er echt iets van te maken. Maar wat als het voetbalveldje zo plaatsmaakt voor een border voor ruikers? Wat als de hondenbezitters het aan de stok krijgen met de bloemenliefhebbers? Wie gaat dat conflict beslechten? Nu kon je in de oude situatie bij de wethouder protesteren als de plantsoenendienst al te ijverig te werk ging, maar in de nieuwe situatie? De wethouder is niet langer meer degene die beslist. En de ambtenaar komt in de vuurlinie te staan”.

Ambtenaar moet de straat op
Volgens Hajer vergt een kleinere overheid van ambtenaren dat ze meer dan voorheen eropuit trekken, goed kunnen communiceren, conflicten weten op te lossen en vaardig zijn in netwerken: “Het zijn vooral de street-level bureaucrats die de continuïteit en kwaliteit van overheid én samenleving bewaken. Ambtenaren moeten de straat op”. Hij doelt hier voornamelijk op professionals die gepokt en gemazeld zijn en alles al een keer voorbij hebben zien komen: “Wijkagenten en welzijnswerkers en andere professionals die zich onder de mensen bewegen en kunnen improviseren. En die zich idealiter gesteund weten door een overheid die faciliteert, eenvoudige regels opstelt, die hun ruimte gunt en waar nodig middelen ter beschikking stelt.”

Aantal beleidsambtenaren fors naar beneden
Wat Hajer betreft zijn professionals nog hard nodig als zaken aan burgers zelf worden overgelaten. Tijdens het interview wijst hij op twee ministeriële gebouwen die heel hoog de lucht insteken. “Daar zou minstens de helft vanaf kunnen. Het aantal beleidsambtenaren kan fors naar beneden. Maar daar staat tegenover dat professionals ‘op de straat’ hard nodig zijn, ook straks. Mensen dus die zich staande weten te houden op moeilijke plekken, zoals de Schilderswijk of de Transvaalbuurt in Den Haag”.

Hajer pleit voor een overheid die zich niet boven maar naast de burger plaatst.

Lees het hele interview ‘Ambtenaar komt in vuurlinie te staan’, door Wouter Boonstra, Binnenlands Bestuur, 31 juli 2015: www.binnenlandsbestuur.nl

Alex Brenninkmeijer over de verdeling van macht en toenemende macht van de overheid

Alex Brenninkmeijer vindt dat de overheid burgerrechten steeds vaker verwart met een aanval op haar macht, en trekt zij daarom juist meer macht naar zich toe: “Dat is een aanmerkelijke verzwakking van de rechtsstaat”. In De Groene Amsterdammer vertelt hij aan Marcel ten Hooven over de verdeling van macht, dat steeds meer politici en beleidsmakers democratie als een probleem zien.
Brenninkmeijer was Nationale Ombudsman tot januari 2015 en is sindsdien lid van de Europese Rekenkamer.

“Een opeenhoping van macht: ik heb er een gruwelijke hekel aan”, zegt Brenninkmeijer. Op de macht moet altijd een rem staan, zeker als ze berust bij een grote machinerie als de staat. In zijn jaren als Nationale Ombudsman (2005-2013) heeft Brenninkmeijer keer op keer moeten optekenen hoe weinig een enkeling tegenover een onwelwillende overheid heeft in te brengen. Die ervaring bracht hem ertoe kritisch te spreken over de ‘verruwing’ in de houding die de overheid tegenover burgers inneemt. In plaats van dienstbaar is de staat niet zelden wantrouwig, ongevoelig of gewoonweg bot en onwetend, luidde zijn boodschap. Daarom is het volgens hem allesbehalve een overbodige luxe dat de Nationale Ombudsman als zaakwaarnemer van de burgers met het gezag van een Hoog College van Staat is bekleed. Op die status kan hij een beroep doen als de regering meent hem als een ondergeschikte te kunnen behandelen.

Voor deze subtiliteit in de verhouding met de Ombudsman bleek de minister die Brenninkmeijer eens de les kwam lezen over diens kritische gezindheid weinig gevoel te hebben. De aanleiding voor het ministeriële ongenoegen waren de bedenkingen die hij uitte bij het politieoptreden tijdens de strandrellen in Hoek van Holland in de zomer van 2009. Terugblikkend zegt Brenninkmeijer: “De politie had gericht en met scherp geschoten op het publiek, in een situatie waarin onderzocht moest worden of dat gerechtvaardigd was. Van de politie evenals van de politiek kwam al snel de afdekkende reactie: die mensen op dat strand hadden zich misdragen. Het was echt voorbarig om het politieoptreden daarmee goed te praten. Het is nogal wat als agenten gericht gaan schieten op publiek en niet weten waar die kogels terechtkomen. Ik zoog mijn argumenten ook niet uit mijn duim, maar baseerde me op jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens”.

Brenninkmeijer heeft een paar keer meegemaakt dat een minister bij zijn met argumenten onderbouwde kritiek, disciplinerend optrad: dat kunt u niet maken, dat mag u niet doen.

Buitenproportioneel en in strijd met de rechtszekerheid

Een ander voorbeeld is de sanctiewet in de sociale zekerheid. Brenninkmeijer noemt deze wet buitenproportioneel en in strijd met de rechtszekerheid: “Niet alleen fraude, maar ook een vergissing van mensen bij het invullen van een formulier kan belachelijk zwaar worden bestraft, zelfs met boetes hoger dan de uitkering. De wet is zo ingericht dat rechters noch wethouders de redelijkheid van zo’n sanctie mogen beoordelen”. Rechtsstatelijke vereisten als proportionaliteit van een straf en zekerheid van schuld werden volgens Brenninkmeijer door de staat genegeerd. Brenninkmeijer protesteerde destijds tevergeefs.

De ex-ombudsman sprak er ook over met de minister en staatssecretaris van Sociale Zaken Asscher en Klijnsma, beiden PvdA. Brenninkmeijer: “Ze waren best bereid naar me te luisteren. dat was het punt niet, maar van meet af aan stond vast dat ze er niets aan zouden doen”. Begin 2015 greep dan toch de rechter in. Het sanctiestelsel werd opengebroken en er kwam ruimte voor rechterlijke toetsing van sancties.

Telkens probeert de politiek de grenzen van de burgerrechten op te zoeken, aldus Brenninkmeijer. En volgens een welhaast vast patroon moet de rechter dan corrigeren. Zo ging het onder meer met de bedbadbrood-regeling, het alcoholslot en de opslag van bel- en internetgegevens.

Enerzijds raakt politiek De Haag macht kwijt aan Brussel en Berlijn, anderzijds trekt men steeds meer macht naar zich toe, constateert Brenninkmeijer. Men bemoeit zich met benoemingen in de rechterlijke macht, slaan steeds vaker uitspraken van de rechter in de wind, evenals die van de Raad van State.

Volgens hoogleraar strafprocesrecht André Klip is in geen enkel Europees land de repressie in de wetgeving zozeer toegenomen als in Nederland. Kan Brenninkmeijer niet terugkeren als ombudsman?

‘Het weefsel erodeert’, door Marcel ten Hooven, De Groene Amsterdammer, 5 augustus 2015: www.groene.nl

Wat te doen tegen stress en werkdruk?

Rien Seip, jurist en senior productmanager bij Loyalis, dienstverlener voor de gezondheidszorg, schreef een blog op Zorgvisie over arbeidsongeschiktheid en stress. Uit recente berichten blijkt dat stress steeds meer veroorzaakt wordt door psychische klachten. In 2015 zelfs vaker dan door lichamelijke klachten. Seip schrijft dat het twintig jaar geleden vooral de oudere werknemers waren die werden getroffen door een burn-out. Vandaag de dag treft arbeidsongeschiktheid door psychische klachten vooral veel jonge mensen. Maar liefst vijftig procent van het langdurig verzuim onder 25- tot 34-jarigen was in 2014 stressgerelateerd.

Seip: “Het is niet zo vreemd dat stress een belangrijke factor is geworden in ziekteverzuim. De manier van werken is de afgelopen jaren ontzettend veranderd. De snelheid waarin zorgtaken moeten worden uitgevoerd, ligt hoog. En dat veroorzaakt vaak veel werkdruk. Lopen de gemoederen hoog op en bestaat er bij de werkgever weinig begrip? Dan kan het snel gaan. Voordat je het weet raakt een medewerker arbeidsongeschikt. Een onwenselijke situatie voor alle betrokkenen. Niet alleen voor de werknemer, maar ook voor de werkgever”.

Het begint bij bewustwording

Volgens Seip is het heel belangrijk dat alle partijen ervan doordrongen zijn wat de mogelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid zijn. Want natuurlijk wordt in eerste instantie met de werkgever gekeken naar een andere werkplek binnen de organisatie. Een intensieve zoektocht die helaas niet per se vruchtbaar is. Baangaranties worden niet gegeven. Bij werkloosheid valt iemand echt in een gat. Psychisch, maar ook financieel. Het is dus zaak om dát te voorkomen. Daar zijn verschillende middelen voor.
Seip noemt er twee:
1. Verzuim voorkomen door inzicht en vitaliteitsinstrumenten
2. Aandacht voor de bedrijfscultuur

Voorlichting aan werknemers en werkgevers helpt het bewustzijn over de gevolgen van verzuim te vergroten. Pas als er inzicht is in stressfactoren zoals de werkdruk, kun je de juiste preventieve maatregelen nemen. Om dat inzicht te verkrijgen en vervolgens preventief te handelen, bestaan zogeheten vitaliteitsinstrumenten. Bijvoorbeeld werknemersenquêtes waarin gezocht wordt naar knelpunten. Of trainingen voor het management over omgaan met arbeidsongeschiktheid.

Maar, uiteindelijk moet je als organisatie vooral aandacht hebben voor de cultuur van het bedrijf. Waarom gebeuren de dingen zoals ze gebeuren en welke impact heeft dat op werknemers? En staan er veranderingen op stapel, zoals een reorganisatie? Houd er dan rekening mee wat dit doet met de hele organisatie. Seip besluit met het advies vooral te letten op de jongere werknemer.

Lees de hele blog van Rien Seip: De grote stressfactor, Zorgvisie, 5 augustus 2015: www.zorgvisie.nl

Meeste uitval arbeidsmarkt door psychische kwaal, door Ingrid Weel, Trouw, 20 mei 2015: www.trouw.nl

Verzuim door stress op steeds jongere leeftijd, ArboNed, 18 maart 2015:  www.werkenbijarboned.nl

Vereniging Fysiotherapie & Wetenschap start onderzoek naar relatie minister Schippers en zorgverzekeraar

Op initiatief van drs Martin Keesenberg, bestuurslid en oprichter van de Vereniging Fysiotherapie & Wetenschap, is er een onderzoek gestart naar de invloed van zorgverzekeraars in Nederland op de politieke beslissingen van minister Schippers van Volksgezondheid.

Met dit onderzoek wil men op een termijn van vijf jaar vaststellen wat de invloed is (geweest) op de politieke beslismomenten ten aanzien van naturabeleid (zonder aantoonbare gunstige effecten) en het beroepsgeheim.

Het is de bedoeling dat een onderzoeksjournalist dit onderzoek uitvoert en daarover publiceert. Het onderzoek wordt gefinancierd door middel van Crowdfunding.

De Vereniging Fysiotherapie & Wetenschap (F&W) is een netwerk van academische fysiotherapeuten en academici in binnen- en buitenland ter facilitatie van wetenschappelijk fysiotherapeutisch onderzoek en biedt een online platform met digitale middelen voor de uitvoering van onderzoek.

Zie site vereniging F & W: Onderzoek relatie Edith Schippers VVD versus Zorgverzekeraar, Fysiotherapie & Wetenschap, 2 augustus 2015: www.fysiotherapiewetenschap.com

Professor Jos Dute: Geen wettelijke basis voor tussentijdse factuurregeling Jeugdzorg

De tussentijdse regeling voor medische gegevens op de factuur van jeugdhulpverleners aan de gemeente is niet mogelijk op basis van de Jeugdwet. Dat zegt professor Jos Dute, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Radboud Universiteit in Nijmegen tegen Reinout Barth van Privacy Barometer.

Vrijdag 31 juli 2015 schreef staatssecretaris Van Rijn nog aan de Tweede Kamer dat een tussentijdse regeling mogelijk is op basis van de Jeugdwet. Volgens professor Dute is dit niet juist. “Artikel 7.3.11, lid 5 Jeugdwet biedt geen grondslag voor een dergelijke regeling”. De professor legt daarbij uit dat ook nergens uit de parlementaire toelichting bij de Jeugdwet blijkt dat dit artikel zo gebruikt mag worden.

Privacy Barometer meldde al op 14 juli 2015 dat de Jeugdwet helemaal geen ruimte toestaat voor een tussentijdse regeling. Hoogleraar Dute bevestigt deze inschatting nu. Het ligt ook voor de hand dat het niet mag, omdat de staatssecretaris onlangs met een wetsvoorstel is gekomen om de factuurregeling mogelijk te maken. Volgens Dute is dat inderdaad niet logisch. “Dit is met elkaar in tegenspraak. De ministeriële regeling lijkt me een gelegenheidsoplossing.”

Geheimhoudingsplicht

Om tot een goede regeling te komen moet volgens professor Dute sowieso aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. “De ministeriële regeling zal onder meer moeten vastleggen welke gegevens moeten worden verstrekt, wie (binnen de gemeente) toegang krijgt tot de betreffende gegevens, dat deze gebonden is aan een geheimhoudingsverplichting en dat de gegevens niet voor andere doeleinden mogen worden gebruikt dan voor het doel waarvoor ze zijn verzameld namelijk financiële controle”.

Jurist Ab van Eldijk is het met deze analyse eens en zet deze wettelijke voorwaarden nog scherper neer. “Een regeling moet aan strenge voorwaarden voldoen, zoals toetsing op subsidiariteit, proportionaliteit, noodzakelijkheid en voorzienbaarheid”. Van Eldijk is voorzitter van de stichting KDVP, die zich al jaren inzet voor het behoud van privacy in de zorg. “Daarbij moet de minister bij indiening van een wetsvoorstel laten zien dat een toetsing aan deze beginselen heeft plaatsgevonden”.

Noch voor de het wetsvoorstel, noch voor de tussentijdse regeling lijkt deze toets te hebben plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft geen Privacy Impact Assessment uitgevoerd. Dit is wel verplicht.

Zowel professor Dute als jurist Van Eldijk stellen dat er een duidelijke geheimhoudingsplicht moet zijn. Dute zegt dat dit vanwege de Wet bescherming persoonsgegevens ook verplicht is. Van Eldijk stelt dat het in de tussentijdse regeling “onduidelijk is of dat het medisch beroepsgeheim is of een willekeurige geheimhoudingsverklaring”.

Gemeenten willen medische gegevens over patiënten in de jeugdzorg hebben voordat ze voor die zorg willen betalen. Het medisch beroepsgeheim staat dit echter niet toe. Het medisch beroepsgeheim zorgt er juist voor dat mensen in vertrouwen bij een hulpverlener over hun problemen kunnen praten zonder dat de gemeente meekijkt.

Lees het hele artikel Hoogleraar: ‘Geen wettelijke basis factuurregeling Jeugdzorg’, door Reinout Barth, Privacy Barometer, 4 augustus 2015: www.privacybarometer.nl

Levenslessen van politiechef Liesbeth Huyzer

In Het Financieele Dagblad vertelt Liesbeth Huyzer aan René Bogaarts in een interview dat het een verrijking is de dingen vanuit een ander perspectief te bekijken: “Als je vanuit een ander perspectief naar dingen kijkt, zijn ze niet meer hetzelfde als voorheen, niet meer zo zwart-wit. Die instelling is altijd de leidraad in mijn leven en mijn werk geweest. Zo kijken maakt dingen kleurrijker, mooier, maar helaas ook ingewikkelder dan we soms graag zouden willen”.

Huyzer werd in 2013 benoemd tot chef van de grote politie-eenheid Noord-Holland, de regio van Texel tot Nieuw-Vennep, behalve Amsterdam en het Gooi. Het is een belangrijke post in de politiewereld. Dat is opvallend, omdat Huyzer daar pas tien jaar terug als zij-instromer is beland. De juriste begon haar loopbaan bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedsel en werd in 1998 hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken van de directie Politie op het ministerie van Binnenlandse Zaken: “Toen ik na twee jaar plaatsvervangend directeur Politie werd, kwam ik pas echt nauw met de politie en de korpsleidingen in contact. Er werd me al snel gevraagd of ik niet toe wilde treden, wat ongebruikelijk is omdat het ministerie toch een beetje als ‘de vijand’ werd gezien. Ik zei nee, want ik wist wel veel van beleid maar ik was niet opgeleid om zo’n organisatie operationeel aan te sturen. Pas toen Bernard Welten, toen korpschef van Amsterdam-Amstelland, me vroeg het korps te helpen op een andere manier om te gaan met de buitenwereld en het ministerie heb ik ja gezegd. Dáár lag mijn ervaring”.

Op de vraag wanneer ze heeft geleerd vanuit verschillend perspectief naar dingen te kijken, kan ze geen antwoord geven: “Ik heb het altijd gehad. Ik ben opgegroeid in een gereformeerd milieu, waar oordelen flink aan de orde waren. De veelbesproken vraag of iemand goed of slecht was, draaide er altijd op uit dat de goeden gereformeerd waren. Daar maakte ik me boos over. We woonden in Breda en veel van mijn vriendjes en vriendinnetjes waren katholiek. Ik zette me af tegen regels. Als A plus B altijd C was, durfde ik te veronderstellen dat er ook wel andere variaties waren. Thuis heb ik me er altijd tegen verzet dat ik meisjes-dingen moest doen, ik wilde ook best de auto wassen zoals mijn broertjes. Regels volgen alleen omdat iemand zegt dat het moet, daar heb ik moeite mee. Ik heb sterk de neiging te vragen waarom we iets doen. Zo kennen ze me ook op mijn werk”.

Het interview vindt plaats op de dag dat bekend wordt dat een agent uit haar eenheid zich voor de rechter moet verantwoorden voor poging tot doodslag na een schietincident in Haarlem eerder dit jaar. Die vervolging hakt er diep in bij de politie, en ook Huyzer laat haar frustratie merken: “Ik kan me weleens opwinden over de ongenuanceerdheid waarmee over het optreden van de politie wordt gesproken. Je werkt met een wapen en je moet vaak in een split second beslissen of je moet schieten. Achteraf is het makkelijk praten, maar die collega stónd daar. Ziet de samenleving wel wat wij doen?”

Lees het hele interview: ‘Een ander perspectief maakt dingen mooier, en ingewikkelder’, door René Bogaarts, Financieele Dagblad, 2 augustus 2015: http://fd.nl

Revolutie van de regio: nieuwe samenwerkingsverbanden tussen overheid, onderwijs en bedrijfsleven

In maart 2015 schoof burgemeester Niels Joosten van Doetinchem aan bij de vaste Kamercommissie Onderwijs (OCW). Aanleiding was een verkenning van de commissie over het belang van de Duitse taal in het onderwijs. Joosten betoogde dat beheersing van het Duits van groot economisch belang is voor de Achterhoek.

Ton de Korte, hoofd afdeling Projecten en Advies van CAOP, kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken in het publieke domein, schrijft dat sectorfondsen*) de regionale arbeidsmarkten veel te bieden hebben en dat de eerste voorzichtige stappen tot samenwerking zijn gezet.

Het betoog van burgemeester Joosten illustreert het toenemend zelfbewustzijn van de regio’s, want, aldus De Korte, de burgemeester trok bij de commissie OC&W gezamenlijk op met de secretaris van het POA, het Platform Onderwijs Arbeidsmarkt Achterhoek. Daarin werken overheden, werkgevers, vakbonden en het lokale onderwijs samen. De publieke en de private sector werken daarmee eendrachtig aan het oplossen van knelpunten op de arbeidsmarkt.

Als paddestoelen uit de grond

Gelderland kent meer van dit soort regionale samenwerkingsverbanden. Die sluiten naadloos aan bij het arbeidsmarktbeleid van de provincie: de plaatselijke arbeidsmarkt wordt ondersteund door het bevorderen van regionale samenwerking. Vanuit dit beleid schieten de regionale arbeidsmarktprojecten in Gelderland als paddenstoelen uit de grond. Zo is er een project voor intersectorale arbeidsmobiliteit, dat werkgevers uit diverse bedrijfstakken bijeen brengt. Gezamenlijk proberen zij boventallige werknemers te herplaatsen voor er ontslagen vallen en mensen in de uitkering belanden.

Ook elders in het land ontstaan dit soort regionale arbeidsmarktorganen, waarbij overheden, onderwijs en bedrijfsleven gezamenlijk optrekken. Opvallend bij deze initiatieven is dat het samenwerken met de sectorale arbeidsmarktfondsen sterker kan. Dat zijn er meer dan honderd, waarvan een kleine twintig in het publieke domein (zoals overheid, onderwijs en zorg). Onderdeel van hun werk is het bijdragen aan de kwaliteit van het werk in de sector en aan een goed functionerende arbeidsmarkt met onderzoek, kennis, projecten. Zij hebben ook regio’s veel te bieden, en steeds vaker gaat het om maatwerk.

De sectorfondsen hebben te maken met drie ingrijpende veranderingen die zich op de arbeidsmarkt hebben voorgedaan.
– De toegenomen employability, de inzetbaarheid van werkenden.
– Regionalisering. In het sociaal akkoord van 2013 is afgesproken om de arbeidsmarkt in 35 regio’s op te knippen.
– De groei van het aantal flexibele werknemers: zzp’ers, gedetacheerden, payrollers, uitzendkrachten, medewerkers die wel werkzaam zijn binnen de sector maar niet op de loonlijst staan, niet onder de desbetreffende cao vallen en dus – met enkele uitzonderingen – ook niet onder de werkingssfeer van het sectorfonds. Zo’n 25 tot 30 procent van de werkenden in Nederland kan geen gebruik maken van de voorzieningen van de sectorale arbeidsmarktfondsen. Sommige sectorfondsen overwegen of ze hun faciliteiten ook beschikbaar kunnen maken voor deze ‘flexwerkers’, mede op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid  (SZW) en de Stichting van de Arbeid.

Revolutie van de regio

Regionalisering biedt sectorfondsen nieuwe perspectieven. Sectorfondsen van het HBO en de universiteiten hebben de mobiliteit tussen beide sectoren onderzocht. Het sectorfonds voor de sociale werkvoorziening (SBCM) werkt samen met zo’n vijftien andere sectorfondsen aan pilots en experimenten om mensen met een beperking duurzaam geplaatst te krijgen.

In het najaar van 2013 wees de Tilburgse arbeidsmarktspecialist Ton Wilthagen, tevens adviseur van de Sociaal Economische Raad (SER), bij de opening van het academisch jaar op het belang van de regionalisering van de arbeidsmarkt. Revolutie van de regio, zo noemde hij het. Mensen willen graag werken in dezelfde regio. Daar komt bij dat steeds meer bedrijven, instellingen en overheden zich regionaal organiseren, waarbij de bedrijven zorgen voor werkgelegenheid en de publieke sector helpt door het aanleggen van infrastructurele voorzieningen, bijvoorbeeld via het onderwijs en het investeringsklimaat. Steeds meer regio’s ontwikkelen zich zo tot sterke economische spelers, zoals Eindhoven (Brainport), Twente en Wageningen (Food Valley).

De grote omhelzing tussen regionale en (inter)sectorale initiatieven kost aldus De Korte, veel nadenken, overleg en tijd: “Tijd om te onderzoeken waarom en hoe je als betrokken partijen, zoals sociale partners en werkgevers, gemeenten en UWV, de sectoroverschrijdende en regionale samenwerking kan versterken. In het recente rapport ‘Advies Werkloosheid voorkomen, beperken en goed verzekeren. Een toekomstbestendige arbeidsmarktinfrastructuur en Werkloosheidswet’ van de SER over de werking van de arbeidsmarkt wordt aan de Stichting van de Arbeid gevraagd de samenwerking tussen sectoren en regio’s te monitoren en te stimuleren. Een mooie uitdaging!”

*) Een sectorfonds heeft tot doel het algemeen belang van een bedrijfstak – bouw, landbouw, industrie of detailhandel – te behartigen. Sectorfondsen worden meestal gefinancierd door de werkgevers in die specifieke sector, op basis van CAO- afspraken.

Sectorfondsen hard nodig op regionale arbeidsmarkten, door Ton de Korte, CAOP, 29 juli 2015: www.caop.nl

Advies Werkloosheid voorkomen, beperken en goed verzekeren: Een toekomstbestendige arbeidsmarktinfrastructuur en Werkloosheidswet, SER, februari 2015: www.ser.nl

 

Onderzoek onder wijkverpleegkundigen moet meehelpen aan omslag: Van ‘systeemwereld’ naar ‘leefwereld’

De regionale kruisvereniging West-Brabant doet vaak eigen onderzoek. Momenteel laat de vereniging door het adviesbureau voor de publieke sector BMC Advies onderzoek doen naar de meerwaarde van een ‘leefwereldbenadering’ binnen de wijkverpleging. Met het onderzoek hoopt de vereniging wijkverpleegkundigen en andere professionals te helpen los te komen van de ‘systeemwereld’. De eerste resultaten worden najaar 2015 verwacht.

Volgens Henk van Tilborg van de regionale kruisvereniging is een omslag in denken en doen van de ‘systeemwereld’ naar de ‘leefwereld’ nog steeds niet tot stand gebracht binnen de zorg en het sociaal domein: “Reeds tien jaar geleden werd deze omslag voorspeld, maar recent bleek dit één van de weinige voorspellingen die niet is uitgekomen”. Zie het essay Beleef de onzichtbare overheid, 2015 dat al in 2005 werd geschreven door Arre Zuurmond, Bert Mulder en Marcel Bullinga. In hun essay doen zij tal van voorspellingen die tien jaar later realiteit zijn geworden, hoewel vele nog in de kinderschoenen staan.

Ondanks de decentralisaties en de hervormingen in de zorg blijven oude werkwijzen volgens Van Tilborg hardnekkig bestaan.

Kenmerken van de leefwereld zijn in wezen de kenmerken van de presentiebenadering waarbij de zorggever zich aandachtig en toegewijd betrekt op de ander. Er wordt niet alleen uitgegaan van de hulpvraag, maar ook van het verlangen van mensen, van het appèl dat uitgaat van behoeftigheid en van wat fatsoenlijke mensen zouden doen. Het gaat om naast de ander staan, naastenliefde, dialoog en de dagelijkse werkelijkheid als uitgangspunt nemen.

Het onderzoek wordt uitgevoerd onder ‘wijkzusters’ van Surplus Zorg, Thuiszorg West-Brabant en zorgorganisatie Elisabeth Breda. Gekeken wordt onder meer in hoeverre de leefwereldbenadering – zoals vastgelegd in een keurmerk van CIIO*) – uitwerking heeft op cliënten en wijken.
Het keurmerk van CIIO moet volgens de kruisvereniging een alternatief bieden voor ‘systeemgerichte’  instrumenten als de CQ-index (Consumer Quality Index) , die recent in de ijskast is gezet door staatssecretaris Van Rijn. Zie de Kamerbrief van 26 juni 2015 over de voortgang van het plan van aanpak Waardigheid en trots. Liefdevolle zorg voor onze ouderen.

Het vorige onderzoek van kruisvereniging West-Brabant, De wijkzuster terug in West-Brabant – worden we er beter van?, werd landelijk nieuws. Het was medeverantwoordelijk voor de opname van € 250 miljoen voor wijkverpleegkundigen in het huidige regeerakkoord.

*) Toetsingskader cliëntgestuurde wijkzuster, CIIO: www.ciio.nl

Kruisvereniging onderzoekt meerwaarde van leefwereldbenadering in wijkverpleging, Zorg en Z…, 21 juli 2015: http://zorgenz.nl

Beleef de onzichtbare overheid, 2015: https://marcelbullinga.files.wordpress.com

Kamerbrief over voortgang Waardigheid en trots. Liefdevolle zorg voor onze ouderen, 26 juni 2015: www.rijksoverheid.nl

Rapport Waardigheid en trots. Liefdevolle zorg voor onze ouderen, Rijksoverheid, 10 februari 2015: www.rijksoverheid.nl

De wijkzuster terug in West-Brabant – worden we er beter van? Een onderzoek naar de maatschappelijke kosten en batendoor d r.ir. E.H. van der Meer, BMC Advies, september 2011: www.bmcadvies.nl

Wat is presentie?: http://www.presentie.nl/wat-is-presentie


U P D A T E

De Kracht van het Alledaagse. Een onderzoek naar kenmerken, bepalende factoren en meerwaarde van de leefwereldbenadering in de wijkverpleging, Regionale Kruisvereniging Noord-Brabant, Februari 2016: https://dekruisvereniging.nl